NL1015323C2 - Spoorwegwissel-verwarming. - Google Patents

Spoorwegwissel-verwarming. Download PDF

Info

Publication number
NL1015323C2
NL1015323C2 NL1015323A NL1015323A NL1015323C2 NL 1015323 C2 NL1015323 C2 NL 1015323C2 NL 1015323 A NL1015323 A NL 1015323A NL 1015323 A NL1015323 A NL 1015323A NL 1015323 C2 NL1015323 C2 NL 1015323C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
heating
rail
mounting means
channel
heating according
Prior art date
Application number
NL1015323A
Other languages
English (en)
Inventor
Cornelis Johannes Wil Bruijnen
Original Assignee
Roma B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Roma B V filed Critical Roma B V
Priority to NL1015323A priority Critical patent/NL1015323C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1015323C2 publication Critical patent/NL1015323C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01BPERMANENT WAY; PERMANENT-WAY TOOLS; MACHINES FOR MAKING RAILWAYS OF ALL KINDS
    • E01B7/00Switches; Crossings
    • E01B7/24Heating of switches

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Railway Tracks (AREA)

Description

Titel: Spoorwegwissel-verwarming.
De uitvinding heeft betrekking op een spoorwegwissel-verwarming.
5 Een dergelijke verwarming is bekend uit o.a. EP-A-0 014 485. Daarin wordt in het hoofdkanaal van een langs een spoorstaaf zich uitstrekkende langwerpige metalen koker een gasluchtmengsel aangevoerd aan en verbrand in opzij tegen de koker aangebrachte en naar de spoorstaaf gekeerde, langs de 10 koker met tussenruimte opgestelde branders, die de verbran-dingswarmte overbrengen op de spoorstaaf, zodat de bewegende onderdelen van de wissel, zoals de tong, daarmee tegen vastvriezen worden beschermd. Tussen de branders strekt zich een in open verbinding daarmee staand vlamoverslagkanaal uit, 15 waarin een gas-luchtmengsel door een bougie ontstoken wordt. Deze vlam ontsteekt het gas-luchtmengsel in elke brander. Het gas-luchtmengsel voor het vlamoverslagkanaal wordt aangevoerd vanuit het hoofdkanaal via een vlamdover halverwege tussen telkens twee in kokerlangsrichting opeenvolgende branders.
20 Met de uitvinding wordt een in een of meer aspecten verbeterde verwarming van dit type beoogd.
De ontwerper van verwarmingen van dit type wordt geconfronteerd met o.a. de volgende problematiek: voorkomen van doven, bijvoorbeeld uitwaaien, van de vlam, bijvoorbeeld door 25 een windvlaag van een passerende trein of tijdens storm; veiligheid en betrouwbaarheid van ontsteken van het gas-luchtmengsel, zelfs bij aanzienlijke variaties in de gas-lucht-mengverhouding, en/of de chemische samenstelling van het gas; fabricagegemak en-kosten; lange levensduur bij lage onder-30 houdskosten terwijl deze blootstaat aan trillingen en weersinvloeden; onderhoudskosten; minimum volume van de kanalen die het gas/luchtmengsel naar de branders brengen; verwarmingsren-dement. Onder anderen de toepassingsomstandigheden spelen een rol bij deze problematiek. Zo staat de verwarming bloot aan 35 slijpsel van de bovenleiding van de spoorweg voor de electri-sche voeding van een treinstel, en aan doorspoelingen van de zich in de trein bevindende toiletten, die immers rechtsreeks op de spoorweg lozen. Daarnaast bevindt de verwarming zich op zo'n 10 cm van, dus laag bij de ondergrond en staat dus bloot 40 aan allerlei rondzwervend vuil, ongedierten, stuifzand. Passe- 1015323^ 2 rende treinen, die voor een sterke zogvorming zorgen, verergeren het stuiven nog verder. Bovendien is de verwarming in de zomermaanden in de regel uitgeschakeld, zodat in die periode kanalen gemakkelijk kunnen dichtslibben wegens het ontbreken 5 van de doorstroming van het gas/luchtmengsel.
