NL1013439C2 - Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van sediment-materiaal van een waterbodem. - Google Patents
Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van sediment-materiaal van een waterbodem. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1013439C2 NL1013439C2 NL1013439A NL1013439A NL1013439C2 NL 1013439 C2 NL1013439 C2 NL 1013439C2 NL 1013439 A NL1013439 A NL 1013439A NL 1013439 A NL1013439 A NL 1013439A NL 1013439 C2 NL1013439 C2 NL 1013439C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- vehicle
- pump
- rollers
- worm
- inlet
- Prior art date
Links
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02F—DREDGING; SOIL-SHIFTING
- E02F3/00—Dredgers; Soil-shifting machines
- E02F3/04—Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven
- E02F3/88—Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven with arrangements acting by a sucking or forcing effect, e.g. suction dredgers
- E02F3/90—Component parts, e.g. arrangement or adaptation of pumps
- E02F3/92—Digging elements, e.g. suction heads
- E02F3/9212—Mechanical digging means, e.g. suction wheels, i.e. wheel with a suction inlet attached behind the wheel
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02F—DREDGING; SOIL-SHIFTING
- E02F3/00—Dredgers; Soil-shifting machines
- E02F3/04—Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven
- E02F3/88—Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven with arrangements acting by a sucking or forcing effect, e.g. suction dredgers
- E02F3/8858—Submerged units
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02F—DREDGING; SOIL-SHIFTING
- E02F3/00—Dredgers; Soil-shifting machines
- E02F3/04—Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven
- E02F3/88—Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven with arrangements acting by a sucking or forcing effect, e.g. suction dredgers
- E02F3/90—Component parts, e.g. arrangement or adaptation of pumps
- E02F3/907—Measuring or control devices, e.g. control units, detection means or sensors
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02F—DREDGING; SOIL-SHIFTING
- E02F5/00—Dredgers or soil-shifting machines for special purposes
- E02F5/28—Dredgers or soil-shifting machines for special purposes for cleaning watercourses or other ways
- E02F5/282—Dredgers or soil-shifting machines for special purposes for cleaning watercourses or other ways with rotating cutting or digging tools
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Mining & Mineral Resources (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Structures Of Non-Positive Displacement Pumps (AREA)
- Placing Or Removing Of Piles Or Sheet Piles, Or Accessories Thereof (AREA)
Description
Nr. 160311
Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van sediment-materiaal van een waterbodem.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verwijderen van sedimentmateriaal van een waterbodem. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op het verwijderen van boorslib, dat vrijkomt bij booractivi-5 teiten onder zee en in de vorm van een vaak meters dikke laag op en om de boorputmond gelegen is en verontreinigd is met olie en zware metalen, maar ook met voorwerpen zoals sluithaken, kettingdelen, kabels, van het boorplat-form gevallen gereedschap, en soms zelfs containers.
10 Wanneer de booractiviteiten van een hoorplatform aan een eind zijn gekomen wordt meer en meer geëist dat niet alleen uit oogpunt van maritieme veiligheid het boorplatform voor een groot deel verwijderd wordt, maar ook dat uit oogpunt van milieu ter plaatse geen verontrei-15 nigende resten op de zeebodem achter blijven.
Het verwijderen van het verontreinigde slib en voorwerpen daarin vindt gewoonlijk plaats wanneer het platform nog aanwezig is dan kan men immers gebruik maken van de steun daarvan en van de voorzieningen daarop met 20 behulp van mensen en middelen die vanaf het boorplatform, binnen de jacketconstructie, worden neergelaten. Hierbij wordt de jacketconstructie gebruikt voor het verschaffen van steun, waar nodig. De jacketconstructie heeft echter het nadeel dat de bewegingsruimte en doorvoerruimte voor 1013439 2 materieel beperkt zijn. De uit te voeren werkzaamheden zijn operationeel complex, vergen veel tijd en zijn daardoor kostbaar.
Een doel van de uitvinding is hierin verbetering 5 te brengen. Vanuit een aspect voorziet de uitvinding daartoe in een werkwijze voor het verwijderen van sedimentmateriaal van een waterbodem, zoals bijvoorbeeld afvalmateriaal afkomstig van een olie of gas exploratie of exploitatie met behulp van een middels een op een water-10 bodem geplaatste steunconstructie ondersteund boorplat-form, welk materiaal zich op de waterbodem binnen, onder en eventueel rondom de steunconstructie heeft opgehoopt, waarbij een baggervoertuig wordt neergelaten buiten langs en/of om de steunconstructie, het voertuig op afstard 15 bediend wordt om onder de steunconstructie door van opzij naar het materiaal te bewegen en vervolgens het materiaal te verwijderen.
Met de werkwijze volgens de uitvinding wordt men niet gehinderd door de j acketconstructie bij het neei-2 0 laten/ophalen van materieel en het uitvoeren van de werkzaamheden. De verplaatsing buiten de jacketconstructie cm maakt het proces makkelijker beheersbaar. Hydraulische leidingen en stroomkabels, alsook afvoerleidingen kunnen daarbij eveneens vrij om de jacketconstructie hangen vó.n 2 5 het platform of een plaats in de buurt daarvan en het voertuig, zonder dat deze leidingen daarin vast kunnen komen te zitten. De werkwijze kan worden toegepast vane.f het boorplatform zelf, maar eventueel ook vanaf een dri- -vend platform, bijvoorbeeld een daarvoor ingericht ponton 30 of een baggerschip, in het bijzonder wanneer het boorplatform niet toegankelijk is of niet geschikt is.
Bij voorkeur wordt het materiaal middels pompmiddelen en een daarop aangesloten, eveneens onder en buitenom de steunconstructie, tot boven de waterspiegel 35 reikende leiding afgegeven aan een boven de waterspiegel gelegen opvangmiddel of verdere leiding. Hiermee is een continue verwijdering van het afvalmateriaal mogelijk, 1 0 1 343 9 ' 3 waarbij evenmin hinder kan worden ondervonden van de steunconstructie.
Bij voorkeur wordt hierbij gebruik gemaakt van op het voertuig aangebrachte pompmiddelen, waardoor de van 5 het voertuig af reikende afvoerleiding flexibel kan zijn, daar de persdruk de waterdruk zal kunnen compenseren.
Bij voorkeur wordt hierbij eveneens gebruik gemaakt van een buiten de steunconstructie gevoerde bedie-ningsleiding voor het voertuig, zodat ook voor die leiding 10 geen beknellingsgevaar bestaat en overigens een snel neerlaten en ophalen van het voertuig mogelijk is.
Bij voorkeur wordt het voertuig neergelaten en opgehaald met behulp van een aan het platform of een ander relatief plaatsvast opgesteld lichaam gehangen gestel, dat 15 zelf voorzien is van een voorraad voor de bedieningslei-ding van het voertuig en van een bestuurbare eenheid, zoals een hydraulische of pneumatische drukbron, voor het via de bedieningsleiding bedienen van de verschillende functies van het voertuig. Hierdoor kan de lengte van de 20 bedieningsleiding, waarin verschillende subleidingen zijn opgenomen, zo kort mogelijk gehouden worden, waardoor ook de kans op beschadiging en daardoor storing verkleind wordt.
