NL1016728C2 - Inrichting voor het aanbrengen van een vloeibare laag op een schijfvormige registratiedrager. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het aanbrengen van een vloeibare laag op een schijfvormige registratiedrager.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor 5 het aanbrengen van een vloeibare laag op een schijfvormige registratiedrager, welke inrichting is voorzien van een om een hartlijn roteerbare houder voor het in bedrijf ondersteunen van de registratiedrager, een om de hartlijn uitstrekkend eerste ringvormig afvoerkanaal en een om het eerste ringvormige afvoerkanaal uitstrekkend, tweede ringvormig afvoerka-10 naai, welke onder de houder gelegen ringvormige afvoerkanalen zijn voorzien van een eerste respectievelijk een tweede zich axiaal uitstrekkende buitenwand die zich axiaal uitstrekken tot voorbij de houder, waarbij ten minste de tweede buitenwand is voorzien van een naar de hartlijn toe gerichte afbuigwand.

15 Een dergel i jke inrichting wordt bijvoorbeeld toegepast voor het aanbrengen van een vloeibare lak op een optische registratiedrager. De lak wordt nabij de hartlijn of in een spiraal op de registratiedrager aangebracht waarna de registratiedrager met een relatief hoge snelheid om de hartlijn wordt geroteerd ten gevolge waarvan de lak zich 20 over de registratiedrager verspreidt. Deze werkwijze, ook wel spincoating genaamd, is op zich bekend en leidt tot een relatief goede verdeling van de lak over de registratiedrager.

Bij de op zich bekende inrichting dient de eerste buitenwand van het eerste ringvormige afvoerkanaal voor het opvangen van 25 de vloeibare substantie die tijdens het roteren van de schijfvormige registratiedrager afwordt geslingerd. Door het roteren van de registratiedrager wordt er ten minste aan de bovenzijde van de registratiedrager een luchtstroom gecreëerd die vanuit de hartlijn naar de buitenwand van de registratiedrager is gericht. Door deze 1 uchtstroom worden relatief kleine 30 druppeltjes vloeibare substantie meegenomen. Deze luchtstroom wordt grotendeels door het tweede afvoerkanaal afgevoerd.

Bij de bekende inrichting is het bovendien mogelijk dat aan de onderzijde van de registratiedrager onder overdruk een gas zoals bijvoorbeeld perslucht wordt toegevoerd om te vermijden dat er vloeibare 35 substantie op de onderzijde van de registratiedrager terecht kan komen en te voorkomen dat de rand van de registratiedrager door het roteren naar 1016728 2 beneden wordt omgebogen. Ook deze perslucht wordt grotendeels via het tweede ringvormige afvoerkanaal weggeleid.

Bij de bekende inrichting treedt nabij de randen van de registratiedrager een ongedefinieerde turbulente luchtstroming op waarin 5 druppeltjes kunnen worden gevangen en worden verspreidt. Deze druppeltjes kunnen op de registratiedrager terechtkomen en zodoende fouten in de uit te harden vloeibare laag veroorzaken. Bovendien kunnen de druppeltjes uit de inrichting vliegen en de omgeving vervuilen.

De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen 10 waarbij de vloeibare laag op een gecontroleerdere wijze over de registratiedrager kan worden verspreid.

Dit doel wordt bij de inrichting volgens de uitvinding bereikt doordat de met de tweede buitenwand verbonden afbuigwand zich radiaal over de eerste buitenwand heen uitstrekt, waarbij er tussen de 15 eerste buitenwand en de afbuigwand een ringvormige spleet is gelegen.

Door de zich over de eerste buitenwand heen uitstrekkende afbuigwand wordt een verbeterde luchtstroom verkregen waarbij van de registratiedrager af stromende lucht in de ringvormige spleet wordt opgevangen en wordt afgevoerd. Op deze wijze vindt er nagenoeg geen 20 ongecontroleerde luchtstroming met daarin aanwezige druppeltjes plaats naar de registratiedrager en naar een buiten de inrichting gelegen omgeving, waardoor vervuiling van de registratiedrager of de omgeving en het verlies van de vloeibare substantie wordt vermeden.

Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de 25 uitvinding wordt gekenmerkt doordat de afbuigwand aan een van de tweede buitenwand afgekeerde zijde in de richting van de houder is afgebogen.

Door de in de richting van de houder afgebogen afbuigwand, wordt een relatief geringe opening verkregen tussen de afbuigwand en de registratiedrager waardoorheen een gecontroleerde 30 luchtstroming zal plaatsvinden.

Een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat dat de afbuigwand in radiale richting op 0-50 mm, bij voorkeur 3-10 mm van de rand van de in bedrijf op de houder gelegen registratiedrager af is gelegen.

35 Gebleken is dat bij een dergelijke radiale afstand een gewenste luchtstroming met een resulterende gewenste verdeling van de 1016728 3 vloeibare laag wordt verkregen.

Een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de tweede buitenwand losneembaar over de houder heen positioneerbaar is, waarbij de afbuigwand zich in 5 radiale richting over de in bedrijf op de houder gelegen registratiedrager heen uitstrekt.

Indien de tweede buitenwand zich over de regi strati edrager heen uitstrekt, dient de tweede buitenwand losneembaar te zijn voor het in en uit de houder kunnen nemen van de registratiedrager.

10 Een nog verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat een van de tweede buitenwand afgekeerd uiteinde van de afbuigwand in axiale richting dichter nabij de houder is gelegen dan een uiteinde van de eerste buitenwand.

Zodoende wordt lucht eerst in de richting van de eerste 15 buitenwand geleid en pas na het passeren van de afbuigwand in de tussen de eerste binnenwand en de afbuigwand gelegen spleet geleid. Hierdoor vindt een gelijkmatige, nagenoeg radiale luchtstroming ter plaatse van de rand van de registratiedrager plaats.

Een weer verdere uitvoeringsvorm van de inrichting 20 volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat ten minste een van de buitenwanden aan een naar de houder toegekeerde zijde is voorzien van een bekleding die anti-adhesief is voor de in bedrijf op de regi strati edrager aan te brengen vloeibare laag.

Door de wanden te voorzien van een anti-adhesieve 25 bekleding, vindt er geen hechting van de vloeibare substantie aan deze wanden plaats. Een dergelijke hechting zou de in de afvoerkanalen aanwezige luchtstroming negatief beïnvloeden. Bovendien bestaat hierbij het risico dat relatief oude, de aan de wanden gehechte vloeibare substantie door de luchtstroming losraakt en ongewenst op de registratiedrager terecht 30 zou komen. Doordat bij de inrichting volgens de uitvinding geen hechting optreedt, wordt op een relatief eenvoudige wijze dit risico vermeden.

Een weer verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat ten minste het eerste ringvormige afvoerkanaal een stompe hoek insluit met de hartlijn.

35 Doordat het ringvormige afvoerkanaal een stompe hoek insluit met de hartlijn, wordt een aflopend afvoerkanaal verkregen, ,10 1 67 2 β m 4 waardoor de in het afvoerkanaal aanwezige vloeibare substantie relatief snel naar het laagste gedeelte van het afvoerkanaal stromen. Op deze wijze wordt verhinderd dat de vloeibare substantie in het afvoerkanaal zou kunnen uitdrogen, uitharden of kristalliseren.

5 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen waarin: fig. 1 een dwarsdoorsnede van een inrichting volgens de stand van de techniek toont, en fig. 2 een dwarsdoorsnede van een inrichting volgens 10 de uitvinding toont.

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van eenzelfde verwijzingscijfer.