In een eerste aspect van de uitvinding wordt een verwarming van dit type voorgesteld, waarvan de vorm zodanig is aangepast dat deze geen hinder oplevert voor een passerende, in bedrijf zijnde stopmachine. Met de stopmachine wordt het 10 ballastbed van het spoor regelmatig opgeschud, waartoe de spoorstaven lokaal opgetild moeten worden door de stopmachine. De bekende verwarming van dit type steekt ver opzij buiten de spoorstaaf uit en moet daarom altijd van het spoor verwijderd worden voordat de stopmachine zijn werk kan doen aan de be- 15 treffende wissel, zonder deze verwarming te beschadigen. Met de uitvinding kan de verwarming gewoon blijven zitten, hetgeen een aanzienlijke besparing oplevert wegens het wegvallen van de noodzaak, de verwarming regelmatig te moeten verwijderen en terugplaatsen.
20 Verdere aspecten en voordelen van de uitvinding blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een niet-beperkend, momenteel voordelig uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding. Tot deze aspecten behoren o.a. een verbeterde vlamdover, verbeterde brander, verbeterde ontsteking, verbeterde bevesti-25 ging aan de spoorstaaf en verbeterd branderlichaam.
Fig. 1 toont een zijaanzicht van de verwarming volgens de uitvinding;
Fig. 2 toont een aanzicht in perspectief van de aan een spoorstaaf bevestigde verwarming.
30 Fig. 3 toont een dwarsdoorsnede-aanzicht langs de lijn III-III in fig. 1;
Fig. 4 toont de verwarming in het aanzicht van fig. 3, gecombineerd met een spoorstaaf;
Fig. 5 toont een dwarsdoorsnede-aanzicht langs de lijn V-35 V in fig. 1;
Fig. 6 toont het detail VI van fig. 1;
Fig. 7 toont een gedeelte van fig. 5, uiteengetrokken;
Fig. 8 toont detail VIII van fig. 7 in verschillende ; ' **-* i 3 aanzichten volgens Amerikaanse projectie;
Fig. 9 toont detail IX van fig. 7 in een vooraanzicht resp. zij-aanzicht in doorsnede;
Fig. 10 toont een detail van fig. 7 in een vooraanzicht 5 resp. zij-aanzicht in doorsnede;
Fig. 11 toont een dwarsdoorsnede-aanzicht langs de lijn XI-XI in fig. 1;
Fig. 12 toont de verwarming in het aanzicht van fig. 2, gecombineerd met een spoorstaaf; 10 Fig. 13 toont een bovenaanzicht van een spoorwegwissel die uitgerust is met een verwarming;
Fig. 14 toont een uiteengetrokken aanzicht in perspectief van een deellengte van de verwarming;
Fig. 15 toont een schets-weergave van het doorsnede-15 aanzicht langs de lijn XV-XV in fig. 11; en
Fig. 16 toont vanuit twee tegengestelde kijkrichtingen een gedeeltelijk weggebroken aanzicht in perspectief, met een detail-aanzicht van achteren bekeken.
De verwarming volgens de uitvinding omvat een gemeen-20 schappelijke hoofdpijp 2 met een gas/lucht-menginrichting 1 en een aantal langs zijn lengte opgestelde, een onderlinge tussenruimte houdende branders 3. De inrichting 1 heeft een met een gasleiding 49 verbonden gasspruitstuk 50 en een lucht-aanzuigkap 52. Het gas wordt via een venturi 51 in de hoofd-25 pijp 2 geperst, ten gevolge waarvan de lucht wordt aangezogen zodat in de hoofdpijp 2 een gas/luchtmengsel van de gewenste mengverhouding ontstaat.
Elke brander 3 omvat een branderhuis 4 en een daarin aangebracht branderlichaam 5 met doorgangen. Die doorgangen 30 bieden een verbinding tussen een naar de spoorstaaf 8 gekeerde stralingkamer 6 en een gasverdeeldeelkamer 7 die zich in de lengte van de brander 3 uitstrekt. De gasverdeelkamer 7 staat direct in verbinding met het inwendige van de hoofdpijp 2 via een tweetal openingen 32 in de wand van de hoofdpijp 2.
35 Evenwijdig aan de hoofdpijp 2 strekt zich een vlamover- slagkanaal 9 uit, dat via een respectieve opening 10 van het vlamoverslagkanaal 9 aansluit op een kanaal 56 in het branderhuis 4 van elke brander, welk kanaal 56 uitmondt in het bran- 101 5S2 3-- 4 derlichaam 5. Het kanaal 9 is tot één profiel geïntegreerd met de hoofdpijp 2.
