NL1017859C2 - Inrichting voor het uitschenken van een of meer flu´dumhouders, zoals drankblikken. - Google Patents

Description

Inrichting voor het uitschenken van een of meer fluïdumhouders. zoals drankblikken.

De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor het uitschenken van een of meer fluïdumhouders, zoals drankblikken.

5 De inrichting volgens de onderhavige uitvinding is met name geschikt voor zogenaamde "event-horeca". Event-horeca wil zeggen het aanbieden van consumpties bij grote evenementen, zoals bijvoorbeeld popconcerten, beurzen, sportwedstrijden en dergelijke.

Een belangrijke complicatie bij event-horeca is dat de distributiepunten waar de 10 consumpties worden aangeboden doorgaans niet beschikken over optimale infrastructuur. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld een wateraansluiting en een afvoer doorgaans ontbreken.

Wanneer in distributiepunten bijvoorbeeld frisdrank wordt aangeboden, kan gebruik worden gemaakt van zogenaamde concentraten. Deze concentraten worden 15 doorgaans met behulp van een pistool in een opvangorgaan, zoals een glas of een beker, uitgeschonken. De fabrikant levert het concentraat aan en de eindgebruiker voegt aan het concentraat zelf water toe. Dat wil zeggen dat de kwaliteit van het eindproduct dat de consument voorgeschoteld krijgt, afhangt van het water dat de eindgebruiker toevoegt. Met behulp van een pistool kan het personeel relatief veel glazen vullen per 20 tijdseenheid. Maar de kwaliteit van het product dat door de consument wordt ontvangen is niet constant, omdat niet elke eindgebruiker water van dezelfde kwaliteit aan het concentraat toevoegt. Wanneer infrastructuur, zoals waterleiding, ontbreekt, dan moet de eindgebruiker bovendien zelf in bijvoorbeeld een vrachtwagen grote hoeveelheden water, koolzuurgas en dergelijke aanvoeren.

25 Als alternatief kan men in de distributiepunten gebruik maken van voorverpakte frisdrank. Frisdrank kan bijvoorbeeld worden uitgeschonken uit flessen of blikken. Een belangrijk nadeel van deze optie is dat het uitschenken van flessen en blikken relatief veel tijd vergt.

Voor het uitschenken van een blik moet het personeel de volgende handelingen 30 uitvoeren: uit een verpakking, van bijvoorbeeld 24 blikken, moet een blik worden losgemaakt. Het blik moet met de hand worden geopend. Vervolgens moet het blik worden uitgeschonken in een glas of een beker, het blik moet worden weggegooid in een afvalbak en daarna kan de beker aan de klant worden overhandigd. Al deze s: 2 handelingen tezamen zorgen ervoor dat het personeel relatief weinig consumpties per persoon per tijdseenheid over de toonbank krijgt.

Gezien de nadelen die hierboven zijn beschreven, is het doel van de onderhavige uitvinding om te voorzien in een inrichting van het in de aanhef genoemde soort, 5 waarbij in relatief korte tijd veel consumpties aan klanten kunnen worden overhandigd.

Dat doel wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt doordat de inrichting is voorzien van een frame, aan het frame bevestigde doorboorelementen, zoals doornen, voor het doorboren van de wand van een in de inrichting geplaatste fluïdumhouder, welke doorboorelementen aansluiten op uitstroombuizen voor het geleiden van uit de 10 fluïdumhouders vrijgekomen fluïdum naar opvangorganen, zoals glazen of bekers, waarbij de inrichting opneemmiddelen omvat voor het opnemen van fluïdumhouders in een eerste of beginstand, waarbij de opneemmiddelen zijn ingericht voor het in de eerste stand positioneren van de fluïdumhouders in het verlengde van de doorboorelementen, en waarbij de inrichting verplaatsingsmiddelen omvat die 15 aangrijpen op de buitenwand van de fluïdumhouders voor het verplaatsen van de fluïdumhouders van de eerste of beginstand naar een doorboorstand, in welke doorboorstand de fluïdumhouders tenminste gedeeltelijk over de aan het frame bevestigde doorboorelementen zijn bewogen, voor het met behulp van de doorboorelementen vrijgeven van het fluïdum uit de fluïdumhouders.