Vanuit een ander aspect verschaft de uitvinding 25 een voertuig voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, omvattend middelen voor het verwijderen van het materiaal en middelen voor het vanaf de verwijderings-middelen transporteren van het materiaal naar elders, alsmede middelen voor het voortbewegen van het voertuig 30 over de waterbodem, waarbij het voertuig een langsas omvat en de voortbewegingsmiddelen tenminste twee aan weerszij -den van de langsas van het voertuig geplaatste, van een tegengestelde spoed voorziene wormrollen omvatten.
Hiermee wordt een voorwaarde verschaft voor een 35 lage constructiehoogte, hetgeen van voordeel is voor de inzetbaarheid van het voertuig. In het bij zonder wordt daardoor de benodigde ingravingsdiepte bij het van opzij, 10 1 3439 - 4 onder de benedenrand van de steunconstructie bewegen klein gehouden. Bovendien zal in het geval het voertuig bedolven is geraakt door grond of sediment (afval)materiaal het voertuig eenvoudig voort kunnen bewegen, daar, in 5 tegenstelling tot het geval is bij wielen en rupsbander, de bewegingsrichting aan de bovenzijde gelijk is aan ce onderzijde. Hierdoor wordt tevens de beweging onder ce rand van de steunconstructie bevorderd.
De haalbaarheid van een lage constructiehoogte 10 wordt verder bevorderd indien het voertuig een chassis omvat, waarbij de wormrollen aan weerszijden buiten het chassis reiken. De ruimte tussen de wormrollen kan daarbij benut worden voor andere functies van het voertuig. Bij voorkeur reiken de wormrollen daarbij althans nagenoeg 15 geheel buiten het chassis.
De wormrollen zijn bij voorkeur van zodanice afmeting, dat het chassis in het algemeen lager reikt den de wormrollen.
Ter bevordering van de bestuurbaarheid in het 20 horizontale vlak heeft het de voorkeur indien voorzien is in aandrijvingen voor de wormrollen, die onafhankelijk van elkaar regelbaar zijn. Ter bevordering van de bestuurbaarheid in het verticale vlak heeft het de voorkeur indien de wormrollen gelegerd zijn in aan het voertuig bevestigde 25 ophangingen, welke ophangingen onafhankelijk van elkaar :.n hoogte instelbaar zijn.
Bij voorkeur zijn de wormrollen gelegerd in aan het voertuig bevestigde ophangingen, welke ophangingen beweegbaar zijn voor het boven de onderzijde van het 30 chassis heffen van de onderzijde van de wormrollen, b:.j voorkeur middels onafhankelijke bekrachtigbare aandri; -vingsmiddlen. Aldus kan men bij stroomuitval voor de bediening van de wormrollen de wormrollen buiten aangrij-ping met de ondergrond heffen, zodat het voertuig in 35 hoofdzaak op het chassis steunt en makkelijker kan worden weggetrokken.
Bevorderlijk voor het beperken van het ruimtebe- 1013439- 5 slag is het indien de wormrollen voorzien zijn van inwendige ruimtes, waarin althans een deel van dê aandrijving van de wormrollen ondergebracht is.
In een verdere ontwikkeling van het voertuig 5 volgens de uitvinding omvatten de verwijderingsmiddelen ontgravingsrollen met ontgravingsschroeven, die in hoofdzaak symmetrisch aan weerszijden van de langsas opgesteld zijn, met manteloppervlakken die schuin naar voren en naar opzij gericht zijn. Hiermee wordt onder meer bereikt, dat 10 tijdens het voortbewegen van het voertuig op tegengekomen grote en harde voorwerpen, zoals kisten en containers, een zijwaartse kracht wordt uitgeoefend, zodat het ontgra-vingspad weer vrij komt. Dit wordt nog bevorderd indien de translatierichting van de schroef van de betreffende 15 ontgravingsrol buitenwaarts is.
Bij voorkeur omvatten de ontgravingsrollen twee buitenste rollen, die zodanig schuin opgesteld zijn om met de buitenrand van hun manteloppervlakken zijwaarts voorbij hun lagering te reiken, waardoor deze ophanging in de 20 luwte zit van de betreffende rol en minder gauw beschadigd kan raken door harde voorwerpen die het voertuig tegenkomt .
De ruimte die door de schuine plaatsing van de voornoemde ontgravingsrollen daartussen kan overblijven 25 kan worden bezet door een middelste rol, die een dubbelkegelvormig oppervlak bezit, waarop ontgravingsschroeven met respectieve tegengestelde spoed voorzien zijn.
Verder bevorderlijk voor het beperken van het ruimtebeslag is het indien de ontgravingsrollen voorzien 30 zijn van inwendige ruimtes, waarin althans een deel van de aandrijving van de ontgravingsrollen ondergebracht is.
Bij voorkeur omvatten de transportmiddelen een of meer zuigmonden en een op of in het chassis, achter de zuigmonden geplaatste pomp, die ontgraven specie afgeeft 35 aan een persleiding. Aan weerszijden van de langsas van het voertuig kunnen dan zuigmonden voorzien zijn, die via aparte zuigleidingen in verbinding staan met de pomp. Bij 1013439’ 6 voorkeur bezitten de zuigmonden instelbare doorstroomope-ningen, zodat de zuigbaas steeds een optimale mengselsa-menstelling kan bereiken, ook in het geval van een blokkade van een van de zuigmonden. De plaatsing van een pomp op 5 het voertuig maakt het mogelijk een flexibele afvoerslang te gebruiken, daar de persdruk de waterdruk kan compenseren.
In een eerste verdere ontwikkeling is de poirp een op parallelle wijze tussen de wormrollen geplaatste 10 axiaalpomp. Een dergelijke pomp leent zich door zijn langwerpige vorm goed voor plaatsing tussen de aan de langszij den van het voertuig gelegen aandrijvingen, zoals de wormwielen, waardoor de constructiehoogte bepaald kan blijven door die aandrijvingen.
15 In een uitvoering kunnen de zuigleidingen van tegengestelde zijden in hoofdzaak dwars op de inlaat van de axiaalpomp uitkomen, zodat de aandrijvingsas van de pomp niet in de wand van een zuigleiding behoeft te worden gelagerd. De lagering kan aan het bovenstroomse eind van 20 de axiaalpomp plaatsvinden, waarbij de beide zuigleidingen in axiale richting beschouwd daarnaast in de axiaalpomp uitkomen.
In een tweede verdere ontwikkeling is de poirp een van een verticale rotatie-as voorziene centrifugaal-25 pomp, zodat deze liggend tussen de aandrijvingen van het voertuig opgenomen kan worden en de constructiehoogte van het voertuig beperkt kan blijven. Bovendien zal met een centrifugaalpomp een veel hogere persdruk bereikbaar zijr, zodat ook bij grotere waterdieptes een boosterstation in 30 de persleiding achterwege gelaten kan worden.
De constructiehoogte wordt hierbij beperkt gehouden, indien de inlaat en de af voer van de pomp zich in parallelle vlakken, dwars op de rotatie-as uitstrekken. De inlaat staat hierbij bij voorkeur radiaal/tangentiaa1 35 op de pomp.
