NL9201972A - Winkelwagen- en houderinrichting voor het transporteren van levensmiddelen. - Google Patents

Description

Winkelwagen- en houderinrichting voor het transporteren van levensmiddelen.

De onderhavige uitvinding betreft een winkelwagen- en houderinrichting voor het transporteren van levensmiddelen in of naar en vanaf een supermarkt of dergelijke.

Vanouds gebruiken klanten winkelwagens omvattende een relatief diepe draadmand op een van wielen voorzien frame om levensmiddelen vanaf hun plaats op zelfbedieningsplanken in een supermarkt naar een kassa te brengen. Zodra de klant bij de cassa aankomt, worden de levensmiddelen door de klant uit de winkelwagen geladen op een transportband. De levensmiddelen worden dan typisch over een streepjescodelezer geleid of gewogen door een kassier, en op een ontvangtafel geplaatst. De levensmiddelen worden dan in papieren of kunststof zakken geladen door de kassier, of bij wijze van alternatief ''verpakt” door de klant of een verpakker. De zakken met levensmiddelen worden dan gewoonlijk teruggeplaatst in de winkelwagen, en de winkelwagen wordt door de klant of de verpakker geduwd naar het voertuig, van de klant, en de zakken met levensmiddelen worden vanuit de wagen in het voertuig geladen. De zakken levensmiddelen worden vervolgens uit het voertuig van de klant geladen en naar het huis naar de klant gedragen.

Het gebruik van een gebruikelijke winkelwagen in combinatie met kunststof of papieren zakken, zoals hierboven is beschreven brengt een aantal ongemakken met zich mee. In het geval van winkelwagens met relatief diepe draadmanden, worden zo nu en dan zachtere levensmiddelartike-len, die bij de bodem van de manden zijn geplaatst, in elkaar gedrukt of op een andere manier beschadigd door zwaardere daarop geplaatste artikelen. Het een voor een vanuit de mand op de kassaband moeten laden van de levensmiddelartikelen is een tijdrovende bezigheid, en vaak begint de kassier de rekening van de klant al op te maken voordat de klant zijn laadtaak heeft voltooid, waarbij de klant geen gelegenheid wordt gelaten om de kassier te observeren. Soms is de ervaren kassier in staat de levensmiddelen in enige mate te organiseren terwijl ze worden 'verpakt, maar vaak worden de levensmiddelen op ongeorganiseerde wijze in de zakken geplaatst. Verder, wanneer de zakken met levensmiddelen worden geladen in of uit de wagen van de klant, vallen de zakken met levensmiddelen van tijd tot tijd om of scheuren, waarbij hun inhoud wordt gemorst. En vanuit het oogpunt van de winkel, is het verschaffen van oneindige voorraad van kunststof of papieren zakken kostbaar en schadelijk voor het milieu.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel een verbeterde winkelwagen- en houderinrichting voor het transporteren van koopwaar zoals levensmiddelen in of rond een winkel te verschaffen, waarmee vele nadelen van de stand der techniek worden overwonnen.

Dit doel wordt bereikt doordat een winkelwagen- en houderinrichting volgens de uitvinding omvat: (a) een veelheid houders, die op maat zijn gemaakt voor het houden van koopwaar, waarbij die houders een bodem hebben, twee paar tegenover elkaar gelegen wanden, die zich vanaf de bodem omhoog uitstrekken om een open bovenzijde te verschaffen, en een lip, die zich vanaf de bodemranden van de wanden uitstrekt; (b) wagenmiddelen voor het transporteren van de houders, omvattende een langwerpig van wielen voorziene basis, een zich vanaf de basis omhoog uitstrekkend frame, handgreepmiddelen, die aan het frame zijn gekoppeld voor het hanteren van de wagen, en ten minste een door het frame gedragen rek, waarbij het rek plankmiddelen omvat voor het ondersteunen van ten minste een van de houders, en (c) bevestigingsmiddelen, die zijn verbonden met het rek en de houders voor het losneembaar bevestigen van de houders aan de plankmiddelen, waarbij de bevestigingsmiddelen ten minste een pen omvatten, die zich vanaf het rek in hoofdzaak omhoog uitstrekt.

