NL1016109C2 - Afsluiter. - Google Patents

Description

\ >

Afsluiter

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een kleplichaam omvattende een stopvormig sluitdeel met een sluitvlak, een het sluitdeel omgevend bevestigingsdeel, 5 dat bij het sluitdeel scharnierend met het bevestigingsdeel is verbonden.

Een dergelijk kleplichaam gecombineerd met een klepzitting is bekend uit US 1907358. Het sluitdeel is nabij het vrije uiteinde bolvormig uitgevoerd om in aangrijping te komen met een klepzittingvlak. Aan de andere zijde is het sluitdeel voorzien van een zich (in de gebruikspositie) horizontaal uitstrekkende plaat. Deze zich 10 horizontaal uitstrekkende plaat is nabij een zijde scharnierend verbonden met een bevestigingsconstructie en nabij de andere zijde voorzien van een veer. Deze klep functioneert als overdrukklep of afblaasbeveiliging.

In de stand der techniek zijn afsluiters bekend die bedoeld zijn voor het handhaven van onderdruk binnen een houder zoals een pot, doos of fles. Een voorbeeld 15 is de afsluiter getoond in het Europese octrooi 0234607 ten name van Vacu Products. Daarin wordt een uit verhoudingsgewijs zacht materiaal vervaardigd deel beschreven voorzien van een spieetvormige opening. Een dergelijke afsluiter is in het bijzonder voor onderdruktoepassingen beoogd en door de opgebrachte onderdruk zullen de tegenover elkaar liggende randen die de spleet begrenzen tegen elkaar gedrukt worden. 20 Openen van een afsluiter vindt plaats door het opbrengen van een klemkracht in een richting loodrecht op de spleetrichting waardoor de spleet gedwongen wordt open te gaan staan. Hoewel een dergelijke afsluiter goed functioneert, vereist deze verhoudingsgewijs veel materiaal en heeft deze eveneens een verhoudingsgewijs grote constructieve hoogte.

25 Het is het doel van de onderhavige uitvinding in een meer compact ontwerp voor een afsluiter te voorzien met geringe hoogte waarmee het desondanks goed mogelijk is het afsluitende effect van de afsluiter ongedaan te maken.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven afsluiter verwezenlijkt doordat op het sluitdeel in de richting weg van het sluitvlak een als bedieningsdeel werkende 30 verlenging is aangebracht en dat die schamierverbinding met het bevestigingsdeel zodanig is uitgevoerd dat bij aangrijping op het bedieningsdeel het sluitvlak een kantelbeweging uitvoert.

1016109 2

Volgens de uitvinding wordt de openingsbeweging van het kleplichaam op bijzonder eenvoudige wijze verwezenlijkt door het met het bedieningsdeel kantelen van het stopvormige sluitdeel. Het bedieningsdeel is in het verlengde van het sluitdeel aangebracht. Een dergelijke constructie is bijzonder eenvoudig uit te voeren en 5 eveneens bijzonder eenvoudig te bedienen.