Fig. 1 toont een inrichting 1 volgens de stand van de techniek die is voorzien van een frame 2 waarin een om een hartlijn 3 15 roteerbare as 4 is gelagerd. De as 4 is voorzien van een houder (niet weergegeven) waarop een registratiedrager 5 is gelegen. Het frame 2 is voorzien van een aantal luchttoevoerkanalen 6 die in een tussen de registratiedrager 5 en het frame 2 gelegen ruimte 7 uitmonden. Het frame 2 is voorzien van een eerste ringvormig afvoerkanaal 8 en een daaromheen 20 gelegen tweede ringvormig afvoerkanaal 9. Het eerste afvoerkanaal 8 wordt begrensd door een eerste buitenwand 10. Het tweede afvoerkanaal 9 wordt begrensd door de buitenwand 10 alsmede door een tweede buitenwand 11. Tussen de wand 10 en de houder 5 is een spleet 12 gelegen terwijl tussen de wanden 10 en 11 een spleet 13 is gelegen.

25 De inrichting 1 is verder voorzien van een toevoerin- richting waarmee een vloeibare substantie voor het vormen van de vloeibare laag in een smalle strook nabij de as 4 op de registratiedrager kan worden aangebracht. Een dergelijke toevoerinrichting is bijvoorbeeld bekend uit het Europese octrooi EP-B1-0.594.252 en zal derhalve niet nader worden 30 toegelicht.

Nadat de vloeibare substantie op de registratiedrager is aangebracht, wordt de as 4 om de hartlijn 3 geroteerd ten gevolge waarvan de vloeibare substantie zich over de roterende registratiedrager 5 zal gaan verspreiden. Tijdens het roteren wordt er via de opening 6 een 35 gas onder overdruk zoals bijvoorbeeld perslucht in de ruimte 7 geleid die in de door pijl PI aangegeven richting uit de ruimte 7 zal wegstromen.

5

Door deze luchtstroming wordt voorkomen dat er vloeibare substantie aan de onderzijde van de registratiedrager 5 en/of houder terecht kan komen. Door het roteren treedt er tevens een aanzuigende werking van lucht op nabij de hartlijn 3 die vervolgens over het oppervlak van de registratie-5 drager in de door pijl P2 aangegeven richting wordt geleid. Nabij de randen van de registratiedrager en/of houder treedt er door de luchtstromingen PI en P2, de vorm van de spleten 12, 13 en eventueel de reeds tegen de wanden 10, 11 gehechte vloeibare substantie een turbulente luchtstroming P3 op. Door deze turbulente luchtstroming P3 worden druppeltjes vloeibare 10 substantie teruggevoerd naar de registratiedrager, waardoor op de registratiedrager een ongelijkmatige verdeling van de vloeibare substantie wordt verkregen. Bovendien worden door de turbulente luchtstroom P3 ook druppels buiten de inrichting 1 geslingerd hetgeen tot vervuiling van de omgeving leidt. Ook bestaat het risico dat ondanks de luchtstroom PI toch 15 druppels van de vloeibare substantie tegen de onderzijde van de registratiedrager aankomen hetgeen eveneens ongewenst is.

Fig. 2 toont een inrichting 21 volgens de uitvinding die is voorzien van een frame 22 waarin een om een hartlijn 23 roterende as 24 is gelagerd. Aan de as 24 is een houder 25 voor een registratiedra-20 ger 26 bevestigd. Het frame 22 is voorzien van een ringvormig afvoerkanaal 28 dat een stompe hoek met de hartlijn 23 insluit ten gevolge waarvan het nabij de linkerzijde van fig. 2 gelegen gedeelte van het afvoerkanaal 28 hoger is gelegen dan het in fig. 2 nabij de rechterzijde gelegen gedeelte. Hierdoor is een aflopend afvoerkanaal verkregen. Nabij het laagst 25 gelegen gedeelte van het afvoerkanaal 28 is een uitstroomkanaal 29 voorzien via welke in het afvoerkanaal 28 aanwezige vloeibare substantie kan worden afgevoerd. De bodem 30 van het afvoerkanaal 28 is taps toelopend zodat de vloeibare substantie eenvoudig naar de laagst gelegen positie van het afvoerkanaal 28 stroomt en vervolgens door het aflopende afvoerkanaal in 30 de afvoeropening 29 terechtkomt. Het afvoerkanaal 28 wordt aan een buitenzijde begrensd door een buitenwand 31 die nabij een van het frame 22 afgekeerde zijde is voorzien van een naar de hartlijn 23 toe gebogen rand 32. Om het eerste ringvormige afvoerkanaal 28 heen is een tweede ringvormig afvoerkanaal 33 gelegen dat aan een naar de hartlijn 23 35 toegekeerde zijde wordt begrensd door de wand 31 terwijl het aan een van de hartlijn 23 afgekeerde zijde wordt begrensd door een buitenwand 34.

