NL1016096C2 - Stoelbevestiging. - Google Patents

Description

Stoelbevestiging

De uitvinding heeft betrekking op een (kinder)skelter of trapauto met een stoel die op losmaakbare wijze bevestigd is aan het chassis, op één van een aantal mogelijke plaatsen, zodat de afstand stoel - trap-5 pers/stuur variabel is en trapsgewijs kan worden afgestemd op de gebruiker van de skelter.

Het is bekend om een stoel van een skelter aan de onderzijde te voorzien van een rechte, vierkante buis, die selectief gestoken kan worden in vierkante gaten die 10 voorzien zijn op een langsbalk van het chassis. Hoewel de stoel hiermee eenvoudig verplaatst kan worden heeft dit bekende systeem het nadeel dat de stoel als gevolg van speling tussen de vierkante buis en de gaten heen en weer kan wiebelen, in langsrichting en ook in dwarsrichting van 15 de skelter. De gebruiker ervaart dit wiebelen, dat als gevolg van slijtage in de loop der tijd toeneemt, als onaangenaam, evenals het daardoor veroorzaakte geluid.

Eerder is voorgesteld om het door het wiebelen veroorzaakte geluid tegen te gaan middels een in de gaten 20 geplaatst kunststof manchet. Hiermee wordt de wiebel-beweging zelf echter niet voorkomen. Voorts is een nadeel dat de manchetten een extra voorziening vormen, die ook extra montagehandelingen vergt.

De uitvinding heeft tot doel hierin althans op 25 enige punten verbetering te brengen, en voorziet daartoe ·. W t -- 2 in een skelter of trapauto met een chassis en een losmaakbaar op het chassis te bevestigen stoel, waarbij het chassis voorzien is van een zich in de langsas van het chassis uitstrekkende reeks opneemruimtes en de stoel 5 voorzien is van een neerwaarts gericht uitsteeksel, dat althans in één verticaal vlak van doorsnede neerwaarts taps toeloopt en daarmee complementair is aan elke opneem-ruimte beschouwd in hetzelfde vlak van doorsnede. Hiermee wordt op eenvoudige wij ze in het genoemde verticale vlak 10 een spelingvrije passing van uitsteeksel en gat verzekerd, ook op de lange duur.

Bij voorkeur loopt het uitsteeksel althans in een doorsnede volgens een verticaal vlak dat de langsas bevat . neerwaarts taps toe, zodat wiebelen naar voor en 15 achteren voorkomen wordt, in het bijzonder bij accelereren en remmen.

In een eenvoudig te maken en onderhoudsarme uitvoering is er in voorzien, dat de opneemruimtes gevormd zijn in een holle langsbalk van het chassis, welke 20 langsbalk een bovenwand bezit waarin eerste gaten naar de opneemruimtes gevormd zijn, alsmede een onderwand, waarin tweede gaten gevormd zijn, waarbij de eerste gaten een lengte in langsasrichting bezitten die groter is dan die van de tweede gaten.

25 De vorm van het uitsteeksel is zeer eenvoudig en gemakkelijk uit een (staal)plaat te vervaardigen indien overeenkomstig een voorkeursuitvoering het uitsteeksel in een doorsnede volgens een verticaal vlak dat dwars staat op de . langsas begrensd wordt door evenwijdige verticale 30 vlakken.

Wiebelbeweging in dwarsrichting kan worden tegengegaan indien de dwars- of eindranden van de gaten via schuine randgedeelten overgaan in hun langsranden. Er kan dan sprake zijn van - in horizontale doorsnede bes-35 chouwd - een puntcontact ter plaatse van de hoeken van het uitsteeksel.

Wiebelweging in dwarsrichting kan alternatief - 3 of daarbij verder - worden voorkomen indien het uitsteeksel althans in een doorsnede volgens een verticaal vlak dat dwars staat op de langsas neerwaarts taps toeloopt.

Het uitsteeksel kan in horizontale doorsnede 5 onrond zijn, om verdraaiing tegen te gaan. Alternatief kan bij een cirkelvormige doorsnede gebruik worden gemaakt van een dwarspen voor het tegen rotatie vastleggen van het uitsteeksel. Het uitsteeksel kan dan in hoofdzaak de vorm van een (afgeknotte) kegel -met cirkelvormige of ovale 10 doorsnede- bezitten. In geval van een kegelvorm zal naar alle zijden wiebel- of kantelstabileit verkregen zijn.

In een tweede voordelige uitvoering hiervan bezit het uitsteeksel in horizontale doorsnede een kruisvorm.

15 In een derde voordelige uitvoering hiervan vormt het uitsteeksel in horizontale doorsnede althans nagenoeg een rechthoek.

In een verdere ontwikkeling van de stoelbeves-tiging volgens de uitvinding is de langsafmeting van de 20 opneemruimtes groter dan de dwarsafmeting daarvan. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de ruimte die in langsrichting aanwezig is, voor vergroting van de aangrijplengte en daarmee van de stabiliteit.

