NL1017590C1 - Inrichting voor het aangrijpen van stenen. - Google Patents
Inrichting voor het aangrijpen van stenen. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1017590C1 NL1017590C1 NL1017590A NL1017590A NL1017590C1 NL 1017590 C1 NL1017590 C1 NL 1017590C1 NL 1017590 A NL1017590 A NL 1017590A NL 1017590 A NL1017590 A NL 1017590A NL 1017590 C1 NL1017590 C1 NL 1017590C1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- gripper
- segments
- paving
- laid
- carrier
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B66—HOISTING; LIFTING; HAULING
- B66C—CRANES; LOAD-ENGAGING ELEMENTS OR DEVICES FOR CRANES, CAPSTANS, WINCHES, OR TACKLES
- B66C1/00—Load-engaging elements or devices attached to lifting or lowering gear of cranes or adapted for connection therewith for transmitting lifting forces to articles or groups of articles
- B66C1/02—Load-engaging elements or devices attached to lifting or lowering gear of cranes or adapted for connection therewith for transmitting lifting forces to articles or groups of articles by suction means
- B66C1/0237—Multiple lifting units; More than one suction area
- B66C1/025—Divided cups
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E01—CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
- E01C—CONSTRUCTION OF, OR SURFACES FOR, ROADS, SPORTS GROUNDS, OR THE LIKE; MACHINES OR AUXILIARY TOOLS FOR CONSTRUCTION OR REPAIR
- E01C19/00—Machines, tools or auxiliary devices for preparing or distributing paving materials, for working the placed materials, or for forming, consolidating, or finishing the paving
- E01C19/52—Apparatus for laying individual preformed surfacing elements, e.g. kerbstones
- E01C19/524—Apparatus for laying individual preformed surfacing elements, e.g. kerbstones using suction devices
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Architecture (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Road Paving Structures (AREA)
Description
1 f
INRICHTING VOOR HET AANGRIJPEN VAN STENEN
De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor aangrijping van gelijktijdig een aantal bestra-tingsstenen, zoals bakstenen, tegels, etc. in een gelegd of te leggen bestratingsverband, omvattende: een vlakke 5 drager; en ten minste één grijper voor aangrijping van de bestratingsstenen, die met speling van een naar de drager aan de drager is aangebracht.
Een dergelijke inrichting is op zich bekend, waarbij tussen de drager en de grijper een flexibele 10 verbinding is aangebracht. Voorbeelden hiervan zijn veren, elastische leidingen, die tevens een hydraulische of pneumatische verbinding naar de grijper kunnen vormen, zoals een balg, kabels, etc.
Een nadeel van de bekende inrichtingen is, dat 15 de grijper ook in de richting dwars op de gewenste speling, d.w.z. dwars op de richting van en naar de drager, een ongewenste speling vertoont. De speling in deze richting is ongewenst, omdat hierdoor het positioneren van de inrichting ten opzichte van de gelegde of te 20 leggen bestrating wordt gehinderd zo niet belemmerd, omdat de grijper door de drager aan het zicht van de gebruiker wordt onttrokken.
Dit is in het bijzonder een nadeel, wanneer meer dan één grijper is verschaft, en het gelegde of te 25 leggen bestratingsverband een schuinstand vertoont. Als de inrichting recht neerwaarts wordt neergelaten, komt/-komen de grijper(s) bij het hoogste punt van het bestratingsverband het eerst in contact met bestratingsstenen, waarna als gevolg van het totale gewicht van de inrich-30 ting en in het bijzonder van de drager, de drager als het ware neerwaarts glijdt over de het eerst in contact met de bestratingsstenen gebrachte grijper(s). Dit brengt met zich mee, dat de zijwaarts ten opzichte van het hoogste 1017590^ 2 punt van het bestratingsverband gelegen grijper(s) progressief een onjuiste uitlijning vertonen met die bestra-tingsstenen in het bestratingsverband, die door deze specifieke grijper(s) aangegrepen dienen te worden.
5 Een ander nadeel van de bekende inrichtingen is het met voldoende zekerheid aangrijpen van alle bestra-tingsstenen in het gelegde of te leggen bestratingsverband, in het bijzonder een gelegd bestratingsverband, dat uitgenomen moet worden. Wanneer zich hierin een kuil 10 bevindt, kan het voorkomen, dat de bestratingsstenen in het dieper gelegen deel van die kuil niet voldoende stevig worden aangegrepen. Aldus worden de bestratingsstenen rondom de kuil opgenomen en blijven de bestratingsstenen in de kuil achter. Dit betekent, dat alsnog 15 handmatig die resterende stenen moeten worden verwijderd om het gelegde bestratingsverband op te nemen en weg te kunnen zetten. Het kan gewenst zijn om juist een gelegd bestratingsverband op te nemen en weg te zetten, wanneer de ondergrond hiervan geëgaliseerd moet worden. Bijvoor-20 beeld is dit het geval, wanneer een wegdek door excessief wegvervoer hierover, spoorvorming vertoont. Dergelijke spoorvorming komt juist overeen met de bovengenoemde kuilen. Verder is het gewenst, dat gelegd bestratingsverband geheel automatisch met een inrichting als die, 25 waarop de onderhavige uitvinding betrekking heeft, opgenomen en weggezet kan worden, zodat na egalisatie van de ondergrond de bestratingsstenen in het betreffende bestratingsverband weer teruggelegd kunnen worden, eventueel na reiniging hiervan.