Volgens de uitvinding is het slechts in “zijdelingse” richting bewegen van het kleplichaam ten opzichte van de klepzitting, respectievelijk de houder, voldoende om de afsluiter te openen. Dat wil zeggen in feite wordt de kantelbeweging van het afsluitvlak (theoretisch afsluitrand) uitgevoerd om een punt dat ligt op de langshartlijn 10 sluitdeel-bedieningsmiddel. In normale positie zal deze hartlijn een verticale lijn zijn. Daardoor wordt een verplaatsing van het kleplichaam van de klepzitting veroorzaakt door kantelen en/of deformatie. Dit wordt verwezenlijkt door het buigzame verbindingsdeel tussen het kleplichaam en de houder. Begrepen zal worden dat de klepzitting een geheel met de houder kan zijn en uit hetzelfde materiaal vervaardigd. 15 Het contactvlak met het kleplichaam, dat wil zeggen, de begrenzingsrand van de af te sluiten opening, kan conisch of rechthoekig of met enige andere in de stand van de techniek bekende vorm uitgevoerd zijn. Begrepen zal worden dat de houder elke in de stand der techniek bekende constructie kan omvatten. Als niet beperkende voorbeelden worden genoemd houders waarin vacuüm gebracht moet worden. Dergelijke bussen of 20 dozen zijn in het algemeen voorzien van een deksel en de hierboven beschreven houder kan deel uitmaken van dat deksel, dat wil zeggen, één geheel daarmee vormen. Echter, is de hierboven beschreven afsluiter eveneens toepasbaar op flessen en dergelijke. In een dergelijk geval kan de houder een apart deel zijn maar zou eveneens de hals van de betreffende fles kunnen omvatten. In het algemeen zal de afsluiter volgens de 25 onderhavige uitvinding vooral gebruikt worden in toepassingen waarbij de vacuümeren van belang is. Indien de verbinding tussen kleplichaam en de houder een rondom gesloten deel is, is het van belang in een verdere opening te voorzien waardoor lucht of gas verplaatst kan worden. Immers, de opening die ontstaat bij het verplaatsen van het kleplichaam ten opzichte van de klepzitting moet in verbinding gebracht worden met de 30 omgeving of enige andere constructie. Een dergelijke andere constructie kan bijvoorbeeld een vacuümpomp omvatten. Bij toepassing van een vacuümpomp zal bij het evacueren het kleplichaam in een richting in hoofdzaak loodrecht op het openingsvlak van de klepzitting bewogen worden. Indien in een later stadium 10 1 61 ü Ö 3 verwijderen van het vacuüm gewenst is, kan door het eenvoudig zijdelings wegdrukken van het kleplichaam het vacuüm opgeheven worden waarbij lucht uit de omgeving via de hierboven beschreven opening toegevoerd wordt.

Het kleplichaam kan voorzien zijn van een deel dat uitsteekt boven de aansluiting 5 met het verbindingsdeel. Daarop kan door de gebruiker aangegrepen worden voor het openen van de afsluiter. Omdat de verschillende delen bijzonder compact uitgevoerd kunnen worden, kan op deze wijze een bijzonder compacte constructie verkregen worden. Dit is bijvoorbeeld van belang indien verschillende houders op elkaar gestapeld moeten worden. Het is dan mogelijk dat in de te stapelen houder, in het midden, een 10 uitsparing aanwezig is met geringe omvang, voldoende groot om de afsluiter volgens de uitvinding aangebracht op een daar onderliggende uitsparing te ontvangen.

Indien de verbinding tussen kleplichaam en houder gesloten is en een opening aanwezig is, in hetzij de houder, hetzij die verbinding, kan door het kiezen van de grootte van die opening het openings- en sluitgedrag van het kleplichaam ten opzichte 15 van de klepzitting bepaald worden. Bij een grotere opening of meer openingen zal met name bij het beluchten van een vacuümhouder sneller het vacuüm weggenomen worden. Een kleinere opening heeft als voordeel dat indien in bijvoorbeeld een houder poedervormige produkten verpakt zijn, bij het wegnemen van het vacuüm het gevaar van stofvorming door poeder kleiner is. Bij een groter oppervlak van de openingen kan 20 bij gebruik van vacuümpompen sneller vacuüm opgebracht worden omdat minder smoorverliezen bestaan.

Afhankelijk van de toepassing en in het bijzonder de beluchtingssnelheid zal de grootte van de betreffende openingen gekozen worden.

De schamierverbinding en het kleplichaam kunnen uit een enkele plastische 25 kunststof bestaan. Afhankelijk van de toepassing zal een betreffende kunstofmateriaal gekozen worden waarbij eveneens elastomere materialen toegepast kunnen worden.

Indien de af te sluiten opening enige omvang heeft, kan voor het behoud van het elastische karakter van het kleplichaam en ter besparing van materiaal het van voordeel zijn het kleplichaam hol uit te voeren.

