NL1016609C2 - Werkwijze en inrichting voor het verpakken van cacaobonen en dergelijke natuurlijke producten. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het verpakken van cacaobonen en dergelijke natuurlijke producten.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verpakken van cacaobonen en dergelijke boonvormige natuurlijke producten.

Cacaobonen worden gebruikelijk geplukt en in bulk 5 getransporteerd naar opslaginrichtingen, zoals bijvoorbeeld silo's. Daarin worden de cacaobonen hoog opgetast doordat deze los worden gestort, voorafgaand aan verdere verwerking. Een dergelijke werkwijze heeft als nadeel dat ventilatie van de cacaobonen nagenoeg onmogelijk is, met name voor cacaobonen lager in de stapel. Hierdoor ontstaat schimmelvorming en 10 broei, hetgeen tegengegaan dient te worden door bijvoorbeeld regelmatig omwerken van de gestorte bonen. Een verder nadeel van een dergelijke werkwijze is dat een grote kans bestaat op ongedierte tussen de bonen. Voorts heeft deze bekende werkwijze als nadeel dat verschillende ladingen cacaobonen vermengd zullen raken, waarbij het bijzonder moeilijk, zo niet 15 onmogelijk wordt bonen uit een specifieke lading weg te nemen voor bijvoorbeeld verdere verwerking. Immers, door het los storten van de bonen kunnen over het algemeen de laatst gestorte bonen als eerste worden weggenomen.

Verder is reeds voorgesteld cacaobonen te verpakken in individuele 20 zakken, in het bijzonder jute zakken, waarin de bonen kunnen worden getransporteerd vanaf bijvoorbeeld plantages naar opslagposities, alwaar de cacaobonen verpakt in de zakken in loodsen worden gestapeld. Hiermee wordt het voordeel bereikt dat individuele zakken cacaobonen kunnen worden geplaatst en kunnen worden weggenomen, bijvoorbeeld voor verdere 25 verwerking, zonder dat menging van verschillende ladingen cacaobonen optreedt. Deze werkwijze heeft echter als nadeel dat ook hierbij slechte ventilatie van de cacaobonen optreedt, waardoor schimmelvorming en broei 2 alsnog kan optreden. Bovendien zullen de relatief kleine zakken regelmatig moeten worden verlegd, wanneer zakken voor verdere verwerking moeten worden weggenomen. Dit is met name lastig en tijdrovend wanneer zakken relatief hoog zijn gestapeld. Een verder nadeel is dat het volle gewicht van 5 de bonen wordt gedragen door zakken lager in de stapel. Dit betekent dat de zakken niet bijzonder hoog kunnen worden gestapeld omdat anders de onderste cacaobonen ongewenst hoge drukken zullen ondervinden en geplet kunnen raken.

De uitvinding beoogt een werkwijze van de in de inleiding 10 beschreven soort, waarbij de genoemde nadelen zijn vermeden, met behoud van de voordelen daarvan. Daartoe wordt een werkwijze volgens onderhavige uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.

Verpakking van de cacaobonen of dergelijke producten in 15 ventilerende, althans gedeeltelijk relatief vormstijve en stapelbare verpakkingsinrichtingen biedt het voordeel dat de cacaobonen in de betreffende verpakking kunnen worden vervoerd en kunnen worden opgeslagen, door stapeling van de verpakkingsinrichtingen, waarbij optredende krachten door de verpakkingsinrichtingen worden doorgeleid.

20 Dit betekent dat de cacaobonen zelf niet worden belast door cacaobonen in andere, daarop of daarnaast opgestelde verpakkingsinrichtingen. Bovendien heeft een dergelijke werkwijze het voordeel dat ventilatie van de cacaobonen eenvoudig mogelijk blijft, per individuele verpakkmgsinrichting zowel als bij gestapelde verpakkingsinrichtingen. De relatief vormstijve 25 verpakkingsinrichtingen bieden daarbij het voordeel dat deze relatief eenvoudig kunnen worden gestapeld en ontstapeld en, meer in algemene zin, kunnen worden gehanteerd, bijvoorbeeld tijdens laden en lossen van vervoersmiddelen zoals schepen en vrachtauto's in opslagruimten zoals silo's en in verdere verwerkingsinrichtingen.

3

In een voordelige nadere uitwerking van een werkwijze volgens de uitvinding worden verpakkingsinrichtingen toegepast, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 2.

Gebruik van ten minste één zakvormig element, opgehangen in een 5 frame, althans in een verpakkingsinrichting volgens de uitvinding, biedt het voordeel dat op relatief eenvoudige wijze een bulkverpakking voor cacaobonen wordt verkregen die desalniettemin individueel kan worden gehanteerd. Het frame biedt daarbij een relatief stijf deel van de verpakkingsinrichting, waarmee de verpakkingsinrichting kan worden 10 vastgenomen, opgetild en gestapeld, waarbij het zakvormig element de benodigde ruimte biedt voor het storten van de cacaobonen. Het frame biedt daarbij de ondersteuning voor het zakvormig element. Bij voorkeur kan het zakvormig element worden geleegd door kanteling van het frame met het zakvormig element.

15 Het verdient daarbij de voorkeur dat verpakkingsinrichtingen worden toegepast die, wanneer gestapeld, ruimt vrij laten tussen de verschillende individuele zakvormige elementen, zodanig dat daartussen ventilatielucht kan worden gecirculeerd die rond en door de verpakkingsinrichtingen, in het bijzonder de zakvormige elementen en de 20 daarin opgenomen cacaobonen kan stromen, waarbij het indien gewenst tussen de cacaobonen door kan worden geforceerd. De verpakkingsinrichtingen zijn bij voorkeur zodanig gedimensioneerd dat deze passend in standaard containers kunnen worden gestapeld voor nagenoeg volledige vulling daarvan. Hierdoor wordt de behandeling van de 25 cacaobonen nog verder vereenvoudigd. Het verdient daarbij voorts de voorkeur dat de verpakkingsinrichtingen samenvouwbaar of uitneembaar zijn, zodanig dat deze in lege toestand een aanmerkelijk kleiner volume innemen dan in opgezette gebruikstoestand. Dit betekent dat opslag en transport van de lege verpakkingsinrichtingen eenvoudig mogelijk is, 4 waarbij weinig ruimte wordt ingenomen, terwijl de verpakkingsinrichtingen in opgezette toestand een geschikt groot volume bieden.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het behandelen van cacaobonen of dergelijke producten, gekenmerkt door de 5 maatregelen volgens conclusie 7.

