NL1013915C2 - Inrichting en werkwijze voor het vangen van gevogelte. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het vangen van gevogelte. Download PDF

Info

Publication number
NL1013915C2
NL1013915C2 NL1013915A NL1013915A NL1013915C2 NL 1013915 C2 NL1013915 C2 NL 1013915C2 NL 1013915 A NL1013915 A NL 1013915A NL 1013915 A NL1013915 A NL 1013915A NL 1013915 C2 NL1013915 C2 NL 1013915C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
birds
conveyor belt
catching
collecting
relevant
Prior art date
Application number
NL1013915A
Other languages
English (en)
Inventor
Ard Nabuurs
Original Assignee
Nabuurs Groep B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Nabuurs Groep B V filed Critical Nabuurs Groep B V
Priority to NL1013915A priority Critical patent/NL1013915C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1013915C2 publication Critical patent/NL1013915C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G47/00Article or material-handling devices associated with conveyors; Methods employing such devices
    • B65G47/22Devices influencing the relative position or the attitude of articles during transit by conveyors
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K45/00Other aviculture appliances, e.g. devices for determining whether a bird is about to lay
    • A01K45/005Harvesting or transport of poultry
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G47/00Article or material-handling devices associated with conveyors; Methods employing such devices
    • B65G47/74Feeding, transfer, or discharging devices of particular kinds or types
    • B65G47/88Separating or stopping elements, e.g. fingers
    • B65G47/8807Separating or stopping elements, e.g. fingers with one stop
    • B65G47/8823Pivoting stop, swinging in or out of the path of the article
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G2205/00Stopping elements used in conveyors to stop articles or arrays of articles
    • B65G2205/04Stopping elements used in conveyors to stop articles or arrays of articles where the stop device is not adaptable

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Birds (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Processing Of Meat And Fish (AREA)

