NL1015529C2 - Werkwijze en inrichting voor het vermeerderen van weefseldelen. - Google Patents

Description

\

Werkwijze en inrichting voor het vermeerderen van weefseldelen

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verwijderen van delen van een gewas omvattende het richten van een straal fluïdum op dat ge-5 was.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit EP0238430A1. Daarin wordt een werkwijze beschreven voor het verwijderen van bladen van bepaalde grote gewassen, zoals koolsoorten, sla en dergelijke. Daarbij zijn vaak de buitenste bladen van mindere kwaliteit en worden deze alvorens het desbetreffende produkt in de handel gebracht wordt, 10 met behulp van een blaasinrichting verwijderd. Daartoe wordt op enige hoogte boven de desbetreffende kool of ander gewas met behulp van een aantal luchtstralen lucht op het gewas geblazen waarbij de buiten liggende bladen weg geblazen worden. Deze worden onder de inrichting als afval opgevangen.

Bij het vermeerderen van weefsel worden zeer kleine plantjes, die in het alge-15 meen in grote aantallen in trays aangeboden worden, zodanig behandeld, dat bepaalde bladdelen daarvan gescheiden worden welke vervolgens in een nieuw substraat ingébracht worden. Een voorbeeld van dergelijke vermeerdering van weefseldelen is het vermeerderen van lelies. Begrepen moet worden dat echter ook andere gewassen op deze wijze vermeerderd kunnen worden. Dergelijke vermeerdering vindt onder geopti-20 maliseerde omstandigheden die clean room omstandigheden benaderen of zelfs zijn, plaats. Het vermeerderen van weefseldelen is een zeer nauwkeurig en arbeidsintensief werk. Voortdurend is hoge concentratie noodzakelijk.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding deze actie van het vermeerderen van weefseldelen zo veel mogelijk te mechaniseren waarbij gewaarborgd is dat geen of 25 verwaarloosbaar verlies aan de vrijgekomen deeltjes plaats vindt. Bovendien moet het aantal gewasdelen dat voortgebracht wordt, vergelijkbaar zijn met hetgeen in de stand der techniek haalbaar was, dat wil zeggen door het met de hand delen.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven werkwijze verwezenlijkt doordat om dat gewas een de fluïdumstroom en de te verwijderen deeltjes geleidende afvoer wordt 30 aangebracht die naar het substraat waarin het gewas is aangebracht in de hoofdzaak afdicht.

De hierboven beschreven werkwijze bekend uit EP0238430A1 is niet geschikt voor het vermeerderen van weefseldelen. Immers, indien de blaasconstructie volgens λ A r ; \ 2 deze Europese octrooiaanvrage op een tray met gewasdelen geplaatst zou worden, zou hoogstens bereikt kunnen worden dat alle gewasdelen weg geblazen worden.

Volgens de uitvinding wordt voorgesteld elk gewas of groep gewassen afzonderlijk te benaderen en ten opzichte van de omgeving zo veel mogelijk af te sluiten. Dat 5 wil zeggen, indien als fluïdum lucht gebruikt wordt, kan deze lucht niet of nauwelijks in de richting van het substraat waarin het gewas aangebracht is, ontsnappen. Met deze afdichting wordt verzekerd dat alle deeltjes die verkregen worden met de werkwijze volgens de uitvoering ook daadwerkelijk afgevoerd worden met behulp van de afvoer. Deze deeltjes zijn het te verkrijgen produkt. Deze afvoer kan een afvoerbuis omvatten. 10 Verrassenderwijs is gebleken dat het met een luchtstraal mogelijk is een gewas tot kleine deeltjes op te delen, welke delen weer geschikt zijn als basis voor een volgend plantje.

Deling van het gewas is mogelijk door het kortstondig richten van een fluïdum-straal op het gewas. Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding 15 wordt een fluïdumstraal in verschillende posities gebracht ten opzichte van het gewas zodat steeds het optimaal delen van het gewas verzekerd wordt.

