NL2011437C2 - Houder voor een bulkzak. - Google Patents

Description

HOUDER VOOR EEN BULKZAK

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een houder voor een buikzak, waarbij de houder een bodem en staanders omvat, waarbij de bodem is voorzien van uitsparingen voor het daarin ontvangen van de staanders, waarbij de houder voorts onderste verbindingsmiddelen voor het verbinden van de bodem aan de onderkant van de buikzak en bovenste verbindingsmiddelen voor het verbinden van de bovenzijde van staanders aan de bovenkant van de buikzak omvat. De uitvinding heeft voorts betrekking op een bodem en onderdelen van een houder voor een buikzak.

Voor het vervoeren, opslaan en/of verzamelen van bulkmateriaal wordt veelvuldig gebruik gemaakt van buikzakken of 'big bags'. Een typische buikzak is gemaakt van geweven kunststof en heeft een inhoud van 1000 - 1300 liter en heeft (gevuld) een hoogte van maximaal 1,5 meter.

De zak heeft (gevuld) een rechthoekige vorm zodat deze past op een europallet. Aan de bovenkant zitten lussen waarmee de zak opgetild of opengehouden kan worden.

Voor het openhouden van een buikzak zijn er houders bekend die zijn voorzien een bodem waarin staanders kunnen worden aangebracht. Die staanders passen in complementair gevormde uitsparingen die zijn aangebracht in de hoeken van de vierkante bodem. Om de zak goed open te houden is de zak, bijvoorbeeld aan de vier hoekpunten, met de lussen verbonden aan de staanders. De staanders zijn hiertoe voorzien van bovenste verbindingsmiddelen, bijvoorbeeld in de vorm van haken waaromheen de lussen worden geslagen.

Er zijn houders bekend waarbij de bodem is uitgevoerd als pallet, zodat deze kan worden opgetild en eventueel gekanteld voor het legen van de buikzak met behulp van een vorkheftruck. Om te voorkomen dat de buikzak met staanders uit de bodem vallen bij het omkeren van de houder, is de buikzak met behulp van de onderste lussen verbonden aan van de bodem, bijvoorbeeld door de lussen om daarvoor bestemde haken als onderste verbindingsmiddelen te slaan.

Het gebruiksklaar maken van een dergelijke houder op locatie, bijvoorbeeld door het in de uitsparingen aanbrengen van de staanders en het vervolgens aanbrengen van de bovenste en onderste lussen van de buikzak aan de betreffende verbindingsmiddelen, is bewerkelijk. Als alternatief kan de houder met buikzak in aangebrachte toestand worden vervoerd naar die locatie. Dit transport van een lege buikzak met houder is echter weinig efficiënt.

Het is daarom een doel, onder andere doelen, van de onderhavige uitvinding om te voorzien in een houder voor een buikzak die efficiënt kan worden vervoerd en die eenvoudig gebruiksklaar kan worden gemaakt.

Hiertoe heeft de houder van de in de aanhef vermelde soort als bijzonderheid dat de houder voorts verstelmiddelen omvat die zijn ingericht voor het verstellen van de onderlinge afstand tussen de verbindingsmiddelen zodat in een vergrendelde toestand de afstand zodanig klein is dat de staanders door de buikzak zijn vergrendeld in de uitsparingen en zodat in een ontgrendelde toestand de afstand voldoende groot is zodat in verbonden toestand van zowel de onderste als de bovenste verbindingsmiddelen de staanders uit de uitsparingen kunnen worden genomen. In de vergrendelde toestand worden de staanders door de bij voorkeur strak opgehouden buikzak in de uitsparingen gehouden, zodat de houder met buikzak bijvoorbeeld kan worden gekanteld voor het lossen. De verbindingsmiddelen en de verstelmiddelen zijn bij voorkeur ingericht om de onderlinge beweging tussen de staanders en de bodem te beperken of althans alleen een beweging van de staanders toe te staan in de lengterichting die kleiner is dan de diepte van de uitsparingen.

In de ontgrendelde toestand is de afstand tussen de verbindingsmiddelen voldoende groot zodat de staanders uit de uitsparingen kunnen worden genomen. De staanders kunnen dan worden ingeklapt, zodat een compact samenstel van bodem met ingeklapte staanders wordt verkregen. Het is hierbij voordelig dat ook in de ontgrendelde toestand, en daarmee ook wanneer ingeklapt, de bovenzijde van de buikzak verbonden blijft met de bovenste verbindingsmiddelen, zodat wanneer de staanders weer worden opgeklapt en in de uitsparingen worden aangebracht, de buikzak automatisch weer goed opgehouden wordt. Het gebruiksklaar maken van een houder door het uitklappen van die staanders is dan zeer efficiënt.