30 Met de onderhavige uitvinding is beoogd de bovengenoemde nadelen van de bekende inrichtingen te verhelpen of althans te verminderen en een beter functionerende inrichting te verschaffen, waartoe een inrichting volgens de onderhavige uitvinding zich onderscheidt door 35 tussen de grijper en de drager een lichaam van compri-meerbaar materiaal, dat dwars op de richting van speling (van en naar de vlakke drager) in hoofdzaak onuittrekbaar is. Hierdoor is de positie van de grijper of de grijpers 10 1 759 On 3 i r ten opzichte van de drager goed gedefinieerd en ook, in het geval van meer dan één grijper, is de positie van de grijpers ten opzichte van elkaar goed gedefinieerd, zelfs bij een schuinstand of een kuil, zodat met meer zekerheid 5 de bestratingsstenen kunnen worden aangegrepen door de grijpers.
In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm kan het lichaam een mat van kunststof, zoals schuimrubber, rubber, etc., omvatten. Een dergelijke uitvoeringsvorm is 10 eenvoudig te verwezenlijken en nagenoeg zeker tegen lagere kosten te vervaardigen dan afzonderlijke verbindingselementen, die alleen met de gewenste speling de grijper(s) aan de drager verbinden.
Bij voorkeur is hierbij de dikte en de compri-15 meerbaarheid van de mat overeenkomstig een gewenste speling. Een dergelijke overeenkomst kan zijn afgestemd op de diepte van kuilen of spoorvorming in een gelegd bestratingsverband.
Bij voorkeur zijn de drager en het lichaam 20 verdeeld in ten minste twee, elk met het patroon van het bestratingsverband overeenkomende en onderling samenhangende segmenten met elk ten minste één grijper. In een dergelijke uitvoeringsvorm kan, als aanvulling op de door het lichaam verschafte speling, een nog grotere speling 25 voor bijvoorbeeld zeer diepe kuilen of spoorvorming worden verschaft. De segmenten kunnen onderling scharnierend samenhangen en/of in de richting van de gewenste speling onderling en ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn. Afgezien van deze twee mogelijkheden zijn er 30 nog vele andere opties om de segmenten in de richting van de gewenste speling aan te passen aan grote hoogteverschillen in het gelegde of te leggen bestratingsverband.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting met segmenten kunnen tussen de segmenten stelmiddelen zijn 35 aangebracht, waarmee de onderlinge afstand in de richting dwars op de gewenste speling tussen de segmenten instelbaar is. Een dergelijke uitvoeringsvorm is gunstig, wanneer het bestratingsverband van bestratingsstenen in 10175 & 4 een wegdek door zwaar vervoer sterk uiteen is gedreven. Aldus kan de inrichting worden ingesteld op grotere of kleinere afstanden tussen de bestratingsstenen in het daadwerkelijke (niet het verwachte) bestratingsverband.
5 In een andere uitvoeringsvorm is de ten minste één grijper door het lichaam heen met de drager verbonden door een inkortbaar trekelement met een maximale lengte. Een dergelijke uitvoeringsvorm is in het bijzonder gunstig, wanneer het lichaam van comprimeerbaar materiaal 10 een relatief lage sterkte vertoont in de richting van de gewenste speling. Dit zal veelal het geval zijn, wanneer het lichaam een mat van kunststof, zoals schuimrubber, rubber etc. is. Een dergelijk trekelement kan bijvoorbeeld een kabel, een ketting, etc. zijn, waarmee de 15 sterkte van de verbinding tussen de grijper(s) en de drager kan worden verhoogd ten opzichte van een configuratie, waar dergelijke verbinding alleen wordt gevormd door het lichaam van comprimeerbaar materiaal.
In een andere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de 20 ten minste één grijper een op vacuüm functionerende zuigmond, welke via een leiding door het lichaam heen met pompmiddelen is verbonden. Een dergelijke op vacuüm functionerende zuigmond is op zich bekend, doch het lichaam biedt hierbij de mogelijkheid om de leiding daar 25 doorheen te voeren en aldus ook te herbergen. Dit is in het bijzonder gunstig, wanneer de leiding zich schroeflijnvormig door het lichaam uitstrekt, aangezien dan bij compressie van het lichaam in de gewenste richting van speling de leiding niet dichtgekneld wordt.
30 In een uitvoeringsvorm is/zijn de drager of de segmenten aan de tegenover het lichaam gelegen zijde aangebracht aan een montage-element, dat dan op gunstige en eenvoudige wijze een platform kan vormen voor het samenstel van de drager/de segmenten, het lichaam en de 35 grijper(s). Bij voorkeur zijn hierbij de drager of de segmenten via drukveermiddelen aan het montage-element aangebracht. Hierdoor wordt de speling in de gewenste richting nog verder verhoogd, zodat in het bijzonder in 1 0 1 7 ü 3 0i 5 » f een uitvoeringsvorm met de segmenten, de te overbruggen hoogteverschillen in in het bijzonder gelegde bestrating kunnen worden overwonnen en alle bestratingsstenen in het bestratingsverband met zekerheid kunnen worden aange-5 grepen door de grijper (s) .