Hiermee is ook de voordelige voorwaarde verschaft voor de maatregel, dat de aandrijving van de pomp 1013433 7 geplaatst is binnen het slakkenhuis, zodat verder op ruimtebeslag bespaard wordt.
Op voordelige wijze is dan de inlaat verticaal boven de waaier gelegen, en komt deze uit in een ringvor-5 mige inlaatkamer die overgaat in een ringvormige verdeel-kamer naar de waaier, waarbij bij voorkeur de inlaatkamer en de verdeelkamer verticaal in lijn met elkaar liggen. De inlaatkamer vormt hierbij reeds een soort van verdeelkamer, waarbij de speciestroom op vloeiende wijze met een 10 axiale richtingscomponent over kan gaan naar de verdeelkamer voor de waaier en snelheidsverliezen beperkt worden gehouden, hetgeen gunstig is voor het opvoerend vermogen van de pomp.
Bij voorkeur ligt de verdeelkamer onder de 15 inlaatkamer, zodat de zwaartekracht de toestroming van de specie van de inlaatkamer naar de verdeelkamer voor de waaier bevordert.
Bij voorkeur is aan de onderste radiale binnenrand van de verdeelkamer een gebogen geleidingsvlak ge-20 vormd voor bevordering van de toestroming van de specie naar de waaier.
Van de aanwezigheid van de een verdeelfunctie vervullende inlaatkamer kan gebruik worden gemaakt door een deel van de verdeelkamer voor de waaier te benutten 25 voor vergroting van het schoepvlak, door de waaier te voorzien van radiaal binnenwaarts tot in de verdeelkamer reikende schoepen.
Verdere ruimtebesparing wordt verwezenlijkt indien de inlaat en de afvoer althans deels samenvallen, 30 beschouwd in een verticaal vlak van projectie.
De constructiehoogte kan verder klein gehouden worden indien de inlaatkamer, de inlaat en de zuigleidin-gen een rechthoekige doorsnede bezitten. Een rechthoekige doorsnede van de zuigleidingen is op zich vanuit 35 hydraulisch oogpunt weliswaar niet optimaal, doch dit deel van de leiding is vrij kort, terwijl met de rechthoekige vorm een gunstige voorwaarde wordt verschaft voor een 1013433 8 platte inlaatkamer, waarbij een vermogensverlies gevende overgang achterwege kan blijven.
Vermogensverliezen worden verder beperkt gehouden wanneer twee inlaten voorzien zijn in plaats van een 5 inlaat waarop twee zuigleidingen uitkomen. Bij voorkeur komen de beide inlaten uit in de inlaatkamer in richtingen met eenzelfde tangentiale component.
Met de aldus verkregen lage constructiehoogte heeft het de voorkeur dat de wormrollen zich uitstrekken 10 tot boven de pomp, zodat de pomp in de luwte ligt van de wormrollen.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een centrifugaalpomp voorzien van een of meer van de voornoemde bijzondere kenmerken.
15 In een derde verdere ontwikkeling is de pomp een axiale plunjerpomp.
Vanuit een verder aspect verschaft de uitvinding een voertuig van de vooromschreven soort, voorzien van een aan het chassis bevestigde ophangbeugel, waaraan een 20 ophangdraad verbonden kan worden, waarbij de ophangbeugel beweegbaar is tussen een opstaande neerlaat en ophaalstand en een neergeklapte werkstand. Aldus zal de ophangbeugel de graafwerkzaamheden niet in de weg kunnen zitten, in het bijzonder geen uitstekend deel vormen dat de voortgang van 25 het voertuig kan belemmeren.
Bij voorkeur is het voertuig voorzien van cp afstand losbare, bij voorkeur zelfgrendelende middelen voor het vergrendelen van de ophangbeugel in de werkstand, zodat bij het bewegen van het voertuig een onderdeel van 30 de jacketconstructie niet onder de ophangbeugel kan grijpen en de ophangbeugel dan opwaarts gedwongen zou worden tot de ophaalstand en verdere beweging van het voertuig verhinderd zou zijn.
Vanuit een verder aspect is het voertuig volgers 35 de uitvinding voorzien van tenminste een microfoon, waardoor opgemerkt kan worden wanneer het voertuig een hard voorwerp zoals een container tegenkomt en de juiste maat- 101 34S9 9 regelen in de besturing van het voertuig genomen kunnen worden.
Bij voorkeur is het voertuig voorzien van op afstand bestuurbare middelen voor het aansturen van de 5 aandrijvingsmiddelen en de ontgravingsmiddelen en de transportmiddelen.
Vanuit een verder aspect wordt een inrichting voor het neerlaten en ophalen van een voertuig volgens de uitvinding verschaft, omvattend een gestel dat voorzien is 10 van een ophangmiddel en middelen voor het losmaakbaar houden van het voertuig, waarbij het gestel voorts een haspel omvat voor een gecombineerde besturings, bedienings en voedingsleiding voor het voertuig. Aldus wordt voorzien in een laaggelegen voorraad voor de genoemde leiding, 15 zodat deze voorraad beperkt gehouden kan worden en daarmee ook de haspel.
Deze eenvoud wordt vergroot indien ter plaatse van het ophangmiddel een aansluiting aanwezig is voor een voedingsleiding en waarbij het gestel voorzien is van een 20 middels de voedingsleiding bestuurbare hydraulische eenheid die via hydraulische leidingen in de gecombineerde leiding in hydraulische verbinding staat met de aandrijvingen in het voertuig.
Bij voorkeur is het gestel voorzien van een ge-25 leiding voor een van het voertuig af komende specie-af-voerleiding, waarmee de aanwezigheid onder water van het gestel benut kan worden voor het richten van de afvoerlei-ding.
Bij voorkeur omvatten de middelen voor het 30 losmaakbaar houden van het voertuig een bij voorkeur open afwikkelbare ophangdraad voor het voertuig.
De uitvinding zal hieronder worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bij gevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in: 35 Figuur 1 een schematische weergave van een opstelling van een boorplatform, waarbij een inrichting volgens de uitvinding in bedrijf is; 1 0 1 3439^ 10
Figuur 2 een detail van figuur 1 van een voertuig volgens de uitvinding tijdens bedrijf;
Figuur 3 een bovenaanzicht op een uitvoering van een voertuig volgens de uitvinding; 5 Figuur 4 een zij-aanzicht op een voertuig vol gens de uitvinding;
Figuur 5 een bovenaanzicht op een centrifugaal-pomp voor een voertuig volgens de uitvinding;
Figuur 6 een dwarsdoorsnede door de centrifr-10 gaalpomp van figuur 5;
Figuur 7 een alternatieve uitvoering van een voertuig volgens de uitvinding;
Figuur 8 een schematisch aanzicht in doorsnede op de pomp in het voertuig van figuur 7; 15 Figuur 9 een aanzicht op een hulpinrichting voer het voertuig volgens de uitvinding; en
Figuur 10 een bovenaanzicht op het voertuig van figuur 2 tijdens bedrijf.