In beide toestanden blijft de buikzak ook verbonden met de onderste verbindingmiddelen, zodat de buikzak, en daarmee ook de daarmee verbonden staanders, ook verbonden blijven aan de bodem. Bij het kantelen van de houder, bijvoorbeeld voor het legen van de buikzak, zullen de staanders en buikzak dan ook niet los raken.

Om de staanders goed uit de uitsparingen in de bodem te kunnen halen, zijn de verstelmiddelen bij voorkeur ingericht voor het zodanig verstellen van de onderlinge afstand over een lengte die groter is of gelijk is aan een diepte van de uitsparingen in de bodem. In andere woorden, bij het bewegen van de vergrendelde naar de ontgrendelde toestand, wordt de afstand tussen de verbindingsmiddelen groter met een lengte die ten minste overeenkomt met de diepte van de uitsparingen. De staanders kunnen derhalve ten opzichte van de bodem bewegen met die lengte, zodat de staanders uit de uitsparingen kunnen worden genomen.

De uitsparingen of opnames voor de staanders zijn zoals gezegd bij voorkeur complementair gevormd aan ten minste de onderzijde van de staanders, zodat zij bij het inbrengen stevig en stabiel, bij voorkeur vormgesloten, worden gehouden in de bodem. De uitsparingen zijn bij voorkeur nabij de hoeken van de bodem aangebracht, waarbij de uitsparingen uitmonden in de bovenzijde van de bodem. De diepte van de uitsparingen is zodanig dat zij de staanders stevig en stabiel kunnen houden zonder noemenswaardige speling.

De bodem is bij voorkeur vervaardigd uit kunststof, bijvoorbeeld door spuitgieten. De bodem is bij voorkeur uitgevoerd als pallet en is daartoe voorzien van doorgangen voor het ontvangen van een vork van een vorkheftruck zodat de houder eenvoudig kan worden opgetild en eventueel gekanteld.

Om in de ingeklapte toestand een meer samenhangend geheel te krijgen zodat de houder eenvoudiger is op te klappen voor gebruik, zijn volgens een voorkeursuitvoeringsvorm de onderste verbindingsmiddelen voorts ingericht voor het verbinden van de onderzijde van de buikzak aan de staanders.

Aan de onderkant zijn dan zowel de buikzak als de staander verbonden aan de bodem. Bij voorkeur fungeren de onderste verbindingsmiddelen hierbij als scharnier, zodat de staanders nadat zij uit de uitsparingen zijn genomen, om dit scharnier kunnen kantelen. Het inbrengen van de staanders in de uitsparingen bij het uitklappen wordt dan vereenvoudigd.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de verbindingsmiddelen ingericht voor het verbinden van bovenste en onderste lussen die zijn aangebracht aan de boven- en onderkant van de buikzak. Dit maakt een efficiënte verbinding met een buikzak voorzien van dergelijke lussen mogelijk. De verbindingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld haken omvatten.

Het is hierbij voordelig wanneer de bodem ten minste één verbindingsoog omvat voor het ontvangen van een onderste lus. Dit maakt een eenvoudige verbinding van de buikzak aan de bodem mogelijk. Bij voorkeur is een dergelijk verbindingsoog aangebracht bij de uitsparing, zodat een lus door het verbindingsoog kan worden gevoerd om vervolgens te worden geleid naar de staander. De lus vormt hierbij een scharnier tussen staander en bodem en houdt, ook in de ingeklapte toestand van de houder, het uiteinde van de staander dichtbij de daarvoor bedoelde uitsparing.

Die staander is dan bij voorkeur voorzien van een geleiding voor het geleiden van de onderste lus. Op deze manier is de buikzak met behulp van een onderste lus verbonden aan zowel de bodem via een verbindingsoog als aan een staander via de geleiding.