20 Met behulp van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding kan men tegelijkertijd meerdere drankblikken uitschenken. De blikken worden in de inrichting geplaatst en vervolgens worden de blikken met behulp van de verplaatsingsmiddelen over de doornen geschoven. In een keer stromen alle doorboorde blikken via de uitstroombuizen uit in glazen of bekers. De blikken zijn waarschijnlijk aan de 25 bovenzijde voorzien van een met de hand te openen sluiting. Deze sluiting hoeft niet te worden gebruikt omdat het doorboorelement de wand van het blik perforeert. Door de maatregelen die hierboven zijn beschreven, is het mogelijk om een product met een gegarandeerde kwaliteit in relatief korte tijd uit te schenken en aan de klant aan te bieden.

30 Volgens de uitvinding is het voordelig dat de opneemmiddelen een eerste blok omvatten, dat verplaatsbaar in het frame is aangebracht tussen de eerste stand en de doorboorstand, waarbij het blok, gezien in een gebruikstoestand, een vanaf de bovenzijde toegankelijk opneemvlak heeft, voor het ontvangen van de fluïdumhouders.

3

Daarbij is het voordelig dat het eerste blok de doorboorelementen in de eerste of begintoestand geheel omsluit.

Door deze maatregel is het mogelijk om de doorboorelementen, zoals doornen, stationair aan het frame te bevestigen. Dat betekent dat ook de uitstroombuizen 5 stationair aan het frame bevestigd kunnen zijn. De blikken, die moeten worden uitgeschonken, worden over doornen heen geschoven. Dat wil zeggen dat complexe constructies waarbij verplaatsbare doornen aan verplaatsbare uitstroombuizen moeten worden bevestigd, kunnen worden vermeden.

Omdat de doornen in de eerste of de beginstand geheel zijn opgenomen in het 10 eerste blok, is de inrichting volgens de uitvinding ook veilig. De relatief scherpe doornen komen alleen maar uit het eerste blok vrij op het moment dat er blikken met de doom moeten worden geopend. Een gebruiker kan zich niet verwonden aan de scherpe doornen.

Volgens de uitvinding is het verder voordelig dat het blok voorzien is van 15 veermiddelen, voor het opbouwen van een veerkracht, tijdens het verplaatsen van het blok vanaf de eerste of beginpositie naar de doorboorpositie.

Door deze maatregel wordt bereikt dat na het legen van de blikken, de blikken automatisch, door de in de veren opgebouwde veerkracht, los worden gedrukt van de doornen. Het eerste blok zal onder inwerking van de veerkracht omhoog bewegen, 20 waarbij de blikken vrijkomen van de doornen en waarna de blikken kunnen worden weggenomen van de doornen.

Volgens de uitvinding is het voordelig dat de verplaatsingsmiddelen een tweede blok omvatten, dat verplaatsbaar aan het frame is bevestigd, welk tweede blok, in de gebruikerstoestand van de inrichting, een vanaf de onderzijde daarvan toegankelijk 25 aangrijpvlak omvat voor het aangrijpen op in de inrichting geplaatste fluïdumhouders.

Door de verplaatsingsmiddelen uit te voeren als blok is een relatief eenvoudige constructie nodig waarbij het blok vanaf de onderzijde bereikbaar is en met behulp van de onderzijde kan aangrijpen op de bovenkant van in de inrichting geplaatste fluïdumhouders, zoals blikken. Door gebruik te maken van een eerste en een tweede 30 blok, volgens de vinding, is een constructie mogelijk waarbij de ruimte tussen beide blokken vrij toegankelijk is voor het tussen de blokken neerzetten resp. wegnemen van de fluïdumhouders.

1017859 4

Volgens de uitvinding is het verder voordelig dat het aangrijpvlak voorzien is van perforeerelementen.

Op het moment dat het tweede moment omlaag wordt bewogen om aan te grijpen op de bovenzijde van de fluïdumhouders is het voordelig dat met behulp van het 5 tweede blok de bovenzijde van de fluïdumhouders wordt geperforeerd, om het uitstromen van fluïdum uit de fluïdumhouders te bevorderen.