Verder kan de inrichting bekrachtigbare afzet-middelen omvatten, welke in gebruik afsteunen op gelegde bestrating in de nabijheid van met de inrichting aan te grijpen bestratingsstenen, welke afzetmiddelen in be-10 krachtigde toestand de inrichting wegdrukken van de in de nabijheid van de aan te grijpen bestratingsstenen gelegen omringende bestratingsstenen. In een dergelijke uitvoeringsvorm is op gunstige wijze bewerkstelligd, dat niet alleen de aangrijpingskracht van de grijper(s) op de 15 bestratingsstenen bepalend is voor de efficiëntie van de inrichting, maar is een aanvullende, losmakende kracht verschaft. Dit is in het bijzonder gunstig in het geval van reeds lang geleden gelegde bestrating, die door de onderlinge verschuivingen van de bestratingsstenen hierin 20 zeer vast is komen te liggen op de ondergrond.
Verder kan de inrichting bekrachtigbare hefmid-delen omvatten, waarbij bij voorkeur de afzetmiddelen met de hefmiddelen zijn gekoppeld voor gelijktijdige bekrachtiging van de hefmiddelen en de afzetmiddelen. Als de 25 inrichting wordt opgeheven zetten de afzetmiddelen zich gelijktijdig af. Dit is een eenvoudige manier om de inrichting met deze eigenschappen te verwezenlijken, omdat bekrachtiging van de hefmiddelen gelijktijdig gepaard gaat met bekrachtiging van de afzetmiddelen, 30 waartoe aldus slechts een enkele aandrijving is vereist. Verder kunnen de afzetmiddelen en de hefmiddelen ontkoppelbaar zijn in de uitvoeringsvorm met een koppeling hiertussen en/of kan de koppeling vergrendelbaar zijn. De afzetmiddelen zijn in het bijzonder bedoeld voor het 35 losmaken van een reeds lang geleden gelegd, sterk vastzittende bestrating. Als de inrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt gebruikt om te leggen bestrating, die wordt aangeleverd in het gewenste bestratingsverband, 10 1 7 " " ' • f 6 moet worden aangegrepen door de grijper(s) en op een geëgaliseerde ondergrond moet worden gelegd, zijn de afzetmiddelen (tijdelijk) niet nodig en kunnen zelfs een belemmering vormen. Ontkoppeling of ontgrendeling vormt 5 hiervoor een oplossing.
Verder kan de inrichting uitlijnmiddelen omvatten voor positionering van de inrichting ten opzichte van het gelegde en/of te leggen bestratingsverband. Dit kan gunstig zijn bij het oppakken van nieuwe, te leggen 10 bestrating. Nieuwe, te leggen bestrating wordt veelal aangeleverd in een aantal lagen op een transportmedium, zoals een pallet. De inrichting moet exact recht boven een dergelijke stapel met diverse lagen bestratingsstenen in het te leggen bestratingsverband worden gebracht.
15 Hierbij kunnen de uitlijnmiddelen zeer gunstig zijn.
Hetzelfde geldt in hoofdzaak voor gelegde bestratingsstenen, die uit het bestratingsverband moeten worden opgepakt. Als de grijper(s) ten opzichte van de afzonderlijke bestratingsstenen onjuist ongelijnd is, hetgeen kan 20 worden verholpen met de uitlijnmiddelen, dan zal het opnemen van de bestratingsstenen uit het reeds gelegde verband falen, waartoe de uitlijnmiddelen aldus een oplossing bieden.
Verder kan de inrichting zijn voorzien van 25 klemmiddelen voor in hoofdzaak zijdelingse inklemming van aangegrepen bestratingsstenen. In een dergelijke uitvoeringsvorm vormen de klemmiddelen een aanvullende aangrij-pingskracht ten opzichte van een configuratie, waarbij alleen de grijper(s) worden gebruikt. Dit is bijvoorbeeld 30 gunstig, als aangegrepen bestratingsstenen op een trilbed worden gehouden met de inrichting volgens de uitvinding om de afzonderlijke bestratingsstenen te reinigen, zonder het verband hiertussen kwijt te raken. Opgemerkt wordt, dat in het bijzonder de combinatie van een in de gewenste 35 spelingsrichting comprimeerbaar lichaam en gebruik van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding hiermee om de stenen te reinigen op een trilbed tot uitzonderlijk gunstige resultaten leidt.
-7 ."Λ · 7
De onderhavige uitvinding zal hieronder nader worden beschreven onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen, waarin gelijke of soortgelijke onderdelen en componenten zijn aangeduid met dezelfde referentienum-5 mers. In de tekening toont: fig. 1 een perspektivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 een doorsnede-aanzicht van een detail 10 van de in fig. 1 getoonde inrichting; fig. 3 een bovenaanzicht van een deel van de in fig. 1 getoonde inrichting; fig. 4 een schematisch zijaanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting volgens 15 de onderhavige uitvinding; fig. 5 een zijaanzicht van een andere alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding; en fig. 6A-6D diverse weergaven in zijaanzicht van 20 de werking van verschillende uitvoeringsvormen van inrichtingen volgens de uitvinding.