Bij elke brander 3 staat het vlamoverslagkanaal 9 in verbinding met de hoofdpijp 2 via een vlamdovende doorvoer 11.
5 Deze doorvoer 11 omvat een verdieping 12 in het branderhuis 4, waarbij die verdieping 12 aan zijn ene uiteinde uitmondt in een opening 13 in de wand van de hoofdpijp 2, en aan zijn andere uiteinde uitmondt in een opening 14 in de wand van het vlamoverslagkanaal 9. Het moet duidelijk zijn, dat de verdie-10 Ping 12 uitgevoerd is in een gedeelte van het branderhuis 4 dat grootvlakkig tegen de wand van zowel de hoofdpijp 2 als het vlamoverslagkanaal 9 steunt. Deze verdieping 12 heeft een grote slankheid wegens zijn relatief geringe dwarsdoorsnede in combinatie met de relatief grote afstand tussen de in die 15 verdieping uitmondende openingen 13, 14. Hierdoor wordt ge waarborgd dat een klein deel, bij voorkeur ongeveer 2 vol%, van het gas/luchtmengsel vanaf de hoofdpijp 2 via de doorvoer 11 in het vlamoverslagkanaal 9 kan stromen terwijl verhinderd wordt dat de in het vlamoverslagkanaal 9 aanwezige vlam via de 20 doorvoer 11 het gas/luchtmengsel in de hoofdpijp 2 ontsteekt.
Deze opstelling van de doorvoer 11 biedt o.a. belangrijke fabricage-voordelen.
Uit de tekeningen blijkt, dat in de gemonteerde stand van de verwarming, zijn hoofdpijp 2 zich boven het vlamoverslag-25 kanaal 9 bevindt. De openingen 10 en 32 bevinden zich in een naar de spoorstaaf gekeerde wand. De brander 3 sluit op een naar de spoorstaaf gekeerde wand van de hoofdpijp 2 en het vlamoverslagkanaal 9 aan. In een alternatief bevindt zich tussen die wand 41 en de spoortsaaf 8 een nauwe spleet. De 30 combinatie van hoofdpijp 2 en vlamoverslagkanaal 9 komt niet buiten de lijn 53 die vanaf het vrije uiteinde van de voet van de spoorstaaf 8 evenwijding aan de symmetrie-as 55 van de spoorstaaf 8 loopt. Zodoende is deze uitvoering stopmachine-vrij. Eventueel kan toegestaan worden dat de combinatie iets 35 buiten die lijn 53 steekt, bijvoorbeeld enkele mm, zodat de combinatie althans in hoofdzaak niet buiten die lijn 53 komt.
Het gas/luchtmengsel in het vlamoverslagkanaal 9 wordt ontstoken door een ontstekingsinrichting met een electrisch S\ O s -
l W
5 ontstekingsorgaan 15. De electroden 16 en 17 daarvan steken in het vlamoverslagkanaal 9 en zijn aangesloten op een pulsbron die ongeveer elke 10 seconden voor een spanningspuls van 20kV zorgt. De tussen de electroden 16 en 17 overslaande vonk zorgt 5 voor de ontsteking.
De electroden 16 en 17 zijn elk opgenomen in een isolator 18 van een kunststof zoals teflon. Langdurig onderzoek heeft aangetoond, dat teflon een goede levensduur biedt en er voor een betere vochtdichtheid gezorgd wordt, hetgeen voorwaarde is 10 voor een betrouwbare vonkvorming. De isolatoren zijn met de voedingsprint ingegoten in epoxy-hars.
Het branderlichaam 5 bestaat uit een gasdoorlatend pakket waardoor de verbranding van het gas/luchtmengsel in het bran-derhuis plaatsvindt terwijl voorkomen wordt dat de vlam ge-15 doofd wordt door een windvlaag. Van links naar rechts gezien in fig. 7, bevat het branderlichaam 5 een relatief dikke, geperforeerd viltachtig gecompacteerd vuurvaste plak, ofwel matrix, 19, een vuurvaste metalen aandrukstrip 20, een vuurvaste gaasvormige metalen plaat 21, een vuurvaste metalen 20 afstandhouderstrip 22 en een vuurvaste metalen gaasvormige plaat 23. Dit pakket 5 wordt op zijn plaats gehouden door de omgebogen rand 28 van de klem 24.
De mazen van de platen 21 en 23 zijn vele malen, zoals minstens vijf maal, groter dan de perforaties van de plak 19. 25 De plak 19 zorgt voor het opwekken van de infraroodstraling, de verdeling van het gas/luchtmengsel over de lengte van de brander 3, en voor het verhinderen dat het gas/luchtmengsel aan de naar de hoofdpijp 2 gekeerde zijde daarvan onstoken wordt (vlamdovende functie). De platen 21 en 23 verzorgen de 30 stabiliteit van de verbranding onder alle omstandigheden en dienen ter verhoging van het verbrandingsrendement. Het gas/luchtmengsel verbrandt voornamelijk aan de naar de hoofdpijp 2 gekeerde oppervlakte van de plak 19 en zorgt aldaar voor een temperatuur tussen 800 en 1000°C.