De onderhavige inrichting omvat dus een aantal houders, een winkelwagen met een langwerpig van wielen voorziene basis, een zich vanaf de basis omhoog uitstrekkend frame, een aan het frame gekoppeld handvat voor het duwen van de wagen, ten minste een door het frame gedragen rek, waarbij het rek plankmiddelen omvat voor het ondersteunen van ten minste een van de houders, en bevestigingsmiddelen voor het losneembaar bevestigen van de houder(s) aan de plank.

Bij een voorkeursuitvoering, omvat de winkelwagen twee verticaal uit elkaar geplaatste rekken, die zijn gescheiden door een afstand groter dan de hoogte van de houders. De bevestigingsmiddelen omvatten bij voorkeur ten minste een zich vanaf het rek in hoofdzaak omhoog uitstrekkend uitsteeksel of pen en ten minste een opening in een lip of rand van de houder, welke op maat is gemaakt om te passen bij de pen. De bevestigingsmiddelen omvatten bij voorkeur ook ten minste een nok, die op afstand van de pen is geplaatst en zich vanaf de plankmiddelen omhoog uit strekt, en een opening of holte in de bodem van de houder, die op maat is gemaakt om te passen bij de nok.

De bevestigingsmiddelen kunnen een paar uit elkaar geplaatste pennen omvatten en een paar nokken, die op afstand voor de pennen zijn geplaatst en vanaf elk rek omhoog uitsteken, en een aantal bijpassende openingen in de houders. Bij voorkeur, is de lip van elke houder voorzien van een paar uit elkaar geplaatste eindwandopeningen, die elk op maat zijn gemaakt om te passen bij een van de pennen, een paar zij wandopeningen, die uit elkaar zijn geplaatst om te passen over het paar pennen, wanneer de houder zijdelings op de plankmiddelen is geplaatst, en een paar bodemopeningen, die symmetrisch zijn verplaats vanaf het midden van de houder, zodanig dat een van de bodemopeningen past bij een van de nokken, wanneer een houder overlangs op de plankmiddelen is geplaatst. Deze constructie maakt het mogelijk dat twee houders overlangs zij aan zij op de plankmiddelen worden geplaatst en losneembaar daaraan worden bevestigd, en waarbij elk door een van de pennen en een van de nokken wordt bevestigd. Als alternatief, kan een houder zijdelings op de plankmiddelen worden geplaatst en losneembaar daaraan worden bevestigd door het paar pennen.

In het nu volgende zou de uitvinding aan de hand van een in de tekening weergegeven voorbeeld van een voorkeursuitvoeringsvorm nader worden toegelicht. Hierin toont:

Figuur 1 een aanzicht in perspectief van een voorkeursuitvoering van de winkelwagen volgens de onderhavige uitvinding;

Figuur 2 een aanzicht in perspectief van een voorkeursuitvoeringsvorm van de houder volgens de onderhavige uitvinding;

Figuur 3 een half bovenaanzicht van de in figuur 2 getoonde houder; en

Figuur 4 een zijaanzicht van een volgens de onderhavige uitvinding gemaakte inrichting, tonende de houder bevestigd op de winkelwagen;

Figuur 5 een bovenaanzicht van de winkelwagen volgens de onderhavige uitvinding, tonende twee houders volgens de onderhavige uitvinding, die overlangs zij-aan-zij op de bovenplank daarvan zijn bevestigd;

Figuur 6 een bovenaanzicht van de winkelwagen volgens de onderhavige uitvinding, tonende een enkele houder volgens de onderhavige uitvinding, die zijdelings op de bovenplank daarvan is bevestigd;

Figuur 7 een doorsnedeaanzicht met een verspringend deel volgens lijn 7-7 in figuur 5 van de houder volgens de onderhavige uitvinding, waarbij deze wordt getoond, terwijl hij is bevestigd op de winkelwagen;

Figuur 8 een doorsnedeaanzicht genomen langs lijn 8-8 in figuur 6 van de houder volgens de onderhavige uitvinding, waarbij deze wordt getoond terwijl hij is bevestigd op de winkelwagen, en

Figuur 9 een aanzicht in perspectief van een alternatieve uitvoeringsvorm van de winkelwagen volgens de onderhavige uitvinding.