Description

Titel: Inrichting en werkwijze voor het vangen van gevogelte.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vangen van gevogelte, in het bijzonder kuikens.
Een dergelijke inrichting is uit de praktijk bekend en wordt bijvoorbeeld geleverd door de firma Jydsk Transport 5 Teknink APS (JTT) gevestigd te Denemarken.
Deze bekende inrichting, welke in het bijzonder wordt toegepast voor het vangen van kuikens in stallen, omvat een langgerekte, zwenkbaar opgestelde en in lengte verstelbare transportband, aan een in de transportrichting 10 achterliggend einde voorzien van een gedeelte van de transportband dat aansluit op kooien of dergelijke op zichzelf bekende opvanginrichtingen. Aan het voorliggende einde is de inrichting voorzien van een vangkop met drie roterende, van flexibele vingers voorziene trommels. Een 15 dergelijke vangkop is meer specifiek beschreven in EP 0 563 353. De transportband, de vangkop en een inrichting waarop genoemde opvanginrichting kunnen worden opgesteld zijn voorzien van wielen waarmee deze als gezamenlijke inrichting kunnen worden verreden. Deze 20 bekende inrichting wordt als volgt gebruikt.
De inrichting wordt, met de vangkop naar voren gericht, in een stal met te vangen gevogelte gereden. De vangkop wordt, tezamen met althans het verzwenkbare deel van de transportband horizontaal langs de stalvloer heen en 25 weer bewogen, terwijl vogels tussen de vingers van de vangkop worden opgenomen en op de transportband worden gedwongen. Met behulp van de transportband worden de vogels vervolgens naar een daarop aansluitende opvanginrichting gevoerd. Op een platform bij de opvanginrichting is een 30 aantal mensen opgesteld voor het handmatig in de betreffende opvanginrichting zoals een lade van een op zichzelf bekende container begeleiden van aangevoerde vogels. Wanneer een dergelijke lade vol is wordt het aansluitende deel van de transportband verzwenkt, zodat 1013915 2 vogels in een volgende lade kunnen worden gevoerd.
Eventueel wordt bij het verplaatsen naar een andere lade de transportband stilgezet. Is een gehele opvanginrichting vol dan wordt deze verruild voor een lege volgende container.
5 Gebleken is dat met deze bekende inrichting vogels relatief rustig en op diervriendelijke wijze op de transportband kunnen worden gebracht. In het bijzonder worden botbreuken en borstbeschadigingen daarmee verhinderd. Bovendien kunnen relatief snel relatief veel 10 dieren worden opgenomen. Deze bekende inrichting heeft echter als nadeel dat het verder tot in de opvanginrichtingen brengen van de vogels op bezwaren stuit. Ten eerste blijkt dat veelal niet het gewenste aantal vogels in de opvanginrichtingen wordt gevoerd. Soms 15 bevatten deze te weinig vogels doch veelal ook te veel. Dit is ongewenst voor de afnemers van de vogels en leidt bovendien tot ongemak voor en schade aan de vogels, met name wanneer te veel vogels in een betreffende opvanginrichting worden gebracht. De vogels beschadigen 20 elkaar en komen in voorkomende gevallen door verstikking om het leven. Voor de operators is het bepalen van het aantal vogels dat naar een specifieke lade wordt gevoerd moeilijk te bepalen. Zij zullen dit moeten schatten, enerzijds doordat de aanvoersnelheid van vogels bijzonder hoog is en 25 anderzijds doordat de vangruimte veelal donker is. Het per opvanginrichting toelaatbare aantal vogels wordt met name bepaald door het gemiddelde gewicht van de betreffende vogels. Overbelading van de opvanginrichting zal derhalve ook tot vervoersproblemen leiden. Te weinig vogels per 30 opvanginrichting zal daarentegen te veel transportruimte vergen. Bovendien is gebleken dat abrupt stoppen en in beweging brengen van de transportband, voorafgaand aan respectievelijk aansluitend op het vervangen van de opvanginrichting tot schade aan de vogels leidt, in het 35 bijzonder tot botbreuken.
1013915 3
De uitvinding beoogt een inrichting van de bekende soort, waarbij de genoemde nadelen zijn vermeden, met behoud van de voordelen daarvan. Daartoe wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de 5 maatregelen volgens conclusie 1.
Gebleken is dat tijdens gebruik met de vangkop soms groepen vogels worden opgenomen en tegelijkertijd op de transportband worden geplaatst. Deze vogels blijven in hoofdzaak als groep op de transportband zitten en zullen 10 zich daarover niet verspreiden. Dit betekent dat groepen vogels vanaf de transportband in de opvanginrichtingen worden gevoerd, hetgeen accuraat beladen van de opvanginrichtingen bemoeilijkt. Door gebruik te maken van de individualiseringsmiddelen wordt op de transportband een 15 rij individuele vogels verkregen, welke achter elkaar op de transportband zullen worden aangevoerd, ook wanneer zij als groep op de transportband zijn geplaatst. Dit betekent dat de vogels eenvoudig één voor één in de opvanginrichting kunnen worden gebracht. Dit maakt het accuraat en met het 20 juiste aantal vogels vullen van de opvanginrichting goed mogelijk. Een verder voordeel van de individualiseringsmiddelen is dat de vogels eenvoudig kunnen worden geteld en bovendien de kans op beschadiging van de vogels verder wordt verkleind.
