NL1015852C2 - Draaideur. - Google Patents

Description

Draaideur

De uitvinding heeft betrekking op een draaideur omvattende een althans gedeeltelijk cilindrisch vormgegeven kuipwand, welke is uitgevoerd met een ingang en een uitgang, en twee binnen de kuipwand tijdens normaal bedrijf in eikaars 5 verlengde geplaatste roteerbare deurvleugels.

Een dergelijke draaideur wordt door aanvraagster reeds geruime tijd op de markt gebracht. Doordat bij een bepaalde stand van de deurvleugels de ingang en de uitgang vrij van enige belemmering met elkaar in verbinding staan, ont-10 staat zonder nadere maatregelen een tochtprobleem. Teneinde dit tochtprobleem tegen te gaan, wordt in de praktijk een dergelijke draaideur wel in dubbele uitvoering toegepast, zodanig dat altijd één stel deurvleugels een blokkade vormt voor een onbelemmerde doorgang van de ingang van de eerste 15 draaideur naar de uitgang van de tweede draaideur. Een derge-lijke uitvoering met een dubbele draaideur is bekend uit het Europese octrooi EP-B-0 663 981 van aanvraagster.

Een doelstelling van de uitvinding is om te voorzien in een op zichzelf staande enkele draaideur die is uitgevoerd 20 met twee in eikaars verlengde geplaatste roteerbare deurvleugels, waarbij het tochtprobleem nochtans is opgelost.

Volgens de uitvinding wordt de draaideur er daartoe door gekenmerkt, dat tussen de kuipwand en een uiteinde van ten minste een deurvleugel, welk uiteinde nabij en langs de 25 kuipwand verplaatsbaar is, een schuifdeur aanwezig is welke geschikt is de ingang respectievelijk de uitgang af te sluiten, en dat tijdens normaal bedrijf - althans tijdens passage van de deurvleugels langs de ingang en uitgang - het uiteinde van de deurvleugel zich doorlopend nabij de schuifdeur en 30 tussen de zijranden daarvan bevindt. Op deze wijze kan de schuifdeur voor een afdichting tussen de ingang en de uitgang zorgen, terwijl de deurvleugels de ingang en uitgang passeren voor het onderhouden van de persoonsbeweging tussen ingang en uitgang van de draaideur.

35 Diverse uitvoeringsvormen van de draaideur zijn op V»* * · ^ ”\ ..i '<} v 2 deze wijze mogelijk. Bijvoorbeeld kan de schuifdeur in een vaste rustpositie nabij de ingang of uitgang zijn opgesteld om deze tijdens passage van een deurvleugel af te sluiten, en om daarna terug te keren naar deze rustpositie.

5 Een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de draaideur volgens de uitvinding is er echter door gekenmerkt, dat het uiteinde van de deurvleugel zich doorlopend op een vaste plaats nabij de schuifdeur en tussen de zijranden daarvan bevindt, zodanig dat de deurvleugels en de schuifdeur synchroon 10 bewegen of stilstaan. Dit biedt een zeer eenvoudige en zonder veel additionele voorzieningen realiseerbare uitvoering van de draaideur, waarmee volledig wordt beantwoord aan de doelstellingen van de uitvinding.