35 Het zal voor de vakman duidelijk zijn, hoe de stroomweer- stand door de plak 19 en de platen 21 en 23 gekozen moet worden voor een efficiënte werking. De platen 21 en 23 hebben bijvoorbeeld een maaswijdte van 40 tot 80 mesh. De capaciteit 6 van het branderlichaam 5 kan 600 tot 750 kcal/uur zijn.
De van de hoofdpijp 2 af gekeerde monding 25 van de brander 3 is omgeven door een schot 26. Dit schot 26 is bestemd om althans in hoofdzaak evenwijdig te lopen aan de ziel 27 van de 5 respectieve spoorstaaf 8. Het schot 26 vormt samen met de ziel 27 van de spoorstaaf 8 een spleet waarlangs de rookgassen uit de brander 3 kunnen ontsnappen. Het schot 26 strekt zich vanaf de randen van de monding 25 opzij en naar onderen toe uit over een relatief grote afstand van bij voorkeur meer dan twee maal 10 de wanddikte van de hoofdpijp 2. In een voorkeursuitvoering bedraagt de hoogte van het schot 26 althans ongeveer 2 maal de hoogte van het hoofdkanaal 2. Het op de ziel 27 van de spoorstaaf geprojecteerde oppervlak van het schot 26 bedraagt althans tweemaal, bij voorkeur althans viermaal, met meer 15 voorkeur althans in hoofdzaak zesmaal het op de ziel 27 geprojecteerde oppervlak van de kleine monding 25 van de brander 3. Zodoende vormt dit schot 26 met de ziel 27 een grootvlakkige overlapping en daarmee een intensief contact van de rookgassen met de ziel 27 te waarborgen. Hierdoor neemt het verwarmings-20 rendement aanzienlijk toe bij verhoudingsgewijs klein branderlichaam 5.
Bovendien is ervoor gezorgd, dat de brander 3 aan zijn bovenzijde nauw aansluit op de onderzijde van kop van de spoorstaaf 8, waartoe langs de bovenzijde van de monding 25, 25 over althans in hoofdzaak de gehele breedte van het schot 26 een flens 39 loopt. Hiermee wordt voorkomen dat de rookgassen bovenlangs ontsnappen. Aldus is verder gewaarborgd, dat de rookgassen gedwongen worden om over een oppervlak dat aanzienlijk groter is dan de monding 25 van de brander 3, langs de 30 spoorstaaf 8 te stromen.
Een verder voordeel van deze uitvoering van de brander 3 is de verminderde invloed van een windvlaag op de luchtstroming in de stralingkamer 6, en dus verminderde kans op uitwaaien van de vlam.
35 Het schot 26 maakt deel uit van een geperst plaatdeél 29 met een verzonken opening 30 waarachter het branderlichaam 5 wordt geplaatst. De monding 25 van de brander 3 is breder dan de opening 30. Vanaf het schot 26 lopend sluit op elke zijde 101 53 23*5 7 van de opening 30 een schuin naar binnen en naar achteren lopend wanddeel 31 van het plaatdeel 29 aan. De door het plaatdeel 29 begrensde ruimte tussen de monding 25 en de opening 30 vormt de stralingkamer 6.
5 Het plaatdeel 29 en de klem 24 zijn bij 33 aaneen gelast.
De klem 24 is een geperst plaatdeel met een in hoofdzaak U-vormig profiel met een korter en een langer been 34. Aan het vrije uiteinde heeft elk been 34 een haakorgaan 35. Aan de hoofdpijp 2 bevindt zich een in de gemonteerde stand opzij 36 10 resp. naar beneden 37 wijzend been met elk een haakorgaan 38 aan het vrije uiteinde. In de tekening is te zien hoe de respectieve haakorganen van hoofdpijp 2 en klem 24 ineen haken om de brander 3 aan de hoofdpijp 2 te bevestigen. Wegens de buigzaamheid van het been 34 kan dit door drukken op de plaats 15 van de pijl A nabij het haakorgaan 38 wegbuigen in de richting van de hoofdpijp 2, zodat zijn haakorgaan 35 aldaar vrijkomt van het respectieve haakorgaan 38. In die weggebogen stand (niet zichtbaar) kan de klem 24 vervolgens in de richting van de pijl B gezwenkt worden rond het door haakorgaan 38 aan het 20 been 36 gevormde scharnierpunt, totdat het haakorgaan 35 aan het lange been 34 zich aan de andere zijde van het haakorgaan 38 aan het been 37 bevindt. Vervolgens kan men de brander 3 laten zakken, zodat het haakorgaan 35 aan het korte been 34 vrijkomt van het respectieve haakorgaan 38. Aldus is een 25 bijzonder bedrijfszekere, gemakkelijke (de-)montabele snapbe-vestiging van de brander 3 verschaft.