De in fig. 1 getoonde inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding omvat een ophanging 2 voor een montageplaat 3. Aan de tegenover de ophanging gelegen 25 zijde van de montageplaat 3 zijn een drietal segmenten 4 aangebracht. De segmenten 4 omvatten elk een drager 5, bijvoorbeeld in de vorm van een metaalplaat, en een aan de dragers 5 aangebracht lichaam 6 van comprimeerbaar materiaal, zoals schuimrubber, rubber, etc. Het lichaam 6 30 van elk segment 4 strekt zich uit tussen de drager 5 hiervan en een aantal zuigmondstukken 7, waarvan er één. in fig. 2 is weergegeven. De segmenten 4 zijn met speling vrij opgehangen aan de montageplaat 3 met hoekijzers 8 aan de dragers 5 en aan de montageplaat 3. Hierdoor is 35 elke van de segmenten 4 in staat zich aan te passen aan hoogteverschillen in het op te nemen wegdek, waarin bijvoorbeeld bakstenen liggen, en waarin bijvoorbeeld spoorvorming is opgetreden of kuilen zitten. In het geval 1017590- 8 van spoorvorming zijn de segmenten 4, zoals die bijvoorbeeld in fig. 3 zijn getoond, bij voorkeur georiënteerd in de rijrichting. Aldus wordt met de speling tussen de hoekijzers 8 aan de dragers 5 en aan de montageplaat 3 5 een aanvullende speling in de gewenste richting verschaft, boven die speling, die reeds wordt verschaft door het lichaam 6, dat de vorm heeft van een mat tussen de drager 5 en de zuigmondstukken 7 van elk segment 4. Een en ander zal worden toegelicht aan de hand van fig. 6.
10 Zoals in detail in fig. 2 is weergegeven, zijn de zuigmondstukken, waarvan er één in fig. 2 is getoond, via een ketting 9 met de als metaalplaat vormgegeven drager 5 verbonden. Door het lichaam 6 van veerkrachtig comprimeerbaar materiaal heen loopt verder een leiding 10 15 van het zuigmondstuk 7 naar schematisch weergegeven pompmiddelen 11. De leiding 10, bijvoorbeeld een slang, is schroeflijnvormig om de ketting 9 gewikkeld in het inwendige van het lichaam 6 van comprimeerbaar materiaal. Bij compressie van het comprimeerbare materiaal van het 20 lichaam 6 is hiermee de kans geminimaliseerd, dat de leiding 10 kan worden dichtgeklemd, hetgeen de werking van het zuigmondstuk 7 zou belemmeren.
Opgemerkt wordt, dat naast de dikte en de comprimeerbaarheid van het als mat vormgegeven lichaam 6 25 tevens de spoed van de wikkeling van de leiding 10 bepalend is voor de gewenste mate van speling, die het zuigmondstuk 7 ten opzichte van de drager 5 heeft in de richting naar de drager 5.
Het materiaal, waaruit het matvormige lichaam 6 30 is gevormd is weliswaar comprimeerbaar om de gewenste mate van speling te verschaffen, maar toont een zeer beperkte mate van uittrekbaarheid hetgeen wordt bedoeld met de uitdrukking "star". Het materiaal van het matvormige lichaam 6 zal derhalve in een voorkeursuitvoerings-35 vorm in de richting van de drager 5 weg in hoofdzaak geen grotere afmetingen kunnen krijgen, hetgeen gunstig is, wanneer de als zuigmondstukken 7 vormgegeven grijpers elk één, gezamenlijk één of elk meer dan één van de bestra- 1017590* 9 tingsstenen aangrijpen en deze opgetild dienen te worden. Om de betrouwbaarheid bij het opnemen van de bestratings-stenen te verhogen is de ketting 9 verschaft. In het bijzonder bij het gebruik van materialen, zoals schuim-5 rubber voor het lichaam 6 is een dergelijke versterking in de vorm van een ketting 9 of als alternatief een kabel, etc., gewenst, zo niet vereist.
In fig. 3 zijn de drie segmenten 4, die ook in fig. 1 zijn getoond, weergegeven zonder de overdekkende 10 montageplaat 3. De segmenten 4 zijn onderling verbonden door veren 12, die de segmenten 4 zoveel mogelijk op onderling gelijke afstanden van elkaar houden. Verder vormen deze veren 12 scharnierverbindingen, zodat de afzonderlijke segmenten 4 ten opzichte van elkaar kunnen 15 kantelen. Overigens kunnen de veren 12 bij voorkeur in een (niet getoonde) behuizing zijn opgenomen, in het bijzonder wanneer het drukveren betreft, om te voorkomen, dat deze zijwaarts ten opzichte van de lengterichting . hiervan kunnen vervormen. Als alternatief kunnen ook 20 daadwerkelijke scharnierelementen worden gebruikt, doch het gebruik van deze veren 12 vertoont een aanvullend voordeel in samenhang met stelmiddelen 13, die zijn gevormd door een draadeinde 14, dat enerzijds is geborgd in een lager 15 en anderzijds is opgenomen in een moer-25 verbinding 16, waar ook een zwengel 17 aan het draadeinde 14 is aangebracht. Door verdraaiing van de zwengel 17 draait het draadeinde 14 in de moer 16, zodat de afstand tussen de moer 16 en het lager 15 kan worden ingesteld.