Met een dergelijke werkwijze kunnen op eenvoudige wijze verpakkingsinrichtingen naar een oogstplaats worden getransporteerd, aldaar worden gevuld met cacaobonen of dergelijke producten en in gevulde vorm worden afgevoerd, bijvoorbeeld naar opslagplaatsen of verdere 10 verwerkingsinrichtingen. De toegepaste frames zijn bij voorkeur invouwbaar of uitneembaar, waardoor transport van de lege verpakkingsinrichtingen bijzonder weinig ruimte inneemt.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een verpakkingsinrichting voor cacaobonen of dergelijke producten, gekenmerkt door de maatregelen 15 volgens conclusie 14.

Een dergelijke verpakkingsinrichting biedt een relatief groot volume voor opslag van cacaobonen, waarbij de frames stapelbaar zijn, zodanig dat de cacaobonen bij stapeling niet worden belast, waardoor relatief hoog kan worden gestapeld, zonder ongewenste druk op de 20 cacaobonen. Bovendien biedt een frame bij een verpakkingsinrichting volgens onderhavige uitvinding het voordeel dat dit eenvoudiger hantering van de verpakkingsinrichting mogelijk maakt, bijvoorbeeld tijdens transport en opslag of tijdens legen van de verpakking, terwijl het zakvormig element een geschikte ruimte biedt voor het opnemen van de cacaobonen. Het 25 verdient daarbij de voorkeur dat het frame in hoofdzaak opvouwbaar en/of uitneembaar is, waardoor dit met een relatief klein volume kan worden opgeslagen en getransporteerd voordat de bonen daarin worden opgenomen of nadat deze daaruit zijn weggenomen.

5

In een voordelige uitvoeringsvorm wordt een verpakkingsinrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 16.

In een dergelijke uitvoeringsvorm kunnen de framewanddelen bij 5 ingevouwen frame tegen of in het bodemframe zijn opgenomen, terwijl deze bij de tweede stand zich ongeveer haaks op het bodemframe uitstrekken en ruimte bieden voor het inhangen van het zakvormig element.

In een nadere voordelige uitvoeringsvorm wordt een verpakkingsinrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de 10 maatregelen volgens conclusie 20.

Bij een dergelijke uitvoeringsvorm wordt ervoor zorggedragen dat het zakvormig element bij opgezette verpakkingsinrichting steeds de gewenste vorm behoudt en in de gewenste positie ten opzichte van het frame wordt vastgehouden, ook wanneer dit frame bijvoorbeeld wordt 15 gekanteld voor het althans gedeeltelijk legen van het zakvormig element. Losneembare verbinding van het zakvormig element met het frame biedt daarbij het voordeel dat dit zakvormig element los kan worden opgeslagen, getransporteerd en kan worden gereinigd voorafgaand aan hergebruik.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een samenstel van een 20 container en een serie verpakkingsinrichtingen, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 28.

Een dergelijk samenstel biedt het voordeel dat op bijzonder effectieve wijze gebruik wordt gemaakt van de binnenruimte van een container, welke container de mogelijkheid biedt dat een relatief groot 25 aantal verpakkingsinrichtingen tegelijkertijd kan worden opgenomen en kan worden verplaatst. Het gebruik van de verpakkingsinrichtingen binnen de container biedt daarbij het voordeel dat individuele behandeling van de verpakkingsinrichtingen nog eenvoudig mogelijk blijft, terwijl ventilatie gewaarborgd wordt.

6

De uitvinding heeft voorts betrekking op een frame en een zakvormig element voor gebruik bij een werkwijze of verpakkingsinrichting volgens onderhavige uitvinding.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een logistiek systeem voor 5 het vanaf plantages, althans posities waar cacaobonen worden geoogst en/of verzameld vervoeren van cacaobonen, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 31.

Met een dergelijk logistiek systeem wordt het voordeel bereikt dat eenvoudig en grotendeels automatisch kan worden bepaald op welk moment 10 een geschikt aantal verpakkingsinrichtingen, dat wil zeggen bijvoorbeeld frames en zakvormige elementen alsmede containers op een bepaalde positie dienen aanwezig te zijn, teneinde een voldoende grote hoeveelheid cacaobonen te kunnen verpakken, in verpakkingsinrichtingen in de betreffende containers te kunnen ompakken en vervolgens de containers te 15 kunnen transporteren naar opslagplaatsen zoals silo's, voor opslag en verdere verwerking.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een opslagruimte en verwerkingsinrichting voor cacaobonen of dergelijke producten gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 32.

20 Een opslagruimte en verwerkingsinrichting volgens de uitvinding biedt het voordeel dat de cacaobonen eenvoudig en op economisch wijze kunnen worden gestapeld in de opslagruimte, in individuele verpakkingen waarin de cacaobonen los zijn gestort. De hefmiddelen bieden daarbij het voordeel dat de verpakkingsinrichtingen eenvoudig kunnen worden 25 gestapeld en worden ontstapeld, terwijl de middelen voor het kantelen van de verpakkingsinrichting daarbij het voordeel bieden dat de losgestorte cacaobonen eenvoudig uit de verpakking kunnen worden gestort. De hefmiddelen en de middelen voor het kantelen kunnen eenvoudig worden gecombineerd, bijvoorbeeld in de vorm van een daartoe ingerichte 30 vorkheftruck. De verpakkingsinrichtingen kunnen daarbij in de 7 opslagruimte in stellages worden geplaatst, bijvoorbeeld op rolmiddelen, zodanig dat de verpakkingsinrichtingen eenvoudig kunnen worden verplaatst in de opslagruimte zodat steeds een geschikte verpakkingsinrichting beschikbaar komt voor behandeling door de 5 hefmiddelen. Hierdoor kan nog eenvoudiger steeds een gewenste individuele verpakkingsinrichting worden opgenomen en verplaatst, bijvoorbeeld teneinde de daarin op genomen cacaobonen te kunnen verwerken. Ventilatie tussen en door de verpakkingsinrichtingen blijft daarbij steeds mogelijk.