In figuur 1 is weergegeven een waterlichaam 5 en 20 een daarin geplaatst boorplatform 1, met een boven ce waterspiegel 6 reikende bovenbouw 2 en een jacket- cf steunconstructie 3, die op bekende wijze gefundeerd is in de water- of zeebodem middels palen bij de hoekpunten. Ie jacketconstructie 3 is een vakwerkconstructie, waarvan ce 25 onderste dwarsbuizen 8 bij het bed 7 gelegen zijn. Binnen de vakwerkconstructie 3 is op het bed 7 een heuvel S afvalsediment aanwezig, in hoofdzaak bestaande uit zoge-naamde "drill cutting", in bijzonder met olie en zware metalen vervuilde grond afkomstig van het met het boor-30 platform 1 uitgevoerde boorproces. De heuvel S strekt zich hierbij tot buiten de vakwerkconstructie uit.
De bovenbouw 2 is voorzien van een uithouder 1", met geleiding 16 voor systematisch weergegeven - flexibele persleiding 15 die leidt naar pomp 19 in de bovenbouw 2, 35 en vandaar, maar niet weergegeven, naar een afgifte- of opslagmiddel, zoals een bij de bovenbouw 2 af te meren hopperschip.
1 01 3439¾ 11
De uithouder 17 draagt voorts geleiding 18 voor een kabel 14, die niet alleen dient als ophanging voor het nog nader te beschrijven ophanggestel 13, maar ook een functie vervult in de stroomvoorziening voor het bagger-5 voertuig 10 dat op de waterbodem 7 is neergelaten. Vanuit het ophanggestel 13 strekt zich een ophangdraad 12 uit naar het voertuig 10, alsmede een gecombineerde dienstleiding 11, waarin opgenomen kunnen zijn hydraulische leidingen en elektrische leidingen voor het bedienen van de 10 verschillende functies van het voertuig 10.
Het voertuig is, zoals weergegeven in figuur 3, op kenmerkende wijze samengesteld, waarbij om te beginnen genoemd kunnen worden de aan weerszijden van het chassis 60 geplaatste wormrollen 20a, 20b, die voorzien zijn van 15 tegengestelde schroeven 30a, 30b, die gedraaid worden in richtingen B en C. De wormrollen 20a, 20b zijn in hoofdzaak hol, en bieden plaats aan de verder niet weergegeven aandrijvingen daarvoor, die bij voorkeur hydraulisch bediend worden, via de meervoudige functieleiding 20 11.
De aandrijvingen voor de wormrollen 20a, 20b kunnen onafhankelijk van elkaar bediend worden. Door bijvoorbeeld de wormrol 20a te laten draaien en de wormrol 20b stil te houden zal men het voertuig 10 een bocht naar 25 links kunnen laten maken.
Bijzonder is voorts dat de wormrollen 20a, 20b aan hun uiteinden draaibaar gelagerd zijn in van het chassis 60 zijwaarts uitstekende uithouders 21a, 21b en 22a, 22b, waarbij tenminste de uithouders 21a, 21b om een 30 horizontale as 23a, 23b scharnierbaar zijn en middels niet weergegeven aandrijfmiddelen selectief in een gewenste gedraaide stand geplaatst kunnen worden. Hiermee kan tijdens het bedrijf van het voertuig 10 de gewenste wormrol 20a of 20b in een ten opzichte van de richting A van 35 voortgang gekantelde stand geplaatst worden, zodat ook de werkrichting van het voertuig 10 in het verticale vlak beschouwd beïnvloedt kan worden. De uithouders 21a,21b en 1013439· 12 22a,22b kunnen zonodig zover omhoog gedraaid worden, dat de wormrollen 20a,20b boven de onderzijde van het chassis komen te liggen, met de schroeven vrij van de bodem, zodat het terugtrekken van het voertuig 10 in geval de aandrij-5 ving van de wormrollen 20a,20b niet meer functioneert, vergemakkelijkt wordt. Hiertoe kan voor de beweging van de uithouders een aparte voeding voorzien zijn, bij voorkeur in de vorm van een op het voertuig aanwezige (hydraulische) accu.
10 In figuur 3 is verder weergegeven dat het voer tuig 10 aan de voorzijde voorzien is van drie graaf rollen 24a, 24b en 25, waarbij de rollen 24a, 24b naar buiten tce schuin staan en voorzien zijn van schroeven 31a, 31b cp hun cilindrische mantel en met behulp van in de rollen 15 24a, 24b opgenomen aandrijfmiddelen, die net als ce aandrijfmiddelen voor de wormrollen 20a, 20b hydraulisch bediend zijn, aangedreven worden in respectievelijk richtingen D en E. De transportrichtingen langs de voorzijde zullen hierdoor een buitenwaarts gerichte component heb-20 ben. De graafrollen 24a, 24b zijn aan weerszijden draai baar gelagerd in op het chassis 60 aangebrachte uithouders 26a, 27a en 26b, 27b. Door de schuine stand van de graai-rollen 24a, 24b zullen de lageringen aan uithouders 26c., 26b zich in de luwte van de graafrollen 24a, 24b bevinden. 25 Bij de graafrollen kunnen spuitmiddelen voorzien zijn voor het middels spuiten van waterstralen ondersteunen van het ontgravingsproces en het transport.
Aan het vooreind van het voertuig 10 is de graafrol 25 gelagerd in uithouders 28a, 28b, die een 30 voortzetting vormen van met het chassis 60 verbonden uithouder 29. De graafrol 25 is opgebouwd uit twee afgeknotte kegelvormige mantels 2 5a, 25b, die met hun grootste vlak tegen elkaar geplaatst zijn. Op de mantel 25a is een schroef 32a voorzien en op de mantel 25b een 35 schroef 32b, welke een tegengestelde spoed aan die van schroef 32a. Ook nu vindt aandrijving plaats met behulp van aandrijfmiddelen die opgenomen zijn in de graafrol 25, 101 34 3 9 * 13 met behulp waarvan de rol 25 in de richting F geroteerd wordt. De gekozen vorm van de graafrol 25 heeft tot gevolg dat voorwerpen die daar tegen aan komen als vanzelf opzij gedwongen worden en het voertuig 10 niet snel ongewenst 5 gestopt wordt door zo'n voorwerp.
In werkrichting gezien achter de graafrollen 24a, 24b bevinden zich zuigkamers 33a, 33b die elk van een instelbaar vizier voorzien kunnen zijn teneinde de grootte van de toegangsopening daarvan achter de graafrollen 24a, 10 24b in te stellen. Hiertoe zijn verder niet weergegeven aandrijvingen en bedieningsleidingen voorzien, die via de meervoudige functieleiding 11 naar het ophanggestel 13 en via de kabel 14 met het bedieningscentrum in de bovenbouw 2 in verbinding staan.
15 De zuigkamers 33a, 33b komen uit in zuigleidin- gen 34a, 34b, die via flensverbindingen over gaan in inlaatleidingen 35a, 35b naar een pomp 40, die via uitgang 41 uitkomt op persleiding 15.
Voorts in figuur 3 nog weergegeven een afsluit-20 baar deksel 62 voor een ruimte die benut kan worden voor eventuele verdere besturingselementen, en scharnierverbin-dingen 51a, 51b voor de beugel 61, die hier weergegeven is in neergeklapte, aan het chassis 60 vergrendelde stand, en aan het uiteinde verbonden is aan ophangdraad 12.