Volgens de uitvinding is het verder mogelijk dat in de perforeerelementen een kanaal is aangebracht voor het doorlaten van een gedoseerde hoeveelheid lucht door de perforeerel ementen.

10 Doordat de bovenzijde van de fluïdumhouders is geperforeerd met behulp van de perforeerelementen, kan het fluïdum aan de onderzijde uit de fluïdumhouders stromen. In de perforeerelementen zijn kanaaltjes aangebracht voor het gedoseerd toelaten van lucht vanuit de omgeving in de fluïdumhouders. De grootte van deze kanaaltjes bepaalt de hoeveelheid lucht die via de perforeerelementen in de fluïdumhouders kan stromen.

15 Dat wil zeggen dat de grootte van de kanalen de snelheid bepaalt waarmee de fluïdumhouders kunnen leegstromen. Met andere woorden door de aanwezigheid van de kanalen in de perforeerelementen kan worden bewerkstelligd dat de fluïdumhouders met een constante uitstroomsnelheid leegstromen.

Volgens de uitvinding is het verder voordelig dat de perforeerlementen zijn 20 aangebracht op een plaat, die losneembaar in de inrichting is aangebracht.

Het voordeel van deze maatregel is dat dat gedeelte van het eerste blok contact maakt met het inwendige van de fluïdumhouders uit de inrichting kan worden verwijderd om te worden gereinigd. Wanneer dit gedeelte van het eerste blok is gereinigd wordt voorkomen dat bij het opnieuw gebruiken van de inrichting 25 fluïdumhouders kunnen worden vervuild of besmet met behulp van de perforeerelementen.

Volgens de uitvinding is het verder voordelig dat het tweede blok met door de hand bekrachtigen middelen, zoals een hendel, omvat voor het verplaatsen van het tweede blok ten opzichte van het frame. Door de aanwezigheid van deze 30 bekrachtigingsmiddelen is het mogelijk om de inrichting volgens de uitvinding met de hand te bedienen. Zoals hierboven als is aangegeven, is op distributiepunten bij zogenaamde event-horeca vaak geen infrastructuur aanwezig. Dat betekent dat ook een t? ; ! 5 stroombron doorgaans ontbreekt. Door het met de hand te kunnen bedienen van de inrichting wordt het gebruiksgemak van de inrichting verder verbeterd.

Volgens de uitvinding is het mogelijk dat de middelen voor het verplaatsen van het tweede blok een excenter omvatten. Door gebruik te maken van een excenter is een 5 relatief eenvoudige constructie van de inrichting volgens de vinding mogelijk.

Volgens de uitvinding is het verder voordelig dat de inrichting middelen omvat voor het pletten van fluïdumhouders, na het uitschenken van die fluïdumhouders met behulp van de inrichting.

Door de aanwezigheid van een pletorgaan wordt de hoeveelheid afval die uit de 10 inrichting vrijkomt tot een minimum beperkt. Nadat de fluïdumhouders zijn leeggestroomd kan een gebruiker de fluïdumhouders met het pletorgaan klein maken. Vervolgens kan het afval, met een beperkt volume, in een opslagruimte zoals bijvoorbeeld een afvalbak worden gestort.

Volgens de uitvinding is het voordelig dat de inrichting voor het pletten van de 15 fluïdumhouders worden gevormd door het eerste en het tweede blok.