De veren 12 zorgen voor een verdeling van een aanvullend 30 met de stelmiddelen 13 verlengde afstand tussen de moer 16 en het lager 15, zodat de segmenten 4 op onderling gelijke onderlinge afstanden van elkaar liggen. Vanzelfsprekend geldt dit alleen onder de aanname dat de veren 12 nagenoeg even sterk zijn.
35 Hoewel de stelmiddelen 13 slechts aan één uiteinde van de segmenten zijn weergegeven ten behoeve van de eenvoud van de tekening, kunnen dergelijke stelmiddelen 13 ook aan de onderzijde in fig. 3 aan de seg- 1017590- 10 f menten 4 zijn aangebracht. De stelmiddelen 13 kunnen afzonderlijk bedienbaar zijn, maar kunnen ook mechanisch zijn gekoppeld, zodat slechts één bediening, bijvoorbeeld in de vorm van een zwengel 17, volstaat om beide uitein-5 den in te stellen.
Het nut van deze instelling met de stelmiddelen 13 is erin gelegen, dat wanneer bestratingsstenen ver uiteen zijn komen te liggen onder invloed van zware belasting door het verkeer hieroverheen, de inrichting 10 volgens de uitvinding hieraan kan worden aangepast, zodat een gewenst aantal grijpers - zuigmondstukken 7 - een gewenst aantal bestratingsstenen kan aangrijpen.
Het in fig. 3 meest rechter segment 4 bevat in streeplijnen een aanduiding van de bakstenen hieronder en 15 aldus het gelegde of te leggen verband hierin. Tevens is een indicatie in dit meest rechter segment 4 gegeven van de positionering van de zuigmondstukken 7. Duidelijk blijkt, dat de segmenten 4 elk een omtreksvorm hebben, die overeenkomt met een specifiek aantal bestratingsste-20 nen in het gewenste te leggen of gelegde bestratingsver-band. Bij voorkeur komt de lengterichting van de segmenten 4 overeen met de rijrichting van voertuigen, wanneer de inrichting wordt gebruikt om gelegde bestratingsstenen op te nemen. Dit in verband met het bovenbeschreven euvel 25 van spoorvorming in het wegdek. Als de lengterichting van de segmenten 4 overeenkomt met de rijrichting, kan dit probleem optimaal het hoofd worden geboden.
In fig. 4 zijn bekrachtigbare afzetmiddelen weergegeven. De in fig. 4 getoonde inrichting hangt aan 30 haak 19, die een glijblok 20 aangrijpt, welk glijblok 20 op-en-neer verschuifbaar is in een behuizing 21, welke een langgerekte opening 22 omvat, waardoorheen een arm 23 van het glijblok 20 zich uitstrekt. De arm 23 is verbonden met een hefboom 24, die deel uitmaakt van de afzet-35 middelen. De hefboom 24 is opgenomen in een glijgeleider 25 aan een staander 26, welke staander 26 op zijn beurt weer is opgenomen in een aanvullende glijgeleider 27. Aan het uiteinde van de staander is een voet 28 aangebracht.
7017590i 11
Als het glijblok 20 aan de haak 19 omhoog wordt getrokken in de geleider 21, gaat de arm 23 omhoog en kantelt de hefboom 24, waardoor de staander 26 omlaag wordt gedrukt en de inrichting wordt afgezet of zich 5 wegdrukt van de bestaande bestrating, terwijl de zuig-mondstukken 7 elk een bestratingssteen, bijvoorbeeld een baksteen, aangrijpen. In een dergelijke uitvoeringsvorm wordt het glijblok en eventueel ook de haak of de kraan, waarmee de haak is verbonden, aangeduid als de hefmidde-10 len, waarmee de afzetmiddelen 18 zijn gekoppeld. Deze uitvoeringsvorm is bijzonder gunstig, omdat sterk vastliggende en moeilijk los te maken bestratingsstenen slechts moeilijk met alleen de zuigmondstukken 7 los te maken zijn. Vandaar dat de afzetmiddelen 18 hier in een 15 oplossing voorzien.
Het is echter niet altijd nodig om de afzetmid-delen te gebruiken, bijvoorbeeld, wanneer nieuw te leggen bestrating in lagen op pallets wordt aangeleverd. Deze hoeven niet met veel kracht uit een gelegd bestratings-20 verband losgerukt te worden, maar hoeven slechts van de stapel afgenomen te worden. In een dergelijke uitvoeringsvorm kan het gunstig zijn om de afzetmiddelen buiten werking te stellen. Dit kan door (niet getoonde) ontkoppeling van de afzetmiddelen en de hefmiddelen. Als alter-25 natief of als aanvulling kan de koppeling vergrendelbaar zijn, zoals in fig. 4 is getoond. Het glijblok 20 vertoont een gat of doorgang, die is uitgelijnd met een opening in de geleider 21 in een bepaalde positie van het glijblok 20 ten opzichte van de geleider 21. Er kunnen 30 tevens meerdere gaten en doorgangen zijn verschaft, maar van belang is hier, dat in uitgelijnde toestand een spie of pen 29 in te brengen is, waarmee de koppeling is vergrendeld. Als de spie 29 is ingebracht, blijven de afzetmiddelen 18 stationair, wanneer de inrichting aan 35 haak 19 wordt opgetild.
