NL1017447C2 - Werkwijze voor het aanbrengen van een verhoogde vloer op een galerij, balkon of dergelijke alsmede raamwerk bestemd voor het uitvoeren van de werkwijze. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het aanbrengen van een verhoogde vloer op een galerij, balkon of dergelijke alsmede raamwerk bestemd voor het uitvoeren van de werkwijze.

5

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van een verhoogde vloer op een deel van een gebouw uitmakende galerij, balkon of dergelijke door het op de galerij, balkon of dergelijke plaatsen van tegels met behulp van tussen een bovenvlak 10 van de galerij, balkon of dergelijke en de tegels opgestelde, in hoogte instelbare middelen.

Bij de tot nu gebruikelijke galerijen, balkons en dergelijke ligt het bovenvlak van de galerij, balkon of dergelijke aanzienlijk lager dan de bovenzijde van een dorpel van een deuropening via 15 welke het inwendige van het gebouw toegankelijk is. Het hoogteverschil bedraagt veelal 7 a 8 cm.

Dientengevolge zijn dergelijke gebouwen slecht toegankelijk voor personen, die gebruik maken van door wielen ondersteunde hulpmiddelen, zoals rolstoelen of door wielen ondersteunende wagentjes, 20 die gebruikt worden door slecht ter been zijnde personen. Meer en meer bestaat er dan ook het verlangen om dergelijke galerijen, balkons of dergelijke te voorzien van een hoger liggende vloer.

Om dit te bewerkstelligen is het in de praktijk bekend om met behulp van in hoogte instelbare steunorganen tegels op genoemd 25 bovenvlak te plaatsen. Daarbij worden gebruikelijk met behulp van een steunorgaan de hoekpunten van een viertal nabij elkaar gelegen tegels ondersteund. Het op de juiste plaats opstellen van de steunorganen en het op de juiste hoogte instellen van de steunorganen is een moeizaam en tijdrovend werk. Daarnaast worden de steunorganen zwaar belast, 30 terwijl anderzijds de tegels slechts bij hun hoekpunten over een klein oppervlak worden ondersteund, waardoor verhoudingsgewijs zware tegels nodig zijn om de op de tegels uitgeoefende belastingen te kunnen weerstaan.

Met de uitvinding wordt beoogd een werkwijze van boven- 35 genoemde soort te verkrijgen, waarbij aan de bovengeschetste nadelen tegemoet kan worden gekomen.

1 01 7 447 2

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat men op de galerij, balkon of dergelijke een door in hoogte instelbare middelen ondersteund raamwerk plaatst, dat men met behulp van de in hoogte instelbare middelen in de gewenste stand uitricht, waarna men 5 de tegels in het raamwerk aanbrengt.

Bij toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding kan het raamwerk op eenvoudige wijze in de juiste stand, in het algemeen in horizontale stand, worden ingesteld, daar nadat het raamwerk onder tussenkomst van de hoogte-instelbare middelen op het bovenvlak van het 10 balkon, galerij of dergelijke is geplaatst de desbetreffende in hoogte instelbare middelen goed toegankelijk zijn om op snelle en eenvoudige wijze het raamwerk juist uit te richten. Vervolgens kan men de tegels in het raamwerk aanbrengen, waarbij bij een geschikte uitvoering van het raamwerk een doelmatige ondersteuning van de tegels over een 15 verhoudingsgewijs groot oppervlak van de tegels kan worden verkregen.

Bij voorkeur steunt men de zijkanten van het raamwerk met behulp van instelbare middelen op delen van het gebouw af, zodat ook in een vlak evenwijdig aan het bovenvlak van de galerij, balkon of dergelijke een nauwkeurige instelling van het raamwerk te bereiken is 20 en bij gebruik het raamwerk niet over het bovenvlak van de galerij, balkon of dergelijke kan verschuiven.