Een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van de draaideur 15 volgens de uitvinding is erdoor gekenmerkt, dat tijdens rotatie van de deurvleugels in een aanloopfase waarin de schuifdeur de ingang respectievelijk uitgang begint af te sluiten, de schuifdeur met een snelheid gaat bewegen die geringer is dan de snelheid van het uiteinde van de deurvleugel dat zich 20 nabij de schuifdeur en tussen de zijranden daarvan bevindt, en dat in een sluitfase welke volgt op de aanloopfase en waarin de schuifdeur de ingang respectievelijk uitgang geheel gaat afsluiten, deze schuifdeur met een hogere snelheid gaat bewegen dan de snelheid van het uiteinde van de deurvleugel, 25 totdat het uiteinde van de deurvleugel en de achterlopende zijrand van de schuifdeur zich nabij elkaar bevinden en de deurvleugel en de schuifdeur synchroon verder bewegen of stilstaan totdat de aanloopfase weer aanbreekt. Deze uitvoeringsvorm biedt het voordeel dat deze een verhoogde passeer-30 capaciteit heeft ten opzichte van de hiervoor besproken eerste voorkeursuitvoeringsvorm, zodat binnen een bepaalde tijdseenheid meer mensen van de draaideur gebruik kunnen maken. Voor technisch geïnteresseerden is daarbij vooral het intrigerende samenspel van de deurvleugels en de schuifdeur 35 inspirerend.

Het is in alle uitvoeringsvormen overigens wenselijk dat voorzien is in twee schuifdeuren die paarsgewijs gekoppeld zijn met de deurvleugels.

1015852 3

Voor alle mogelijke uitvoeringsvormen van de draaideur volgens de uitvinding geldt dat deze bij voorkeur zo zijn uitgevoerd, dat de deurvleugels ieder wegklapbaar gekoppeld zijn met een roteerbare middenkolom die centraal binnen 5 de kuipwand is opgesteld. Met deze voorziening is het op eenvoudige wijze mogelijk een vluchtweg te creëren door het wegklappen van de deurvleugels. Door de omstandigheid dat deze aan de roteerbare middenkolom zijn bevestigd, heeft het wegklappen als gevolg dat de deurvleugels dan wegreiken van de 10 schuifdeur of schuifdeuren en daarvan kunnen vrijkomen. Een zeer geschikte wijze waarop de wegklapbare uitvoering van de deurvleugels kan worden gerealiseerd, is beschreven in het Nederlandse octrooi 1003383 van aanvraagster.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de 15 hand van de tekening, welke in fig. 1 in een schematisch bovenaanzicht een eerste uitvoeringsvorm van de draaideur volgens de uitvinding toont; in fig. 2 in de deelfiguren A t/m J in een schema-20 tisch bovenaanzicht het functioneren van de draaideur volgens de uitvinding volgens een tweede uitvoeringsvorm toont; en in de fig. 3 en 4 de draaideur volgens de uitvinding toont wanneer de deurvleugels naar de vlucht stand worden respectievelijk zijn bewogen.

25 In de figuren gebruikte gelijke verwijzingscijfers verwijzen naar dezelfde onderdelen.

Verwijzend nu eerst naar fig. 1 wordt met verwij-zingscijfer 1 de draaideur volgens de uitvinding getoond, welke is uitgevoerd met een althans gedeeltelijk cilindrisch 30 vormgegeven kuipwand 2, die voorzien is van een ingang 3 en een uitgang 4. Een dergelijke draaideur 1 kan bijvoorbeeld in een gevel van een gebouw zijn geplaatst, of in een gebouw ter scheiding van afzonderlijke ruimten die via de draaideur 1 met elkaar in verbinding staan. De draaideur 1 heeft verder 35 twee binnen de kuipwand 2 tijdens normaal bedrijf in eikaars verlengde geplaatste roteerbare deurvleugels 5 en 6. Normaal bedrijf houdt in dat de deurvleugels 5 en 6 in deze stand waarin de deurvleugels 5 en 6 in eikaars verlengde liggen,