25 In figuur 2 is in detail te zien hoe het een geringe hoogte bezittende voertuig 10 in de richting A onder de onderste dwarsbuis 8 van de vakwerkconstructie 3 heen beweegt, op een plaats tussen de hoekpunten van de vakwerkconstructie, zodat de beweging vrij van de 30 obstakels op en boven de zeebodem aldaar kan plaatsvinden. De ophangdraad 12, de gecombineerde functieleiding 11 en de flexibele afvoerleiding 15 blijven daarbij buiten de vakwerkconstructie 3. Bij voortbeweging in de richting A komt het voertuig 10 bij de hoop afvalmateriaal S om deze 35 te verwijderen en middels nog te beschrijven graaf- en pompmiddelen af te geven aan de afvoerleiding 15. In figuur 4 is duidelijk weergegeven dat de constructiehoogte 10134301 14 van het voertuig 10 bepaald wordt door de wormrollen 20a, 20b. Hierdoor hoeft het voertuig 10 zich niet ver in te graven om onder de dwarsbuis 8 van de vakwerkconstructie 3 heen te bewegen en komt deze aan bij ophoping S op een 5 niveau dat vrijwel gelijk ligt met een onderbegrenzing van die ophoping.
De lage constructiehoogte wordt mede mogelijk gemaakt door de ligging van de pomp tussen de aandrij-vingsdelen voor het voertuig 10.
10 In figuur 5 en 6 is de cent rif ugaalpomp 40 weergegeven, die overeenkomt met die welke opgenomen is in het voertuig 10 van figuur 3. De centrifugaalpomp 40 kan een zodanige opvoerhoogte realiseren, dat er ook in diep water, van bijvoorbeeld 150 m diep) zonder boosterstaticn 15 specie tot boven de waterspiegel 6 geperst kan worder. Zoals bij combinatie van de figuren 5 en 6 te zien is, is er sprake van een ringvormige inlaatkamer 48, waarin ce rechthoekige inlaatleidingen 35a, 35b uitmonden. Ie stromingsrichting is rechtsom, waarbij tijdens het 20 rondstromen de specie volgens de richtingscomponent J overgaat naar de verdeelkamer 49, die precies onder c.e inlaatkamer 48 gelegen is, en daarbij als het ware één grote ringkamer vormt. Aan de radiale buitenzijde van c.e verdeelkamer 49 bevinden zich een aantal schoepen 50, die 25 in de richting H worden geroteerd middels een hydraulische aandrijving 47 die met aandrijfas 45 en aandrijfhuis 44 middels lagers 4 6 gelagerd is in het pomphuis en in cle axiale ruimte 43 die gerealiseerd is binnen de kamers 48, 4 9 opgenomen i s.
30 De schoepen 50 kunnen nog binnenwaarts voortge zet zijn in gedeelten 52, waarbij zij in de verdeelkamer 49 reiken. De radiale beneden-binnenrand van de verdeelkamer 49 kan afgerond zijn uitgevoerd, zoals weergegeven.
Aan de radiale buitenzijde van de schoepenruim-35 te bevindt zich de gebruikelijke slakkenhuisvormige kamer 51, die overgaat in persbuis 41, die met flens 41a aangesloten is op de afvoerleiding 15. Aan de hand van de diver- 1013'Cn' 15 se weergegeven stromingsrichtingen en de weergegeven opstelling merkt men op dat de stroming zich in hoofdzaak evenwijdig aan het horizontale vlak voltrekt, behoudens de richtingscomponent J voor verplaatsing van inlaatkamer 48 5 naar de verdeelkamer 49. De richtingsovergangen zijn hierdoor, voorzover aanwezig, vloeiend. Een platte constructie, inclusief inlaten en uitlaten, is mogelijk. Bovendien is gunstig dat de inlaat de specie binnenlaat op een punt dat verhoudingsgewijs op grote afstand ligt van 10 het rotatiemiddelpunt.
De centrifugaalpomp 40 kan eenvoudig ingericht worden om delen van 100 mm grootte door te laten.
In de figuren 7 en 8 is een alternatief weergegeven van het voertuig volgens de uitvinding, nu voertuig 15 110 met een axiaalpomp 140, welke pomp eveneens tussen de rollen 120a, 120b gelegen is en waarbij zuigleidingen 134a, 134b uitkomen in inlaten 135a, 135b, die dwars staan op het huis 136 van de axiaalpomp 140. De axiaalpomp 140 bezit een aantal schroefvormige schoepen 150, die aan-20 gedreven worden door een as 145, die aangedreven wordt middels hydraulische of elektrische motor 165. Tijdens bedrijf treedt de specie toe in de richtingen K en L om vervolgens in de richting M via perseind 141 in de afvoer-leiding 15 gedwongen te worden.
25 In figuur 9 is het ophanggestel 13 weergegeven, dat middels over aan uithouder 17 van de bovenbouw 2 bevestigde geleiderol 18 vervoerde kabel 14 opgehangen is aan de bovenbouw 2, waarin een lier voor de kabel 14 aanwezig is. Het ondereind van de kabel 14 is gevormd als 3 0 een klos 72 die ter plaatse van scharnierverbinding 71 bevestigd is aan de bovenzijde van het frame 70 van het ophanggestel 13. Het ophanggestel 13 is voorts voorzien van een uithouder 73, waarin geleiderollen voor de afvoer-leiding 15 en een geleiderol voor de meervoudige functie-35 kabel 11 aanwezig zijn. Voor de kabel 11 is een haspel 74 in het gestel 13 aangebracht, waarop de kabel 11 in één vlak gewikkeld kan worden, dat wil zeggen dat de wikkel in- 1013439^ 16 gen in radiale zin op elkaar gelegen zijn.
Te zien is dat de hydraulische leidingen 11' worden afgetakt voordat zij de haspel 74 binnengaan. De hydraulische leidingen 11' worden apart opgerold, via een 5 aantal spanrollen 78a, 78b, 78c, op haspel 80, waarbij de rol 78a middels hefboomstang 75, cilinderzuigersamenstel 76 op en neer beweegbaar is. Met een dergelijke op zich bekende - constructie wordt lengte van de hydraulische leidingen 11' opgeslagen binnen het gestel 13, zonder dat 10 een roterende hydraulische doorvoer nodig is.
Voorts is weergegeven de lier 79, waarmee ce ophangdraad ingehaald en uitgevierd wordt, welke draad bevestigd is aan het boveneind van de beugel 61 van het voertuig 10.
15 Ook is schematisch weergegeven een hydraulische persdrukbron 77, die gevoed wordt door de stroomleiding in de kabel 14 en zorgt voor hydraulische druk in de leidir-gen 11' . Door de lage plaatsing in het systeem kunnen ce hydraulische leidingen kort gehouden worden, hetgeen 20 voordelig is uit handlingsoogpunt.
Wanneer de hoop S verwijderd moet worden onder een boorplatform laat men het gestel 13 aan de kabel 14 neer langs de buitenzijde van de vakwerkvormige steur -constructie 3 van het boorplatform, totdat het voertuig 10 25 naast de constructie op de zeebodem 7 terecht is gekomer.. Tijdens het neerlaten viert men de afvoerleiding 15.