Volgens figuur 1, moet de winkelwagen- en houderinrichting volgens de onderhavige uitvinding, een in het algemeen met 10 aangegeven winkelwagen, omvattende een basis 12 met standaard wagenwielsamenstellen 14, die aan elke hoek daarvan zijn bevestigd, een paar zijframes 16, een handgreep 18, die zich tussen zijframes 16 bij de achterste gedeeltes aan de bovenkant daarvan uitstrekt, een bovendraadrek 20 en een benedendraad-rek 22.

Basis 12 omvat langsbasisdelen 24, die aan elkaar zijn gekoppeld bij hun voorzijde door het dwarsbasisdeel 26. De zijframes 16 hebben bij voorkeur de vorm van een omgekeerde "y" met een korter framedeel 28, dat zich onder een hoek omhoog en naar voren uitstrekt vanaf de achterkant van het langsbasisdeel 24 en een langer framedeel 30. dat zich onder een hoek omhoog en naar achter uitstrekt vanaf ongeveer het midden van het langsbasisdeel 24. De langere framedelen 30 omvatten elk een naar achter gebogen bovenste gedeelte 32, die bij de achterzijde daarvan samen zijn gekoppeld door de handgreep 18. Basis 12 is bij voorkeur vervaardigd uit een zobuis van één inch in het vierkant, en zijframes 16 zijn bij voorkeur gemaakt van constructie-schuim of gegoten kunststof, al hoewel andere soorten materialen kunnen worden gebruikt.

Het bovenrek 20 is gekoppeld met zijframe 16 door middel van zijbe-vestigingsarmen 34 en moeren en bouten 36. Het benedenrek 22 is gekoppeld met zijframes 16 door middel van geschikte armen en bevestigingsmiddelen. De voorkant van benedenrek 22 omvat voetgedeeltes 38. die steunen op de langsbasisdelen 24. De rekken 20, 22 zijn bij voorkeur gemaakt van een traliewerk van een dikke maat draad.

Bovenrek 20 omvat een bovenplank 40 voor houders, die zich vanaf framedelen 30 naar voren in een in hoofdzaak horizontaal iets naar beneden hellend vlak uitstrekt, en een achterste babyzitting 42, die kan worden gebruikt om een jong kind of afzonderlijke levensmiddelartikelen te dragen. De plank 40 voor houders omvat een matrix of traliewerk van elkaar kruisende zich in langsrichting uitstrekkende draden 40 en in dwarsrichting uitstrekkende draden 46. De plank 40 voor houders wordt ondersteund door onder een hoek staande ondersteuningsarmen 48, die zijn bevestigd aan de framedelen 30. Een vooraan gelegen dwarsdraad 46 omvat een paar omhoog stekende vergrendelingsnokken 50, 52. Het bovenrek 20 omvat ook een afscheiding 54, die de babyzitting 42 scheidt van de bovenplank 40 voor houders. Afscheiding 54 omvat een dwarsstaaf 51, die zich tussen zijframedelen 30 uitstrekt en een paar in hoofdzaak verticale vergrendelingsuitsteeksels of pennen 62, 64, die bij voorkeur zijn gevormd uit omgekeerde U-vormige draadbeugels, die vanaf de bodem van plank 40 voor houders omhoog steken. De vergrendelingspennen 62, 64 hellen bij voorkeur schuin naar achter onder een hoek A van ongeveer 5° ten opzichte van de verticaal.

Benedenrek 22 omvat een benedenplank 66 voor houders, die zich vanaf framedelen 30 naar voren uitstrekt in een in hoofdzaak horizontaal, iets naar beneden hellend vlak, en een achterste mand 68 voor onverpakte levensmiddelen, welke is gescheiden van benedenplank 66 voor houders door afscheiding 70. Benedenplank 66 voor houders lijkt op bovenplank 40 voor houders, in dat hij is gemaakt van een traliewerk van zich dwars uitstrekkende draden 72 en hiermee kruisende zich in langsrichting uitstrekkende draden 74. De dwarsdraad 72A omvat vergrendelingsnokken 76, 78. die bij voorkeur de vorm hebben van omhoog uitstekende lus makende gedeeltes van draad 72A. Afscheiding 70 lijkt op afscheiding 54, en omvat een dwarsstang, die zich uitstrekt tussen framedelen 30 en een paar uit elkaar geplaatste in hoofdzaak verticale vergrendelingspennen 82, 84, die bij voorkeur naar achter zijn gebogen met een hoek van ongeveer 5° ten opzichte van de verticaal.