Een overeenkomstige snapbevestiging met een in vorm aangepaste klem 24 is mogelijk voor de bevestiging van het ontstekingsorgaan 15.
30 Voor de bevestiging van de verwarming ten opzichte van de spoorstaaf 8 wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een beugel 40. Zoals uit de tekening blijkt, is deze beugel 40 aan de voet 42 van de spoorstaaf 8 geklemd en grijpt hakend achter het haakorgaan 38 aan de hoofdpijp 2. De beugel 40 drukt de 35 hoofdpijp 2 omhoog zodat zijn been 36 tegen de onderzijde van de kop van de spoorstaaf 8 gedrukt gehouden wordt. De vorm van het been 36 en het daarvanaf naar boven lopende wanddeel 41 van de hoofdpijp 2 zijn aangepast aan de vorm van de spoor- c··· \ . < 8 staafkop om voldoende stabiel daartegen te steunen. Bij voorkeur is die vorm zodanig, dat een althans in hoofdzaak vorm-sluitende afsteuning wordt bereikt. Het zal duidelijk zijn, dat de beugel 40 voldoende elastisch verende eigenschappen 5 heeft voor het doel van het tegen de spoorstaaf kop gedrukt houden van de hoofdpijp 2. Daarbij duwt de beugel 40 omhoog tegen de hoofdpijp 2 op een plaats die verder verwijderd is van de spoorstaaf 8 in vergelijking met de plaats waar de hoofdpijp vanaf de onderzijde tegen de spoorstaaf 8 gedrukt 10 wordt. Dientengevolge veroorzaakt de beugel 40 een koppel in de richting van de pijl C zodat ook het wanddeel 41 tegen de spoorstaafkop gedrukt wordt.
Bij de spoorstaafvoet 42 bezit de beugel 40 voorzieningen, zoals uitsteeksels, om wegglijden over de voet 42 tegen 15 te gaan.
De verwarming werkt nu als volgt:
Aan het begin van de winter wordt de verbinding via de leiding 43 met de gasbron 44 gemaakt door het openen van de gaskraan 45. Bij temperaturen beneden 2°C, gemeten door een op 20 de spoorstaaf 8 aangesloten thermometer 46, is de thermostaat, ofwel magneetklep, 47 geopend zodat gas via het reduceerventiel, ofwel gasdrukregelaar, 48 onder een druk van, bijvoorbeeld 0,3 bar of 1,0 bar overdruk, naar de verwarming stroomt. In de hoofdpijp 2 en in het vlamoverslagkanaal 9 stromen nu de 25 gas/luchtmengsels; in het vlamoverslagkanaal 9 heerst een aanzienlijk lagere druk dan in de hoofdpijp 2 wegens de werking van de doorvoer 11. Het periodiek vonkende ontstekingsor-gaan 15 ontsteekt het gas/luchtmengsel in het vlamoverslagkanaal 9. Eenmaal ontstoken, blijft de vlam in stand, ook wan-30 neer het ontstekingsorgaan 15 niet werkt. Dooft de vlam, wordt die kort daarna opnieuw ontstoken door het ontstekingsorgaan 15. Werkt laatstgenoemde niet, kan vanuit een van de branders 3 de vlam via de opening 10 terugslaan in het vlamoverslagkanaal 9. Er is voor gezorgd, dat de stroomsnelheid van het 35 gas/luchtmengsel door de doorvoer 11 vanaf de hoofdpijp 2 naar het vlamoverslagkanaal groter is dan de vlamsnelheid (die ongeveer 1,2 m/s bedraagt). De vlam in het vlamoverslagkanaal kan daardoor niet tegen de stroom in via de doorvoer 11 naar 9 de hoofdpijp 2 overslaan. Hetzelfde geldt voor de stroomsnelheid door de openingen 32 vanaf de hoofdpijp 2 naar de brander 3. Er is voor gezorgd, dat de stroomsnelheid van het gas/luchtmengsel vanaf het vlamoverslagkanaal 9 naar de bran-5 der 3 lager is dan de vlamsnelheid, zodat tegen de stroomrichting in een vlam in de brander 3 kan overslaan naar het vlamoverslagkanaal 9.