In de verdere volgconclusies zijn nadere voordelige 10 uitvoeringsvormen van een werkwijze en verpakkingsinrichting nader beschreven. Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvoorbeelden van een werkwijze, verpakkingsinrichting, frame en zakvormig element, logistiek systeem en opslagruimte met verwerkingsinrichting volgens de uitvinding nader worden toe gelicht, zowel 15 individueel als in samenhang, aan de hand van de tekening. Daarin toont: figuur 1 in perspectivisch aanzicht schematisch een eerste uitvoeringsvorm van een opberginrichting volgens de uitvinding; figuur 2 schematisch in zijaanzicht een onderste hoek van een inrichting volgens figuur 1, in opgezette toestand; 20 figuur 3 de hoek volgens figuur 2, in ingeklapte toestand; figuur 4 een detail met een hoek volgens figuur 2 en 3 van twee gestapelde inrichtingen volgens figuur 1; figuur 5 in perspectivisch aanzicht een gedeelte van een inrichting volgens figuur 1, in uitvergroting; 25 figuur 6 in zijaanzicht schematisch een viertal inrichtingen volgens de uitvinding, gestapeld in een standaard container; figuur 7 schematisch een werkwijze volgens de uitvinding; figuur 8 in zijaanzicht schematisch een frame voor een inrichting volgens de uitvinding, in een alternatieve uitvoeringsvorm; 8 figuur 9 in uitvergroting een hoek van een frame volgens figuur 8, in opgezette toestand.

Figuur 10A-D in vier stappen het inklappen van een frame met zakvormig element volgens figuur 8 en 9.

5 In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscijfers. In deze tekening zijn slechts uitvoeringsvoorbeelden getoond, welke geenszins beperkend dienen te worden uitgelegd.

In figuur 1 is in perspectivisch aanzicht een verpakkingsinrichting 10 1 volgens de uitvinding getoond, welke in hoofdzaak is opgebouwd uit een frame 2 en een zakvormig element 4, dat verder zal worden aangeduid als zak 4. De zak 4 is in de in figuur 1 bovengetoonde bovenzijde 6 open getoond, doch kan ook afsluitbaar zijn. De zak 4 omvat voorts twee langswanden 8, twee kopwanden 10 en een bodem 12, onderling met elkaar 15 verbonden voor de vorming van een opneemruimte 14 waarin cacaobonen (niet getoond) kunnen worden gestort via de open bovenzijde 6. Tussen de langswanden 8 zijn tussenwanden 16 aangebracht, welke een hoogte hebben die kleiner is dan de hoogte van de langswanden 8. De tussenwanden 16 zijn om en om aansluitend op de bovenzijde 6 en aansluitend op de bodem 20 12 aangebracht, zodat tussen een nabij de bovenzijde 6 aansluitende tussenwand 16 en de bodem 12 een doorlaatopening 18 is voorzien, terwijl tussen de op de bodem 12 aansluitende tussenwand 16 en de bovenzijde 6 een doorlaatopening 20 is voorzien. Dit betekent dat op eenvoudige wijze een gelijkmatige verdeling van cacaobonen in de opneemruimte 14 kan 25 worden verkregen, waardoor deze geheel kan worden gevuld. De tussenwanden 16 dragen er zorg voor dat de langswanden 8 in de gewenste stand worden gehouden, namelijk in hoofdzaak verticaal en evenwijdig aan elkaar. Het zal duidelijk zijn dat ook andere aantallen tussenwanden 16 kunnen zijn voorzien, welke zich ook over andere hoogten kunnen 9 uitstrekken, eventueel de gehele hoogte, waarbij een nauwkeuriger vulling dient te worden voorzien.

De zak 4 is tenminste grotendeels vervaardigd uit een luchtdoorlatend materiaal, bijvoorbeeld een weefsel, gaas , licht permeabel 5 folie, vlechtwerk of dergelijke, met zodanige openingen dat de cacaobonen daar niet doorheen kunnen vallen. Ook kan de zak 4 geheel of gedeeltelijk uit semi-permiabel materiaal bestaan. Doel hiervan is dat de zak 4 luchtdoorlatend is en derhalve kan ventileren. Dit betekent dat rotting of schimmelvorming in de cacaobonen in de opneemruimte 14 relatief 10 eenvoudig kan worden verhinderd. Ook kunnen in framedelen geperforeerde platen, gaasdelen of dergelijke worden opgenomen. Onder zakvormig element 4 dient in deze ook te worden begrepen vouwbare, kratachtige elementen, al dan niet geïntegreerd met het frame 2.

Het frame 2 is op nog nader te beschrijven wijze opvouwbaar 15 tussen een eerste stand waarin dit is opgevouwen en een minimale ruimte inneemt en een tweede stand waarbij de zak 4 binnen het frame 2 kan worden opgehangen zoals getoond in figuur 1. In de eerste, opgevouwen stand kan de zak 4 zijn verwijderd of met het frame 2 zijn opgevouwen. Overigens kan het frame ook geheel of gedeeltelijk uitneembaar zijn 20 uitgevoerd voor het verkrijgen van een minimaal volume. Gebruik van een frame vergroot de stapelbaarheid bovendien, hetgeen met name ook van belang is bij verpakking van rollende producten zoals cacaobonen.

In figuur 2 en 3 is een gedeelte van een verpakkingsinrichting 1 volgens de uitvinding getoond, in het bijzonder een linker benedenhoek, ter 25 verduidelijking van de zwenk- en blokkeermiddelen 22. Figuur 2 toont daarbij de opgezette stand, figuur 3 de ingeklapte stand.

Het frame 2 omvat een raamvormig bodemframe 24, in hoofdzaak op gebouwd uit kokerprofielen 26, in de getoonde uitvoeringsvorm rechthoekig. Op de vier hoeken is een kokerelement 28 voorzien, dat aan de 30 bovenzijde een uitsparing 30 bepaalt. Aan twee tegenovergelegen einden ,; Γ' l J | : 10 van het frame 2 is een framewanddeel 32 aangebracht, elk in hoofdzaak opgebouwd uit twee zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende poten 34, nabij de boveneinden onderling verbonden door een dwarsligger 36. De ondereinden 38 van de poten 34 zijn door genoemde uitsparingen 30 in de 5 kokerelementen 28 gestoken en rusten in de opgezette stand, zoals getoond in figuur 2, op de bodem 40 van het betreffende kokerelement 28. Aan tenminste een en bij voorkeur aan weerszijden van het kokerelement 28 is een enigszins L- of hockeystickvormige geleidebaan 42 voorzien, waarvan een zich ongeveer horizontaal uitstrekkend slotgedeelte 44 zich ongeveer 10 horizontaal uitstrekt, nabij de onderzijde van het bodemframe 24, terwijl een hellend deel 46 van de geleidebaan 42 zich uitstrekt tot nabij genoemde uitsparing 30. De nabij de beide einden van het bodemframe 24 aangebrachte geleidebanen 42 zijn zodanig gepositioneerd dat de aansluitingen tussen de slotgedeelten 44 en de hellende delen 46 naar 15 elkaar zijn gekeerd. Het gesloten einde 44a van het slotgedeelte 44 ligt telkens ongeveer recht onder het gesloten einde 46a van het hellende deel 46. Door genoemd ondereinde 38 van de poot 34 strekt zich steeds een geleidepen 48 uit, tot in de of elke naastgelegen geleidebaan 42, zodanig dat bij beweging van de poot 34 de geleidepen 48 door de geleidebaan 42 wordt 20 geleid en in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt. In de bovenrand van het kokerprofiel is een naar boven toe open inkeping 47 aangebracht, waarin bij opgezet frame een in de poot 34 bevestigde blokkeerpen 49 valt. Hiermee wordt een horizontale verplaatsing van de poot 34 effectief verhinderd.