Om in een efficiënte verbinding te voorzien tussen de lussen en de staanders, zijn bij voorkeur de staanders voorzien van geleidingen aan de boven- en onderkant voor het geleiden van de onderste en bovenste lussen. De geleidingen kunnen zijn uitgevoerd als buizen, bijvoorbeeld als dwarsverbindingen van een door twee buizen gevormde staander zoals hieronder meer in detail zal worden uitgelegd.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de houder volgens vinding zijn de verbindingsmiddelen ingericht voor het onderling verbinden van een bovenste en een onderste lus van de buikzak, waarbij de verstelmiddelen zijn ingericht voor het verstellen van de onderlinge afstand tussen de lussen. Het onderling verbinden van de bovenste en onderste lussen maakt een eenvoudige verstelling van de onderlinge afstand met behulp van de verstelmiddelen mogelijk.

Een eenvoudige verbinding van de lussen van een buikzak wordt bereikt indien de verbindingsmiddelen en de verstelmiddelen worden gevormd door een spanband. Spanbanden zijn algemeen verkrijgbaar en door het losmaken van de klem van de spanband kunnen de lussen van de buikzak voldoende ver uit elkaar worden bewogen zodat de staanders uit de uitsparingen kunnen worden genomen. Voor het bewegen naar de vergrendelde toestand wordt de spanband voldoende strak aangespannen zodat de beweging tussen de staanders en de uitsparingen wordt beperkt.

Als alternatief kunnen de verbindingmiddelen haken omvatten en waarbij de haken onderling door als elastiek uitgevoerde verstelmiddelen zijn verbonden. Het elastiek of verende element is dan voldoende stijf om te voorkomen dat de staanders zonder hulp uit de uitsparingen kunnen vallen. Pas wanneer voldoende kracht wordt uitgeoefend op de staanders in een richting van de bodem af en tegen de veerkracht in, kunnen de staanders worden verwijderd voor het inklappen van de houder.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is een onderste lus via het verbindingsoog in de bodem en de onderste geleiding van een staander met de verbindingsmiddelen en verstelmiddelen verbonden aan een bovenste lus, die langs een bovenste geleiding van de staander is gevoerd. Een staander wordt dan omsloten door de buikzak, de lussen en de verbindingsmiddelen met verstelmiddelen, waarbij de buikzak ook is verbonden aan de bodem.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een houder volgens de vinding omvat voorts een verbindingsring voor het onderling verbinden van de staanders aan de bovenkanten, waarbij de verbindingsring wordt gevormd door meerdere verbindingsringdelen, waarbij ieder verbindingsringdeel losneembaar is verbonden met ten minste twee staanders en waarbij de verbindingsringdelen samen de verbindingsring vormen. De verbindingsring vergroot de stijfheid van het geheel in gebruikstoestand. Hoewel verbindingsringen als zodanig bekend zijn voor houders voor buikzakken, is het aanbrengen van de dergelijke ringen die uit één stuk zijn gevormd bewerkelijk. In de praktijk is het voor één persoon niet mogelijk een dergelijke ring aan te brengen. Door de ring nu samen te stellen uit meerdere verbindingsringdelen, kan de ring eenvoudig worden samengesteld door één persoon, bijvoorbeeld na het uitklappen van de staanders.

Een verbindingsringdeel is bij voorkeur ingericht om te worden aangebracht tussen uitsluitend twee staanders. In de praktijk is er dan voorzien in vier verbindingsringdelen die samen de verbindingsring vormen.

Hoewel een dergelijke verbindingsring in het bijzonder voordelig is bij een houder voorzien van de verstelmiddelen volgens de vinding, moet worden opgemerkt dat het uit meerdere delen vormen van de verbindingsring ook toegepast kan worden bij houders zonder die verstelmiddelen, of zelfs zonder onderste verbindingsmiddelen.

Bij voorkeur omvatten de staanders twee onderling verbonden staven, waarbij iedere staaf is verbonden met een verbindingsringdeel, waarbij ieder verbindingsringdeel is verbonden aan een andere staander. Een dergelijke staander vormt een stijf geheel, terwijl bovendien op eenvoudige wijze twee verbindingsringdelen kunnen worden verbonden.

Het is bijzonder voordelig wanneer de staven onderling zijn verbonden met dwarsverbindingen nabij de boven- en onderkant van de staven, waarbij de dwarsverbindingen de geleidingen vormen zoals hierboven al besproken. Bij voorkeur strekken de verbindingsringdelen zich in verbonden toestand op een afstand van elkaar uit, zodat daartussen de bovenste lus van de buikzak kan worden ontvangen.