Bij wijze van alternatief wordt aanvullend gebruik gemaakt van een sneeuwdetector en een vochtigheidssensor om te 10 bepalen of de magneetklep 47 geopend is.
Fig. 17 toont in een aanzicht als van fig. 12 een alternatief voor de beugel 40 voor de montage van de verwarming aan de spoorstaaf 8. Hiertoe wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een op zich bekende standaard zgn. "caddy klem" 57, die 15 uitgerust is met een verend klemorgaan 62 om zich op de voet 42 vast te klemmen. Aan de klem 57 is gelast, geschroefd geklonken, o.d. een metalen strip 58 die een haak 59 heeft die om het aan de tegenoverliggende zijde van de spoorstaaf 8 gelegen vrije uiteinde van de spoorstaafvoet 42 grijpt. Vanaf 20 de klem 57 strekt de strip 58 zich naar boven toe uit en eindigt bovenaan in een haak 60 zoals bij de uitvoering van fig. 12. De strip 58 is voorts bij 61 getrapt uitgevoerd om ruimte te bieden aan vrije passage van een stopmachine. Deze getrapte vorm biedt tevens extra veerwerking hetgeen gunstig 25 is tijdens montage/demontage van de hoofdpijp 2 o.d. van de verwarming. De strip 58 is bij voorkeur van verenstaal of corrosie bestendig bandstaal met een breedte van ongeveer 2 cm en een dikte van ongeveer 2 mm. Zoals bij de uitvoering van fig. 12, is het gunstig wanneer het kantelmoment (pijl C) 30 wordt opgewekt.
De beugels 40 zijn met een onderlinge tussenruimte van bijvoorbeeld 60 cm langs de lengte van de verwarming aangebracht. Fig. 19 toont de uitvoering van fig. 17 in perspectief .
35 Fig. 18 toont in een aanzicht als van fig. 12 een alter natieve stand waarin de hoofdpijp 2 is gemonteerd. In deze stand zal in de regel geen vrije passage voor een stopmachine geboden zijn. De beugel 40 drukt de verwarming verend tegen de 10 kop 64 van de spoorstaaf. Daartoe bezit de strip 58 een verende aftakking 63 die met zijn uiteinde 66 zijdelings verend drukt tegen het schot 26. Het vrije boveneinde 65 van de strip 58 is niet vast gemonteerd aan de verwarming. Dit drukt van 5 onderaf tegen een zijwaarts op afstand van de kop 64 gelegen deel van de verwarming, in deze uitvoering de hoofdpijp 2. Ook nu kan het gunstig zijn, als het kantelmoment (zie pijl C) ontstaat, zodat de verwarming extra tegen de zijkant van de kop 64 wordt gedrukt.
10 Vanzelfsprekend zijn ook andere uitvoeringen denkbaar voor de beugel 40 waarbij deze geklemd is op het ene uiteinde van de voet van de spoorstaaf, en grijpt rond het tegenoverliggende uiteinde van die voet zodat de beugel betrouwbaar is geborgd aan de spoorstaaf zonder de noodzaak van een las-, 15 klink-, boutverbinding o.d., terwijl de beugel 40 zich vanaf die voet omhoog uitstrekt naar de verwarming of een onderdeel daarvan, zoals de hoofdpijp 2, om deze met bij voorkeur veer-werking tegen de kop 64 van de spoorstaaf 8 geklemd te houden.
Tot overeenkomstige functionaliteit leidende variaties op 20 het hiervoor beschreven en getoonde behoren eveneens tot de uitvinding. De vakman zal gemakkelijk op die varianten komen na het voorgaande gelezen te hebben in combinatie met de bijgevoegde tekeningen.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een spoorstaaf met daaraan gemonteerde verwarming volgens de uitvinding, alsmede op bevestigingsmiddelen die geschikt zijn voor die montage.
5 Het recht wordt voorbehouden, een afgesplitste octrooi aanvrage in te dienen voor een spoorwegwissel-verwarming van het gasbrander-type die zodanig is uitgevoerd, dat deze stop-machinevrij kan worden gemonteerd aan de spoorstaaf. In een voorkeursuitvoering wordt dit bereikt doordat de verwarming, 10 gemonteerd aan de spoorstaaf, niet uitsteekt voorbij de verti-kale raaklijn 53 aan de railvoet 42 blijft. Dit kan worden bewerkstelligd, door geschikte onderlinge opstelling van de kanalen 2 en 9 en de branders 3.
1015323a