Binnen het kokerelement 28 is, tegen een wand daarvan een 25 veerelement, in het bijzonder een bladveer 50 vastgezet, welke zich hellend neerwaarts uistrekt tot nabij de bodem 40, zoals duidelijk getoond in figuur 2 en 3. Het of elk veerelement 50 kruist daarbij tenminste het hellende deel 46 van de geleidebaan 42 en/of het slotgedeelte 44 daarvan, althans in onbelaste toestand. Zoals duidelijk blijkt uit figuur 2 is, bij de 30 verpakkingsinrichting 1 in opgezette toestand de geleidepen 48 opgesloten 11 tussen genoemd gesloten einde 44a en de veer 50, zodat de poot 34 in de vertikale stand wordt opgesloten. Bij de in figuur 3 getoonde samengevouwen toestand ligt de geleidepen 48 althans nagenoeg aan tegen het gesloten einde 46a van het hellende deel 46 van de geleidebaan 42, 5 waarbij de poot 34 zich ongeveer evenwijdig aan het vlak van het bodemframe 24 uitstrekt en daartegenaan kan liggen.

Het framebanddeel 32 kan vanuit de in figuur 2 getoonde stand naar de in figuur 3 getoonde stand worden gebracht door genoemd framebanddeel eerst te verzwenken, in de van het tegenovergelegen 10 framebanddeel 32 afgekeerde richting, zoals in figuur 2 aangeduid door de pijl Z en in onderbroken lijnen schematisch weergeven waardoor de geleidepen 48 door het slotgedeelte 44 wordt bewogen, onder wegdrukking van de veer 50. Vervolgens kan de geleidepen 48 in het hellende deel 46 worden bewogen, langs de veer 50, door het betreffende framebanddeel 32 15 omhoog weg te trekken, in de van de bodem 40 afgekeerde richting. Daarbij wordt de blokkeerpen 47 uit de inkeping 49 getrokken. Wanneer de geleidepen 48 tegen het gesloten einde 46a aanslaat kan dit in de richting van het bodemframe 24 worden verzwenkt, ongeveer rond genoemde geleidepen 48, in de richting van de pijl K, tot de in figuur 3 getoonde stand.

20 Bij op zetten van het frame vanuit de in figuur 3 getoonde stand wordt uiteraard de omgekeerde volgorde aangehouden. Zoals duidelijk blijkt uit figuur 5 is in het kokerelement 28 aan de naar de zak 4 gekeerde zijde de wand weggenomen en in het kokerprofiel 26 een in hoofdzaak U-vormige uitsparing 52 voorzien, waarin de poot 34 kan bewegen tijdens verzwenken.

25 In opgezette toestand rust de poot 34 tegen de tegenovergelegen wand van het kokerelement 28 en de blokkeerpen 47. De nabij de geleidepen 48 gelegen hoek van het ondereinde 38 van de poot 34 kan zijn afgerond, zoals in onderbroken lijnen weergegeven, zodat deze langs genoemde wand van het kokerelement 28 kan roteren rond genoemde geleidepen 48. Ook kan 30 daartoe genoemde wand enigszins zijn verlaagd.

1 Π , ; ·' O ' 12

De getoonde zwenk- en blokeermiddelen 22, 47, 48, 49 bieden het voordeel dat het frame in de opgezette toestand, zoals getoond in figuur 1 en 2, eenvoudig kan worden opgenomen en bijvoorbeeld ondersteboven kan worden gekeerd, zonder dat de framewanddelen 32 loskomen van of zullen 5 verzwenken ten opzichte van het bodemframe 24. Met name ook omdat, zoals nog zal worden toegelicht, de boveneinden van de framewanddelen 32 bij gevulde zak 4 althans enigszins naar elkaar toe zullen worden getrokken, waardoor een nog betere opsluiting wordt verkregen.

Aan elke poot of, bij voorkeur kokerelement 28 is, nabij de 10 framedelen 26 een oog 54 bevestigd, terwijl een vergelijkbaar oog 56 nabij elk boveneind van een poot 34 is aangebracht. De zak 4 is nabij zijn 8 hoeken voorzien van een lip 58 met aan het vrije einde een haakelement 60 dat in een betreffend oog 54 is gehaakt. De lippen 58 zijn daarbij bij voorkeur enigszins elastisch uitgevoerd. De afmetingen van de zak 4, de 15 lippen 58 en de haakelementen 60 zijn daarbij zodanig gekozen dat de zak 4 tussen de framewanddelen 32, althans de ogen 54, 56 enigszins wordt opgespannen. Het zal duidelijk zijn dat uiteraard meerdere lippen 58 en haakelementen 60 kunnen zijn voorzien, die aan verdere ogen 54, 56 kunnen worden vastgezet, bijvoorbeeld voor verder opspannen van de zak 4. 20 De ogen 54, 56 kunnen uiteraard boven of naast de uitsparingen 52 worden aangebracht, maar kunnen eventueel ook alleen op de poten 34 en/of de dwarsliggers 36 zijn vastgezet. Het zal duidelijk zijn dat ogen en haken op elke gewenste, geschikte positie kunnen worden aangebracht.

Zoals duidelijk getoond in figuur 5 is de zak 4 vervaardigd uit een 25 ventilerend weefsel, schematisch aangegeven door kruiselingse arceringen op slechts een gedeelte van de wanden 6, 8 van de zak 4. Uiteraard kan de zak 4 geheel of gedeeltelijk uit een dergelijk ventilerend materiaal zijn vervaardigd.