In de skelter volgens de uitvinding kan verder 25 op onderdelen, zoals een extra balk voor de stoelbeves-tiging, bespaard worden wanneer de opneemruimtes voorzien zijn in de hoofdbalk van het chassis.

De invoering van het uitsteeksel en daarmee de plaatsing van de stoel wordt bevorderd indien het 30 uitsteeksel aan het ondereind afgerond is.

Opgemerkt wordt dat het mogelijk is dat de tapse danwel convergerende lijnen of begrenzingen van uitsteeksel en/of opneemruimte continu danwel discontinu kunnen lopen.

35 De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen.

4

Getoond wordt in: figuur 1 een schematische weergave van een voorbeeldsamenstel volgens de uitvinding van een stoel en een chassisbalk van een skelter of trapauto waarin de 5 stoel te bevestigen is; figuur 2 een aanzicht gedeeltelijk in doorsnede van een onderdeel van de stoel van figuur 1 en de voor-noemde chassisbalk, figuur 3 een detail van het samenstel van de 10 figuren 1 en 2 in gemonteerde toestand; figuur 4 een weergave van de onderzijde van het bevestigingsgedeelte van een stoel volgens de figuren 1 en 2 en een schematische weergave van een alternatieve ontwikkeling van een gat voor stoelbevestiging aan de 15 chassisbalk; figuur 5 een eerste alternatieve uitvoering van een stoelbevestiging en opneemgaten; en figuur 6 een tweede alternatieve uitvoering daarvan.

2 0 In figuur 1 is de stoel 1 van een verder niet weergegeven skelter of trapauto weergegeven. De stoel 1 bestaat in hoofdzaak uit een uit kunststof gevormde stoel, met een zitting 2 en een rugleuning 3. Weergegeven is dat de zitting 2 en rugleuning 3 naar achter en naar beneden 25 toe een holle ruimte vormen, en dat tegen de achterzijde een complementair gevormde stalen plaat 4 bevestigd is middels schroefverbindingen 7. De stalen steunplaat 4 bezit een horizontaal deel 5, dat tegen de onderzijde van de zitting 2 aanligt en zelf aan de onderzijde voorzien is 30 van een daaraan gelaste, neerwaarts uitstekende stalen plaat 6. Deze plaat 6 bezit, zoals te zien is in figuur 2, een achterrand 19a en een voorrand 19b, die met elkaar een hoek insluiten van a.

De chassisbalk 10 kan de hoofdligger vormen van 35 het chassis van een skelter. Het zal hierbij in hoofdzaak gaan om met trapkracht aan te drijven skelters, in het bijzonder bekend van aanvraagster en leverbaar onder het 5 geregistreerde merk Mammoet.

De chassisbalk 10 is een kokerligger met een bovenwand 11, een benedenwand 12 en zijwanden 13, 14. In de bovenwand 11 zijn een aantal sleuven 15 gemaakt, en in 5 de benedenwand 12 een aantal sleuven 16. Elk paar sleuven 15, 16 vormt een mogelijke plaats voor bevestiging van de stoel 1.

In de figuren 1 en 2 is weergegeven dat de sleuven 15 wat langer zijn dan de sleuven 16, zodat ener-10 zijds de eindranden 17a en 18a van sleuven 15 en 16 en anderzijds de eindranden 17b en 18b daarvan lijnen bepalen die eveneens een hoek insluiten van <x. Deze lijnen staan bij voorkeur elk onder een hoek ten opzichte van de verticaal .

15 Wanneer de stoel met plaat 6 neerwaarts in de richting A neergelaten wordt in een gekozen stel gaten 15, 16 zal de plaat 6 neerwaarts bewegen door het gat 15 en vervolgens door het gat 16, totdat de situatie van figuur 3 is verkregen. Aldaar liggen de randen 19a en 19b van de 20 plaat 6 respectievelijk aan tegen de eindranden 17a, 17b van het gat 15 en de eindranden 18a, 18b van het gat 16.

Daarmee is al een min of meer precieze passing verkregen. Wanneer de gebruiker plaatsneemt op de stoel 1 zal de gewichtskracht de passing en dus aansluiting vervolmaken. 25 Daarmee is op eenvoudige en effectieve wijze een kantel-beweging van de stoel om een as loodrecht op het vlak van tekening voorkomen.

In figuur 4 is weergegeven hoe ook kanteling om een as dwars op de voornoemde as tegengegaan kan worden. 30 Hiertoe is er in voorzien dat het gat 15 niet alleen achterrand 17a en voorrand 17b en zijranden 17c en 17d bezit, maar ook ter plaatse van de hoeken schuine zijden 17e-17h. Ingetekend is dat de hoeken tussen de randen 19a, 19b en zijden 19c, 19d van de plaat 6 contact kunnen maken 35 met de schuine randen 17e-17h, om zo kantelbeweging om twee loodrecht op elkaar staande horizontale assen te voorkomen. Het gat 16 zal gelijkvormig zijn, zodat ook 6 daar sprake zal zijn van (hoek)puntcontacten.