30 De uitvinding heeft eveneens betrekking op de afsluiter die verwezenlijkt kan worden door combinatie van het hierboven beschreven kleplichaam en de hierboven beschreven of enige andere klepzitting.

10161 09 4

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. 1 schematisch een dwarsdoorsnede van een eerste uitvoering van de afsluiter volgens de uitvinding in gesloten positie; 5 Fig. 2 de afsluiter volgens fig. 2 tijdens het door de gebruiker openen daarvan; en

Fig. 3 schematisch in dwarsdoorsnede een verdere uitvoering van de uitvinding;

In de figuren is met 1 als voorbeeld een afsluiter volgens de uitvinding aangegeven. Deze bestaat uit een kleplichaam 2. Een houder 3 is aanwezig, voorzien van een klepzitting 4 die een opening 12 begrenst. Kleplichaam 2 omvat een 10 stopvormig sluitdeel 7, een afdichtend verbindingsdeel 5 en een klemrand 10. Sluitdeel 7 is via een zich rondom uitstrekkend en afdichtend verbindingsdeel 5 via klemrand 10 met opstaande rand 13 van houder 3 verbonden. Daarbij bestaan zowel het kleplichaam als het verbindingsdeel uit een materiaal dat verhoudingsgewijs buigzaam is, terwijl de houder 3 uit een verhoudingsgewijs stijf materiaal bestaat. Verdere afdichting wordt 15 verwezenlijkt door afsluiterrand 11 van het verbindingsdeel 5. Het verbindingsdeel 5 is verend uitgevoerd. Dit voorziet in de teruggaande beweging van het kleplichaam 2 bij het pompen. Openingen 6 zijn aanwezig in het verbindingsdeel. In het kegelvormig sluitdeel 7 is een holte 9 begrensd. Boven de aansluiting met het verbindingsdeel 5 is een eveneens kegelvormig maar dan in de andere richting toelopend bedieningsdeel 8 20 aanwezig.

De afsluiter en meer in het bijzonder sluitdeel 7 en verbindingsdeel 5 zijn zodanig uitgevoerd dat in onbelaste toestand kegelvormig sluitdeel 7 in hoofdzaak afdichtend rust tegen klepzitting 4, dat wil zeggen, de omtreksrand van opening 12. Daardoor is dadelijk bijvoorbeeld bij het drukken op het bedieningsdeel enige onderdruk (pre suck) 25 aanwezig. Dit in tegenstelling tot een variant waarbij pas door het opbrengen van vacuüm het sluitdeel 7 naar klepzitting 4 bewogen wordt. Opbrengen van vacuüm kan plaatsvinden met behulp van een in de stand der techniek algemeen bekende vacuümpomp waarvan slechts een deel in fig. 1 afgebeeld is en met 14 aangegeven. Indien dit deel geplaatst wordt op afsluitrand 11 vindt met behulp van deze afsluitrand 30 11 en klemrand 10 afdichting plaats. Onder afsluitrand 11 bevindt zich een holte zodat in optimale afdichting tussen enerzijds deel 3 en anderzijds deel 14 voorzien wordt ook indien deel 14 niet volledig juist gepositioneerd is. Indien vervolgens vacuüm opgebracht wordt, zal het sluitdeel 7 van zitting 4 gelicht worden. Gas beweegt uit de zich

1 ‘-J 6 W 4 '-J

5 onder het kleplichaam 2 bevindende houder 15 via openingen 6 naar pomp 14. Afhankelijk van de grootte en het aantal openingen 6 treedt een meer of minder uitgesproken smorend effect op. Begrepen zal worden dat andere soorten vacuümpompen slangen en dergelijke aangebracht kunnen worden die op andere wijze afdichtend aan-5 grijpen op de houder, respectievelijk het verbindingsdeel.