Vervolgens wordt de lier 79 vrijgegeven, alsmede de haspel 74, en houdt men de kabel 14 weer enigszins ir.. Via de electrische bedieningsleiding die in de kabel 14 is 30 opgenomen kunnen de diverse functies in het gestel 13 bediend worden vanaf de bovenbouw van het boorplatform. De besturingsignalen worden via de meervoudige functiekabel 11 doorgegeven aan het voertuig 10. Dit voertuig 10 wordt dan zodanig bediend dat het onder de "bracing" 8 door-35 graaft naar de hoop S. Daarbij wordt gebruikt gemaakt van de graafcapaciteiten van de ontgravingsrollen 24, 25 vooraan het voertuig 10. Via de zuigmonden en de ponp 1 Π 1 sm o o ™ fl U I ‘‘i 4 17 wordt het afgegraven materiaal -eerst bodemmateriaal, dan verontreinigde specie- afgevoerd via de afvoerleiding 15.
Tijdens het onder de "bracing" 8 door bewegen van het voertuig kan de beugel 61 daardoor neerwaarts 5 gedwongen worden en kan er met behulp van niet weer gegeven vergrendelmiddelen de beugel 61 in zijn platte stand geborgd worden aan het chassis 60.
Het voertuig 10 wordt nu bediend om de hoop S af te graven, zoals weergegeven in figuur 10. De wormrollen 10 20a,20b worden daarbij aangestuurd om het voertuig 10 volgens een voor het verwijderingsproces optimaal pad te laten bewegen.
Tijdens het proces van het af graven van de hoop S kan het gebeuren dat het voertuig ook boven zich materi-15 aal krijgt, hetgeen echter, doordat de transportrichting aan de bovenzijde en aan de onderzijde van de wormrollen 20a, 20b gelijk is, de voortgang van het werk niet hoeft te belemmeren.
Wanneer de hoop S verwijderd is -ook het 20 gedeelte buiten de constructie 3, waartoe het voertuig 10 ook onder de rechter "bracing" bewogen wordt- kan met het voertuig 10 weer terug halen, door de wormrollen 20a, 2 0b tegengesteld aan te drijven en, hetgeen ook in het geval van nood kan, aan de draad 12 te trekken. Door de borging 25 van de beugel 61 is de juiste richting van de uitgeoefende trekkracht gewaarborgd. Wanneer het voertuig 10 weer buiten de steunconstructie 3 is gekomen, beneden de uithouder 17, zorgt men via de meervoudige functiekabel 11 voor ontgrendel ing van de beugel 61, waarna door het 30 uitoefenen van trekkracht op de treklijn 12 de beugel 61 omhoog geklapt wordt. Vervolgens laat men het gestel 13, dat op enige afstand boven de zeebodem gehouden is, neer onder het gelijktijdig inhalen van de meervoudige functiekabel 11 en de ophangdraad 12. Wanneer het gestel 13 35 aangekomen is in een positie ten opzichte van het voertuig 10 zoals weergegeven in figuur 9, zet men de lieren en haspels op het gestel 13 vast, hetgeen ook weer vanaf de 1013439^ 18 bovenbouw op afstand kan geschieden, en haalt men de kabel 14 en de afvoerleiding 15 in.
Begrepen zal worden dat het voertuig volgens ce aanvrage ingezet kan worden op andere werken waar een lace 5 constructiehoogte van voordeel is voor de uitvoering ven het werk. Evenzo kan de weergegeven centrifugaalpomp met zijn platte vorm toegepast worden op andere plaatsen waar de te benutten ruimte gering is/moet zijn. Voorts kan het gestel met op afstand gelegen hydraulische vermogensbrcn 10 elders aanwending vinden. De aanvrage ziet ook op dergelijke toepassingen.
1013433 <
Claims (44)
1. Werkwijze voor het verwijderen van sediment materiaal van een waterbodem, zoals afvalmateriaal afkomstig van een olie- of gas exploratie of -exploitatie met behulp van een middels een op een waterbodem 5 geplaatste steunconstructie ondersteund boorplatform, welk materiaal zich op de waterbodem binnen, onder en eventueel rondom de steunconstructie heeft opgehoopt, waarbij een baggervoertuig wordt neergelaten buiten langs en/of om de steunconstructie, het voertuig op afstand bediend wordt om 10 onder de steunconstructie door van opzij naar het materiaal te bewegen en vervolgens het materiaal te verwijderen.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het materiaal middels pompmiddelen en een daarop aangesloten, 15 eveneens onder en buitenom de steunconstructie, tot boven de waterspiegel reikende leiding afgegeven wordt aan een boven de waterspiegel gelegen opvangmiddel of verdere leiding.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij 20 gebruik gemaakt wordt van op het voertuig aangebrachte pompmi dde1en.
4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij gebruik gemaakt wordt van een buiten de steunconstructie gevoerde bedieningsleiding voor het voertuig.
5. Werkwijze volgens een der conclusies 1-4, waarbij het voertuig neergelaten en opgehaald wordt met behulp van een aan het platform of een ander relatief plaatsvast opgesteld lichaam gehangen gestel, dat zelf voorzien is van een voorraad voor de bedieningsleiding van 30 het voertuig en van een bestuurbare eenheid, zoals een hydraulische of pneumatische drukbron, voor het via de 1013439 1 bedieningsleiding bedienen van de verschillende functies van het voertuig.
6. Werkwijze volgens een der vóórgaands conclusies, waarbij het voertuig neergelaten wordt vanaf 5 het hoorplatform.
7. Voertuig voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, omvattend middelen voor het verwijderen van het materiaal en middelen voor het vanaf de verwijderingsmiddelen transporteren van het 10 materiaal naar elders, alsmede middelen voor het voortbewegen van het voertuig over de waterbodem, waarbij het voertuig een langsas omvat en de voortbewegingsmiddelen tenminste twee aan weerszijden van de langsas van het voertuig geplaatste, van een tegengestelde spoed voorziene 15 wormrollen omvatten.
8. Voertuig volgens conclusie 7, omvattend een chassis, waarbij de wormrollen aan weerszijden buiten het chassis reiken.
9. Voertuig volgens conclusie 8, waarbij ce 20 wormrollen althans nagenoeg geheel buiten het chassis reiken.
10. Voertuig volgens conclusie 7,8 of 9, waarbij het chassis in het algemeen lager reikt dan de wormrollen.
11. Voertuig volgens een der conclusies 7-1C, 25 voorzien van aandrijvingen voor de wormrollen, die onaf - hankelijk van elkaar regelbaar zijn.
12. Voertuig volgens een der conclusies 7-1], waarbij de wormrollen gelegerd zijn in aan het voertuig bevestigde ophangingen, welke ophangingen onafhankelijk 30 van elkaar in hoogte instelbaar zijn.
13. Voertuig volgens een der conclusies 7-12, waarbij de wormrollen gelegerd zijn in aan het voertui.g bevestigde ophangingen, welke ophangingen beweegbaar zij n voor het boven de onderzijde van het chassis heffen van de 35 onderzijde van de wormrollen, bij voorkeur middels onafhankelijke bekrachtigbare aandrijvingsmiddlen.