De zak 4 is in de wand daarvan, in figuur 5 in de langswand 8, 30 voorzien van een bij voorkeur afsluitbare opening 64 waardoorheen een 13 monster kan worden genomen van de zich in de opneemruimte 14 bevindende bonen. Daartoe kan eventueel een slurfvormige slang op de opening 64 aansluiten, zodat wordt verhinderd dat bij openen van de opening 64 direct bonen vrijkomen.

5 Zoals duidelijk blijkt uit figuur 4 zijn de verpakkingsinrichtingen 1 eenvoudig stapelbaar. Daartoe zijn eerste stapelmiddelen 66 voorzien nabij de boveneinden van de framewanddelen 32, bijvoorbeeld schijfvormige verlengingen van de poten 34, terwijl het bodemframe 24 onder de poten 34 is voorzien van tweede stapelmiddelen 68, bijvoorbeeld opgelaste ringen 10 waarin genoemde eerste stapelmiddelen 66 passend kunnen worden opgenomen. Hierdoor wordt een bijzonder stabiele stapeling verkregen. Het zal duidelijk zijn dat de eerste - en tweede stapelmiddelen 66, 68 op elke andere geschikte wijze kunnen zijn uitgevoerd.

In figuur 6 is een stapeling getoond van verpakkingsinrichtingen 1 15 in een container 70, in het bijzonder een standaardcontainer zoals een zeecontainer. Zoals duidelijk blijkt uit figuur 6 zijn de buitenafmetingen van de verpakkingsinrichtingen 1, welke in hoofdzaak worden bepaald door de afmetingen van de frames 2 zodanig gekozen dat de container 70 met een discreet aantal verpakkingsinrichtingen passend kan worden gevuld. In de 20 in figuur 6 getoonde uitvoeringsvorm past althans in zijaanzicht gezien een viertal verpakkingsinrichtingen 1 passend in de container 70, waarbij bijvoorbeeld twee rijen van vier verpakkingsinrichtingen naast elkaar kunnen worden opgesteld. Verpakkingsinrichtingen volgens de uitvinding hebben bijvoorbeeld een bodemmaat van 1 meter bij 1,2 meter, met een 25 hoogte van 1,2 meter, welke maten slechts als voorbeeld zijn gegeven. Uiteraard kunnen door een geschikte keuze van de afmetingen andere aantallen verpakkingsinrichtingen passend in een container 70, worden opgenomen, op vergelijkbare wijze.

In figuur 7 is schematisch weergegeven hoe 30 verpakkingsinrichtingen 1 volgens de uitvinding kunnen worden toegepast.

14

Een aantal frames 2 wordt, in samengevouwen toestand zoals gedeeltelijk weergegeven in figuur 3, bij voorkeur gestapeld naar een plantage 72 gevoerd, tezamen met een bijpassend aantal zakken 4, weergegeven in opgevouwen toestand. Doordat de verpakkingsinrichtingen 1 hierdoor een 5 relatief klein volume innemen kan een groot aantal van dergelijke verpakkingsinrichtingen eenvoudig worden getransporteerd.Op genoemde plantage, althans een geschikt vulpunt worden de verpakkingsinrichtingen 1 opgezet door uitvouwen van de frames 2 en inhangen van de zakken 4. Vervolgens worden de zakken 4 gevuld met cacaobonen van de plantage 72, 10 waarna de verpakkingsinrichtingen 1 gestapeld en bij voorkeur verpakt in containers 70 naar een opslagruimte en/of verwerkingsinrichting 74 worden vervoerd, alwaar de verpakkingsinrichtingen 1 integraal uit de containers 70 worden gehaald, bijvoorbeeld met een vorkheftruck en in een opslagruimte 74 worden opgesteld. Daartoe kunnen de 15 verpakkingsinrichtingen 1 terug worden gestapeld, maar kunnen ook bijvoorbeeld in stellingen worden geplaatst op rollen of dergelijke, zodat verplaatsing eenvoudig mogelijk is. Doordat de zakken 4 luchtdoorlatend zijn en niet geheel op elkaar aansluiten, als gevolg van de frames 2, kan tijdens transport en opslag eenvoudig voor ventilatie van de cacaobonen in 20 de zakken 4 worden zorggedragen, waardoor schimmelvorming, rotting en dergelijke eenvoudig kunnen worden verhinderd. Doordat de verpakkingsinrichtingen eenvoudig in hun geheel kunnen worden opgenomen en kunnen worden verplaatst kan steeds een geschikte keuze uit de aanwezige cacaobonen worden gemaakt voor verdere verwerking. Indien 25 een bepaalde verpakkingsinrichting, althans de daarin aanwezige cacoabonen voor verwerking in aanmerking komen wordt de verpakkingsinrichting eenvoudig op genomen, bijvoorbeeld met een geschikte vorkheftruck of der gelijke, waarna de verpakkingsinrichting 1 naar een stortpunt kan worden gereden. Aldaar wordt de 30 verpakkingsinrichting 1 gekanteld, bij voorkeur naar een stand waarbij de 15 open bovenzijde 6 in hoofdzaak naar onder is gekeerd. Als gevolg van de zwenk- en blokkeermiddelen 22 wordt daarbij eenvoudig verhinderd dat de framewanddelen 32 verzwenken, zodat de zak 4 eenvoudig kan worden leeggestort. Daarna kan de zak 4 uit het frame 2 worden genomen,door 5 losnemen van de haakelementen 60, waarna de zak kan worden afgevoerd, bijvoorbeeld voor reiniging. Daarbij is de zak 4 bij voorkeur wasbaar uitgevoerd, zodat reiniging eenvoudig mogelijk is. Het frame 2 kan worden opgevouwen, op eerder beschreven wijze, en worden opgeslagen voor hergebruik.

10 Het verdient de voorkeur dat gebruik wordt gemaakt van een rekeneenheid waarmee steeds kan worden berekend hoeveel verpakkingsinrichtingen 1, althans frames 2 en zakken 4 naar een bepaalde plantage 72, althans verzamelpunt dienen te worden gevoerd voor het verpakken van de daar beschikbare cacaobonen of dergelijke producten, 15 terwijl daarbij bovendien kan worden berekend hoeveel containers 70 voor opslag en transport daarvan noodzakelijk zijn. Hierdoor wordt een bijzonder eenvoudig en economisch logistiek systeem verkregen.