Bij voorkeur zijn de staven van de staanders open aan de bovenzijde en zijn de verbindingsringdelen aan de uiteindes voorzien van cilindrische delen die passen in de open uiteindes van de staven. Op deze manier is in een efficiënte verbinding voorzien. Meer bij voorkeur omvat de houder dan bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van de verbindingsringdelen. Meer bij voorkeur is de buikzak aan de bovenzijde voorzien van losmaakbare lussen, bijvoorbeeld met klittenband, die om de verbindingsringdelen aangebracht kunnen worden.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een bodem voor gebruik in de houder volgens de vinding, waarbij de houder uitsparingen voor het ontvangen van staanders omvat waarbij de bodem nabij een van de uitsparingen voorts een verbindingsoog omvat voor het ontvangen een lus van een buikzak. Bij voorkeur heeft de bodem een rechthoekige buitenomtrek waarbij de lengte groter is dan de breedte. De staanders kunnen hierdoor efficiënt worden opgenomen in de bodem, die bij voorkeur is voorzien van opstaande zijranden die voldoende hoog zijn voor het ontvangen van de staanders met verbonden buikzak en eventueel de verbindingsringdelen.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een combinatie van een bodem, staanders en verbindingsringdelen voor gebruik in een houder volgens de vinding.

De onderhavige uitvinding wordt verder geïllustreerd aan de hand van de volgende figuren, die een voorkeursuitvoeringsvorm van de houder volgens de uitvinding weergeven, en zijn niet bedoeld om de reikwijdte van de uitvinding op enige manier in te perken, waarbij: - Figuur 1 een houder volgens de vinding in perspectief toont; - Figuur 2 een explosietekening is van de houder uit figuur 1; - Figuur 3 schematisch het uiteennemen van de ring toont; - Figuur 4 een detail gezien in de richting IV in figuur 3 toont; - Figuren 5 en 6 de houder in vergrendelde, respectievelijk ontgrendelde toestand in dwarsdoorsnede tonen, en; - Figuur 7 de houder in ingeklapte toestand toont.

In figuren 1 en 2 is een palletbox 1 volgens de vinding getoond die is voorzien van een bodem 2, vier staanders 3, ringbuizen 6 en een buikzak 4 die aan de palletbox 1 wordt verbonden met een elastieken spanner 5.

De bodem 2 is vervaardigd door spuitgieten uit een kunststof en is voorzien van doorgangen 24 voor het opnemen van een vork van een vorkheftruck. De bodem 2 is voorzien van opstaande randen 23 die uitsteken boven de bovenzijde 25 van de bodem 2 zodanig dat in die ruimte de verschillende onderdelen kunnen worden opgenomen in ingeklapte toestand, zie ook figuur 7. Nabij de hoeken van de bodem 2 zijn opnames 21a en 21b aangebracht met een cilindrische dwarsdoorsnede. Tussen die opnames 21a en 21b is een verbindingsoog 22 aangebracht.

In de opnames 21a en 21b kunnen de uiteindes van buizen 31a en 31b van de staanders 3 nauw worden opgenomen. De opnames 21a en 21b zijn complementair gevormd aan de buizen 31a en 31b en zijn voldoende diep om te zorgen voor een stevige vormgesloten verbinding van de staanders 3 in de bodem 2. De buizen 31a en 31b zijn aan de boven- en onderkant onderling verbonden met behulp van dwarsverbindingen 32.

Die dwarsverbindingen 32 vormen geleidingen voor het geleiden van bovenste lussen 41 en onderste lussen 42 van de buikzak 4. In verbonden toestand zijn de lussen om de bovenste en onderste geleiding 32 gevoerd en zijn onderling verbonden met behulp van de spanner 5. Een spanner 5 is hiertoe voorzien van twee haken 52 die onderling zijn verbonden met behulp van elastiek 51. De buikzak 4 wordt met behulp van de spanner 5 om de staander 3 gespannen.

In figuur 2 is de onderste lus 42 loshangend en niet verbonden met onderste haak 52 weergeven, maar deze dient in de verbonden toestand, zie bijvoorbeeld figuur 5, door het verbindingsoog 22 van de bodem 2 gevoerd te worden, zodat de buikzak 4 ook is verbonden aan de bodem 2. In figuur 4 is goed zichtbaar dat de doorgang 22a die het verbindingsoog 22 vormt onder de dwarsverbinding 32 uitkomt in aangebrachte toestand van de staander 3, zodat de lus 42 efficiënt via het verbindingsoog 22 om de onderste geleiding 32 kan worden gevoerd, zie bijvoorbeeld figuur 5.