14. Voertuig volgens een der conclusies 7-13, waarbij de wormrollen voorzien zijn van inwendige ruimtes, waarin althans een deel van de aandrijving van de wormrollen ondergebracht is.
15. Voertuig volgens een der conclusies 7-14, 5 waarbij de verwijderingsmiddelen ontgravingsrollen met ontgravingsschroeven omvatten, die in hoofdzaak symmetrisch aan weerszijden van de langsas opgesteld zijn, met manteloppervlakken die schuin naar voren en naar opzij gericht zijn, waarbij de translatierichting van de 10 schroeven bij voorkeur buitenwaarts is.
16. Voertuig volgens conclusie 15, waarbij de ontgravingsrollen twee buitenste rollen omvatten, die zodanig schuin opgesteld zijn om met de buitenrand van hun manteloppervlakken zijwaarts voorbij hun lagering te 15 reiken.
17. Voertuig volgens conclusie 15 of 16, waarbij de ontgravingsrollen een middelste rol omvatten, die een dubbelkegelvormig manteloppervlak bezit, waarop ontgravingsschroeven met respectieve tegengestelde spoed voor- 20 zien zijn.
18. Voertuig volgens conclusie 15, 16 of 17, waarbij de ontgravingsrollen voorzien zijn van inwendige ruimtes, waarin althans een deel van de aandrijving van de ontgravingsrollen ondergebracht is.
19. Voertuig volgens een der conclusies 7-18, waarbij de transportmiddelen een of meer zuigmonden en een op of in het chassis, achter de zuigmonden geplaatste pomp omvatten, die ontgraven specie afgeeft aan een persleiding.
20. Voertuig volgens conclusie 19, waarbij aan weerszijden van de langsas zuigmonden voorzien zijn, die via aparte zuigleidingen in verbinding staan met de pomp.
21. Voertuig volgens conclusie 19 of 20, waarbij de pomp een op parallelle wijze tussen de wormrollen 35 geplaatste axiaalpomp is.
22. Voertuig volgens conclusies 2 0 en 21, waarbij de zuigleidingen van tegengestelde zijden in hoofdzaak 1013439* dwars op de inlaat van de axiaalpomp uitkomen.
23. Voertuig volgens conclusie 19 of 20, waarb:.j de pomp een van een verticale rotatie-as voorziene centr:.-fugaalpomp is.
24. Voertuig volgens conclusie 23, waarbij de inlaat en de afvoer van de pomp zich in parallelle vlakken, dwars op de rotatie-as uitstrekken.
25. Voertuig volgens conclusie 23 of 24, waarb:.j de inlaat radiaal/tangentiaal op de pomp staat.
26. Voertuig volgens conclusie 23, 24 of 2 5, waarbij de aandrijving van de pomp geplaatst is binnen het slakkenhuis.
27. Voertuig volgens een der conclusies 23-26, waarbij de inlaat verticaal boven of onder de waaier 15 gelegen is, en uitkomt in een ringvormige inlaatkamer d:.e overgaat in een ringvormige verdeelkamer naar de waaier, waarbij bij voorkeur de inlaatkamer en de verdeelkamer verticaal in lijn met elkaar liggen.
28. Voertuig volgens conclusie 27, waarbij de 20 verdeelkamer onder de inlaatkamer ligt en bij voorkeur aan de onderste radiale binnenrand een gebogen geleidingsvlak vormt.
29. Voertuig volgens conclusie 28, waarbij de waaier radiaal binnenwaarts tot in de verdeelkamer reiken- 25 de schoepen bezit.
30. Voertuig volgens een der conclusies 23-2.0, waarbij de inlaat en de afvoer althans deels samenvallen, beschouwd in een verticaal vlak van projectie.
31. Voertuig volgens een der conclusies 23-30, 30 waarbij de inlaatkamer, de inlaat en de zuigleidingen een rechthoekige doorsnede bezitten.
32. Voertuig volgens een der conclusies 23-31, waarbij twee inlaten voorzien zijn, die bij voorkeur uitkomen in de inlaatkamer in richtingen met eenzelfde 35 tangentiale component.
33. Voertuig volgens een der conclusies 23-32, waarbij de wormrollen zich uitstrekken tot boven de pomp. 1013439-
34. Centrifugaalpomp zoals omschreven als onderdeel van het voertuig volgens een der conclusies 23-33.
35. Voertuig volgens conclusie 19 of 20, waarbij de pomp een axiale plunjerpomp is.
36. Voertuig volgens een der conclusies 7-33 of 35, voorzien van een aan het chassis bevestigde ophangbeugel, waaraan een ophangdraad verbonden kan worden, waarbij de ophangbeugel beweegbaar is tussen een opstaande neerlaat- en ophaalstand en een neergeklapte 10 werkstand.
37. Voertuig volgens conclusie 36, voorzien van op afstand losbare middelen voor het vergrendelen van de ophangbeugel in de werkstand.
38. Voertuig volgens conclusie 37, waarbij de 15 grendelmiddelen zelfgrendelend zijn.
39. Voertuig volgens een der conclusies 7-33 of 35-38, voorzien van tenminste een microfoon.
40. Voertuig volgens een der conclusies 7-33 of 35-39, voorzien van op afstand bestuurbare middelen voor 2. het aansturen van de aandrij vingsmiddelen en de ontgravingsmiddelen en de transportmiddelen.
41. Inrichting voor het neerlaten en ophalen van een voertuig volgens een der conclusies 3-33 of 35-40, omvattend een gestel dat voorzien is van een ophangmiddel 25 en middelen voor het losmaakbaar houden van het voertuig, waarbij het gestel voorts een haspel omvat voor een gecombineerde besturings-, bedienings- en voedingsleiding voor het voertuig.
42. Inrichting volgens conclusie 41, waarbij ter 30 plaatse van het ophangmiddel een aansluiting aanwezig is voor een voedingsleiding en waarbij het gestel voorzien is van een middels de voedingsleiding bestuurbare hydraulische eenheid die via hydraulische leidingen in de gecombineerde leiding in hydraulische verbinding staat met de 35 aandrijvingen in het voertuig.
43. Inrichting volgens conclusie 41 of 42, waarbij het gestel voorzien is van een geleiding voor een 1. i *2 ( o o ™ I U i \j ‘fr O & van het voertuig af komende specie-afvoerleiding.
44. Inrichting volgens conclusie 41, 42 of 43, waarbij de middelen voor het losmaakbaar houden van he; voertuig een ophangdraad voor het voertuig omvatten. -o-o-o-o-o-o-o-o- AF «jl O i ' ll W ij W ~l v.'