In figuur 8 is in zijaanzicht schematisch getoond een alternatieve uitvoeringsvorm van een frame 102 voor een verpakkingsinrichting 101 20 volgens de uitvinding. Vergelijkbare delen hebben vergelijkbare verwijzingscijfers, opgehoogd met 100. In dit schematisch aanzicht is ter linkerzijde een framewanddeel 132 in opgezette toestand getoond, ter rechterzijde in neergeklapte toestand. In figuur 9 is in perspectivisch aanzicht een onderhoek van een frame volgens figuur 8 getoond, vanaf de 25 binnenzijde gezien. Het frame 102 omvat twee zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende langsliggers 126 en twee de langsliggers aan de kopse einden onderling verbindende dwarsliggers 126A. De liggers 126 zijn vervaardigd uit kokerprofielen. In de langsliggers 126 zijn nabij de kopse einden aan beide zijden rechthoekige uitsparingen 182 aangebracht, nabij de 30 onderzijden. De framewanddelen 132 omvatten twee zich evenwijdig aan 16 elkaar uitstrekkende poten 134, aan het boveneinde verbonden door een dwarsverbinding 136, terwijl de poten nabij de ondereinden zijn voorzien van een zich bij framewanddeel 132 in opgezette stand ongeveer horizontaal en evenwijdig aan de langsliggers 126 uitstrekkend pootdeel 180. Nabij het 5 vrije einde van het pootdeel 180 is een blokkeerpen 148 aangebracht welke in de rechthoekige uitsparing 182 reikt en daarin relatief veel speelruimte heeft. De beide poten 134 zijn nabij een ondereinde onderling verbonden door een dwarsstang 149, bijvoorbeeld met een cirkelvormige dwarsdoorsnede. Deze dwarsstang 149 strekt zich evenwijdig aan de 10 dwarsliggers 126A uit, nabij een bovenzijde daarvan. Op de bovenzijde van de dwarsliggers 126A is een aantal haakelementen 147 vastgezet, bijvoorbeeld gelast, met de open zijde omhoog en naar buiten gekeerd. Bij een opgezet framewanddeel 132, zoals getoond in figuur 8 ter linkerzijde, figuur 9 en figuur 10A is de dwarsstang 149 op genomen binnen de 15 haakelementen 147. Een zakvormig element 104 kan wederom aan haakelementen 154, 156 worden bevestigd. Bij belasting door het zakvormig element wordt het framewanddeel 132 in de richting F belast, waardoor dit in beginsel de neiging zal vertonen rond de dwarsstang 149 te roteren, binnen het haakelement 147, waarbij het horizontale pootdeel 180 tegen een 20 tussen de framedelenl26, 126A gelast, horizontaal plaatdeel 140 wordt gedrukt, terwijl de blokkeerpen 148 in een aan de naar de dwarsligger 126A gekeerde onderhoek van de uitsparing 182 wordt gedrukt. Het ondereinde van de poten 134 wordt daarbij tegen de dwarsligger 126A gedrukt. In deze toestand is het framewanddeel 132 secuur opgesloten en kan de 25 verpakkingsinrichting 101 eenvoudig worden gemanipuleerd en bijvoorbeeld ondersteboven worden gehouden om te worden geleegd. Op het plaatdeel 140 is bovendien een slotnok 181 voorzien, waartegen het vrije einde van het pootdeel 180 aanligt. Daardoor kan de poot 134 niet verzwenken, zonder dat deze eerst enigszins wordt opgetild, waarbij de haak 147 althans 30 enigszins elastisch zal vervormen, zoals nog zal worden besproken.

17

In figuur 8 ter rechterzijde is het framewanddeel 132 in een neergeklapte toestand gebracht. Aan de hand van figuur 10 A-D zal dit nader worden uitgelegd.

Vanuit de opgezette stand, zoals getoond in figuur 10A, waar een 5 onderste hoek van het frame 102 is getoond, wordt het zakvormig element 4 van de haken 154, 156 losgenomen, nadat dit is geleegd. Vervolgens wordt het framewanddeel 132 enigszins omhoog getild, tot het pootdeel 180 boven de slotnok 181 uitreikt, waarna het in de van de pijl F in figuur 8 afgekeerde richting T naar buiten toe wordt gekanteld, rond de dwarsstang 10 149 binnen de haakvormige elementen 147, zodanig dat de blokkeerpen 148 in een van de dwarsligger 126A afgekeerde bovenhoek van de uitsparing 182 wordt gedrukt. Bij het omhoogbewegen van het framewanddeel 132 worden de haakvormige elementen 147 en/of de dwarsstang 149 enigszins elastisch vervormd, ten einde de gewenste verplaatsing mogelijk te maken. 15 Door de positie van de blokkeerpen 148 wordt verder zwenken verhinderd. Deze stand is getoond in figuur 10B. Vanuit deze stand wordt het framewanddeel 132 omhoog getrokken, ongeveer evenwijdig aan het vlak van het framewanddeel 132, zodanig dat de dwarsstang 149 uit de haakvormige elementen 147 wordt getrokken. Bij voorkeur dient hierbij een 20 lichte elastische vervorming op te treden, zodat een goede opsluiting kan worden verkregen. In figuur 10C is de dwarsstang 149 los van de haakvormige elementen 147 getoond, waarbij het framewanddeel ten opzichte van de stand als getoond in figuur 10A enigszins omhoog is bewogen, zodanig ^at de blokkeerpen 148 in de naar de dwarsligger 126A 25 gekeerde bovenhoek van de uitsparing 182 is gedrukt. Vervolgens wordt het framewanddeel 132 in de richting F gekanteld, naar de in figuur 10D getoonde positie, waarbij de poten 134 zich evenwijdig aan de langsliggers 126 uitstrekken, terwijl het pootdeel 180 zich ongeveer verticaal uitstrekt en rust op de plaat 140. Hierbij ligt de blokkeerpen 148 onder in de 30 uitsparing 182.