In fig. 5 is een alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting 30 volgens de onderhavige uitvinding getoond. De inrichting omvat geen segmenten, maar een 1017530^ 12 enkelvoudige drager 5 en een enkelvoudig lichaam 6, die via staanders 31 star zijn verbonden met de montageplaat. De aanvullende speling, die samenhangt met de vrije ophanging aan hoekijzers 8 in fig. 1 en 3 is hierbij in 5 deze uitvoeringsvorm niet beschikbaar.
Een ander verschil met de in de voorgaande figuren getoonde uitvoeringsvormen zijn de klemmiddelen 32, die in de met streeplijnen weergegeven verlengde uitvoeringsvorm kunnen worden aangemerkt als uitlijnmid-10 delen 33. Een scharnierbare arm 34 is gekoppeld met een in deze uitvoeringsvorm als hydraulische cilinder 35 vormgegeven aandrijving. Deze cilinder 35 is verbonden met een pomp 36.
Aan de tegenover de cilinder 35 gelegen zijde 15 van de arm 34 is een aanslag 37 aangebracht. Deze heeft een vorm, die overeenkomt met de omtrekvorm van een zijkant, zoals die bijvoorbeeld in fig. 3 is weergegeven. De aanslag 37 volgt aldus qua vorm de contour van een aantal bestratingsstenen.
20 Wanneer het een uitvoeringsvorm met klemmidde len betreft, kan een soortgelijke configuratie aan de tegenovergelegen zijde van de montageplaat 3 - d.w.z. rechts in de tekening van fig. 5 - zijn aangebracht. Met de zuigmondstukken 7 aangegrepen bestratingsstenen worden 25 dan ingeklemd tussen de in fig. 5 getoonde aanslag 37 en een aanslag aan de tegenover gelegen zijde, die niet is getoond.
In een uitvoeringsvorm met uitlijnmiddelen, zoals die met streeplijnen is weergegeven in fig. 5, is 30 de arm 34 verlengd ten opzichte van een uitvoeringsvorm met klemmiddelen. Er wordt van een zelfde soort aanslag 37 gebruik gemaakt, hetgeen dient om de inrichting 30 te positioneren ten opzichte van en hieronder gelegen laag (niet getoonde) bestratingsstenen. Bijvoorbeeld in het 35 geval, dat een aantal lagen bestratingsstenen in verband op een pallet worden aangeleverd, dan is het moeilijk om de inrichting 30 exact te positioneren, terwijl deze hangt aan de haak 19. Door de inrichting 30 bij benadeel A «*». r', f Λ ί· <sji ii t 13 ring te positioneren en vervolgens de arm 34 in een rechtstand, die ten minste bij benadering verticaal is, te brengen, wordt de inrichting 30 tegen de stapel te leggen bestratingsstenen afgezet, als de inrichting 30 in 5 fig. 5 te veel naar rechts zou hangen ten opzichte van de stapel stenen. De inrichting wordt aldus, doordat de arm 34 scharnierend is gemonteerd, naar links getrokken en aldus op de juiste manier gepositioneerd. Aan de tegenover de uitlijnmiddelen 33 gelegen zijde van de montage-10 plaat kan een soortgelijke configuratie worden aangebracht om uitlijning naar rechts te bewerkstelligen.
Als de inrichting 30 eenmaal juist is gepositioneerd ten opzichte van de ondergelegen bestratingsstenen, te leggen of gelegd, kan de inrichting 30 worden 15 neergelaten om de te leggen of gelegde bestratingsstenen aan te grijpen met de als zuigmondstukken 7 vormgegeven grijpers.
In fig. 6 is de werking getoond van een drietal uitvoeringsvormen van telkens een inrichting volgens de 20 onderhavige uitvinding. Fig. 6A toont een wegdek 38 met spoorvorming 39. Een inrichting, in het algemeen aangeduid met referentienummer 40, volgens de onderhavige uitvinding wordt in de richting van pijl A omlaag gebracht met de zuigmondstukken 7 als grijpers gericht naar 25 de bestratingsstenen om deze bestratingsstenen 41 in het liggende verband aan te grijpen. Fig. 6B is een uitvoeringsvorm van de uitvinding zonder segmenten, die bijvoorbeeld overeenkomt met de uitvoeringsvorm van fig. 5. Zolang de door de spoorvorming 39 gevormde kuil niet al 30 te diep is, wordt door de comprimeerbaarheid van het lichaam 6 een gewenste aanpassing van de stand van de zuigmondstukken verkregen en kunnen de bestratingsstenen 41 met zekerheid worden aangegrepen. Voor diepere kuilen kan de uitvoeringsvorm van fig. 6C gunstig zijn, die 35 bijvoorbeeld overeenkomt met fig. 3. Hier zijn de veren 12 een soort scharnierelementen, zodat dezelfde referen-tienummers 12 in fig. 6C worden gebruikt. Het zal duide- 1017590’ 14 lijk zijn, dat een dergelijke configuratie in staat is diepere spoorvorming te overwinnen.