Het effect van deze maatregel is dat een gebruiker de fluïdumhouders in een vloeiende beweging de volgende stappen kan laten doorlopen: om te beginnen worden de fluïdumhouders over de stationaire doorboorelementen, zoals doornen, geschoven. Deze beweging wordt aan de fluïdumhouders opgedrongen met behulp van het tweede 20 blok dat aangrijpt op de bovenzijde van de fluïdumhouders. Tijdens het omlaag bewegen van de fluïdumhouders worden bovendien de bovenzijde van de fluïdumhouders geperforeerd met behulp van de perforeerelementen die zijn bevestigd aan het tweede blok. Deze beweging kan aan de fluïdumhouders worden opgedrongen doordat bijvoorbeeld met behulp van een handel het tweede blok in verticale richting 25 omlaag wordt bewogen. Vervolgens laat de gebruiker de fluïdumhouders leegstromen. Op het moment dat de fluïdumhouders inderdaad leeg zijn kan de gebruiker bijvoorbeeld met behulp van een handel het tweede blok verder omlaag bewegen om de fluïdumhouders te pletten tussen het eerste blok en het tweede blok. Daarna beweegt de gebruiker het tweede blok omhoog ten opzichte van het eerste blok, zodat de gebruiker 30 de inmiddels geplette fluïdumhouders tussen beide blokken kan wegnemen.

Uiteindelijk resteert een afvalproduct met een gering volume.

De inrichting volgens de uitvinding is met name geschikt voor het plaatsen en uitschenken van zogenaamde sixpacks. Een "sixpack" is een groep van zes Γ/ 6 fluïdumhouders die gezamenlijk zijn verpakt. Deze sickpacks zijn als geheel door personeel goed te verwerken. Zes drankblikken zijn gezamenlijk niet te zwaar en kunnen gemakkelijk in de inrichting worden geplaatst. De sixpacks zijn meestal als geheel geseald. De gesealde blikken kunnen gezamenlijk in de inrichting worden 5 geplaatst en gezamenlijk worden uitgeschonken. Na het uitschenken houdt men als restproduct de aan elkaar gesealde lege blikken over. Dat betekent dat tijdens het gebruik van de inrichting een orderlijke hoeveelheid afVal overblijft, die goed is te stapelen, en eenvoudig is af te voeren lege blikken.

Het gebruiksgemak van de inrichting volgens de uitvinding wordt verder 10 verbeterd doordat de inrichting modulair is opgebouwd, waarbij het eerste blok en de doorboorelementen gezamenlijk een losneembaar in de inrichting aangebrachte module vormen.

Verder is het mogelijk dat het tweede blok met de perforeerelementen als losneembare module in die inrichting is aangebracht.

15 Door de modulaire opbouw van de inrichting volgens de uitvinding is het mogelijk om die delen van de inrichting die contact maken met het fluïdum uit de inrichting te verwijderen en te reinigen. De losse blokken kunnen bijvoorbeeld in een afwasmachine worden geplaatst. Op deze manier is het onderhoud aan de inrichting volgens de vinding erg eenvoudig en snel uit te voeren.

20 Volgens de uitvinding is het mogelijk dat het aangrijpvlak van het tweede blok in hoofdzaak parallel verloopt ten opzichte van het opneemvlak, voor, tijdens en na het verplaatsen van het tweede blok ten opzichte van het frame.

Verder is het mogelijk dat het frame aan de onderzijde is voorzien van wielen.

De uitvinding zal verder worden beschreven aan de hand van de bijgaande 25 figuren waarin:

Fig. 1 een zijaanzicht is van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 een zijaanzicht is, gedeeltelijk in dwarsdoorsnede, van de inrichting die zich bevindt in de eerste of de begintoestand.

Fig. 3 een zijaanzicht is, gedeeltelijk in dwarsdoorsnede, van de inrichting 30 waarbij de blokken zich bevinden in de doorboorpositie.

Fig. 4 een vooraanzicht is, gedeeltelijk in dwarsdoorsnede, van de stand van de inrichting volgens fig. 2.