Voor het beluchten van de houder 15 kan het bedieningsdeel 2 zijdelings weggedrukt worden zoals in fig. 2 getoond is. Door de elastische eigenschappen van het verbindingsdeel 5 en eveneens het zacht zijn van het kleplichaam 2 nabij de klepzitting 4, vindt enige kanteling en vervorming plaats van het sluitdeel 7 bij het zijdelings 10 wegdrukken van bedieningsdeel 8. Daardoor ontstaat een opening en kan lucht via openingen 6 en deze opening toegevoerd worden en vindt beluchten plaats. Ook hier is het totale oppervlak van de openingen 6 van belang voor de beluchtingssnelheid. Begrepen zal worden dat de diameter van opening 12, de coniciteit van sluitdeel 7 op zittingdeel 4, en de hardheid van het materiaal parameters, zijn die gevarieerd kunnen 15 worden, afhankelijk van de toepassing van de afsluiter, en meer in het bijzonder de gewenste onderdruk. Volgens een van voordeel zijnde uitvoering is de kegelhoek, dat wil zeggen, de hoek die het buitenoppervlak van het bedieningsdeel 7 met het vlak van de opening 12 maakt, ongeveer 45° maar kan binnen een breed bereik variëren Een kleinere klephoek, dat wil zeggen, een minder taps toelopende conus bemoeilijkt de 20 beweging respectievelijk vereist een grotere beweging voor een bepaalde opening van de afsluiter. Een grotere hoek kan problemen geven met de afdichtende werking van het kleplichaam ten opzichte van de klepzitting.

Klepzitting 4 is bij voorkeur afgerond. Als voorbeeld voor de afrondingsstraal wordt een waarde van 0,5 mm genoemd. Bij deze waarde bestaat nauwelijks gevaar voor 25 beschadiging van het kleplichaam en is de afdichtkraan geoptimaliseerd.

In fig. 3 is een variant van de in fig. 1 en 2 getoonde afsluiter afgebeeld. Deze is in het geheel met 21 aangegeven. Het kleplichaam is voorzien van verwijzingscijfer 22 en het bedieningsdeel is met 28 aangegeven. In tegenstelling tot de hierboven beschreven uitvoering is het sluitdeel 27 niet langer kegelvormig maar bolvormig 30 uitgevoerd. Klepzitting 24 kan op de hierboven beschreven wijze verwezenlijkt worden. Verbinding tussen het bolvormige sluitdeel en houder 23 vindt plaats door middel van een aantal langs de omtrek verdeelde vingers 25. Ook in deze uitvoering is een holte 29 aanwezig welke materiaal bespaart en verplaatsing vergemakkelijkt.

1016109 6

Aangrijping tussen de gestippelde cilindrische wand van de vacuümpomp en afsluiter 21 vindt plaats door middel van een bolvormig deel voorzien van een afsluitrand 31.

Door de bolvorm is het mogelijk de vacuümpomp enigszins gekanteld aan te brengen terwijl toch nog voldoende afsluitende werking verzekerd wordt.

5 De bolvormige uitvoering van afsluitdeel 27 is bedoeld om eveneens bij geringe verplaatsing nog steeds in volledige afdichting te voorzien. Dat wil zeggen beluchten vindt plaats uitsluitend door deformatie en via de zo gecreëerde opening 32 kan lucht naar buiten stromen.

De hierboven beschreven uitvoering is zodanig dat bij het typisch gebruik van 10 een handbediende vacuümpomp het kleplichaam ongeveer 0,1 mm van de klepzitting omhoog komt. Begrepen zal worden dat ook deze waarde kan variëren Door de opgebrachte onderdruk en de conische vorm van het afsluitdeel zal een steeds grotere aan-ligkracht tussen kleplichaam en klepzitting verwezenlijkt worden waardoor de afsluitende werking steeds verder toeneemt.