Verwijzend naar figuren 2 en 3» omvat de winkelwagen- en houderin-richting volgens de onderhavige uitvinding ook een veelheid houders 90 voor koopwaar, met een paar tegenoverliggende zijwanden 92, en een paar tegenoverliggende eindwanden 94, die zijn verbonden met zijwanden 92 bij schuine hoeken 96. De zijwanden 92 en eindwanden 94 strekken zich in hoofdzaak omhoog en naar buiten uit vanaf bodem 98. De omtreksrand of lip 100 strekt zich dwars naar buiten uit vanaf de bovenkant van de zijwanden 92 en eindwanden 94. De houders 90 zijn bij voorkeur rechthoekig, met een door de lengte van de eindwanden 94 bepaalde breedte en een door de lengte van de zijwanden 92 bepaalde lengte. De houders 90 zijn bij voorkeur vervaardigd van kunststof met hoge slagsterkte of dergelijke.

Lip 100 omvat lipeindgedeeltes 104, die zich dwars naar buiten uitstrekken vanaf de bovenkanten van de eindwanden 94. De lipeindgedeeltes 104 omvatten elk een handgreepgedeelte 102 met een geconformeerd onderste grijpvlak, en een paar eindopeningen 106, die zijn gecentreerd rond handgreepgedeelte 102. De openingen 106 zijn uit elkaar geplaatst en op maat gemaakt om te passen bij de vergrendelingspennen 62, 64 op de bovenplank 40 of vergrendelingspennen 82, 84 op de benedenplank 66. De afstand tussen eindopeningen 106 wordt bij voorkeur gelijk aan de afstand tussen vergrendelingspennen 62, 64 of vergrendelingspennen 82, 84 gekozen, om het mogelijk te maken dat het paar eindopeningen 106 past bij een paar vergrendelingspennen.

De lip 100 van de houder omvat ook zijgedeeltes 108 van de lip, die zich dwars naar buiten uitstrekken vanaf de bovenkanten van de zijwanden 92. De zijgedeeltes 108 van de lip hebben elk een paar zijopeningen 110, die uit elkaar zijn geplaatst en op maat zijn gemaakt om vergrendelingspennen 62, 64 of vergrendelingspennen 82, 84 op te nemen, wanneer de houder 90 zijdelings op bovenplank 40 of benedenplank 66 wordt geplaatst.

De lip 100 van de houder omvat ook hoekgedeeltes 112, die zich dwars naar buiten uitstrekken vanaf de bovenkanten van de hoekgedeeltes 96, en die hoekopeningen 114 hebben voor het opnemen van bijvoorbeeld een draagband (niet getoond).

In de bodem 98 van de houder 90 zijn een paar bodemopeningen 116 aangebracht, die symmetrisch op afstand van het middelpunt van de houder zijn geplaatst om een van de vergrendelingsnokken, 50, 52 op te nemen, wanneer de houder 90 overlangs op de bodemplank 40 wordt bevestigd, of een van de vergrendelingsnokken 76, 78 op te nemen, wanneer de houders overlangs worden bevestigd op benedenplank 66, zoals hierna besproken.

De bodem 98 en wanden 92, 94 van de houder 90 zijn versterkt door middel van versterkingsmiddelen 118 en 120. In de zijwanden 92 zijn uitsnijdingen 121 aangebracht om gewicht te sparen en voor het uiterlijk. Zij- en eindwanden 92, 94 hellen naar buiten, om de houders 90 stapelbaar en nestbaar te maken.

Verwijzend naar figuur 4, wordt een houder 90 getoond, die is bevestigd op de bovenplank 40 van de winkelwagen 10 door de bevestigingsmiddelen van de onderhavige uitvinding, omvattende in dit geval de ver-grendelingspen 62, die door één van de eindopeningen 106 van de houder 90, en een vergrendelingsnok, die ineengrijpt met een van de bodemopeningen ll6 van de houder 90 steekt. Als alternatief, kan de houder 90 worden bevestigd op benedenplank 66 door middel van bevestigingsmiddelen, die de vergrendelingspen 82 en vergrendelingsnok 78 omvatten, en openingen 106, 116. Bovenrek 40 is ver genoeg boven benedenrek 66 geplaatst om het mogelijk te maken dat de houder gemakkelijk wordt geplaatst op en wordt verwijderd van het benedenrek 66.