18

Het zal direct duidelijk zijn dat een framewanddeel 132 vanuit de in figuur 10D getoonde stand eenvoudig naar de in figuur 10A getoonde stand kan worden gebracht, in een volgorde tegengesteld aan de eerder beschreven volgorde voor het inklappen. Het zal voorts duidelijk zijn dat een 5 verpakkingsinrichting 101 volgens figuur 8 - 10 op dezelfde of vergelijkbare wijze kan worden gebruikt als de eerder beschreven uitvoeringsvormen. Bij de getoonde uitvoeringsvormen kan het zakvormig element bijvoorbeeld eenvoudig worden uitgevoerd als een big bag. Een verpakkingsinrichting volgens de uitvinding heeft bij voorkeur een modulaire maat passend bij 10 standaard (zee-)containers, bijvoorbeeld (x *0,5)m bij (y * 0,6)m bij (z x 0,6)m waarbij x, y en z integers zijn.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en de tekeningen getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Vele variaties daarop zijn mogelijk binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding. 15 Zo kunnen de frames op vele andere wijzen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld zodanig dat dit geheel of gedeeltelijk uiteen kan worden genomen in plaats van worden opgevouwen. Ook kunnen anderssoortige zakvormige elementen worden toegepast. Voorts kunnen bijvoorbeeld meer dan twee framewanddelen worden voorzien, waardoor meerdere zakvormige 20 elementen in een verpakkingsinrichting volgens de uitvinding kunnen worden op gehangen terwijl de framewanddelen ook anders kunnen zijn op gebouwd, bijvoorbeeld uit draadwerk, plaatmateriaal of dergelijke. Voorts kan een verpakkingsinrichting volgens de uitvinding voor allerlei soorten producten worden toegepast. Ook kunnen de zakvormige elementen en/of de 25 frames op andere wijzen worden vervoerd, gecombineerd of van elkaar gescheiden. Uiteraard kunnen de zakvormige elementen ook op zichzelf bekende wijze worden geleegd in een pakhuis. Opslag in de verpakkingsinrichtingen verdient evenwel de voorkeur gezien de voordelige ventilatie en de handelbaarheid.

19

Deze en vele vergelijkbare variaties worden geacht binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding te vallen.

Claims (33)

1. Werkwijze voor het verpakken van cacaobonen en dergelijke boonvormige natuurlijke producten, waarbij de cacaobonen worden verpakt in ventilerende, althans gedeeltelijk relatief vormstijve en stapelbare verpakkingsinrichtingen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij verpakkingsinrichtingen worden toegepast welke een zakvormig element omvatten, welk element wordt opgehangen in een frame, zodanig dat het zakvormige element te zamen met de daarin verpakte cacaobonen kan worden opgenomen en worden geleegd, bij voorkeur door kanteling van ten minste het zakvormige 10 element.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij een aantal gevulde verpakkingsinrichtingen wordt gestapeld, waarbij ventilatielucht in staat wordt gesteld langs en door de verpakkingsinrichtingen en daarin op genomen cacaobonen te stromen.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij verpakkingsinrichtingen, in het bijzonder frames van zodanige afmetingen worden toegepast dat deze relatief nauw passend in een gestandaardiseerde container kunnen worden gestapeld.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij frames worden toegepast 20 met een modulaire maat met een lengte van ongeveer 0,6 meter, een breedte van ongeveer 0,5 meter en een hoogte van ongeveer 0,6 meter.

6. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij als verpakkingsinrichting een vouwbare of uitneembare krat wordt toegepast.

7. Werkwijze voor het behandelen van cacaobonen of dergelijke 25 boonvormige, natuurlijke producten, waarbij een reeks frames naar een positie nabij een oogstplaats voor cacaobonen wordt vervoerd, evenals een reeks zakvormige elementen, waarbij op genoemde positie de frames worden opgesteld, de zakvormige elementen in de frames worden opgehangen, zodanig dat een vulopening wordt gevormd en de zakvormige elementen via de vulopening wordt gevuld met cacaobonen, waarna de frames met de gevulde zakvormige elementen worden afgevoerd.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij invouwbare frames worden toe gepast, welke in ingevouwen toestand naar genoemde positie worden vervoerd en daar worden uitgevouwen, voorafgaand aan inhangen van de zakvormige elementen.

9. Werkwijze volgens conclusie 7 of 8, waarbij de frames met de 10 gevulde zakvormige elementen in containers, in het bijzonder standaard zeecontainers worden verpakt, in het bijzonder in gestapelde toestand.

10. Werkwijze volgens een der conclusies 7 - 9, waarbij de frames met gevulde zakvormige elementen na transport vanaf de genoemde positie naar een opslagplaats worden vervoerd en in genoemde opslagplaats worden 15 op gestapeld op en naast elkaar, zodanig dat lucht in staat wordt gesteld langs en door de zakvormige elementen te stromen.

11. Werkwijze volgens een der conclusies 7 -10, waarbij als zakvormige elementen in hoofdzaak uit textiel, geweven kunststof en/of ventilerende folie vervaardigde zakken worden toegepast.

12. Werkwijze volgens een der conclusies 7-11, waarbij de zakvormige elementen worden geleegd en daarna worden samengevouwen, waarna de zakvormige elementen naar genoemde positie of dergelijke locatie worden teruggevoerd voor hergebruik.

13. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 25 verpakkingsinrichtingen worden geleegd door deze te kantelen.

14. Verpakkingsinrichting voor cacaobonen of dergelijke boonvormige, natuurlijke producten, welke verpakkingsinrichting een frame en een daarin ophangbaar, zakvormig element omvat, waarbij een vulopening is voorzien voor het ten minste in het zakvormige element brengen van genoemde producten en waarbij de frames met gevulde zakken stapelbaar zijn.

15. Verpakkingsinrichting volgens conclusie 14, waarbij het frame in hoofdzaak opvouwbaar en/of uitneembaar is.

16. Verpakkingsinrichting volgens conclusie 14 of 15, waarbij het frame een bodemframe en twee framewanddelen omvat, waarbij de framewanddelen zich aan twee tegenovergelegen einden van het bodemframe uitstrekken en daarmee via scharniermiddelen zijn verbonden, zodanig dat de framewanddelen in een eerste stand kunnen worden 10 gebracht waarbij deze zich ongeveer evenwijdig aan het bodemframe uitstrekken en in een tweede stand waarbij deze zich ongeveer haaks op het bodemframe uitstrekken.

17. Verpakkingsinrichting volgens conclusie 16, waarbij het bodemframe is voorzien van uitsparingen waarin poten van de respectieve 15 framewanddelen opneembaar zijn, waarbij de poten en de uitsparingen zijn voorzien van samenwerkende blokkermiddelen, zodanig uitgevoerd dat de framewanddelen enigszins dienen te worden opgetild alvorens vanuit de tweede positie naar de eerste positie te kunnen worden verzwenkt, zodanig dat de framewanddelen bij opgezet frame in de eerste stand worden 20 gehouden ten minste onder invloed van de zwaartekracht.