25 In een eerste voordelige uitvoeringsvorm wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 2.
Verrassenderwijs is gebleken dat het gebruik van ten minste één beweegbaar boven de transport opgesteld schot 30 reeds groepen vogels enigszins uit elkaar dwingt, waarbij de vogels achter elkaar worden gedwongen. Met name wanneer gebruik wordt gemaakt van paren beweegbare schotten die een doorlaatopening bepalen, wordt op eenvoudige en effectieve wijze individualisering van de vogels tot een rij zich 35 achter elkaar bevindende vogels op de transportband verkregen. Daarbij is de of elke doorlaatopening bij 1013918 4 voorkeur smaller dan de breedte van de door te laten vogels.
In een bij zonder voordelige uitvoeringsvorm wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de 5 maatregelen volgens conclusie 4.
De verende schotten hebben als voordeel dat deze tijdens passeren van vogels een reactiekracht op de vogels zullen uitoefenen, welke bij voorkeur groter wordt naar mate de vogels sterker in contact komen met de schotten. De 10 schotten zullen daardoor de vogels in de richting van het midden van de transportband dwingen, waardoor de individualisering nog verder wordt verbeterd. Bij voorkeur is de vering progressief.
In een alternatieve uitvoeringsvorm wordt een 15 inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 7.
Bij deze uitvoeringsvorm zijn de doorlaatopeningen instelbaar, zodat aanpassing aan verschillende soorten vogels mogelijk is, indien nodig.
20 In nadere uitwerking wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 8 .
Gebruik van signaleringsmiddelen, bijvoorbeeld in of boven de transportband biedt het voordeel dat passeren van 25 geïndividualiseerde vogels eenvoudig kan worden vastgesteld, op basis waarvan stuursignalen en dergelijke kunnen worden gecreëerd. Zo kan bijvoorbeeld met behulp van de signaleringsmiddelen het aantal vogels dat passeert worden geteld en gedoseerd naar de opvanginrichtingen 30 worden gevoerd. Ook kan bijvoorbeeld op basis van met de signaleringsmiddelen gegenereerde signalen de snelheid van de transportband, althans van een deel daarvan worden geregeld, alsmede bijvoorbeeld de stand daarvan.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een 35 werkwijze voor het vangen van gevogelte, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 12.
1013915 5
Met een dergelijke werkwijze kunnen op bijzonder eenvoudige wijze vogels, in het bijzonder kuikens worden gevangen en in een rij achter elkaar opgestelde vogels worden gedwongen, waardoor plaatsing in opvanginrichtingen 5 aanmerkelijk wordt vereenvoudigd. Bovendien wordt daardoor onnodig dierenleed nog beter vermeden.
Bij voorkeur wordt de aandrij fsnelheid van ten minste het tijdens gebruik op de opvanginrichtingen aansluitende deel van de transportband, welk deel zoals bij 10 de bekende vanginrichting als aparte transportband kan zijn uitgevoerd, gestuurd op basis van de aantallen vogels die passeren, waarbij versnellingen en vertragingen van de band relatief langzaam worden uitgevoerd. Verrassenderwijs is gebleken dat hierdoor nagenoeg geen tijdverlies optreedt 15 tijdens vangen en in opvanginrichtingen overbrengen van vogels, of zelfs tijd wordt gewonnen, terwijl deze relatief lage vertragingen en versnellingen voordelig zijn voor de vogels. Immers, abrupte snelheidsveranderingen hebben tot gevolg dat de vogels omvallen, met name bij vogels als 20 slachtkuikens die topzwaar zijn. Dit leidt bij veel vogels tot breuken, bijvoorbeeld van poten, vleugels, ribben of dergelijke en stress.
Bij voorkeur wordt bovengenoemd deel van de transportband reeds langzaam afgeremd wanneer nog niet alle 25 gewenste vogels in een betreffende opvanginrichting zijn opgenomen, zodanig dat de laatste vogels bij relatief lage snelheid van de transportband worden afgevoerd. Dit vereenvoudigd wisseling van de transportband in positie ten opzichte van de opvanginrichtingen, waardoor snel en 30 effectief kan worden gewerkt. Tellen van de vogels kan daarbij op eenvoudige wijze plaatsvinden, bijvoorbeeld met behulp van op zichzelf bekende middelen zoals optische of akoestische middelen.
In de verdere volgconclusies zijn nadere voordelige 35 uitvoeringsvormen van een inrichting en werkwijze volgens de uitvinding gegeven.
1013915 6
Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvoorbeelden van een inrichting en werkwijze volgens de uitvinding worden beschreven aan te hand van de tekening. Daarin toont: 5 Figuur 1 in bovenaanzicht een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 in zijaanzicht een inrichting volgens f iguur 1; en figuur 3 in bovenaanzicht een gedeelte van een 10 vanginrichting volgens de uitvinding met individualiseringsmiddelen.
In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscij fers.