Een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op een raamwerk voor het uitvoeren van de bovengeschetste werkwijze, waarbij de randen van het raamwerk worden gevormd door hoekijzers met naar de 25 binnenzijde van het raamwerk gerichte en in een vlak gelegen flenzen, terwijl tussen de randen T-ijzers zijn aangebracht, zodanig, dat de flenzen van de T-ijzers, die zich aan weerszijden van de zich loodrecht op deze flenzen uitstrekkende benen van de T-ijzers uitstrekken, in een vlak zijn gelegen met de in een vlak gelegen flenzen van de 30 hoekijzers.

Een dergelijk raamwerk kan een eenvoudige en stevige opbouw bezitten, terwijl met behulp van een dergelijk raamwerk de tegels over de gehele lengte van hun randen door de flenzen van de hoekijzers resp. T-ijzers kunnen worden ondersteund.

35 De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren.

1 01 7 a ,4 7 3

Figuur 1 toont schematisch een bovenaanzicht op een deel van een galerij en op een deel van een op het bovenvlak van de galerij geplaatst raamwerk.

Figuur 2 toont op grotere schaal een doorsnede over een 5 galerij met daarop geplaatst raamwerk.

Figuur 3 toont op grotere schaal een doorsnede over figuur 1 gezien volgens de lijn III-III in figuur 1.

Figuur 4 toont op grotere schaal een doorsnede over figuur 1 volgens de lijn IV-IV.

10 Figuur 5 toont schematisch een doorsnede over figuur 1, gezien volgens de lijn V-V in figuur 1.

Zoals in het bijzonder in figuur 2 is weergegeven zijn, zoals bekend, galerijen of balkons 1 gebruikelijk uitstekend aangebracht aan de buitenzijde van opstaande muren 2 van gebouwen, zoals 15 bijvoorbeeld flats. Daarbij is een dergelijke galerij of balkon 1 gebruikelijk opgebouwd uit een vanaf de muur in horizontale richting uitstekende vloerplaat 3, die aan zijn van het gebouw afgekeerde uiteinden is voorzien van een opstaande rand 4 op de bovenzijde waarvan gebruikelijk een afscheiding in de vorm van een hekwerk of 20 dergelijke is aangebracht.

Zoals hierboven uiteengezet ligt het bovenvlak 5 van de galerij of balkon bij de gebruikelijke gebouwen in het algemeen ± 7 cm onder het niveau van de bovenzijde van een dorpel van een niet nader weergegeven deuropening via welke het gebouw toegankelijk is.

25 Om dit hoogteverschil te overwinnen wordt op het bovenvlak 5 van de galerij of balkon 1 een tegel 6 ondersteunend raamwerk 7 geplaatst onder tussenkomst van tussen het raamwerk 7 en het bovenvlak ' 5 van de galerij of balkon 1 geplaatste in hoogterichting instelbare middelen 8.

30 Zoals uit de figuren duidelijk zal zijn omvat het raamwerk aan zijn langs- en dwarsranden hoekijzers 9 resp. 10 die vast aan elkaar zijn bevestigd, bijvoorbeeld door lassen. Daarbij is de opstelling van de hoekijzers zodanig, dat de gezien in de figuren horizontaal opgestelde flenzen 11 van de hoekijzers 9 en 10 in een vlak 35 zijn gelegen.

1017447 4

Tussen de hoekijzers 10 zijn zich evenwijdig aan deze hoekijzers uitstrekkende T-profielen 12 aangebracht, die met hun einden vast zijn bevestigd aan de hoekijzers 9. Daarbij is de opstelling zodanig, dat de flenzen 13 van de T-profielen 12 (figuur 4), die 5 zich aan weerszijden van de zich loodrecht op de flenzen uitstrekkende benen 14 van deze T-profielen uitstrekken in een vlak zijn gelegen met de in de figuur horizontaal of met andere woorden in hoofdzaak evenwijdig aan het bovenvlak 5 van de galerij of balkon opgestelde flenzen 11 van de hoekijzers 9 en 10.