De langsas van het framedeel 30 helt naar achter ten opzichte van de langsbasisdelen 24 onder een hoek B, en de lengte van bovenplank 40 is bij voorkeur kleiner dan de lengte van de benedenplank 66. Deze constructie resulteert erin dat de bovenplank 40 naar achter is verplaatst ten opzichte van benedenplank 66 en deze niet geheel bedekt, waarbij aldus de klant voldoende toegang tot de benedenplank 66 wordt gegeven om levens-middelartikelen in de houders 90 te laden, die zijn bevestigd op benedenplank 66, om de houders 90 vanaf de benedenplank 66 te verwijderen, enz..

In figuren 5 en 7. is de breedte van de houders 90 smal genoeg gekozen om het mogelijk te maken dat twee houders overlangs zij aan zij worden bevestigd op hetzij bovenplank 40 hetzij benedenplank 66. Zoals getoond in figuur 5, zijn houders 90A, 90B bevestigd op bovenplank 40 door ze overlangs zij aan zij te plaatsen zodanig, dat de vergrendelings-pennen 62 door de binnenste eindopeningen 106 van houder 90A steekt en vergrendelingspen 64 door de binnenste eindopening 106 van houder 90B steekt, en zodanig dat vergrendelingsnok 50 in een lijn ligt met en steekt door een bodemopening 16 van houder 90A voor een nok, en nok 52 in een lijn ligt met en zich uitstrekt door een bodemopening 116 van houder 90B voor een nok. Twee extra houders kunnen op een soortgelijke wijze worden bevestigd op benedenplank 66.

Verder, zijn vergrendelingsnokken 50, 52 ver genoeg uit elkaar geplaatst om toe te laten dat een enkele houder 90A of 90B overlangs wordt bevestigd op bovenplank 40, door ineengrijping met vergrendelings-pennen 62, 64 met een paar openingen 106 in eindwandlip 104 van houder 90A of 90B.

Bij wijze van alternatief kan, volgens figuren 6 en 8, als een klant wenst om slechts een houder zijdelings op winkelwagen 10 te bevestigen, de houder 90 worden bevestigd op bovenplank 40, waarbij deze zijdelings op plank 40 wordt geplaatst in zodanige positie dat vergrende-lingspennen 62, 64 door de zijopeningen 110 van de houder 190 uitsteken. De langsafstand tussen vergrendelingspennen 62, 64 en vergrendelingsnokken 50, 52 is gekozen groter dan de breedte van de houder 90, zodat wanneer de houder 90 is bevestigd in de zijdelingse of dwarse positie, de vergrendelingsnokken 50, 52 omhoog voorbij de omtrek van houder 90 uitsteken en daarmee niet ineen grijpen.

Een alternatieve uitvoering van de winkelwagen volgens de onderhavige uitvinding wordt getoond in figuur 9· Alternatieve winkelwagen 130 is in hoofdzaak gelijk aan winkelwagen 10, alhoewel er enkele verschillen zijn. Zijframe 132 omvat een paar uit elkaar geplaatste framedelen 134, 136, die in een V-vorm zijn gebogen. De onderzijden van framedelen 134, 136 zijn gekoppeld met de achterkant van de langsbasisdelen 138. De fra-medelen 134, 136 zijn bij voorkeur stukken van een vierkante buis. De rekken l40, 142 zijn iets smaller dan de rekken 40, 66 van de winkelwagen 10. Het bovenrek l40 is korter dan het bovenrek *10, en de nokken 1*14, 146 strekken zich uit vanaf de voorste dwarsdraad 148 van het bovenrek 140. De handgreepmiddelen van winkel 130 omvatten een paar handgrepen 150.