Nadat het gewas gedeeld is, worden de door de afvoer(buis) getransporteerde delen volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding op een verplaatsbaar plateau aangebracht. Dit kan met een robot of andere transportinrichting verplaatst 20 worden. Daarbij is het mogelijk de positie van de verschillende zo juist gewonnen gewasdelen te registreren en vast te leggen met een visionsysteem. Een dergelijk systeem dat bestaat uit een camera en een sturing maakt het mogelijk om bijvoorbeeld een grijper aan te sturen. Deze grijper kan elk van de verkregen gewasdelen aangrijpen en in een aparte ruimte van een volgende tray plaatsen. Eveneens is het volgens een van 25 voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding mogelijk dergelijke delen alvorens deze te plaatsen in een tray aan een verdere deelhandeling te onderwerpen. Deze deelhandeling kan bijvoorbeeld een mechanische deelhandeling zijn.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het verwijderen van delen van een gewas. Deze is voorzien van middelen om dat gewas zo veel moge-30 lijk ten opzichte van de omgeving af te sluiten en meer in het bijzonder ervoor te zorgen dat het effect van de fluïdum straal, zoals een luchtstraal uitsluitend is het wegblazen van deeltjes van het desbetreffende gewas.

101 55 29 3

De hierboven beschreven verdere maatregelen kunnen vanzelfsprekend vertaald worden in passende inrichtingen. De aangrijpmiddelen zijn bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat een gewasdeel met behulp van twee bekken aangegrepen wordt. Het gewasdeel wordt tussen die twee bekken opgenomen maar deze bekken zijn zodanig uitge-5 voerd dat na het scheiden van de gewasdelen bijvoorbeeld met behulp van een snij-in-richting die zich tussen de twee bekken door beweegt, de resulterende twee delen steeds in de desbetreffende bek vastgehouden worden. Elk van de bekken positioneert vervolgens de gewasdelen in het betreffende compartiment van de daarop volgende tray.

10 Vanzelfsprekend is de hierboven beschreven inrichting uitgevoerd met middelen welke besmetting zoveel mogelijk tegengaan. Sterilisatiemiddelen zijn aanwezig en deze kunnen bestaan uit eenvoudige verhittingsmiddelen. Indien bijvoorbeeld met warme lucht (bijvoorbeeld 600°C) gedurende korte tijd de verschillende delen van het transportmechanisme behandeld worden, kan steriliteit gewaarborgd worden.

15 Bovendien wordt door het plateausgewijs werken, besmetting in vergaande mate voorkomen.

Met behulp van de uitvinding is het mogelijk met zeer hoge capaciteit te werken. Minimaal 1000 weefseldelen kunnen per uur geplaatst worden in de afvoertray. Het is met de uitvinding niet alleen mogelijk de bladdelen nuttig te gebruiken maar eveneens 20 het centrale hardere boldeel. Vanzelfsprekend is dit afhankelijk van het gebruikte gewas.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden.

Daarbij tonen: 25 fig. 1 schematisch een aanzicht van een installatie volgens de uitvinding; en fig. 2 in dwarsdoorsnede in detail de inrichting voor het vermeerderen van gewas volgens de uitvinding.

In fig. 1 is schematisch een installatie weergegeven waarin de inrichting volgens de onderhavige uitvinding opgenomen is. Deze installatie bestaat uit een vermeerde- 30 ringsinrichting 1, een daarop aansluitende verdeelinrichting 2 en een afVoerinrichting 3 waar de vermeerderde delen in een nieuwe tray aangebracht worden. De vermeerde-ringsinrichting 1 bestaat uit een verdeelinrichting 5 die meer in detail in fig. 2 getoond - - -s?.y 4 is. Deze verdeelinrichting 5 wordt met behulp van een robotarm 4 gepositioneerd. Op een niet volledig afgebeelde positioneertafel 6 kan een tray 7 geplaatst worden.