15 In fïg. 4 is een verdere variant van de uitvinding getoond die in het bijzonder gebruikt kan worden voor toepassing in combinatie met flessen. Deze is in het geheel met 41 aangegeven. Het kleplichaam is met 42 aangegeven en bestaat uit een sluitdeel 47 en een in het verlengde daarvan liggend bedieningsdeel 48. De verbinding met de klemrand 50 wordt verwezenlijkt via het zich rondom uitstrekkende verbindingsdeel 45 20 waarin openingen 46 aangebracht zijn. Deze verbinding sluit aan op de overgang tussen sluitdeel 47 en bedieningsdeel 48.

Het sluitdeel 47 is van een holte 49 voorzien. Klemrand 50 is voorzien van een naar binnen stekende rand 51 die samenwerkt met een naar buiten stekende rand 53 van klepzitting 44. Klepzitting 44 is uit een verhoudingsgewijs hard materiaal vervaardigd 25 en is gekoppeld met een halsdeel 43 dat uit een verhoudingsgewijs soepel deformeerbaar materiaal vervaardigd is. Dit halsdeel is uitgevoerd om in een fles aangebracht te worden.

Om losraken te voorkomen is de omtreksrand 60 aanwezig terwijl de eigenlijke afdichting door het gekromde deel van halsdeel 43 ten opzichte van de fles 30 verwezenlijkt wordt.

Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van twee voorkeursuitvoeringen beschreven is, zullen degenen bekwaam in de stand der techniek dadelijk na het lezen van deze beschrijving begrijpen dat vele verdere toepassingsvarianten en 101 510'9 7 uitvoeringsvarianten bestaan. Deze liggen binnen het bereik van de bijgaande conclusies.

1016109

Claims (11)

1. Kleplichaam (2, 22) omvattende een stopvormig sluitdeel (7, 27) met een 5 sluitvlak, een het sluitdeel omgevend bevestigingsdeel (11), dat bij het sluitdeel scharnierend met het bevestigingsdeel is verbonden, met het kenmerk, dat op het sluitdeel in de richting weg van het sluitvlak een als bedieningsdeel werkende verlenging (S, 28) is aangebracht en dat die schamierverbinding met het bevestigingsdeel zodanig is uitgevoerd dat bij aangrijping op het bedieningsdeel het 10 sluitvlak een kantelbeweging uitvoert.

2. Kleplichaam volgens conclusie 1, waarbij het hart van die kantelbeweging in hoofdzaak op de langshartlijn van het sluitdeel-bedieningsmiddel ligt.

3. Kleplichaam volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een enkel materiaaldeel.

4. Kleplichaam volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat sluitvlak een kegelvlak omvat. 20

5. Kleplichaam volgens een van de voorgaande conclusies, via een elastische verbinding (5,25) met dat bevestigingsdeel (11) verbonden.

6. Kleplichaam volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat 25 bevestigingsdeel en/of die verbinding van een opening (6) is voorzien.

7. Kleplichaam volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat sluitdeel voorzien is van een naar dat sluitvlak gerichte holte (9,29). 1 1016109

8. Kleplichaam volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een hardheid tussen 35 en 45 shore. ft

9. Afsluiter omvattend het kleplichaam volgens een van de voorgaande conclusies, en een klepzitting (4, 24) waarbij hetzij de klepzitting een verhoudingsgewijs hard materiaal omvat en dat kleplichaam een verhoudingsgewijs zacht deformeerbaar materiaal omvat, hetzij de klepzitting een verhoudingsgewijs zacht deformeerbaar 5 materiaal omvat en het kleplichaam een verhoudingsgewijs hard materiaal omvat.

10. Afsluiter volgens conclusie 9, waarbij dat bevestigingsdeel een omtreksrand met omtreksgroef omvat en die klepzitting een omtreksrand met omtreksuitsteeksel (53).

11. Afsluiter volgens een van de conclusies 9 of 10, waarbij die verbinding is uitgevoerd om dat kleplichaam in onbelaste toestand tegen die klepzitting te drukken. 1016109