'1016728 6

De buitenwand 34 is nabij een van het frame 22 afgekeerde zijde voorzien van een zich naar de hartlijn 23 toe uitstrekkende afbuigwand 35. De afbuigwand 35 is aan een van de tweede buitenwand 34 afgekeerde zijde voorzien van een wanddeel 36 dat in de richting van het frame 22 is 5 afgebogen. Tussen de wanddelen 32 en 36 is een ringvormige spleet 37 gelegen. Het wanddeel 36 sluit een hoek a in met het horizontale vlak. De hoek a ligt bij voorkeur tussen 45 en 90°. Tussen het wanddeel 36 en het frame 22 is een ringvormige spleet 38 gelegen. Het wanddeel 36 is in bedrijf op een afstand d van de registratiedrager 26 gelegen. De afstand d 10 ligt bij voorkeur tussen 0 en 50 mm en in het bijzonder tussen 3 en 10 mm. De afstand h in axiale richting tussen de registratiedrager 26 en de wand 36 ligt bij voorkeur tussen -10 mm en 10 mm. De maten d, a. en h zijn afhankelijk van de diameter en dikte van de registratiedrager.

De werking van de inrichting 21 is als volgt. Op een 15 reeds hierboven beschreven wijze wordt vloeibare substantie nabij de hartlijn 23 in een ring of in een spiraal op de registratiedrager 26 aangebracht waarna de registratiedrager 26 met behulp van de houder 25 in de door pijl P4 aangegeven richting om de hartlijn 23 wordt geroteerd. Tijdens het roteren wordt er via openingen 39 in het frame 22 perslucht 20 in de tussen de registratiedrager 26 en het frame 22 gelegen ruimte 40 geleid die in de door pijl P5 aangegeven richting uit de ruimte 40 zal wegstromen. Door het roteren treedt er tevens een aanzuigende werking van lucht op in de door pijl P6 aangegeven richting. Deze lucht wordt vervolgens over het oppervlak van de registratiedrager 26 in radiale 25 richting van de hartlijn 23 af geleid. Door de vorm van het wanddeel 36 en de afstand daarvan tot de registratiedrager 26 treedt er nabij de randen van de registratiedrager 26 een gecontroleerde luchtstroming op die zich nagenoeg volledig in radiale richting uitstrekt. Deze luchtstroming wordt gezamenlijk met de luchtstroming P5 door de spleet 37 in de door pijl P7 30 aangegeven richting naar het tweede ringvormige afvoerkanaal 33 geleid. De van de registratiedrager 26 af stromende vloeibare substantie zal onder invloed van de zwaartekracht en door de snelheid ten gevolge van de rotatie nagenoeg geheel in het eerste ringvormige afvoerkanaal 28 terechtkomen van waaruit het via de afvoeropening 29 wordt afgevoerd. Door de 35 gecontroleerde luchtstroming nabij de randen van de registratiedrager 26 zullen er geen druppeltjes van de vloeibare substantie op de bovenzijde :1 01 67 2 8 7 of onderzijde van de registratiedrager 26 terechtkomen of buiten de inrichting 21 worden geslingerd.