Ook zichtbaar in figuren 1 en 2 zijn de ringbuizen 6 die in verbonden toestand, zie figuur 1, een ring vormen die de staanders 3 aan de bovenzijdes verbindt. Deze ring verhoogt de stijfheid van de palletbox 1. De ringbuizen 6 hebben in het midden een ronde dwarsdoorsnede en zijn aan de uiteindes 61 afgeplat. Aan deze uiteindes zijn met schroeven 63 buisdelen 62 aangebracht die precies passen in de open uiteindes 33 van buizen 31a en 31b. De ringbuizen 6 kunnen daarmee eenvoudig worden aangebracht op de staanders 3 door de buisdelen 62 in de open uiteindes 33 te schuiven, zie ook figuur 3. De ringbuizen 6 kunnen vervolgens met klittenband lussen 43 die zijn aangebracht aan de bovenzijde van de buikzak 4 worden vastgemaakt. In verbonden toestand bevinden de uiteindes 61 van twee ringbuizen 6 zich op een afstand, zodat daartussen de bovenste lus 41 van de buikzak 4 kan worden ontvangen en worden geleid over de bovenste geleiding 32.

Met verwijzing naar figuur 5 zijn de verbindingsmiddelen in de vorm van de haken 52 en de verstelmiddelen in de vorm van elastiek 51 ingericht om in een vergrendelde toestand zoals getoond in figuur 5 de uiteindes van de staanders 3 in de opnames 21a, b te houden. Door het elastiek 51 worden de haken 52 immers naar elkaar toe getrokken. De onderkant van de buikzak 4 is bovendien verbonden aan de bodem 2 doordat de onderste lus 42 door het verbindingsoog 22, meer specifiek door de doorgang 22a gevormd door het oog 22, is gevoerd. De veerkracht van het elastiek 51 zal dus verhinderen dat de staanders 3 in een richting A zullen bewegen. In deze toestand worden de staanders 3 onder andere door de buikzak 4 en het elastiek 51 in de opnames 21a, b gehouden.

Wanneer nu echter voldoende kracht wordt uitgeoefend op de staanders 3 in een richting A, zie figuur 6, zal het elastiek 51 uitrekken zodat de uiteindes van de staanders 3 uit de opnames 21a, 21b kunnen worden gehaald. Dit is de ontgrendelde toestand. Als de afstand tussen de bovenste lus 41 en de onderste lus 42 wordt vergroot met een lengte d die overeenkomt met de diepte h van de opnames, kunnen die staanders 3 uit die opnames worden gehaald om deze staanders 3 in te klappen, zie figuur 7.

Het is hierbij voordelig dat in de ontgrendelde toestand, zie figuur 6, alsook in de ingeklapte toestand, zie figuur 7, de buikzak 4 verbonden blijft aan de staanders 3. De staanders 3 worden immers omsloten door de buikzak 4, de lussen 41, 42 en de verbindingsmiddelen 52 met verstelmiddelen 51. Wanneer de staanders 3 weer rechtop worden gezet, zal de buikzak 4 automatisch weer goed opengehouden worden. Eventueel na aanbrengen van de ringbuizen 6 is de palletbox 1 dan gebruiksklaar.

Het is bovendien voordelig dat ook de onderzijde van de buikzak 4 met behulp van lussen 42 blijft verbonden aan de bodem 2 en de onderzijde van de staanders 3. De onderste lussen 42 vormen dan een scharnier voor de staanders 3. Ook in de ingeklapte toestand zoals getoond in figuur 7 blijven de uiteindes van de staanders 3 die dienen te worden opgenomen in de opnames 21a en 21b dicht daarbij in de buurt, zodat het gebruiksklaar maken door het opklappen en inbrengen van de staanders 3 in de opnames 21a, 21b wordt vergemakkelijkt.

De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de weergegeven uitvoeringsvormen, maar strekt zich ook uit tot andere uitvoeringsvormen, die vallen binnen de reikwijdte van de aangehechte conclusies. Zo zal duidelijk zijn dat in plaats van een spanner met elastiek, ook een spanband gebruikt kan worden voor het verstellen van de onderlinge afstand tussen de bovenste en onderste lussen van de buikzak.