1017850 7

In fig. 1 is de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding afgebeeld. De inrichting omvat een onderstel 2, dat bijvoorbeeld is opgebouwd uit aluminium buizen 3. Het onderstel 2 is aan de onderzijde voorzien van wielen 4, waarbij tenminste een deel van de wielen 4 is voorzien van een rem 5, zodat de inrichting 1 in een stabiele 5 toestand op een ondergrond 6 is vast te zetten. Het onderstel 2 is aan de bovenzijde voorzien van een werkblad 7. Op dit werkblad 7 kunnen glazen of bekers 8 geplaatst worden. Het werkblad 7 is geperforeerd zodat het fluïdum dat wordt gemorst langs de houders 8 kan wegstromen via een aftapleiding 9. In het gebruik kan onder de aftapleiding 9 bijvoorbeeld een opvangemmer geplaatst zijn. Op het onderstel 2 is 10 verder een uitschenkinrichting 10 geplaatst. Deze uitschenkinrichting 10 wordt gebruikt voor het met behulp van een enkele handeling tegelijkertijd uitschenken van meerdere fluïdumhouders of blikken 11. De precieze werking van de inrichting 10 wordt verder toegelicht aan de hand van de figuren 2, 3 en 4. De uitschenkinrichting 10 wordt bediend met behulp van een met de hand te bekrachtigen beugel 12. In de toestand van 15 de inrichting 1 die is afgebeeld in fig. 1, zal een gebruiker links plaatsnemen naast de inrichting 1. Vervolgens plaatst de gebruiker fluïdumhouders of blikken 11 in de inrichting 10. Daarna plaatst de gebruiker glazen of bekers 8 onder de respectievelijke uitstroomopeningen 13 van de inrichting 10. Daarna wordt de hendel 12 met de hand omlaag gebracht. Hierdoor worden de wanden van de fluïdumhouders 11 doorboord, 20 zodat het fluïdum in de fluïdumhouders 11 kan vrijkomen en kan wegstromen via de uitstroomopeningen 13.

Na het leegstromen van de fluïdumhouders 11 wordt de beugel 12 weer omhoog bewogen en kunnen fluïdumhouders 11 uit de inrichting 10 worden weggenomen. De inrichting is dan klaar voor het in de inrichting plaatsen van de nieuwe set 25 fluïdumhouders.

Zoals in de inleiding van de beschrijving al is aangegeven, is de inrichting 1 met name geschikt voor zogenaamde event-horeca. Bij event-horeca wordt gebruik gemaakt van tijdelijke distributiepunten voor bijvoorbeeld drank. Gezien het tijdelijke karakter van de distributiepunten is een goede infrastructuur niet aanwezig. Dat betekent dat 30 doorgaans gewerkt moet worden zonder een wateraansluiting en zonder een stroomvoorziening. Met behulp van de inrichting volgens de uitvinding kan voorverpakt fluïdum snel en doelmatig worden uitgeschonken en worden aangeboden aan klanten. Voor het bedienen van de inrichting 1 is geen waterleiding nodig. Verder 8 is er geen stroomvoorziening nodig voor het bedienen van die inrichting 1. Door gebruik te maken van de inrichting 1 volgens de uitvinding blijft het verpakkingsmateriaal, dat wil zeggen de buitenzijde van de fluïdumhouders 11 achter als afval in het distributiepunt. Dit is in een tal van situaties noodzakelijk omdat 5 gevulde fluïdumhouders 11 kunnen werken als projectiel. Het is daarom, bijvoorbeeld bij voetbalwedstrijden, niet mogelijk om de gevulde fluïdumhouders 11 aan de klanten uit te delen.

In deze beschrijving wordt steeds verwijzing gemaakt naar de zogenaamde sixpacks. Dat zijn verpakkingen waarin steeds zes fluïdumhouders 11 met elkaar zijn 10 verbonden tot een pakket. Het is duidelijk dat de inrichting 1 ook kan worden ingericht voor het tegelijkertijd uitschenken van twaalf of vierentwintig fluïdumhouders 11.

In fig. 2 is een zijaanzicht weergegeven van een gedeelte van de inrichting 1 volgens de uitvinding. Het zijaanzicht volgens fig. 2 is gedeeltelijk in dwarsdoorsnede. In fig. 2 is opnieuw het werkblad 7 te zien waarop glazen of bekers 8 geplaatst zijn. De 15 bekers 8 staan onder uitstroomopeningen 13 die horen bij de uitschenkinrichting 10. De uitschenkinrichting 10 omvat een frame of stationair gedeelte dat vast is verbonden met het onderstel 2. Dit frame of stationaire gedeelte wordt onder meer gevormd door de achterwand 20 van de uitschenkinrichting 10 en de voorwand 23. het stationaire gedeelte omvat verder een constructie-element of -plaat 24 die de voorwand 23 met de 20 achterwand 20 verbindt. Op deze plaat 24 is een verdere plaat 25 bevestigd.