Het gebruik van de onderhavige winkelwagen- en houderinrichting volgens de onderhavige uitvinding zal nu worden beschreven. Klanten, die zijn geïnteresseerd in het winkelen in een supermarkt of andere winkel waarbij zij gebruik maken van de winkelwageninrichting volgens de onderhavige uitvinding, zullen bijvoorbeeld 4 of 5 van de onderhavige houders 90 kopen of huren. De klanten zullen dan een winkelwagen 10 lenen, welke typisch wordt verschaft door de supermarkt voor het gebruik door klanten, en zullen houders 90 als volg aan de winkelwagen 10 bevestigen. De houders 90 worden op plank 40, 66 geladen, door de houder over een hoek van 5° met de verticaal te kantelen en de geschikte openingen van de houders 90 in lijn te brengen met de geschikte vergrendelingspennen of nokken, en dan de houder 90 te laten zakken, zodat deze vlak op de geschikte plank 40 of 66 steunt. Een of twee houders kunnen overlangs op elke plank worden bevestigd door ze te positioneren zoals getoond in figuur 5. Als twee houders in een zij aan zij configuratie worden bevestigd, grijpt een eindopening 106 ineen met een van de vergrendelingspennen 62, 64, en grijpt een van de bodemopeningen 116 ineen met een van de vergrendelings-nokken 50, 52. Als de klant wenst om slechts een houder te gebruiken, kan een dergelijke houder op een van de verschillende manieren op de winkelwagen 10 worden bevestigd. De houder kan overlangs worden bevestigd in het midden van of aan de ene of andere zijde van hetzij de bovenplank, hetzij de benedenplank zoals getoond in figuur 5· Als alternatief, kan hij zijdelings over de bovenplank 40 worden bevestigd zoals getoond in figuur 6 of benedenplank 66. In het laatste "zijdelingse” geval, wordt de houder bevestigd door de zijopeningen 110 over de vergrendelingspennen 62, 64 te plaatsen, door de houder over de gewenste hoek van 5° ten opzichte van de verticaal te kantelen, en dan de houder naar beneden te draaien, zodanig dat deze vlak op plank 40 rust. In elk geval, is de houder 90 op doeltreffende wijze losneembaar bevestigd aan de plank 40 of de plank 66, door middel van twee bevestigingspunten tussen de houder 90 en de plank 40 of 66 van winkelwagen 10.

Het gebruik van de winkelwagen- en houderinrichting volgens de onderhavige uitvinding zal de klant helpen bij het organiseren van zijn of haar levensmiddelen door het verschaffen van een veelheid houders of bakken waarin verwante levensmiddelen. Het gebruik van een veelheid van dergelijke houders die minder diep zijn dan de diepe manden van gebruikelijke typische winkelwagens, kan beschadiging aan zachtere of fragilere levensmiddelen, welke soms optreden wanneer een groot aantal levensmiddelen boven op elkaar worden gestapeld, voorkomen of verminderen. Verder hoeft, wanneer de klant de kassa bereikt, hij of zij slechts een paar houders te verwijderen en ze op de transportband bij de kassa te plaatsen, in plaats van elk levensmiddel één voor één te verwijderen. Dit maakt het voor de klant mogelijk om indien gewenst de werkzaamheden van de kassier te controleren.

Om de koopwaar, die wordt gekocht door een klant, die gebruik maakt van de onderhavige winkelwagen- en houderinrichting, af te rekenen, zal een kassier in het algemeen een lege houder op de afvoertransporteur bij de kassa plaatsen, en dan elk artikel van de koopwaar uit de houder van de klant, die het dichtst bij de kassa is, verwijderen, elk artikelen over een aftaster leiden, en dan het artikel in de op de afvoertranspor- ' teur geplaatste houder plaatsen. Wanneer de eerste houder op de toevoer-transporteur is geleegd, wordt nu de volle houder op de afvoertransporteur verwijderd en in de winkelwagen van de klant geplaatst, en de nu lege eerste houder van de klant wordt op zijn plaatst geplaatst, en de handeling wordt herhaald.

Als elke houder met afgerekende levensmiddelartikelen of andere koopwaar is gevuld, wordt hij opnieuw bevestigd op de winkelwagen 10, zoals hierboven beschreven. Wanneer de rekening van de klant geheel is opgemaakt, kan de klant zijn of haar levensmiddelartikelen naar een voertuig transporteren, door de winkelwagen met daarop bevestigd de veelheid houders te duwen. De klant kan dan de houders met levensmiddelartikelen in zijn of haar voertuig laden, indien gewenst ze kruiselings stapelen, zonder enig waarneembaar risico te lopen dat de houders omvallen of scheuren. Als alternatief kan de klant, als hij geen voertuig gebruikt maar te voet is de optionele handgreep, die is bevestigd aan de hoekope-ningen 112 van de houder 90 gebruiken om zijn of haar levensmiddelen naar huis te dragen.