Claims (16)

1. Houder voor een buikzak, waarbij de houder een bodem en staanders omvat, waarbij de bodem is voorzien van uitsparingen voor het daarin ontvangen van de staanders, waarbij de houder voorts onderste verbindingsmiddelen voor het verbinden van de bodem aan de onderkant van de buikzak en bovenste verbindingsmiddelen voor het verbinden van de bovenzijde van staanders aan de bovenkant van de buikzak omvat, met het kenmerk dat de houder voorts verstelmiddelen omvat die zijn ingericht voor het verstellen van de onderlinge afstand tussen de verbindingsmiddelen zodat in een vergrendelde toestand de afstand zodanig klein is dat de staanders door de buikzak zijn vergrendeld in de uitsparingen en zodat in een ontgrendelde toestand de afstand voldoende groot is zodat in verbonden toestand van zowel de onderste als de bovenste verbindingsmiddelen de staanders uit de uitsparingen kunnen worden genomen.

2. Houder volgens conclusie 1, waarbij de verstelmiddelen zijn ingericht voor het zodanig verstellen van de onderlinge afstand over een lengte die groter is of gelijk is aan een diepte van de uitsparingen in de bodem.

3. Houder volgens conclusie 1 of 2, waarbij de onderste verbindingsmiddelen voorts zijn ingericht voor het verbinden van de onderzijde van de buikzak aan de staanders.

4. Houder volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de verbindingsmiddelen zijn ingericht voor het verbinden van bovenste en onderste lussen die zijn aangebracht aan de boven- en onderkant van de buikzak.

5. Houder volgens conclusie 5, waarbij de bodem ten minste één verbindingsoog omvat voor het ontvangen van een onderste lus.

6. Houder volgens conclusie 4 of 5, waarbij de staanders zijn voorzien van geleidingen aan de boven- en onderkant voor het geleiden van de onderste en bovenste lussen.

7. Houder volgens ten minste één van de voorgaande conclusies 4 tot en met 6, waarbij de verbindingsmiddelen zijn ingericht voor het onderling verbinden van een bovenste en een onderste lus van de buikzak, waarbij de verstelmiddelen zijn ingericht voor het verstellen van de onderlinge afstand tussen de lussen.

8. Houder volgens conclusies 4 tot en met 7, waarbij een onderste lus via het verbindingsoog in de bodem en de onderste geleiding van een staander met de verbindingsmiddelen en verstelmiddelen is verbonden aan een bovenste lus, die langs een bovenste geleiding van de staander is gevoerd.

9. Houder volgens conclusie 7 of 8, waarbij de verbindingsmiddelen en de verstelmiddelen worden gevormd door een spanband.

10. Houder volgens conclusie 7 of 8, waarbij de verbindingmiddelen haken omvatten en waarbij de haken onderling door als elastiek uitgevoerde verstelmiddelen zijn verbonden.

11. Houder volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, voorts omvattende een verbindingsring voor het onderling verbinden van de staanders aan de bovenkanten, waarbij de verbindingsring wordt gevormd door meerdere verbindingsringdelen, waarbij ieder verbindingsringdeel losneembaar is verbonden met ten minste twee staanders en waarbij de verbindingsringdelen samen de verbindingsring vormen.

12. Houder volgens conclusie 11, waarbij de staanders twee onderling verbonden staven omvatten, waarbij iedere staaf is verbonden met een verbindingsringdeel, waarbij ieder verbindingsringdeel is verbonden aan een andere staander.

13. Houder volgens conclusie 6 en 12, waarbij staven onderling zijn verbonden met dwarsverbindingen nabij de boven- en onderkant van de staven, waarbij de dwarsverbindingen de geleidingen vormen.

14. Bodem voor gebruik in de houder volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij de houder uitsparingen voor het ontvangen van staanders omvat waarbij de bodem nabij een van de uitsparingen voorts een verbindingsoog omvat voor het ontvangen een lus van een buikzak.

15. Bodem volgens conclusie 14, waarbij de bodem een rechthoekige buitenomtrek heeft waarbij de lengte groter is dan de breedte.

16. Combinatie van een bodem, staanders en verbindingsringdelen voor gebruik in een houder volgens ten minste één van de voorgaande conclusies.