15 Een inrichting als getoond in figuren 1 en 2 omvat een centrale, verrijdbare eenheid 2 waarin aandrijfmiddelen zijn voorzien voor het verrijden van de inrichting en voor aandrijving van de delen daarvan, zoals nog nader zal worden beschreven. Ook is in de centrale eenheid een 20 besturingsinrichting 4 opgenomen, welke eveneens nog nader zal worden beschreven.
Vanaf de centrale eenheid 2 strekt zich voorwaarts een goot 6 uit waarin op de bodem een transportband 8 is opgenomen welke zich ongeveer over de volle lengte van de 25 goot 6 uitstrekt. De lengte van de goot 6 en daarmee van de transportband 8 is instelbaar bijvoorbeeld tussen 7 en 11 m lengte, door verschuiving van twee gootdelen in de richting K, waarbij middelen zijn voorzien voor het op lengte houden van de transportband 8. Het voorste einde 10 van de goot 6 30 wordt gedragen door stuurwielen 12 die over ten minste 90° zwenkbaar zijn. Het tegenovergelegen achterste einde 14 van de goot 6 is verbonden met de centrale eenheid 2 en wel zodanig dat de goot 6 met de transportband 8 in bovenaanzicht gezien naar links en rechts kan verzwenken, 35 zoals aangegeven met de pijlen L, R. Voor het voorste einde 10 van de goot 6 is een vangkop 16 aangebracht, omvattende
101391'S
7 een drietal om zich in hoofdzaak verticaal uitstrekkende assen roteerbare trommels 18, welke langs hun buitenomtrek zijn voorzien van flexibele vingers 20. De vingers 20 strekken zich ongeveer haaks op het mantelvlak van de 5 trommels 18 uit en grijpen aan de naar elkaar gekeerde zijden enigszins in elkaar. Tijdens gebruik zullen vogels 22, zoals slachtkuikens die tussen de vingers 20 van trommels 18 terechtkomen als gevolg van de roterende bewegingen tussen de trommels door op het voorste einde 10 10 van de transportband worden gedwongen. Daarbij wordt de transportband in de richting T aangedreven, zodat de vogels 22 in de richting van het achterste einde 14 van de goot 6 worden gedwongen. Op genoemd achterste einde 14 sluit een tweede goot 24 aan die zich in hoofdzaak achterwaarts 15 uitstrekt in de richting van een aanhanger 26 die aan de centrale eenheid 2 is gekoppeld. Op de aanhanger 26 is een opvanginrichting 28 voorzien in de vorm van een op zichzelf bekende container 30 met laden 32. Op de aanhanger 26 is een systeem voorzien waarmee de container 30 over de 20 aanhanger kan bewegen tussen een toevoerpositie, een laadpositie als getoond in figuren 1 en 2 en een afneempositie. In de laadpositie is het vrije einde 34 van de tweede goot 24 tot nabij de open zijde van de lade 32 bewogen. In de tweede goot 24 strekt zich een gedeelte van 25 de transportband 8 uit, in de getoonde uitvoeringsvorm uitgevoerd als een losse tweede transportband 36. Met de transportband 8 aangevoerde vogels 22 kunnen worden overgegeven aan de tweede transportband 36 en daarmee in de lade 32 van de opvanginrichting 28 worden gebracht. De 30 tweede goot 24 is tezamen met de tweede transportband 36 in zowel een horizontaal vlak verzwenkbaar in de richting Q als in een verticaal vlak in de richting P. Daardoor kan het vrije einde 34 voor elke individuele lade 32 worden gemanoeuvreerd voor het overgeven van vogels 22. Eventueel 35 kan daarbij de lengte van de goot 24 en de tweede transportband 36 worden aangepast of kan de container 30 101391 § 8 ten opzichte van het vrije einde 34 mede worden bewogen met behulp van de aanhanger 26. Tijdens gebruik kunnen bijvoorbeeld 2 a 3 vogels per seconde op de transportband worden gebracht.
5 Opgemerkt wordt dat een vangkop 16 als getoond in figuren 1 en 2 op zichzelf bekend is uit EP 0 563 353, welke publicatie hierin door referentie geacht wordt te zijn opgenomen. Ook andere geschikte vangkoppen kunnen bij een inrichting of werkwijze volgens de uitvinding worden 10 toegepast. Voorts wordt opgemerkt dat een inrichting als getoond in figuren 1 en 2 voor zover tot nog toe hierboven beschreven op zichzelf uit de praktijk bekend is en wordt geleverd door de firma JJT, als genoemd in de inleiding en als zodanig hierin geacht wordt door referentie te zijn 15 opgenomen.
Gebleken is dat tijdens gebruik van deze bekende inrichting regelmatig verkeerde aantallen vogels in de laden 32 worden gevoerd, met name doordat handmatig naar de lade geleide vogels regelmatig groepsgewijs en met hoge 20 snelheid worden aangevoerd en in de laden 32 worden gebracht onder donkere omstandigheden. Dit is nadelig voor de gebruikers, transporteurs en afnemers maar ook voor de vogels, met name wanneer te veel vogels in één lade worden gebracht. Teveel vogels leidt tot stress en overbelading, 25 dat wil zeggen overgewicht en tot botbreuken en andere beschadigingen van de vogels, te weinig vogels leidt tot een te groot benodigd transportvolume. Volgens de uitvinding wordt voorgesteld telmiddelen te voorzien bij de eerste en/of tweede transportband 8, 36 waarmee de 30 passerende vogels 22 kunnen worden geteld. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn signaleringsmiddelen 38 voorzien in de vorm van een lichtbron met een daar tegenover opgestelde sensor, gekoppeld met de regeleenheid 4. Steeds wanneer een vogel 22 de signaleringsmiddelen 38 passeert, zal op 35 bekende wijze de lichtstraal worden onderbroken en door de regeleenheid 4 een vogel worden geteld. De in de centrale 1013915 9 eenheid 2 opgenomen aandrijfmiddelen (niet getoond) voor de ten minste tweede transportband zijn gekoppeld met de regeleenheid 4, zodanig dat ten minste de bewegingssnelheid van de tweede transportband 36 met behulp van de 5 regeleenheid 4 kan worden gestuurd. Bovendien wordt bij voorkeur ook de stand van de tweede goot 24 met behulp van de centrale regeleenheid 4 ingesteld. Steeds wanneer door de regeleenheid 4 wordt vastgesteld dat het gewenste aantal onderbrekingen is geteld, wordt door de regeleenheid 4 de 10 snelheid van de tweede transportband 36 vertraagd, terwijl tegelijkertijd of daarop aansluitend het vrije einde 34 naar een volgende lade 32 wordt gemanoeuvreerd en vervolgens de tweede transportband 36 weer wordt versneld voor het daarin toevoeren van het gewenste aantal vogels.
15 Dit gewenste aantal vogels kan worden ingesteld op de regeleenheid 4.
Gebleken is dat bij gebruik van een vangkop 16 regelmatig groepen vogels 22 tegelijkertijd op de transportband 8 worden gebracht. Bovendien kunnen vogels 22 20 de neiging vertonen bij elkaar te kruipen. Dit betekent dat de vogels niet steeds individueel aan de laden 32 worden toegevoerd. Dit is nadelig voor het verkrijgen van de gewenste vullingsgraad. Met name wanneer gebruik wordt gemaakt van de signaleringsmiddelen 38 als hierboven 25 beschreven is dit een nadeel. Immers, bij het passeren van een groep vogels 22 zal door de regeleenheid 4 over het algemeen slechts één onderbreking worden herkend waardoor de groep vogels als één individuele vogel zal worden beschouwd. Dit zal gebruikelijk leiden tot een te groot 30 aantal vogels in de betreffende lade 32. Teneinde dit probleem te ondervangen zijn volgens de uitvinding individualiseringsmiddelen 40 voorgesteld, zoals schematisch getoond in figuur 1. Welke individualiseringsmiddelen overigens ook zonder de 35 signaleringsmiddelen met voordeel toepasbaar zijn. Immers, individueel toevoeren vari vogels maakt het eventuele 1013915 10 operators eenvoudiger de vogels te tellen, althans een naar een lade toegevoerd aantal te schatten. In figuur 3 zijn in uitvergroting dergelijke individualiseringsmiddelen 40 in een eerste uitvoeringsvorm getoond.
5 In de getoonde uitvoeringsvorm omvatten de individualiseringsmiddelen 40 een drietal in transportrichting T achterelkaar opgestelde paren schotten 42, welke tegen de opstaande wanden 44 van de goot 6 zijn vastgezet en schuin in de richting van het midden van de 10 transportband 8 staan, met de transportrichting T mee. Tussen elk schot 42 en de wand 44 van de goot 6 is een verend element 46 opgenomen, waardoor het betreffende schot 42 in de in figuur 3 in getrokken lijnen getoonde stand wordt voorgespannen. In de getoonde uitvoeringsvorm is elk 15 verend element 46 gevormd uit een plaat flexibel materiaal, bijvoorbeeld bladstaal of kunststof, dubbelgevouwen en met de naast elkaar gelegen langsranden 48 tussen een langsrand 50 van het schot 42 en de wand 44 van de goot 6 ingeklemd. Dit geheel is vastgezet met twee klinknagels 52 of andere 20 geschikte bevestigingsmiddelen. Door uitoefening van een kracht F op het schot 42 kan dit worden verzwenkt in de richting van de wand 44 van de goot 6, onder samendrukking van het verende element 46. Dit verend element 46 is in de getoonde uitvoeringsvorm progressief, hetgeen betekent dat 25 de benodigde kracht F voor verder verzwenken toeneemt naar mate het schot verder is bewogen in de richting van bijvoorbeeld de in figuur 3 in onderbroken lijnen weergegeven verzwenkte stand. De schotten 42 kunnen relatief stijf worden uitgevoerd, doch kunnen ook op 30 zichzelf reeds buigzaam zijn. De schotten 42 kunnen bijvoorbeeld worden uitgevoerd in metaal of kunststof.
Zoals blijkt uit figuur 3 liggen de vrije langsranden 54 van de schotten 42 in de normale stand dicht bij elkaar, onder vrijlating van een zeer nauwe 35 doorlaatopening 56. Wanneer een groep vogels 22, in figuur 3 symbolisch weergegeven door cirkels, door de 1013915 11 transportband 8 wordt aangevoerd, zullen deze in aanraking worden gebracht met de schotten 42. De in de getoonde groep voorliggende vogel 22 zal daarbij ongeveer gelijkelijk invloed ondervinden van beide schotten 42, aangezien deze 5 vogel zich op de hartlijn H van de transportband 8 bevindt. De daar achtergelegen vogels 22, met name die niet op de hartlijn H zitten zullen meer invloed ondervinden van één der schotten 42, in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld het linker schot 42, waardoor de vogels op relatief rustige 10 wijze worden gedwongen zich naar de hartlijn H te verplaatsen, althans op één lijn te gaan zitten. Tijdens passeren van de schotten 42 zullen deze dan enigszins worden weggedrukt ter verbreding van de doorlaatopening 56 tot de breedte van ongeveer één vogel 22. Nadat de vogels 15 22 alle drie paren schotten 42 zijn gepasseerd, zullen de vogels daardoor in een rij van individuele, achter elkaar opgestelde vogels op de tweede transportband 36 terechtkomen. Alsdan kunnen de vogels eenvoudig naar de laden 32 worden gevoerd en in het juiste aantal daarin 20 worden geplaatst. Bovendien zullen de vogels als individuele vogels worden herkend door dé signaleringsmiddelen 38 en daardoor eenvoudig worden geteld.