Al hoewel hetgeen hier is getoond en beschreven voo’rkeursuitvoe-ringsvormen en alternatieve uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding vormen, zal het duidelijk zijn dat verscheidene veranderingen kunnen worden aangebracht aan dergelijke uitvoeringsvormen zonder het onderwerp van de uitvinding te verlaten, waarvan de rijkwijdte mede door de conclu- sies is bepaald.

Claims (9)

1. Winkelwagen- en houderinrichting voor het transporteren van koopwaar in of naar en vanaf een winkel, met het kenmerk, dat deze omvat: (a) een veelheid houders, die op maat zijn gemaakt voor het houden van koopwaar, waarbij die houders een bodem hebben, twee paar tegenover elkaar gelegen wanden, die zich vanaf de bodem omhoog uitstrekken om een open bovenzijde te verschaffen, en een lip, die zich vanaf de bodemranden van de wanden uitstrekt; (b) wagenmiddelen voor het transporteren van de houders, omvattende een langwerpig van wielen voorziene basis, een zich vanaf de basis omhoog uitstrekkend frame, handgreepmiddelen, die aan het frame zijn gekoppeld, voor het hanteren van de wagen, en ten minste een door het frame gedragen rek, waarbij het rek plankmiddelen omvat voor het ondersteunen van ten minste een van de houders, en (c) bevestigingsmiddelen, die zijn verbonden met het rek en de houders voor het losneembaar bevestigen van de houders aan de plankmiddelen, waarbij de bevestigingsmiddelen ten minste een pen omvatten, die zich vanaf het rek in hoofdzaak omhoog uitstrekt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de lip zich vanaf de bovenranden van de wanden dwars naar buiten uitstrekt en de bevestigingsmiddelen ten minste een opening in de lip van de houder omvatten, welke op maat is gemaakt om te passen bij de ten minste ene pen.

3. Inrichting volgens conclusie 1-2, met het kenmerk, dat de bevestigingsmiddelen ook ten minste een nok omvatten, die op afstand voor de pen is geplaatst en zich vanaf het rek omhoog uitstrekt, en een opening in de bodem van de houder, welke op maat is gemaakt om te passen bij de nok. Inrichting volgens conclusie 1-3. met het kenmerk, dat de plankmiddelen een in hoofdzaak verticaal georiënteerde plank omvatten, die op maat is gemaakt om twee zij aan zij daarop geplaatste houders te ondersteunen, en dat de bevestigingsmiddelen een paar uit elkaar geplaatste pennen omvatten, waarbij elke pen op maat is gemaakt om ineen te grijpen met de opening in een van de houders, waarbij de afstand van de pennen en de breedte van de houders zodanig is gekozen, dat het mogelijk is dat de houders zij aan zij zijn, wanneer ze door de pennen op de plank zijn bevestigd.

5. Inrichting volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat de bevestigingsmiddelen twee uit elkaar geplaatste openingen in de lip van de houder omvatten en dat de bevestigingsmiddelen een paar nokken omvatten, die zodanig, uit elkaar zijn geplaatst op een afstand groter dan de breedte van de houder dat een houder, wanneer deze op het midden van het rek is aangebracht door het paar pennen in het paar openingen in de houder te plaatsen, op het rek zal steunen tussen het paar nokken.

6. Inrichting volgens conclusie 1-5, met het kenmerk, dat de houder een bodem omvat, een paar zich vanaf de bodem uitstrekkende, tegenover elkaar gelegen eindwanden, een paar zich vanaf de bodem uitstrekkende, langere zijwanden, met een hoogte gelijk aan die van de eindwanden, en een zich vanaf de bovenranden van de zijwanden en eindwanden dwars naar buiten uitstrekkende lip, dat de bevestigingsmiddelen een paar openingen in een gedeelte van de lip grenzend aan de eindwanden omvatten, en een paar openingen in een gedeelte van de lip grenzend aan de zijwanden, dat elke opening op maat is gemaakt om te passen bij de ten minste ene pen en dat de bevestigingsmiddelen ook omvatten ten minste een opening in de bodem van de houder, en ten minste een nok, die vanaf de plankmiddelen uitsteekt, om te passen bij de bodemopening en dat de bevestigingsmiddelen een paar openingen in de bodem van de houder omvatten, welke symmetrisch vanaf het middelpunt daarvan zijn verschoven.