; - j ·;,· V

4 kunnen stilstaan of kunnen roteren om een centraal geplaatste middenkolom 7. Volgens de uitvinding is de draaideur 1 nu zo uitgevoerd, dat tussen de kuipwand 2 en een uiteinde 8 respectievelijk 9 van ten minste één deurvleugel 5 respectieve-5 lijk 6 een schuifdeur 10, 11 aanwezig is. Deze schuifdeur 10, 11 heeft afmetingen zodanig dat deze geschikt is de ingang 3 respectievelijk uitgang 4 volledig af te sluiten. Het uiteinde 8, 9 van de deurvleugel 5, 6 bevindt zich bij voorkeur doorlopend nabij de schuifdeur 10, 11 en tussen de zijranden 10 12 en 13 daarvan. In fig. 1 is daartoe een eerste uitvoe ringsvorm getoond, waarbij het uiteinde 8, 9 van de deurvleugel 5, 6 zich op een vaste plaats, zoals in de figuur getoond, nabij de schuifdeur 10, 11 en tussen de zijranden 12, 13 daarvan bevindt, zodanig dat de deurvleugels 5, 6 en de 15 schuifdeur 10, 11 synchroon bewegen of stilstaan. Tijdens rotatie van de deurvleugels 5, 6 zal daardoor nooit de situatie kunnen ontstaan dat een vrije doorgang en daarmee tocht ontstaat tussen de ingang 3 en de uitgang 4, zodat het tochtpro-bleem daarmee effectief is opgelost.

20 Een alternatieve uitvoeringsvorm is getoond in fig.

2. Wanneer uitgegaan wordt van de startpositie getoond in deelfiguur A, en vervolgens de deelfiguren B, C, en zo verder tot en met J worden beschouwd, waarbij de op deelfiguur I volgende deelfiguur J mutatis mutandis overeenkomt met deel-25 figuur A, kan als volgt worden gesignaleerd. Tijdens rotatie van de deurvleugels 5, 6 in een aanloopfase waarin de schuifdeur 10, 11 de ingang 3 respectievelijk de uitgang 4 begint af te sluiten, zoals getoond in de overgang van deelfiguur A naar deelfiguur B, beweegt de schuifdeur 5, 6 met een snel-30 heid die geringer is dan de snelheid van het uiteinde 8, 9 van de deurvleugel 5, 6 dat zich nabij de schuifdeur 10, 11 en tussen de zijranden 12, 13 daarvan bevindt. Deze situatie wordt duidelijk getoond in de opvolgende deelfiguren A, B, C en D van fig. 2. Omstreeks de stand die getoond is in deelfi-35 guur D, vangt een sluitfase aan welke volgt op de in de deelfiguren A t/m D getoonde aanloopfase, en waarin de schuifdeur 10, 11 de ingang 3 respectievelijk uitgang 4 geheel gaat afsluiten. Dit tonen de deelfiguren E en F van fig. 2. In die i 5 sluitfase gaat de schuifdeur 10, 11 met een hogere snelheid bewegen dan de snelheid van het uiteinde 8, 9 van de deurvleugel 5, 6, totdat dit uiteinde 8, 9 van de deurvleugel 5, 6 en de achterlopende zijrand 12, 13 van de schuifdeur 10, 11 5 zich nabij elkaar bevinden, zoals getoond in fig. 2G. Daarna tonen de fig. 2H tot J dat de deurvleugel 5, 6 en de schuifdeur 10, 11 vanuit de in fig. 2G getoonde stand vervolgens synchroon verder bewegen of stilstaan totdat de aanloopfase weer aanbreekt die getoond is in fig. 2J. De in fig. 2J ge-10 toonde stand van de draaideur stemt overeen met die van fig. 2A, met dit verschil dat de deurvleugels 5 en 6, alsmede de schuifdeur 10, 11 een over 180° verdraaide positie hebben ingenomen .

De tot zover besproken en getoonde uitvoeringsvoor-15 beelden tonen telkens twee schuifdeuren 10, 11. Uitdrukkelijk wordt echter opgemerkt dat de voordelen van de uitvinding tevens bereikbaar zijn met toepassing van slechts een enkele schuifdeur 10 of 11. Dit is voor de vakman verder volledig duidelijk, zodat geen verdere toelichting nodig is.