10 Verder zijn tussen de T-profielen 12 resp. tussen de buitenste T-profielen van het raamwerk en de zich evenwijdig daaraan uitstrekkende hoekijzers 10 zich evenwijdig aan de hoekijzers 9 uitstrekkende T-profielen 15 aangebracht. Zoals in het bijzonder uit figuur 3 duidelijk zal zijn zijn de flenzen 16 van deze T-profielen 15 15 ingekort ten opzichte van de zich nabij het midden van de flenzen 16 en loodrecht op de flenzen uitstrekkende benen 17 van de T-profielen 15, zodat een been 17 van een T-profiel aan beide uiteinden van het T-profiel buiten de flens 16 van het desbetreffende T-profiel uitsteekt. De uitstekende uiteinden van de benen 17 van de T-profielen 15 rusten 20 op de bovenzijden van de flenzen 13 van de T-profielen 12 resp. de flenzen 11 van de hoekijzers 10. Daarbij zijn de T-profielen 17 bijvoorbeeld door lassen vast verbonden met de T-profielen 12 resp. de hoekijzers 10. De opstelling is daarbij zodanig, dat de flenzen 16 van de T-profielen 15 in een vlak liggen met de flenzen 13 van de T- 25 profielen 12.

De in hoogterichting verstelbare middelen 8 zijn op gewenste plaatsen aan de onderzijde van het raamwerk 7, in het bijzonder aan de onderzijden van de flenzen 11 en/of 13 en/of 16 aangebracht. Daarbij zijn de instelmiddelen voorzien van aan de desbe-30 treffende flenzen vastgezette min of meer blokvormige steunen 18 waaraan onder de steunen uitstekende van schroefdraad voorziene tapeinden 19 zijn bevestigd. Op ieder van de tapeinden 19 is een voetstuk 20 geschroefd, dat tegen verdraaiing ten opzichte van het desbetreffende tapeinde 19 kan worden geborgd met een contramoer 21.

35 Het op de bovenbeschreven wijze uitgevoerde raamwerk kan op het bovenvlak 5 van een galerij, balkon of dergelijke worden geplaatst 1 0 1 M 4 7 5 waarbij de onderzijden van de voetstukken 20 op het bovenvlak komen te rusten. Door verdraaiing van de voetstukken 20, die via de door de T-profielen resp. hoekijzers begrensde ruimtes goed toegankelijk zijn, kan het raamwerk 7 worden uitgericht, in het algemeen zodanig, dat de 5 bovengenoemde flenzen 11, 13 en 16 in een horizontaal vlak liggen, terwijl daarbij met behulp van ieder van de voetstukken een effectieve ondersteuning van het raamwerk op het bovenvlak 5 van de galerij, balkon 1 of dergelijke kan worden bewerkstelligd.

Zoals verder in het bijzonder in figuur 5 is weergegeven 10 kunnen nabij de randen van het raamwerk 7 verdere instelmiddelen 22 zijn aangebracht, die zijn voorzien van aan de onderzijde van het raamwerk bevestigde blokvormige organen 23 waaraan buiten deze blokvormige organen 23 en zich in hoofdzaak evenwijdig aan de flenzen 11, 13 en 16 uitstrekkende tappbouten 25 zijn bevestigd. Op de tappbouten 15 zijn met de voetstukken 20 overeenkomende voetstukken 26 bevestigd, die op de tappen 24 verdraaibaar zijn en in een gewenste stand ten opzichte van de tappen vast te zetten zijn met behulp van contramoeren 27. De voetstukken 26 kunnen zich afsteunen op staande delen van het bouwwerk, zoals de opstaande rand 4 van de galerij, balkon of derge-20 lijke of op de boven het bovenvlak 5 van de galerij, balkon of dergelijke uitstrekkende muur 2, zodat zodoende het raamwerk 7 tegen verschuiving in richtingen evenwijdig aan het bovenvlak 5 kan worden geborgd.