In figuur 5 is een alternatieve mogelijkheid weergegeven voor het tegengaan van kanteling om beide voornoemde assen. De gebogen plaat 104 is hier voorzien 5 van een neerwaarts reikende stalen plaat 106, die echter uitgebreid is met twee, zowel aan de plaat 106 als aan de plaat 104 gelaste schuine plaatdelen 106a, 106b, zodat in onderaanzicht in feite een soort van kruis gevormd wordt, waarvan de benen, van onder naar boven toe, taps uitlopen. 10 De gaten 115 en 116 in de ligger 110 zijn overeenkomstig gevormd, dat wil zeggen dat de eindranden van het kruis-vormige gat 115 en 116 in een doorsnede in een verticaal vlak dat de langsas van de skelter bevat weer een hoek van a met elkaar maken en in een verticaal vlak loodrecht 15 daarop een hoek β, een en ander overeenkomend met de randen van de plaat 106 en de platen 106a, 106b.

Een verdere alternatieve uitvoering is weergegeven in figuur 6, waarin de stalen plaat 204 weergegeven is, met daaraan gelaste neerwaarts reikende plaat 20 106, die niet alleen in zij-aanzicht taps toeloopt onder een hoek a, maar in een doorsnede dwars daarop ook taps toeloopt onder een hoek β. De gaten 215 en 216 zijn overeenkomstig gevormd, zodat hun randen ook de voornoemde hoeken a respectievelijk β insluiten.

Claims (17)

1. Skelter of trapauto met een chassis en een losmaakbaar op het chassis te bevestigen stoel, waarbij het chassis voorzien is van een zich in de langsas van het chassis uitstrekkende reeks opneemruimtes en de stoel 5 voorzien is van een neerwaarts gericht uitsteeksel, dat althans in één verticaal vlak van doorsnede neerwaarts taps toeloopt en daarmee complementair is aan elke opneem-ruimte beschouwd in hetzelfde vlak van doorsnede.

2. Skelter volgens conclusie 1, waarbij het 10 uitsteeksel althans in een doorsnede volgens een verticaal vlak dat de langsas bevat neerwaarts taps toeloopt.

3. Skelter volgens conclusie 1 of 2, waarbij de opneemruimtes gevormd zijn in een holle langsbalk van het chassis, welke langsbalk een bovenwand bezit waarin eerste 15 gaten naar de opneemruimtes gevormd zijn, alsmede een onderwand, waarin tweede gaten gevormd zijn, waarbij de eerste gaten een lengte in langsasrichting bezitten die groter is dan die van de tweede gaten.

4. Skelter volgens conclusie 2 of 3, waarbij het 20 uitsteeksel in een doorsnede volgens een verticaal vlak dat dwars staat op de langsas begrensd wordt door evenwij-dige vertikale vlakken.

5. Skelter volgens conclusie 4, waarbij de dwars- of eindranden van de gaten via schuine 25 randgedeelten overgaan in hun langsranden.

6. Skelter volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het uitsteeksel althans in een doorsnede volgens een verticaal vlak dat dwars staat op de langsas neerwaarts taps toeloopt.

7. Skelter volgens conclusie 6, waarbij het uitsteeksel in horizontale doorsnede een kruisvorm bezit.

8. Skelter volgens conclusie 6, waarbij het uitsteeksel in horizontale doorsnede althans nagenoeg een rechthoek vormt.

9. Skelter volgens conclusie 6, waarbij het uitsteeksel in horizontale doorsnede kegelvormig is.

10 Skelter volgens conclusie 9, waarbij de kegel een onronde doosnede bezit.

11. Skelter volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de langsafmeting van de opneemruimtes groter is dan de dwarsafmeting daarvan.

12. Skelter volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de opneemruimtes voorzien zijn in de 10 hoofdbalk van het chassis.

13. Skelter volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het uitsteeksel aan het ondereind afgerond is.

14. Skelter of trapauto met een chassis en een 15 losmaakbaar op het chassis te bevestigen stoel, waarbij het chassis voorzien is van een zich in de langsas van het chassis uitstrekkende reeks opneemruimtes en de stoel voorzien is van een neerwaarts gericht uitsteeksel, dat passend in de opneemruimtes opgenomen kan worden en dat 20 althans in één verticaal vlak van doorsnede voorzien is van tegengesteld aan elkaar gelegen randgebieden die op lijnen liggen die neerwaarts onder een hoek ten opzichte van elkaar convergeren en waarbij elke opneemruimte voorzien is van begrenzingen met tegenover elkaar gelegen 25 randgebieden die in hetzelfde vertikale vlak op lijnen liggen die onder dezelfde hoek convergeren.

15. Skelter volgens conclusie 14, waarbij de op een lijn gelegen randgebieden daarlangs op afstand van elkaar gelegen zijn.

16. Skelter volgens conclusie 14 of 15, waarbij beide lijnen een hoek insluiten met de vertikaal.

17. Skelter voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij-gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- AF/KP