7. Inrichting volgens conclusie 1-6, met het kenmerk, dat het frame zijframedelen omvat, die elk zijn verbonden met de langs-zijdelen van de basis en aan de bovenkanten daarvan zijn samengekoppeld, en dat elk zij-frame in hoofdzaak de vorm heeft van een omgekeerde "y” met een langer deel en korter deel, waarbij het langere deel bij zijn onderkant is bevestigd aan een middengedeelte van de langs-zij-delen van de basis en zich onder een hoek naar achter uitstrekt, waarbij het kortere deel zich vanaf de achterkant van de langs-zij-delen van de basis onder een hoek naar voren uitstrekt naar het middengedeelte van het langere deel van het zijframe.

8. Inrichting volgens conclusie 1-7, met het kenmerk, dat deze een bovenrek en een benedenrek omvat, welke zijn gescheiden door een afstand groter dan de hoogte van de houders, waarbij de plankmiddelen een gedeelte van het bovenrek en een gedeelte van het benedenrek omvatten, die zich in hoofdzaak horizontaal, iets naar beneden hellend in een vlak uitstrekken, en waarbij de bevestigingsmiddelen ten minste een zich in hoofdzaak vanaf het rek omhoog stekende pen omvatten, en waarbij de lengte van de plankmiddelen van het bovenrek zodanig is gekozen, dat, van boven naar beneden gezien, de plankmiddelen van het benedenrek gedeeltelijk niet worden overschaduwd door het bovenrek , waarbij het benedenrek een mand voor onverpakt voedsel omvat, die is gescheiden van de plankmiddelen door een afscheiding, en waarbij het bovenrek een mand omvat, die is gescheiden van de plankmiddelen door een afscheiding, en die op maat is gemaakt voor het dragen van een kind.

9. Winkelwagen voor gebruik met een veelheid van houders met ten minste een opening daarin, met het kenmerk, dat deze omvat een langwerpige, van wielen voorzien basis, een zich vanaf de basis omhoog uitstrekkend frame, handgreepmiddelen, die aan het frame zijn gekoppeld voor het hanteren van de wagen, benedenrekmiddelen die zijn gekoppeld met het frame voor het ondersteunen van ten minste een houder, bovenrekmiddelen die zijn gekoppeld met het frame en op afstand boven de benedenrekmiddelen zijn geplaatst met een afstand groter dan de hoogte van de houder voor het ondersteunen van ten minste een houder, en door de boven- en benedenrekmiddelen gedragen bevestigingsmiddelen voor het losneembaar bevestigen van de houders aan respectievelijk de boven- en benedenrekmiddelen, waarbij de bevestigingsmiddelen ten minste een pen omvatten, die vanaf elk van de bovenrekmiddelen en de benedenrekmiddelen in hoofdzaak omhoog uitsteekt, en op maat is gemaakt om te passen in de ten minste ene opening, en waarbij de bevestigingsmiddelen ook omvatten ten minste door elk rekmiddel gedragen nok, die op afstand voor de ten minste ene pen is geplaatst.

10. Houder voor gebruik met een winkelwagen, met het kenmerk, dat deze omvat ten minste een daarvan omhoog stekende pen, omvattende een bodem, een paar zich vanaf de bodem uitstrekkende tegenover elkaar gelegen eindwanden, een paar zich vanaf de bodem uitstrekkende, langere zijwanden met een hoogte gelijk aan die van de eindwanden, en een lip, die zich vanaf de bovenranden van de zijwanden en de eindwanden dwars naar buiten uitstrekt, waarbij de lip is voorzien van ten minste een opening, die op maat is gemaakt om te passen bij de pen, waarbij de eindwanden en zijwanden elk een paar openingen hebben, die op maat zijn gemaakt om te passen bij de pen.