Claims (32)

1. Spoorwegwissel-verwarming van het gasbranderpijp-type omvattende een eerste langwerpig kanaal (2); een aantal 5 branderelementen (3) met onderlinge tussenruimten langs dat kanaal; een tweede langwerpig kanaal (9), althans in hoofdzaak evenwijdig lopend aan dat eerste kanaal (2), waarbij het eerste kanaal (2) bestemd is voor de toevoer van brandstof gas en het tweede kanaal (9) bestemd is voor de toevoer 10 van een ontstekingsvlam aan de branderelementen (3); middelen voor montage aan een spoorstaaf (8), met het kenmerk, dat die montagemiddelen zijn uitgevoerd om de verwarming tegen de spoorstaaf aangedrukt te houden.
2. Verwarming volgens conclusies 1, waarbij die montage-15 middelen zijn uitgevoerd om de verwarming verend tegen de spoorstaaf gedrukt houden.
3. Verwarming volgens conclusie 1 of 2, waarbij die montagemiddelen zijn uitgevoerd voor klemmontage aan de spoorstaaf.
4. Verwarming volgens een der conclusies 1-3, waarbij die montagemiddelen een aan de spoorstaafvoet (42) te monteren montageorgaan (57) omvatten.
5. Verwarming volgens een der conclusies 1-4, waarbij die montagemiddelen ter weerszijden op de spoorstaafvoet (42) 25 aan te grijpen montageorganen (57, 59) omvatten.
6. Verwarming volgens een der conclusies 1-5, waarbij die montagemiddelen een verende strip omvatten.
7. Verwarming volgens conclusie 6, waarbij die strip bandof verenstaal omvat.
8. Verwarming volgens een der conclusies 1-6, waarbij die montagemiddelen zijn uitgevoerd om een gedeelte, zoals het eerste en/of tweede langwerpig kanaal, van de verwarming op afstand van het branderelement tegen de spoorstaaf gedrukt te houden.
9. Verwarming volgens een der conclusies 1-8, waarbij die montagemiddelen op die verwarming een omhoog- en/of opzij gerichte aandrukkracht kunnen uitoefenen. 10 1 5 3 2 3
10. Verwarming volgens een der conclusies 1-9, waarbij die montagemiddelen een zich vanaf de spoorstaafvoet omhoog uitstrekkende arm (58) omvatten.
11. Verwarming volgens een der conclusies 1-10, waarbij die 5 montagemiddelen een zich onder de spoorstaaf uitstrekkende arm (58) omvatten.
12. Verwarming volgens conclusie 11, waarbij die arm zich vanaf de ene zijde naar de andere zijde van de spoorstaaf uitstrekt.
13. Verwarming volgens een der conclusies 1-12, waarbij die montagemiddelen aan de ene zijde van de spoorstaafvoet op zijn boven- en onderzijde en aan de andere zijde daarvan op zijn zijkant aangrijpt (fig. 17).
14. Verwarming volgens een der conclusies 1-13, waarbij die 15 montagemiddelen aangrijpen op een gedeelte van die verwar ming dat opzij buiten de spoorstaafkop (64) uitsteekt.
15. Verwarming volgens een der conclusies 1-14, waarbij die montagemiddelen ervoor zorgen dat die verwarming tegen de onderzijde en de zijkant van de spoorstaafkop (64) wordt 20 gedrukt gehouden.
16. Verwarming volgens een der conclusies 1-15, waarbij die montagemiddelen een kantelmoment opwekken in die verwarming, waarmee die verwarming tegen de spoorstaaf (8) gedrukt wordt gehouden.
17. Verwarming volgens een der conclusies 1-16, waarbij die montagemiddelen een op de spoorstaafvoet (42) te klemmen klemorgaan (57) omvatten, waaraan een op die verwarming aangrijpende strip is bevestigd.
18. Verwarming volgens conclusie 17, waarbij die strip 30 onlosmakelijk aan dat klemorgaan is bevestigd.
19. Verwarming volgens conclusie 17 of 18, waarbij dat klemorgaan (57) een op zich bekende caddyklem is.
20. Verwarming volgens een der conclusies 1-20, waarbij die montagemiddelen met twee zijdelings op afstand van elkaar 35 gelegen delen (65, 66) bevestigd zijn aan die verwarming.
21. Verwarming volgens conclusie 20, waarbij die montagemiddelen een aftakking (63) bezitten waaraan zich althans 10 1 5 32 3 een van die delen (65, 66) bevinden.
22. Verwarming volgens een der conclusies 1-21, waarbij die montagemiddelen een de verende werking verbeterende knik (61) omvatten.
23. Verwarming volgens een der conclusies 1-22, waarbij de montagemiddelen een verend tegen de spoorstaaf drukkende lip (62) omvatten.
24. Verwarming volgens een der conclusies 1-23, waarbij die montagemiddelen met slagkracht aan de spoorstaaf bevestig- 10 baar zijn.
25. Verwarming volgens een der conclusies 1-24, waarbij die montagemiddelen zonder bewerking van de spoorstaaf daaraan bevestigbaar zijn.
26. Verwarming volgens een der conclusies 1-25, met een 15 haakorgaan (38) waarin een haakorgaan (60) van die montage middelen grijpt.
27. Verwarming vogens een der conclusies 1-26, met twee hellend op elkaar aansluitende, een nis vormende wanddelen waarin een deel (65) van de montagemiddelen grijpt.
28. Verwarming volgens een der conclusies 1-27, met twee hellend op elkaar aansluitende, een nis vormende wanddelen waarin de spoorstaafkop (64) grijpt.
29. Verwarming volgens een der conclusies 1-28, met twee zich op afstand van elkaar bevindende steunpunten, de ene 25 voor steunen tegen de onderzijde, de andere voor steunen tegen de zijkant van de spoorstaafkop (64).
30. Verwarming volgens een der conclusies 1-29, waarbij het tweede kanaal (9) zijdelings buiten het eerste kanaal (2) uitsteekt.
31. Verwarming volgens een der conclusies 1-30, waarbij het haakorgaan (38) zich naast het tweede kanaal (9) bevindt.
32. Verwarming volgens een der conclusies 1-31, waarbij het eerste kanaal (2) met een wanddeel (41) tegen de spoorstaaf (8) steunt. F*01 5 3 2 3
NL1015323A 1999-05-31 2000-05-29 Spoorwegwissel-verwarming. NL1015323C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1015323A NL1015323C2 (nl) 1999-05-31 2000-05-29 Spoorwegwissel-verwarming.