20 Tenslotte wordt in fig. 3 en 4 nog getoond dat de deurvleugels 5, 6 ieder wegklapbaar gekoppeld zijn met een roteerbare middenkolom 7, die centraal binnen de kuipwand 2 is opgesteld. In fig. 3 wordt de aanvangsfase van het wegklappen van de deurvleugels 5, 6 getoond, waarbij door de be-25 vestiging van de deurvleugels 5 en 6 aan de middenkolom 7 het wegklappen daarvan leidt tot het naar binnen bewegen van de uiteinden 8 en 9 van de deurvleugels 5 en 6, waarbij deze het contact met de schuifdeuren 10 en 11 verliezen. In de volledig weggeklapte situatie van de deurvleugels 5 en 6, zoals 30 deze getoond is in fig. 4, is daarmee dan een geschikte vluchtweg gecreëerd welke een ruime doorgang biedt voor grote aantallen personen, al dan niet zich voortbewegend ter been of in een rolstoel.

1015852

Claims (5)

1. Draaideur (1) omvattende een althans gedeeltelijk cilindrisch vormgegeven kuipwand (2) , welke is uitgevoerd met een ingang (3) en een uitgang (4) , en twee binnen de kuipwand (2) tijdens normaal bedrijf in eikaars verlengde geplaatste 5 roteerbare deurvleugels (5, 6), met het kenmerk, dat tussen de kuipwand (2) en een uiteinde (8, 9) van ten minste een deurvleugel (5, 6), welk uiteinde (8, 9) nabij en langs de kuipwand (2) verplaatsbaar is, een schuifdeur (10, 11) aanwezig is welke geschikt is de ingang (3) respectievelijk de 10 uitgang (4) af te sluiten, en dat tijdens normaal bedrijf het uiteinde (8, 9) van de deurvleugel (5, 6) zich doorlopend nabij de schuifdeur (10, 11) en tussen de zijranden (12, 13) daarvan bevindt.

2. Draaideur volgens conclusie 1, met het kenmerk, 15 dat het uiteinde (8, 9) van de deurvleugel (5, 6) zich doorlopend op een vaste plaats nabij de schuifdeur (10, 11) en tussen de zijranden (12, 13) daarvan bevindt, zodanig dat de deurvleugels (5, 6) en de schuifdeur (10, 11) synchroon bewegen of stilstaan.

3. Draaideur volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tijdens rotatie van de deurvleugels (5, 6) in een aanloopfase (fig. 2A-D) waarin de schuifdeur (10, 11) de ingang (3) respectievelijk uitgang (4) begint af te sluiten, de schuifdeur met een snelheid gaat bewegen die geringer is dan 25 de snelheid van het uiteinde (8, 9) van de deurvleugel (5, 6) dat zich nabij de schuifdeur (10, 11) en tussen de zijranden (12, 13) daarvan bevindt, en dat in een sluitfase welke volgt op de aanloopfase en waarin de schuifdeur (10, 11) de ingang (3) respectievelijk uitgang (4) geheel gaat afsluiten (fig. 30 2E, F), deze schuifdeur met een hogere snelheid gaat bewegen dan de snelheid van het uiteinde (8, 9) van de deurvleugel (5, 6) , totdat het uiteinde (8, 9) van de deurvleugel (5,6) en de achterlopende zijrand (12, 13) van de schuifdeur (10, 11. zich nabij elkaar bevinden (fig. 2G) en de deurvleugel en 35 de schuifdeur synchroon verder bewegen (fig. 2H, I) of stil- ·- tt: -7 * '· ·'*» » » staan totdat de aanloopfase weer aanbreekt (fig. 2J).

4. Draaideur volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat voorzien is in twee schuifdeuren (10 en 11. die paarsgewijs gekoppeld zijn met de deurvleugels (5 en 5 6) .

5. Draaideur volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de deurvleugels (5, 6) ieder wegklapbaar gekoppeld zijn met een roteerbare middenkolom (7) die centraal binnen de kuipwand (2) is opgesteld.