Priority Applications (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1013439A NL1013439C2 (nl) | 1999-11-01 | 1999-11-01 | Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van sediment-materiaal van een waterbodem. |
GB0205158A GB2371067B (en) | 1999-11-01 | 2000-10-31 | Device for removing sediment material from a water floor |
GB0026603A GB2355746B (en) | 1999-11-01 | 2000-10-31 | Method for removing sediment material from beneath a drilling platform |
GBGB0129256.4A GB0129256D0 (en) | 1999-11-01 | 2001-12-06 | Device for removing sediment material from a water floor |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1013439 | 1999-11-01 | ||
NL1013439A NL1013439C2 (nl) | 1999-11-01 | 1999-11-01 | Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van sediment-materiaal van een waterbodem. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1013439C2 true NL1013439C2 (nl) | 2001-05-08 |
Family
ID=19770168
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1013439A NL1013439C2 (nl) | 1999-11-01 | 1999-11-01 | Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van sediment-materiaal van een waterbodem. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
GB (2) | GB2355746B (nl) |
NL (1) | NL1013439C2 (nl) |
Families Citing this family (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BRPI0513022A (pt) * | 2004-07-07 | 2008-04-22 | Kidde Fire Fighting Inc | sistema de bombas incluindo bombas hospedeiras e satélites |
CN102505722B (zh) * | 2011-12-02 | 2013-09-11 | 青岛前进船厂 | 一种挖泥船绞刀轴系校中方法 |
CN108775039B (zh) * | 2018-07-30 | 2024-01-23 | 扬州清雨环保设备工程有限公司 | 一种底泥处理装置 |
Citations (9)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2020956A1 (nl) * | 1968-10-18 | 1970-07-17 | Japan Dev Constr | |
US3629963A (en) * | 1968-12-23 | 1971-12-28 | Japan Construction And Dev Co | Apparatus for levelling underwater ground |
FR2313547A1 (fr) * | 1975-06-04 | 1976-12-31 | Coflexip | Dispositif pour la recuperation de matieres solides sous-marines et procede pour la mise en oeuvre de ce dispositif |
GB1533822A (en) * | 1977-01-06 | 1978-11-29 | Diggs R | Deep sea mining apparatus and method |
DE2922996A1 (de) * | 1979-06-07 | 1980-12-18 | Buckau Wolf Maschf R | Vorrichtung zum loesen und aufnehmen von guetern des meeresbodens mittels eines verfahrbaren, ferngesteuerten grabgeraetes |
EP0155869A1 (fr) * | 1984-02-24 | 1985-09-25 | Chantiers Du Nord Et De La Mediterranee | Installation pour l'extraction de minerais des fonds marins |
GB2222424A (en) * | 1988-09-03 | 1990-03-07 | Murray Ian Engineering Ltd | Removing material from the seabed by dredging |
GB2250527A (en) * | 1990-12-05 | 1992-06-10 | Aberdeen Dredging & Pollution | Apparatus for use in dredging material |
GB2254890A (en) * | 1991-04-17 | 1992-10-21 | Pneuma Srl | Raising liquids; dredging apparatus. |
Family Cites Families (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4232903A (en) * | 1978-12-28 | 1980-11-11 | Lockheed Missiles & Space Co., Inc. | Ocean mining system and process |
GB2324821B (en) * | 1996-01-06 | 2000-02-16 | Ledingham Chalmers Trustee Com | Improvements in or relating to underwater mining apparatus |
AU7492898A (en) * | 1997-05-15 | 1998-12-08 | Orange County Water District | Method and system for cleaning a water basin floor |
-
1999
- 1999-11-01 NL NL1013439A patent/NL1013439C2/nl not_active IP Right Cessation
-
2000
- 2000-10-31 GB GB0026603A patent/GB2355746B/en not_active Expired - Lifetime
-
2001
- 2001-12-06 GB GBGB0129256.4A patent/GB0129256D0/en not_active Ceased
Patent Citations (9)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2020956A1 (nl) * | 1968-10-18 | 1970-07-17 | Japan Dev Constr | |
US3629963A (en) * | 1968-12-23 | 1971-12-28 | Japan Construction And Dev Co | Apparatus for levelling underwater ground |
FR2313547A1 (fr) * | 1975-06-04 | 1976-12-31 | Coflexip | Dispositif pour la recuperation de matieres solides sous-marines et procede pour la mise en oeuvre de ce dispositif |
GB1533822A (en) * | 1977-01-06 | 1978-11-29 | Diggs R | Deep sea mining apparatus and method |
DE2922996A1 (de) * | 1979-06-07 | 1980-12-18 | Buckau Wolf Maschf R | Vorrichtung zum loesen und aufnehmen von guetern des meeresbodens mittels eines verfahrbaren, ferngesteuerten grabgeraetes |
EP0155869A1 (fr) * | 1984-02-24 | 1985-09-25 | Chantiers Du Nord Et De La Mediterranee | Installation pour l'extraction de minerais des fonds marins |
GB2222424A (en) * | 1988-09-03 | 1990-03-07 | Murray Ian Engineering Ltd | Removing material from the seabed by dredging |
GB2250527A (en) * | 1990-12-05 | 1992-06-10 | Aberdeen Dredging & Pollution | Apparatus for use in dredging material |
GB2254890A (en) * | 1991-04-17 | 1992-10-21 | Pneuma Srl | Raising liquids; dredging apparatus. |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
GB0026603D0 (en) | 2000-12-13 |
GB2355746A (en) | 2001-05-02 |
GB0129256D0 (en) | 2002-01-23 |
GB2355746B (en) | 2003-01-22 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
JP5390593B2 (ja) | 水域の底にある物質を抽出するための抽出装置、抽出設備及び関連した方法 | |
DK2281091T3 (en) | IMPROVEMENTS IN AND IN CONNECTION WITH UNDERGRADING EXCAVATOR | |
HUE030692T2 (en) | Pumping tool for towing by towed self-loading suction dredger and towed self-loading suction dredger equipped with such a pumping device | |
JP2008255778A (ja) | アースオーガ装置 | |
JPH0551734B2 (nl) | ||
KR20140033369A (ko) | 해저 비축용 장치 및 방법 | |
WO2018178088A1 (en) | Autonomus dredging underwater device | |
JP4875461B2 (ja) | 浚渫装置 | |
NL1013439C2 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van sediment-materiaal van een waterbodem. | |
NL1017955C2 (nl) | Inrichting voor het verwijderen van sedimentmateriaal van een waterbodem. | |
US6276824B1 (en) | Apparatus and method for slurrying waste materials and drill cutting in a tank and transferring them therefrom | |
US1962363A (en) | Bucket dredge | |
JP2007217991A (ja) | 浚渫装置および浚渫方法 | |
GB2371067A (en) | Vehicle for dredging beneath a drilling platform | |
JP7319946B2 (ja) | 浚渫装置と浚渫システム、及び浚渫方法 | |
JP7252099B2 (ja) | 浚渫用アタッチメント及び浚渫システム | |
JPS584133B2 (ja) | 浚渫装置 | |
JP4718126B2 (ja) | 底質泥土回収装置及びその方法 | |
NL1012795C2 (nl) | Werkwijze en inrichting voor baggerwerkzaamheden met holle aandrijving voor een snijkop. | |
JP2004011184A (ja) | 軽量土砂用浚渫装置及びその浚渫方法 | |
JP4399436B2 (ja) | 掘削揚土用バケットとそのバケットを用いた掘削揚土装置 | |
CN212334277U (zh) | 恒拉力卷线装置及机器人 | |
CN211646532U (zh) | 一种绞吸挖泥船的装驳管装置 | |
CN214940580U (zh) | 一种绞吸挖泥船吹填土筛分装驳平台 | |
NO348102B1 (en) | Device, system and method for removing a subsea filter layer |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20100601 |