Tijdens gebruik wordt een inrichting volgens de 25 uitvinding met de vangkop 16 naar voren door een stal gereden, waarbij de transportband met de vangkop heen en weer in de richtingen L en R wordt bewogen, zodanig dat de zich daarvoor bevindende vogels op de transportband 8 worden gebracht en op eerder beschreven wijze naar de 30 container 30 worden gevoerd.
Met behulp van de regeleenheid 4 en de eerdergenoemde aandrijfmiddelen wordt de aandrijfsnelheid van ten minste de tweede transportband geregeld, zodanig dat deze relatief lage vertragingen en versnellingen 35 ondergaat. Hierdoor wordt in hoofdzaak verhinderd dat de relatief topzware vogels als gevolg van vertragingen en 101391® 12 versnellingen omvallen en daarbij gewond raken. Bij voorkeur wordt ten minste de tweede transportband vertraagd vanaf een moment dat bijna het gewenste aantal vogels in een lade 32 is gebracht, zodat wanneer de laatste vogel in 5 de betreffende lade 32 wordt gebracht de transportband nagenoeg stilstaat en kan worden verzwenkt, waarna deze weer op gang kan worden gebracht. Zo zal bijvoorbeeld wanneer 40 vogels in een lade dienen te worden gevoerd, kunnen worden afgeremd vanaf het moment dat bijvoorbeeld de 10 38ste vogel in de lade wordt gevoerd. Dit is slechts een voorbeeld ter illustratie'.
Wanneer de vogels tijdens passeren worden gesignaleerd met behulp van de signaleringsmiddelen 38 kan de snelheid van de transportbanden 8, 36 steeds worden 15 aangepast met behulp van de regeleenheid 4, bijvoorbeeld zodanig dat de tussenafstand tussen de individuele vogels wordt geoptimaliseerd. Immers, wanneer de vogels de signaleringsmiddelen 38 te snel achter elkaar passeren kan de snelheid worden verminderd wanneer de tussenruimte 20 groter wordt kan de snelheid worden opgevoerd.
Bij voorkeur worden ook de aandrijfmiddelen voor beweging van de goten 6, 24 gestuurd door de centrale regeleenheid 4, alsmede de aanhanger 26, althans de middelen voor verplaatsing van de container daarop. Ook kan 25 bijvoorbeeld de vangkop 16 hierdoor worden aangestuurd. Een inrichting volgens de uitvinding heeft overigens ook nog het voordeel dat met minder mensen eenzelfde aantal vogels kan worden gevangen en verwerkt als met de bekende inrichting.
30 De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en de tekening getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Vele variaties zijn daarop mogelijk binnen het raam van de door de conclusies geschetste uitvinding.
35 Zo kunnen individualiseringsmiddelen volgens de uitvinding bij andere op zichzelf bekende vanginrichtingen
10139 IS
13 worden toegepast, terwijl bovendien andersoortige vangkoppen kunnen worden gebruikt. Zelfs wanneer de dieren handmatig op de transportband worden gebracht kunnen de individualiseringsmiddelen met voordeel worden toegepast.
5 Ook kunnen de dieren vanaf de transportband op andere wijze worden afgevoerd, bijvoorbeeld naar een slachtlijn. De individualiseringsmiddelen kunnen meer of minder paren schotten omvatten, terwijl bovendien ook individuele schotten kunnen worden toegepast, waarbij de dieren 10 bijvoorbeeld in de richting van één zijwand van de goot worden gedwongen. Voorts kunnen schotten worden toegepast die actief kunnen worden bediend, zodanig dat steeds de ingesloten hoek met de transportrichting kan worden gestuurd. Daarmee kunnen vogels naar verschillende posities 15 op de transportband worden gedwongen, in breedterichting gezien. Ook kan daarmee de initiële breedte van de doorlaatopeningen 56 worden bepaald, bijvoorbeeld afhankelijk van de afmetingen van de vogels. Verder kunnen in plaats van schotten die verzwenkbaar zijn ook 20 bijvoorbeeld rond een verticale, zich boven de transportband uitstrekkende as roteerbare schotten worden toegepast, vergelijkbaar met een draaideur. Ook hierdoor zullen vogels worden gedwongen een rij te vormen. Uiteraard zijn ook combinaties van verschillende soorten schotten 25 mogelijk. De signaleringsmiddelen, in het bijzonder als telmiddelen kunnen ook zijn verbonden met bijvoorbeeld het in de transportrichting gezien laatste paar schotten, zodanig dat telkens een beweging van deze schotten uit elkaar een indicatie is voor het passeren van een 30 individuele vogel. Uiteraard kunnen allerlei op zichzelf bekende middelen worden gebruikt voor het registreren van het passeren van een vogel door de eerste goot 6 en/of de tweede goot 24. Ook kunnen met behulp van de regeleenheid 4 de laden 32 worden bewogen ten opzichte van het vrije einde 35 34 van de tweede transportband 36.
T013915 14
Deze en vele vergelijkbare variaties worden geacht binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding te vallen.
101391S