Van de deelinrichting 5 afkomstig materiaal wordt overgebracht naar een plateau 9. Dit plateau 9 is afkomstig van draaibare transporteur 37 van het centrale deel 11.

5 Deze transporteur 37 draait in de richting van pijl 38. Een stationair schot 39 is aanwezig zodat de plateaus 9 tegen dit stationaire schot 39 in een vaste positie gedrukt worden. Uit die positie kan het plateau door de deelinrichting 5 opgenomen worden en van materiaal voorzien worden. Vervolgens wordt na het aanbrengen van materiaal op plateau 9 dit aan de andere zijde van schot 39 geplaatst en beweegt roterend verder naar 10 transporteur 40 die in dezelfde richting draaibaar uitgevoerd is en de plateaus ovemeemt in daartoe aanwezige uitsparingen 41. Vervolgens wordt het plateau met daarop aangebracht de deeltjes gewas met behulp van een visioninrichting 13 gedetecteerd en geregistreerd. Van het visionsysteem 13 is de camera met 14 aangegeven. Op dat moment is het betreffende plateau vanuit het centrale deel 11 dat 15 als opslag dient naar het afVoerdeel 3 verplaatst. Visionsysteem 13 is voorzien van een sturing waarmee het onder andere mogelijk is robotarm 15 voorzien van een grijper te sturen. Daarmee kunnen van het plateau afzonderlijke deeltjes met behulp van grijper aangegrepen en opgenomen worden. Deze worden vervolgens verplaatst naar een met 17 zeer schematisch aangegeven snij inrichting waar deling plaatsvindt. De grijper is 20 zodanig uitgevoerd dat deze bestaat uit twee bekken waartussen het desbetreffende deeltje geplaatst is. Bij deling in snij inrichting 17 wordt een mes of dergelijke tussen de bekken door bewogen. Vervolgens blijven de twee helften van het betreffende deel aan de grijper hechten en worden in afzonderlijke opnames van tray 19 bewogen. Deze tray 19 is op een positioneertafel 18 aangebracht. Indien de tray gevuld is, wordt deze 25 overgebracht naar afVoertransporteur 20.

Met 21 is schematisch een sterilisatie inrichting afgebeeld. Lege plateaus worden alvorens deze teruggevoerd worden, naar de vermeerderingsrinrichting 1 aan kortstondige verhitting bij hoge temperatuur onderworpen om eventueel nog aanwezig micro organismen te doden.

30 Aan de hand van figuur 2 wordt de werking van deelinrichting 5 nader verduide lijkt. Deze deelinrichting 5 wordt met behulp van de robotarm 4 (fig. 1) boven het desbetreffende gewas 22 geplaatst. Daarna wordt een afgesloten kamer 23 om dit gewas gevormd door een bolvormige diaffagma-achtige constructie bestaande uit een aantal 1015529 5 bolvormige delen 24. Deze worden gestuurd met behulp van een overbrengmechanisme 25 dat weer gestuurd wordt met behulp van een bedieningscilinder 26 zoals een persluchtcilinder. Nadat afsluiting plaats gevonden heeft, (waarbij het gewas 22 niet beschadigd wordt) wordt door middel van een in kamer 27 aangebracht blaaspijp 28 via 5 leiding 31 lucht toegevoerd. Deze blaaspijp 28 is met behulp van een kogelschamier 35 gelagerd en blaast al dan niet direct op het gewas 22. Tijdens het blazen wordt motor 29 bediend en via overbrenging 30 beschrijft het vrije uiteinde van de blaaspijp 28 een bepaalde baan over het dwarsdoorsnedeoppervlak van de kamer 23.

Zoals al aangegeven kan daarbij het gewas rechtstreeks door een straal fluïdum 10 zoals lucht getroffen worden maar ook indirect. Via de afgeschuinde wanden 36 kan lucht naar het gewas gestuurd worden.