18. Verpakkingsinrichting volgens conclusie 17, waarbij in of nabij de uitsparingen en/of de poten veermiddelen zijn voorzien, zodanig dat de framewanddelen enigszins dienen te worden verzwenkt in een van elkaar afgekeerde richting, tegen veerwerking in, alvorens te kunnen worden 25 op getild vanuit de tweede positie en naar de eerste positie te kunnen worden gebracht.

19. Verpakkingsinrichting volgens conclusie 17 of 18, waarbij de blokkeermiddelen in de uitsparing een geleidebaan omvatten en de poten zijn voorzien van een daarmee samenwerkende geleidepen, zodanig dat in 30 de tweede stand de geleidepen in een gedeelte van de geleidebaan is ! op genomen waaruit het niet ongeveer evenwijdig aan het door het betreffende framewanddeel bepaalde vlak kan worden bewogen

20. Verpakkingsinrichting volgens een der conclusies 14 -19, waarbij het zakvormige element binnen het frame enigszins opgespannen is, in 5 gebruikstoestand, waarbij het zakvormig element zowel nabij de bovenzijde als nabij de onderzijde losneembaar met het frame verbonden is.

21. Verpakkingsinrichting volgens een der conclusies 14 - 20, waarbij het zakvormige element in gebruikstoestand ten minste een in zichzelf gesloten, opstaande wand en een daarmee verbonden bodem omvat, waarbij 10 tegenover elkaar gelegen delen van de wand met elkaar zijn verbonden door ten minste één tussenwand, waarbij de of elke tussenwand een hoogte heeft die kleiner is dan de afstand tussen de bodem en de vrije langsrand van de wand, één en ander zodanig dat bij ten minste één tussenwand een opening is gevormd tussen de bodem en de naar de bodem toegekeerde rand van de 15 betreffende tussenwand.

22. Verpakkingsinrichting volgens een der conclusies 14 - 21, waarbij het zakvormige element in hoofdzaak is vervaardigd uit textiel, geweven kunststof en/of ventilerend folie.

23. Verpakkingsinrichting volgens een der conclusies 14 - 22, waarbij 20 het zakvormige element in een zijwanddeel is voorzien van een opening voor het nemen van monsters.

24. Verpakkingsinrichting volgens een der conclusies 14 - 23, waarbij het zakvormige element wasbaar is.

25. Verpakkingsinrichting volgens een der conclusies 14 - 24, waarbij 25 het frame nabij de bovenzijde is voorzien van eerste stapelmiddelen en nabij de onderzijde van tweede stapelmiddelen, zodanig dat frames kunnen worden gestapeld door samenwerking van eerste en tweede stapelmiddelen, waarbij de frames bij voorkeur zowel recht op elkaar als in verband kunnen worden gestapeld. •jj·* t

26. Verpakkingsinrichting volgens een der conclusies 14 - 25, waarbij de buitenafmetingen van de verpakkingsinrichting in opgezette toestand in hoofdzaak worden bepaald door de afmetingen van het frame, welke buitenafmetingen zodanig zijn gekozen dat een serie 5 verpakkingsinrichtingen gestapeld passend opneembaar is binnen een standaard container, in het bijzonder een zeecontainer.

27. Verpakkingsinrichting volgens conclusie 26, waarbij het frame buitenafmetingen heeft, in opgezette toestand, met een modulaire maat van ongeveer 0,5 meter bij 0,6 meter bij 0,6 meter.

28. Samenstel van een container en een serie verpakkingsinrichtingen volgens een der conclusies 14 - 27, waarbij de verpakkingsinrichtingen passend in de container zijn gestapeld.

29. Frame voor gebruik bij een werkwijze volgens een der conclusies 1 -13 of voor de vorming van een verpakkingsinrichting volgens een der 15 conclusies 14 - 27.

30. Zakvormig element als binnenverpakking voor gebruik bij een werkwijze volgens een der conclusies 1 - 13, voor de vorming van een verpakkingsinrichting volgens een der conclusies 14 - 27 of bij een frame volgens conclusie 29.

31. Logistiek systeem voor het vanaf plantages, althans posities waar cacaobonen worden geoogst en/of verzameld vervoeren van cacaobonen naar verwerkingsinrichtingen, althans opslagplaatsen, onder toepassing van verpakkingsinrichtingen volgens een der conclusies 14 - 28, waarbij: voor een serie plantages of dergelijke posities een te vervoeren 25 kwantiteit cacaobonen wordt bepaald; bepalen van het benodigde aantal verpakkingsinrichtingen noodzakelijk voor elk van de plantages voor verpakken van de kwantiteit cacaobonen te vervoeren vanaf de betreffende plantage; bepalen van de benodigde aantallen containers voor elk van de betreffende plantages voor het verpakken van met cacaobonen gevulde verpakkingsinrichtingen; waarbij een rekeneenheid met een algoritme is voorzien voor het bepalen 5 van genoemde aantallen en voor het vastleggen van een logistieke volgorde voor vervoer van containers en verpakkingsinrichtingen naar en van de plantages en voor opslag daarvan in opslagruimten, zodanig dat grotendeels geautomatiseerd cacaobonen van plantages kunnen worden vervoerd en worden opgeslagen.

32. Opslagruimte en verwerkingsinrichting voor cacaobonen en dergelijke boonvormige producten waarin verpakkingsinrichtingen volgens een der conclusies 14 - 27 worden toegepast voor opslag van de cacaobonen, waarbij hefmiddelen zijn voorzien voor het stapelen en ontstapelen van de verpakkingsinrichtingen, waarbij voorts middelen zijn voorzien voor het 15 over ten minste meer dan 90° en bij voorkeur ongeveer 180 graden kantelen van de verpakkingsinrichtingen voor het leegstorten daarvan in de verwerkingsinrichting.

33. Opslagruimte en verwerkingsinrichting volgens conclusie 32, waarbij stellages met rolmiddelen zijn voorzien waarin de 20 verpakkingsinrichtingen kunnen worden op gesteld, zodanig dat de verpakkingsinrichtingen over de rolmiddelen binnen de stellages kunnen worden verplaatst teneinde steeds een geschikte verpakkingsinrichting met de hefmiddelen te kunnen plaatsen of uitnemen.