Claims (15)

1. Inrichting voor het vangen van gevogelte, in het bijzonder kuikens, voorzien van een vangkop en een op de vangkop aansluitende transportband, waarbij de transportband is voorzien van individualiseringsmiddelen 5 voor het in een rij van individuele vogels brengen van uit de vangkop afkomstig gevogelte.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de individualiseringsmiddelen ten minste één zich boven het oppervlak van de transportband uitstrekkend, beweegbaar 10 schot omvatten.
3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij ten minste één paar beweegbare schotten is voorzien die een doorlaatopening bepalen.
4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, waarbij het of 15 elk schot verend is opgesteld en/of uitgevoerd, zodanig dat tijdens gebruik de stand van het schot, althans de vorm daarvan kan worden veranderd door een tegen het betreffende schot bewegend aantal dieren.
5. Inrichting volgens een der conclusies 2-4, waarbij 20 in bewegingsrichting van de transportband achter elkaar een reeks schotten, in het bijzonder een reeks paren schotten is voorzien.
6. Inrichting volgens een der conclusies 2-5, waarbij het of elk schot is uitgevoerd in flexibel kunststof of 25 metaal, waarbij enigszins progressief verende middelen zijn voorzien, zodanig dat bij toenemende verzwenking of vervorming de weerstand van de schotten progressief toeneemt.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 30 waarbij boven de transportband een aantal een doorlaatopening bepalende elementen zoals schotten zijn voorzien, welke instelbaar zijn voor bepaling van de grootte, in het bijzonder de breedte van de 101391® doorlaatopening, ten minste op basis van het aantal vogels en de grootte daarvan op de transportband.
8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij signaleringsmiddelen zijn voorzien waarmee 5 geïndividualiseerde vogels op de transportband kunnen worden gesignaleerd.
9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de signaleringsmiddelen telmiddelen omvatten voor het tellen van het aantal vogels dat de signaleringsmiddelen passeert.
10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een ten minste in één richting in hoek instelbaar transportbanddeel is voorzien nabij het in transportrichting gezien achtergelegen einde daarvan, welk transportbanddeel is voorzien van aandrijfmiddelen en 15 waarmee de vogels naar individuele opvangbakken kunnen worden geleid, waarbij de aandrijfmiddelen zijn ingericht voor het gestuurd versnellen en/of vertragen van ten minste genoemd transportbanddeel, afhankelijk van ten minste de aard en het aantal het betreffende transportbanddeel 20 passerende vogels.
11. Inrichting volgens conclusie 9 en 10, waarbij de aandrijfmiddelen zijn ingericht voor sturing op basis van ten minste een signaal van de telmiddelen.
12. Werkwijze voor het vangen van gevogelte, in het 25 bijzonder kuikens, waarbij kuikens op een transportband worden gebracht en met behulp van ten minste de transportband naar kooien of dergelijke opvanginrichtingen worden gevoerd, waarbij op de transportband de vogels tussen schotten of dergelijke dwangmiddelen worden 30 doorgeleid, welke dwangmiddelen tijdens passeren enige druk uitoefenen op de vogels, zodanig dat wanneer de vogels in groepen bij elkaar zitten de vogels worden gedwongen zich in een lijn achter elkaar te verplaatsen en als zodanig in een rij individuele vogels worden gedwongen.
13. Werkwijze voor het vangen van gevogelte, in het bijzonder kuikens, bij voorkeur volgens conclusie 12, 1013915 waarbij op een transportband gebrachte vogels op de transportband worden geteld, waarbij de aandrijfsnelheid van ten minste het tijdens gebruik op opvanginrichtingen voor de vogels aansluitende deel van de transportband wordt 5 gestuurd op basis van het aantal het betreffende deel van de transportband passerende vogels.
14. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij in stuurmiddelen vooraf een gewenst aantal vogels per opvanginrichting wordt ingesteld, waarbij de 10 aandrijfsnelheid van ten minste het genoemde deel van de transportband met behulp van de stuurmiddelen geleidelijk wordt vertraagd wanneer voor een specifieke daarop aansluitende opvanginrichting nagenoeg het gewenste aantal vogels is bereikt, bij voorkeur zodanig dat althans het 15 betreffende deel van de transportband tot stilstand is gebracht wanneer in de betreffende opvanginrichting het gewenste aantal vogels is opgenomen.
15. Werkwijze volgens een der conclusies 12 - 14, waarbij in stuurmiddelen vooraf een gewenst aantal vogels 20 per opvanginrichting wordt ingesteld terwijl het aantal naar een opvanginrichting toe te voeren vogels wordt geteld in de geïndividualiseerde rij, waarbij op basis van genoemde telling met behulp van de stuurmiddelen bij bereiken van het gewenste aantal vogels in de betreffende 25 opvanginrichting de transportband wordt aangesloten op een volgende opvanginrichting. 10139 IS
NL1013915A 1999-12-22 1999-12-22 Inrichting en werkwijze voor het vangen van gevogelte. NL1013915C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1013915A NL1013915C2 (nl) 1999-12-22 1999-12-22 Inrichting en werkwijze voor het vangen van gevogelte.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1013915A NL1013915C2 (nl) 1999-12-22 1999-12-22 Inrichting en werkwijze voor het vangen van gevogelte.
NL1013915 1999-12-22