De uitschenkinrichting 10 omvat verder een eerste blok 21, dat verplaatsbaar is aangebracht ten opzichte van het stationaire deel van de uitschenkinrichting 10. het eerste blok 21 is met behulp van veren 26 verbonden met de plaat 25. Wanneer op de bovenzijde van het eerste blok 21 een kracht wordt uitgeoefend, kan het eerste blok 21 25 omlaag bewegen in de richting van de plaat 25. Wanneer het eerste blok omlaag beweegt, wordt de bovenzijde van de doornen 27 vrijgegeven. Tijdens het omlaag bewegen van het eerste blok 21 wordt in de veren 26 een voorspanning opgebouwd. Door deze voorspanning zal het eerste blok weer terugbewegen naar de in de fig. 2 afgebeelde stand, wanneer de aandrukkracht op het eerste blok wegvalt. In fig. 2 is het 30 geval weergegeven dat het eerste blok zich bevindt in de eerste of begin toestand. In deze toestand zijn de doornen 27 geheel omhuld door het lichaam van het blok 21. Dat wil zeggen dat een gebruiker, zich niet kan verwonden aan de scherpe bovenzijde van de doornen 27.

f .; ·..

J

9

In fig. 2 zijn verder de fluïdumhouders 11 te zien, zoals bijvoorbeeld frisdrankblikken. Door het omlaag bewegen van deze fluïdumhouders 11, wordt het eerste blok 21 omlaag bewogen en wordt de onderzijde van de fluïdumhouders 11 over de bovenzijde van de doornen 27 gedwongen. Wanneer de doornen 27 de onderzijde 5 van de fluïdumhouders 11 doorboren, wordt het fluïdum via fluïdumleidingen 28 afgevoerd in de richting van de uitstroomopeningen 13.

De fluïdumhouders 11 worden omlaag bewogen met behulp van een tweede blok 22. Ook het tweede blok 22 is verplaatsbaar ten opzichte van het stationaire gedeelte van de uitschenkinrichting 10. Het tweede blok 22 omvat aan de onderzijde een 10 aangrijpoppervlak 29. Dit oppervlak is bedoeld om aan te grijpen op de bovenzijde van de fluïdumhouders 11. Het aangrijpoppervlak 29 is aan de onderzijde voorzien van perforeerorganen 30. Met behulp van deze perforeerorganen wordt de bovenzijde van de fluïdumhouders 11 geperforeerd, om het uitstromen van fluïdum uit de fluïdumhouders 11 te bevorderen.

15 In deze perforeerorgaan 30 zijn kanalen aangebracht voor het laten binnenstromen van omgevingslucht in de fluïdumhouders. De grootte van deze kanalen in de perforeerorganen bepaalt de uitstroomsnelheid van het fluïdum aan de onderzijde van de fluïdumhouders.

Het tweede blok 22 is beweegbaar aangebracht langs een geleiding 31. Deze 20 geleiding 31 zorgt ervoor dat de onderzijde van het tweede blok 22 tijdens de verplaatsing van de blokken 21 en 22 ten opzichte van het stationaire deel van de inrichting 10 in hoofdzaak parallel blijft aan de bovenzijde van het eerste blok 21.

Wanneer het tweede blok 22 omlaag wordt bewogen, wordt veerkracht opgebouwd in de veer 32. Daardoor wordt bereikt dat het tweede blok 22 onder invloed 25 van in de veer 32 opgebouwde veerkracht terug wordt gedwongen naar de in de fig. 2 afgebeelde toestand wanneer een aandrijfkracht op het tweede blok 22 wordt weggenomen.

Het tweede blok 22 kan worden bewogen ten opzichte van het stationaire deel van de uitschenkinrichting 10 door kracht uit te oefenen op de beugel 12. De beugel 12 30 sluit aan op een uitstootorgaan 33 dat voorzien is van een rollichaam 34. Door het bewegen van de beugel 12 wordt het uitstootorgaan 33 omlaag bewogen zodat de bovenzijde van het tweede blok 22 met behulp van het rollichaam 34 omlaag wordt geduwd.