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1012193 1999-05-31
NL1012193 1999-05-31
NL1015323A NL1015323C2 (nl) 1999-05-31 2000-05-29 Spoorwegwissel-verwarming.
NL1015323 2000-05-29

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1015323C2 true NL1015323C2 (nl) 2000-12-12

Family

ID=26642990

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1015323A NL1015323C2 (nl) 1999-05-31 2000-05-29 Spoorwegwissel-verwarming.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1015323C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP2366829A1 (en) 2010-03-17 2011-09-21 VolkerRail Nederland BV Heating / cooling element for a railway switch

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP2366829A1 (en) 2010-03-17 2011-09-21 VolkerRail Nederland BV Heating / cooling element for a railway switch

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1015323C2 (nl) Spoorwegwissel-verwarming.
CA2124362C (en) Liquid fuel campstove with electronic ignition
CA1136538A (en) Gas collector/spark igniter for gas burners
EP0066586A1 (en) Central heating boiler with a second burner
US3204094A (en) Radiant gas-fueled railway switch heater
US2815747A (en) Railroad switch heaters and oil burning systems therefor
CA1066607A (en) Flash-tube ignition system with means for varying the combustible mixture within the flash-tube
JP3565014B2 (ja) 温風暖房機の温風構造
JPS6347731Y2 (nl)
US538031A (en) Miner s lamp
JP3848727B2 (ja) 着火装置
US2755849A (en) Pot-type burner and ignition system therefor
US1341672A (en) Portable burner
KR900011192Y1 (ko) 가스용 그리들의 가열장치
NL8700605A (nl) Geveldoorvoerinrichting.
KR970011171B1 (ko) 벽걸이형 가스스토브
JP3123849B2 (ja) 液体燃料燃焼装置
KR20100034975A (ko) 고드름 방지용 보일러 급배기관
JPS605061Y2 (ja) 路面加熱用ガスヒ−タ
JP2869277B2 (ja) 燃焼装置
JPS6222756Y2 (nl)
NL1020769C2 (nl) Wisselverwarmer en montagemiddelen daarvoor.
JP3392046B2 (ja) 加熱装置
JP4461862B2 (ja) 石油燃焼器の遮熱構造
KR100557659B1 (ko) 보일러의 응축수 사이펀 히팅장치

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20041201