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1013915C2 true NL1013915C2 (nl) 2001-06-25

Family

ID=19770479

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1013915A NL1013915C2 (nl) 1999-12-22 1999-12-22 Inrichting en werkwijze voor het vangen van gevogelte.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1013915C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1015186C2 (nl) 2000-05-12 2001-11-13 Nabuurs Groep B V Inrichting en werkwijze voor het verdelen van gevogelte over opvangbakken.

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1990549A (en) * 1931-09-15 1935-02-12 Standard Knapp Corp Article handling machine
US4567978A (en) * 1983-10-13 1986-02-04 Hartness Thomas Signor Article unscrambler
EP0563353A1 (en) 1991-10-17 1993-10-06 British Tech Group DEVICE FOR TAKING POULTRY.
US5983837A (en) * 1996-11-21 1999-11-16 American Calan, Inc. Bird counter

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1990549A (en) * 1931-09-15 1935-02-12 Standard Knapp Corp Article handling machine
US4567978A (en) * 1983-10-13 1986-02-04 Hartness Thomas Signor Article unscrambler
EP0563353A1 (en) 1991-10-17 1993-10-06 British Tech Group DEVICE FOR TAKING POULTRY.
US5983837A (en) * 1996-11-21 1999-11-16 American Calan, Inc. Bird counter

Non-Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
LEE K -M ET AL: "AUTOMATED SINGULATING SYSTEM FOR TRANSFER OF LIVE BROILERS", PROCEEDINGS OF THE IEEE INTERNATIONAL CONFERENCE ON ROBOTICS AND AUTOMATION,US,NEW YORK, NY: IEEE, vol. CONF. 15, 16 May 1998 (1998-05-16), pages 3356 - 3361, XP000784589, ISBN: 0-7803-4301-8 *

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1015186C2 (nl) 2000-05-12 2001-11-13 Nabuurs Groep B V Inrichting en werkwijze voor het verdelen van gevogelte over opvangbakken.

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8402133A (nl) Getrokken of voor de driepuntaansluiting aan de trekker uitgeruste machine voor het oogsten van mais of dergelijk stengelvormig oogstmateriaal.
NL2004008C2 (nl) Vleesverwerkingsysteem.
NL1004408C1 (nl) Inrichting voor het opnemen en afgeven van slachtdieren of delen daarvan.
NL2004293C2 (nl) Schoksorteerinrichting.
NL2006695C2 (nl) Inrichting voor verwerking van landbouwproducten.
US5573459A (en) Two stage shaker
US20230034751A1 (en) Method of depositing a portion in a precise position or parts thereof and depositing device suitable therefor
GB1578926A (en) Harvesters for harvesting berries
NL8203705A (nl) Inrichting voor het richten van eieren.
NL1013915C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het vangen van gevogelte.
NL8901613A (nl) Broodsnijmachine.
NL8204328A (nl) Inrichting voor het op gewicht sorteren van gewassen.
NL9401070A (nl) Inrichting voor het automatisch melken van dieren.
US10370196B2 (en) Food product separating and aligning apparatus
CN116616242A (zh) 一种活鱼处理后筛选分级装置
NL1030339C2 (nl) Inrichting voor het uithalen en verwerken van veevoer.
NL8600225A (nl) Werkwijze en inrichting voor het verpakken van eieren of soortgelijke kwetsbare voorwerpen.
JPH0551124A (ja) 選別装置の供給装置
BE1027307B1 (nl) Overlegmachine en gebruik daarvan voor het in een pluimveestal op een vloer daarvan overleggen van bebroede eieren
NL1026577C2 (nl) Oogsthulpinrichting voor het oogsten van vruchten van in een kas geteelde gewassen, alsmede oogstwerkwagen voorzien van een dergelijke oogsthulpinrichting.
NL9101715A (nl) Inrichting voor het toevoeren van kartonplaten aan verwerkingsmachines.
NL1015186C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het verdelen van gevogelte over opvangbakken.
JP3056822B2 (ja) 選別装置の供給装置
EP1012083B1 (en) Handling device
NL7809753A (nl) Silagefreesinrichting met voorraadhouder.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20040701