Nadat zo het raamwerk op de gewenste wijze is ingesteld 25 kunnen de tegels 6 worden geplaatst in de door de opstaande flenzen van de hoekijzers 9 en 10 en de opstaande benen 14 en 17 van de T- profielen 12 en 15 begrensde ruimtes. In het algemeen wordt hierbij tussen de bovenzijden van de zich horizontaal uitstrekkende flenzen en de onderzijden van de tegels alsmede tussen de opstaande benen van de 30 hoekijzers en T-profielen en de elkaar toegekeerde begrenzingsranden van de tegels kitmateriaal aangebracht. Ook tussen de het raamwerk omgevende opstaande delen van het gebouw kan kitmateriaal worden aangebracht. Op gewenste plaatsen kunnen in het raamwerk, bijvoorbeeld ter hoogte van de nabij elkaar gelegen zijkanten van de tegels, en/of 35 in de ruimtes tussen de buitenomtrek van het raamwerk 7 en daar tegenover liggende delen van het gebouw doortochten zijn aangebracht 1 0 1 ' 4 -7 6 voor het doorlaten van op de tegels terecht komend hemelwater of dergelijke.

Uiteraard zijn er binnen de geest en beschermingsomvang van de uitvinding aanvullingen en/of wijzigingen op bovenbeschreven uit-5 voeringsvormen denkbaar.

Zo kan voor het verkrijgen van een licht raamwerk het raamwerk uit kunststof worden vervaardigd. Onderdelen van het raamwerk kunnen daarbij bijvoorbeeld met klik- of steekverbindingen of dergelijke met elkaar zijn gekoppeld.

1 01 7447

Claims (9)

1. Werkwijze voor het aanbrengen van een verhoogde vloer op een deel van een gebouw uitmakende galerij, balkon of dergelijke door 5 het op de galerij, balkon of dergelijke plaatsen van tegels met behulp van tussen een bovenvlak van de galerij, balkon of dergelijke en de tegels opgestelde, in hoogte instelbare middelen, met het kenmerk, dat men op de galerij, balkon of dergelijke een door in hoogte instelbare middelen ondersteund raamwerk plaatst, dat men met behulp van de in 10 hoogte instelbare middelen in de gewenste stand uitricht, waarna men de tegels in het raamwerk aanbrengt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men de zijkanten van het raamwerk met behulp van instelbare middelen op delen van het gebouw afsteunt.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat men de tegels met behulp van kit in het raam vastlegt.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat men tussen de buitenranden van het raamwerk en de daar tegenover liggende opstaande delen van het gebouw kit aanbrengt.

5. Raamwerk bestemd voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de randen van het raamwerk zijn gevormd door hoekijzers met naar de binnenzijde van het raamwerk gerichte en in een vlak gelegen flenzen, terwijl tussen de randen T-profielen zijn aangebracht, zodanig, dat de flenzen 25 van de T-profielen, die zich aan weerszijden van de zich loodrecht op deze flenzen uitstrekkende benen van de T-profielen uitstrekken, in een vlak zijn gelegen met de in een vlak gelegen flenzen van de hoekijzers.

6. Raamwerk volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de in 30 hoogte instelbare middelen aan het raamwerk zijn bevestigd.

7. Raamwerk volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de in hoogterichting instelbare middelen zijn voorzien van aan het raamwerk bevestigde steunen, waaraan buiten het raamwerk uitstekende tapeinden zijn aangebracht en op ieder van de tapeinden een voetstuk is ge- 35 schroefd, dat tegen verdraaiing ten opzichte van het desbetreffende tapeinde te borgen is. '1 01 7 44 7

8. Raamwerk volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat voor het borgen van een voetstuk ten opzichte van een tapeinde op het tapeinde een contramoer is geschroefd.

9. Raamwerk volgens een der voorgaande conclusies, met het 5 kenmerk, dat nabij de zijkanten van het raamwerk aan het raamwerk steunen zijn bevestigd, die zijn voorzien van zich buiten de steunen en nagenoeg evenwijdig aan de flenzen uitstrekkende tapeinden waarop voetstukken zijn geschroefd, die tegen verdraaiing ten opzichte van de tapeinden te borgen zijn. 1017 44 i