Fig. 6D toont een uitvoeringsvorm, waarmee het mogelijk is een meer positieve neerwaartse druk met de 5 segmenten te verkrijgen. Hier zijn de segmenten onafhankelijk van elkaar aan montageplaat 3 opgehangen met behulp van de drukveren 42. Fig. 6E toont een situatie, waar in bestratingsverband aangeleverde bestratingsstenen een schuinstand vertonen, wanneer ze met een inrichting 10 volgens de uitvinding opgepakt dienen te worden. Vanwege de materiaaleigenschappen van het lichaam 6 pakt een eerste zuigmondstuk 7 een eerste van de bestratingsstenen 41, waarna het volgende zuigmondstuk, dat in contact moet komen met de naastgelegen bestratingssteen, als gevolg 15 van de eigenschappen van het lichaam 6 in de richting dwars op de gewenste speling niet kan verschuiven of verplaatsen ten opzichte van het eerste zuigmondstuk 7, zodat ook het tweede zuigmondstuk 7 met zekerheid op een bedoelde van de bestratingsstenen terecht komt. Dit is 20 niet te bereiken, wanneer de zuigmondstukken onafhankelijk van elkaar verend in de richting van speling zijn aangebracht aan de drager 5. Het is wel mogelijk om hetzelfde effect binnen het kader van de onderhavige uitvinding te bereiken met veerkrachtige ophanging van de 25 zuigmondstukken 7 aan de drager 5, onafhankelijk van elkaar, waarbij elk zuigmondstuk 7 door middel van in-kortbare trekelementen met een maximale lengte, bijvoorbeeld kabels of kettingen, is verbonden met elke naburige van de zuigmondstukken 7. De voorkeur wordt echter gege-30 ven aan het lichaam 6 in de vorm van een mat o.i.d.
Zo blijkt, dat er verschillende alternatieven en aanvullende uitvoeringsvormen mogelijk zijn, die zich alle zullen opdringen aan de vakman na kennisneming van het voorgaande. Er kan een enkelvoudige drager worden 35 verschaft zonder onderverdeling hiervan in segmenten of er kunnen twee, vier of nog meer segmenten worden gebruikt, afhankelijk van de fijngevoeligheid van de afstelling en de bijstelling aan hoogteverschillen in het 10 1 77 o η V/ ..y 15 op te nemen wegdek. In fig. 3 zijn de veren 12 gebruikt. Deze kunnen ook worden vervangen door werkelijke scharnieren, doch dan komt de optie van de breedte-instelling met de instelmiddelen 13 bijkans te vervallen. De instel-5 middelen, zoals die in fig. 3 zijn weergegeven, kunnen ook verbindingen tussen naburige segmenten zijn, om de afstand tussen de naburige segmenten per paar in te kunnen stellen. De afzetmiddelen, zoals die in fig. 4 zijn getoond, kunnen los van de hefmiddelen worden gezien 10 en bijvoorbeeld worden bekrachtigd met een afzonderlijke hydraulische cilinder.
1017590-
Claims (18)
1. Inrichting voor aangrijping van gelijktijdig een aantal bestratingsstenen, zoals bakstenen, tegels, etc., in een gelegd of te leggen bestratingsverband, omvattende: 5. een vlakke drager; - ten minste één grijper voor aangrijping van de bestratingsstenen, die met speling van en naar de drager aan de drager is aangebracht; en - tussen de grijper en de drager een lichaam van compri- 10 meerbaar materiaal, dat dwars op de richting van speling in hoofdzaak onuittrekbaar is.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het lichaam een mat van kunststof, zoals schuimrubber, rubber, etc., omvat.
3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de dikte en de comprimeerbaarheid van de mat overeenkomen met een gewenste speling.
4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de drager en het lichaam zijn ver- 20 deeld in ten minste twee, elk met het patroon van het bestratingsverband overeenkomende en onderling samenhangende segmenten met elk ten minste één grijper.
5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de segmenten onderling scharnierend samenhangen.
6. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de segmenten in de richting van de gewenste speling onderling en ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn.
7. Inrichting volgens conclusie 4, 5 of 6, waarbij tussen de segmenten stelmiddelen zijn aange- 30 bracht, waarmee de onderlinge afstand in de richting dwars op de gewenste speling tussen de segmenten instelbaar is.
8. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ten minste één grijper door het 1G 1 7 F Q η * ^ lichaam heen met de drager is verbonden door een inkort -baar trekelement met een maximale lengte.
9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij het trekelement er een is uit de groep, die omvat: kabels, 5 kettingen, etc.
10. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ten minste één grijper een op vacuüm functionerende zuigmond omvat, welke via een leiding door het lichaam heen met pompmiddelen is verbon- 10 den.