10

Doordat de beugel 12 relatief grote lengte heeft (zie onder meer fig. 1) ten opzichte van het uitstootorgaan 3 is er relatief weinig spierkracht nodig om het tweede blok 22 in beweging te brengen. Dat wil zeggen dat de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding ook door mensen die niet over veel spierkracht beschikken 5 comfortabel is te bedienen.

In fig. 3 is opnieuw de inrichting 1 volgens fig. 2 afgebeeld, waarbij het eerste blok 22 omlaag is bewogen met behulp van de beugel 12. Doordat het tweede blok 22 omlaag is bewogen met behulp van de beugel 12 en het daaraan bevestigde uitduworgaan 33, is een kracht uitgeoefend op de bovenzijde van de fluïdumhouders 10 11. De fluïdumhouders 11 hebben deze kracht vervolgens overgedragen aan de bovenzijde van het eerste blok 21. Daardoor is ook het eerste blok 21 ten opzichte van het stationaire deel van de inrichting 10 omlaag bewogen. Door het omlaag bewegen van de fluïdumhouders 11 is de bovenzijde van de doorboorelementen 27 door de wand van de fluïdumhouders 11 gedrongen. Met behulp van de lijn 35 is de hoeveelheid 15 fluïdum aangegeven die nog aanwezig is in de fluïdumhouders 11. Het overige deel van het fluïdum is inmiddels via de uitstroomopeningen 13 in de bekers of glazen 8 beland.

Het is mogelijk dat de inrichting volgens de uitvinding is voorzien van middelen voor het pletten van leeggestroomde fluïdumhouders. Een mogelijke uitvoeringsvorm is om het tweede blok zodanig beweegbaar te maken dat deze vanuit de 20 uitstroompositie voor de fluïdumhouders verder omlaag kan worden bewogen met behulp van de beugel 12. Door het omlaag bewegen van de beugel 12 wordt de afstand tussen het eerste en het tweede blok kleiner dan de hoogte van een fluïdumhouder. Daardoor wordt de fluïdumhouder als geheel geplet.

In fig. 2 is te zien dat veerkracht is opgebouwd in de veren 26 en 32. Door de 25 aanwezigheid van deze veerkracht is het omhoog bewegen van de beugel 12 eenvoudig. Door het omhoog bewegen van de beugel 12 komen de blokken 21 en 22 weer terug in de uitgangspositie die is afgebeeld in fig. 2.

In fig. 4 is een vooraanzicht, gedeeltelijk in dwarsdoorsnede, afgebeeld van de inrichting 1 volgens de fig. 2 en 3. In fig. 4 is het geval weergegeven dat het eerst als 30 uitgangspunt sprake is van 6 fluïdumhouders 11 die in de inrichting kunnen worden geplaatst en die met behulp van de inrichting kunnen worden uitgeschonken. Deze 6 fluïdumhouders stromen uit in 6 overeenkomstige uitstroomopeningen 13. Gezien het feit dat elke fluïdumhouder 11 op zichzelf wordt doorboord met een eigen 11 doorboorelement 27 dat aansluit op een eigen uitstroomopening 13 wordt bereikt dat de vast hoeveelheid fluïdum die aanwezig is in elk van de fluïdumhouders 11 na het uitschenken zal belanden in een enkele beker of een enkel glas 8. Dat wil zeggen dat er geen verdere maatregelen nodig zijn voor het waarborgen van de juiste hoeveelheid 5 fluïdum die in een beker of een glas moet belanden.

Om er voor te zorgen dat de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding eenvoudig is te gebruiken, is de inrichting 1 zodanig modulair opgebouwd, dat het gedeelte dat bestaat uit de doornen 27 en het eerste blok 21 als geheel uit die inrichting 1 is weg te nemen. Dat wil zeggen dat de doornen 27 en het eerste blok 21 als geheel 10 zijn te reinigen. Overeenkomstig is het tweede blok, dat aan de onderzijde is voorzien van de perforeerorganen 30 als geheel uit de inrichting 1 te verwijderen. In het gebruik zullen de perforeerorganen 30 en de doornen 27 in contact komen met het fluïdum. Dat wil zeggen dat deze onderdelen te allen tijde voor het gebruik schoon moeten worden gemaakt. Door de modulaire opbouw die hierboven is beschreven, is het reinigen van 15 de inrichting volgens de uitvinding buitengewoon eenvoudig.