Bovendien is op deze wijze de hoeveelheid benodigde lucht relatief gering, waardoor de uit het tweede ringvormige afvoerka-5 naai 33 af te voeren lucht relatief beperkt is. Aangezien de lucht direct naar het tweede afvoerkanaal 33 wordt geleid, treedt er nagenoeg geen luchtstroming op in het eerste afvoerkanaal 28 waardoor de daarin aanwezige vloeistof nagenoeg niet uitdroogt. Hierdoor kan de vloeistof relatief goed via de afvoeropening 29 worden afgevoerd en worden hergebruikt.

10 Door de gecontroleerde luchtstroming wordt tevens een stabiele ligging van de registratiedrager op de houder verkregen hetgeen een positief effect heeft op het verspreiden van de vloeibare substantie over de registratiedrager alsmede op het van de drager afnemen van de registratiedrager.

15 Het is ook mogelijk om de afbuigwand 35 zodanig afneembaar uit te voeren, dat de afbuigwand 35 pas na het plaatsen van de registratiedrager 26 op de houder 25 over de registratiedrager 26 heen wordt geplaatst en eerst wordt verwijderd voordat de registratiedrager 26 van de houder 25 wordt afgenomen. In een dergelijk geval kan de afbuigwand 20 zich ook over de registratiedrager 26 heen uitstrekken (d<0, bijvoorbeeld d = -50 mm).

De inrichting kan geschikt worden gemaakt voor registratiedragers met uiteenlopende diameters in de orde van 3 tot 30 cm.

,1.0.1 6"? 2 δ

Claims (9)

1. Inrichting voor het aanbrengen van een vloeibare laag op een schijfvormige registratiedrager, welke inrichting is voorzien van 5 een om een hartlijn roteerbare houder voor het in bedrijf ondersteunen van de registratiedrager, een om de hartlijn uitstrekkend eerste ringvormig afvoerkanaal en een om het eerste ringvormige afvoerkanaal uitstrekkend tweede ringvormig afvoerkanaal, welke onder de houder gelegen ringvormige afvoerkanalen zijn voorzien van een eerste respectievelijk een tweede zich 10 axiaal uitstrekkende buitenwand die zich axiaal uitstrekken tot voorbij de houder, waarbij ten minste de tweede buitenwand is voorzien van een naar de hartlijn toe gerichte afbuigwand, met het kenmerk, dat de met de tweede buitenwand verbonden afbuigwand zich radiaal over de eerste buitenwand heen uitstrekt, waarbij er tussen de eerste buitenwand en de 15 afbuigwand een ringvormige spleet is gelegen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afbuigwand aan een van de tweede buitenwand afgekeerde zijde in de richting van de houder is afgebogen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, 20 dat de afbuigwand in radiale richting op 0-50 mm, bij voorkeur 3-10 mm van de rand van de in bedrijf op de houder gelegen registratiedrager af is gelegen.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afbuigwand in axiale richting op -10 - 10 mm van de 25 rand van de in bedrijf op de houder gelegen registratiedrager af is gelegen.

5. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de tweede buitenwand losneembaar over de houder heen positioneerbaar is, waarbij de afbuigwand zich in radiale richting over de in bedrijf op 30 de houder gelegen registratiedrager heen uitstrekt.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een van de tweede buitenwand afgekeerd uiteinde van de afbuigwand in axiale richting dichter nabij de houder is gelegen dan een uiteinde van de eerste buitenwand.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste een van de buitenwanden aan een naar de houder 1 01 672 8 » ' ► toegekeerde zijde is voorzien van een bekleding die anti-adhesief is voor de in bedrijf op de registratiedrager aan te brengen vloeibare laag.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste het eerste ringvormige afvoerkanaal een stompe 5 hoek insluit met de hartlijn.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het ringvormige afvoerkanaal is voorzien van een gootvormige bodem. 1 01 67 28