11. Inrichting volgens ten minste conclusies 7 en 10, waarbij de leiding zich schroeflijnvormig door het lichaam heen uitstrekt.
12. Inrichting volgens één van de voorgaande 15 conclusies, waarbij de drager of de segmenten aan de tegenover het lichaam gelegen zijde zijn aangebracht aan een montage-element.
13. Inrichting volgens ten minste conclusies 4, 6 en 12, waarbij de drager of de segmenten door middel 20 van vrije ophanging (8) en/of via drukveermiddelen (12) aan het montage-element zijn aangebracht.
14. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattende bekrachtigbare afzetmidde-len, welke in gebruik afsteunen op gelegde bestrating in 25 de nabijheid van met de inrichting aan te grijpen bestra-tingsstenen, welke afzetmiddelen in bekrachtigde toestand de inrichting wegdrukken van de in de nabijheid van de aan te grijpen bestratingsstenen gelegen omringende bestratingsstenen.
15. Inrichting volgens conclusie 14, welke verder bekrachtigbare hefmiddelen omvat, waarbij de afzetmiddelen met de hefmiddelen zijn gekoppeld voor gelijktijdige bekrachtiging van de hefmiddelen en de afzetmiddelen.
16. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij de afzetmiddelen en de hefmiddelen ontkoppelbaar zijn en/of de koppeling vergrendelbaar is. 1017590 *
17. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, welke verder uitlijnmiddelen omvat voor positionering van de inrichting ten opzichte van het gelegde of te leggen bestratingsverband.
18. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, welke verder klemmiddelen omvat voor in hoofdzaak zijdelingse inklemming van aangegrepen bestra-tingsstenen. 1017590*
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1017590A NL1017590C1 (nl) | 2001-03-14 | 2001-03-14 | Inrichting voor het aangrijpen van stenen. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1017590A NL1017590C1 (nl) | 2001-03-14 | 2001-03-14 | Inrichting voor het aangrijpen van stenen. |
NL1017590 | 2001-03-14 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1017590C1 true NL1017590C1 (nl) | 2002-09-17 |
Family
ID=19773058
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1017590A NL1017590C1 (nl) | 2001-03-14 | 2001-03-14 | Inrichting voor het aangrijpen van stenen. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1017590C1 (nl) |
Cited By (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2006125520A1 (de) * | 2005-05-21 | 2006-11-30 | Baustoffwerke Gebhart & Söhne GmbH & Co. KG | Vorrichtung und verfahren zum anheben einer lage von steinen |
EP2050874A1 (en) * | 2007-10-18 | 2009-04-22 | Sijnja Konstruktie B.V. | Paving device |
-
2001
- 2001-03-14 NL NL1017590A patent/NL1017590C1/nl not_active IP Right Cessation
Cited By (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2006125520A1 (de) * | 2005-05-21 | 2006-11-30 | Baustoffwerke Gebhart & Söhne GmbH & Co. KG | Vorrichtung und verfahren zum anheben einer lage von steinen |
EP2050874A1 (en) * | 2007-10-18 | 2009-04-22 | Sijnja Konstruktie B.V. | Paving device |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US7114270B2 (en) | Plow mounting apparatus and method | |
AU691546B2 (en) | Method and apparatus for forming concrete products | |
US5306109A (en) | Transportable medical apparatus, in particular infusion supply | |
US7337912B1 (en) | Automatically deployable boom extension and method of deploying same | |
NL1017590C1 (nl) | Inrichting voor het aangrijpen van stenen. | |
NL8300230A (nl) | Bestratingswerkwijze en grijper ten gebruike bij deze werkwijze. | |
WO2014079248A1 (zh) | 防滑支脚装置以及行走机械 | |
BE1027413B1 (nl) | Inrichting voor het tillen van een bouwstaalmat | |
EP0023442A1 (fr) | Presse de moulage de produits en béton | |
NL1038468C2 (nl) | Werkwijze en samenstel voor herbestraten. | |
ITRE20000124A1 (it) | Attrezzatura atta a tipicamente trasformare un telaio montato su cingoli in una macchina posatubi. | |
NL9001524A (nl) | Verplaatsbare inrichting voor het begrenzen van rijbanen. | |
KR100825488B1 (ko) | 중량물 집게 장치 | |
US824822A (en) | Cement-block lifter. | |
WO1983001810A1 (en) | Handling apparatus for pipe and other tubulars | |
NL1016464C1 (nl) | Werkwijze en inrichting voor onderhoud van bestrating. | |
KR20100135379A (ko) | 경계석 고정집게 | |
NL1035661C2 (nl) | Tilinrichting. | |
NL9401890A (nl) | Trilhamer, meer in het bijzonder voor het in de grond drijven van damwandplanken. | |
US7805861B2 (en) | Snow removal apparatus and method of doing the same | |
BE1014002A3 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van stenen op een ondergrond. | |
CN116971307A (zh) | 交通锥的装卸输送设备 | |
NL1016060C1 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van stenen op een ondergrond. | |
JP2000265414A (ja) | 自己駆動振動式仕上げ機 | |
BE1015496A3 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van deksels met sleuven op betonnen kabelgoten. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20051001 |