1017859

Claims (17)

1. Inrichting voor het uitschenken van een of meer fluïdumhouders, zoals drankblikken, voorzien van een frame, aan het frame bevestigde doorboorelementen, zoals doornen, 5 voor het doorboren van de wand van een in de inrichting geplaatste fluïdumhouder, welke doorboorelementen aansluiten op uitstroombuizen voor het geleiden van uit de fluïdumhouders vrijgekomen fluïdum naar opvangorganen, zoals glazen of bekers, waarbij de inrichting opneemmiddelen omvat voor het opnemen van fluïdumhouders in een eerste of beginstand, waarbij de opneemmiddelen zijn ingericht voor het in de 10 eerste stand positioneren van de fluïdumhouders in het verlengde van de doorboorelementen, en waarbij de inrichting verplaatsingsmiddelen omvat die aangrijpen op de buitenwand van de fluïdumhouders voor het verplaatsen van de fluïdumhouders van de eerste of beginstand naar een doorboorstand, in welke doorboorstand de fluïdumhouders tenminste gedeeltelijk over de aan het frame 15 bevestigde doorboorelementen zijn bewogen, voor het met behulp van de doorboorelementen vrijgeven van het fluïdum uit de fluïdumhouders.

2. Inrichting volgens conclusie ljnet het kenmerk, dat de opneemmiddelen een eerste blok omvatten, dat verplaatsbaar in het frame is aangebracht tussen de eerste stand en 20 de doorboorstand, waarbij het blok, gezien in een gebruikstoestand, een vanaf de bovenzijde toegankelijke opneemvlak heeft, voor het ontvangen van de fluïdumhouders.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het eerste blok de 25 doorboorelementen in de eerste of begintoestand geheel omsluit.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het blok voorzien is van veermiddelen, voor het opbouwen van een veerkracht tijdens het verplaatsen van het blok vanaf de eerste of beginpositie naar de doorboorpositie. 30

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen een tweede blok omvatten, dat verplaatsbaar aan het frame is bevestigd, welk tweede blok, in de gebruikerstoestand van de inrichting, een vanaf de ^ C c O onderzijde daarvan toegankelijk aangrijpvlak omvat voor het aangrijpen op in de inrichting geplaatste fluïdumhouders.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het aangrijpvlak voorzien is van 5 perforeerelementen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat in de perforeerelementen een kanaal is aangebracht voor het doorlaten van een gedoseerde hoeveelheid lucht door de perforeerelementen. 10

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de perforeerlementen zijn aangebracht op een plaat, die losneembaar in de inrichting is aangebracht.

9. Inrichting volgens conclusie 5-8, met het kenmerk, dat het tweede blok met door de 15 hand bekrachtigen middelen, zoals een hendel, omvat voor het verplaatsen van het tweede blok ten opzichte van het frame.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de middelen voor het verplaatsen van het tweede blok een excenter omvatten. 20

11. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting middelen omvat voor het pletten van fluïdumhouders, na het uitschenken van die fluïdumhouders met behulp van de inrichting.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de inrichting voor het pletten van de fluïdumhouders worden gevormd door het eerste en het tweede blok.

13. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is ingericht voor het ontvangen van een sixpack. 30

14. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting modulair is opgebouwd, waarbij het eerste blok en de doorboorelementen gezamenlijk een losneembaar in de inrichting aangebrachte module vormen. t ü t f 8 5 9

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het tweede blok met de perforeerelementen als losneembare module in die inrichting is aangebracht.

16. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aangrijpvlak van het tweede blok in hoofdzaak parallel verloopt ten opzichte van het opneemvlak, voor, tijdens en na het verplaatsen van het tweede blok ten opzichte van het frame.

17. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het frame aan de onderzijde is voorzien van wielen. ' , ; j