Tijdens deze korte heftige blaashandeling die ongeveer 1 seconde duurt, zullen de vrijkomende deeltjes van kamer 23 naar afvoerbuis 32 bewogen worden. Afvoerbuis 32 eindigt in een trechtervormig deel 34 dat boven plateau 9 aangebracht is en ingeklemd 15 wordt door een veerconstructie. Het trechtervormige deel 34 is van openingen voorzien waardoor wel lucht maar geen deeltjes naar buiten kunnen treden. Op deze wijze wordt het plateau voorzien van gewasdeeltjes. Verrassenderwijs is gebleken dat hiermee een bijzonder hoge opbrengst verkregen kan worden. Door afsluiting naar de omgeving wordt voorkomen dat andere delen dan gewasdelen afgevoerd worden. Vervolgens 20 wordt, zoals hierboven aangegeven, de hele inrichting 5 met behulp van robotarm 4 bewogen naar het centrale deel om daar klemming van plateau 9 ongedaan te maken, dat wil zeggen, plateau 9 wordt afgezet op de centrale inrichting 1. Vervolgens draait de robot iets door en kan er vanaf de andere zijde van het centrale deel 11 een leeg plateau opgenomen worden.

25 Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een voorkeursuitvoering be schreven is, zal begrepen worden dat daaraan talrijke wijzigingen aangebracht kunnen worden. Zo kan de bewegende straal fluïdum respectievelijk lucht op andere wijze opgewekt worden. Theoretisch is het zelfs mogelijk met een enkele stationaire straal te werken. Bovendien is het mogelijk met een aantal mondstukken achtereenvolgens of 30 gelijktijdig verschillende blaasposities te activeren. Deze en verdere wijzigingen liggen binnen het bereik van de onderhavige uitvinding waarvoor in bijgaande conclusies rechten gevraagd worden. Dit zelfde geldt voor verdere uitvoeringen voor het verder behandelen van de zo verkregen gewasdelen.

1015529

Claims (11)

1. Werkwijze voor het verwijderen van delen van een gewas omvattende het richten 5 van een straal fluïdum op dat gewas, met het kenmerk, dat om dat gewas een de fluïdumstroom en de te verwijderen deeltjes geleidende afvoer wordt aangebracht die naar het substraat waarin het gewas is aangebracht in de hoofdzaak afdicht.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij die fluïdumstraal tijdens het verwijderen van die delen ten opzichte van dat gewas verplaatst wordt.

3. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die verwijderde de len stroomafwaarts van die afvoer op een verplaatsbaar plateau ontvangen worden.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, waarbij die verwijderde delen afzonderlijk aangegeven worden en in een voedingsbodem geplaatst worden.

5. Werkwijze volgens conclusie 3 of 4, waarbij die verwijderde delen na het afzon- 15 derlijk aangrijpen en voor het plaatsen in de voedingsbodem gedeeld worden.

6. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat gewas lelies omvat.

7. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat fluïdum lucht omvat.

8. Inrichting (5) voor het verwijderen van delen van een gewas, omvattende plaat- singsmiddelen (6) voor dat gewas, blaasmiddelen (28) voor het naar dat gewas richten van een straal fluïdum alsmede afvoermiddelen voor die verwijderde delen, met het kenmerk, dat die afvoermiddelen een zich om dat gewas uitstrekkende afvoer (23, 32) omvatten.

9. Inrichting volgens conclusie 8 omvattende bedieningsmiddelen (26) om die afvoer in afdichtende positie ten opzichte van het substraat van dat gewas te brengen.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, waarbij bij het stroomafwaartse einde van die afvoer een drager (10) voor een opvangplateau (9) voor dat gewas is aangebracht.

11. Inrichting volgens een van de conclusies 8-10, omvattende visionmiddelen (13) 30 voor het detecteren en registreren van op een plateau aangebrachte gewasdelen. Inrichting volgens conclusie 11, omvattende door die visionmiddelen gestuurde aangrijpingsmiddelen (16) voor dat gewas. i) Ü 1- <y> °