NL1013216C2 - Knoop. - Google Patents

Description

- 1 - *

KNOOP

5

De uitvinding heeft betrekking op een knoop en in het bijzonder op een knoop voor het vervaardigen van een net. Voor het knopen van netten wordt voornamelijk gebruik gemaakt van de weversknoop, omdat 10 dit een knoop is die gemakkelijk machinaal is te maken.

Een knoop in twee touwen wordt in het algemeen gekenmerkt door twee paar touwuiteinden, waarbij ieder touw een linker en een rechter touwuiteinde heeft, en een verstrengeling van de touwen 15 die de touwen met elkaar verbindt. De punten waar in de verstrengeling in ieder touw het linkeruiteinde overgaat in het rechter uiteinde zullen hier en hierna keerpunten worden genoemd. Onder het rechter respectievelijk linker touwuiteinde wordt hier en 20 hierna verstaan het volledige touwdeel na het keerpunt dat uiteindelijk rechts, respectievelijk links de knoop verlaat, waarbij onnodige kruisingen die zonder de verstrengeling van de touwen aan te tasten kunnen worden vermeden niet in beschouwing worden genomen.

25 Een veel gebruikte knoop om twee touwen aan elkaar te knopen is de platte knoop. Gebruik maken van de bovenstaande definities kan een platte knoop worden beschreven als een knoop in een eerste en een tweede touw met vier touwuiteinden waarvan ieder touw een 30 linker en een rechter touwuiteinde en waarvan, het eerste en het tweede touw in de keerpunten beide touwuiteinden van het tweede, respectievelijk het eerste touw kruisen, en het linker en rechter touwuiteinde van het eerste touw tussen de keerpunten 35 eenmaal kruist met het linker respectievelijk rechter touwuiteinde van het tweede touw.

Voor het maken van netten wordt in het algemeen de weversknoop gebruikt. Voor gangbare kunststofvezels voor netten als polyamides, 1013216

V

- 2 - polyolefines en polyesters heeft de weversknoop de eigenschap dat, als gevolg van de relatief hoge rek in deze vezels de knoop zichzelf bij het aanspannen steeds strakker trekt. Dit verschijnsel treedt niet op bij 5 "high performance" (HP) vezels, waarvan de rek veel geringer is. Onder HP vezels worden hier en hierna verstaan vezels met een zeer hoge modulus en sterkte als "high performance polyethyleen" (HPPE), polyvinylalcohol, liquid crystal polymers, aramide, en 10 polybisoxazoline (PBO). Door de hoge sterkte van dit type vezels kan de vezel een geringere doorsnede hebben, hetgeen voor visnetten het voordeel heeft dat daardoor de waterverplaatsing van een net uit dergelijke vezels vervaardigd geringer is. Het slepen 15 van een dergelijk net veroorzaakt daardoor minder weerstand. Hierdoor wordt een aanzienlijke brandstofbesparing bereikt.

Een belangrijke eigenschap van visnetten is dat alle mazen van een net gelijke afmetingen bezitten. 20 Een regelmatige maaswijdte kan gemakkelijk worden verstoord als een net tijdens gebruik aan een obstakel blijft haken. Vooral bij netten van vezels met een geringe rek, zoals HP-vezels kan dit leiden tot slip in de knopen in het net, waardoor mazen van ongelijke 25 grootte ontstaan.

Visnetten waarin de mazen ongelijk van grootte zijn, hebben het nadeel dat de stromingsweerstand in het water toeneemt. Bovendien zullen te grote mazen vis van gewenste afmetingen doorlaten, terwijl in te kleine 30 mazen vis gevangen wordt die onder de minimale afmetingen van de toegestane grootte van de te vangen vis valt.

Doel van de uitvinding is, te voorzien in een knoop met een hogere knoopslip.

35 Gevonden werd een knoop in een eerste en een tweede touw, waarvan ieder touw een linker en een 1013216 - 3 - rechter touwuiteinde heeft waartussen zich een keerpunt bevindt, met het kenmerk dat het eerste en het tweede touw in de keerpunten beide touwuiteinden van het tweede touw aan één kant, respectievelijk het eerste 5 touw aan de andere kant kruisen, het linker en rechter touwuiteinde van ieder touw na de keerpunten een kruispunt vormen en de knoop tussen de kruispunten ten minste vier kruisingen van de beide touwen bezit.

Onder een kruispunt wordt verstaan een 10 plaats waar beide uiteinden van één touw elkaar kruisen.

Onder een kruising wordt verstaan een plaats waar twee touwuiteinden van verschillende touwen elkaar kruisen.

15 Hierdoor wordt bereikt, dat de knoopslip meer dan verdubbelt terwijl de knoopsterkte niet of niet noemenswaardig afneemt.

Verrassenderwijs werd gevonden dat de knoop volgens de uitvinding ook voor gangbare materialen voor 20 netten als polyolefinen en polyesters een aanzienlijke verbetering van de knoopslip brengt. Het aantal kruisingen van de beide touwen bedraagt ten minste vier. Naarmate het aantal kruisingen toeneemt, neemt de knoopslip toe, maar daalt de knoopsterkte. In het 25 algemeen zal de knoop volgens de uitvinding niet meer dan acht kruisingen van beide touwen bevatten. Een knoop met meer dan acht kruisingen heeft een te lage knoopsterkte, bevat veel touwlengte en is moeilijk te leggen.

30 Bij voorkeur heeft de knoop volgens de uitvinding vier kruisingen in beide touwen tussen de kruispunten. Hierdoor wordt bereikt dat de knoop relatief eenvoudig is te maken. Vier kruisingen van de beide touwen tussen de kruispunten kunnen op 35 verschillende manieren worden gevormd. Eén manier om dit te bereiken is die waarbij één touwuiteinde van het 1013216 - 4 - eerste touw tweemaal met beide touwuiteinde van het tweede touw kruist. Afhankelijk van het feit of deze kruisingen met het linker dan wel het rechter touwuiteinde plaatsvinden, noemen we hier en hierna de 5 knoop volgens de uitvinding DIGO(LxL) of DIGO(RxR), welke respectievelijk in de figuren 4 en 5 zijn weergegeven. Beide knopen zijn eikaars spiegelbeeld.

Bij voorkeur heeft deze knoop drie kruispunten.

Een andere manier om vier kruisingen van 10 beide touwen te bereiken is doordat ieder touwuiteinde van het eerste touw beide touwuiteinden van het tweede touw één maal kruist. Dit kan op twee manieren, waarbij de resulterende knopen eikaars spiegelbeeld vormen.

Deze knopen worden hier en hierna de DIGO(LxR) en de 15 DIGO(RxL) genoemd en staan weergegeven in respectievelijk de figuren 1 en 2. Deze knoop heeft bij voorkeur twee kruispunten.

Bij voorkeur worden de vier kruisingen gevormd doordat ieder touwuiteinde van het eerste touw beide 20 touwuiteinden van het tweede touw één maal kruist. Hierdoor wordt bereikt, dat de knoopslip in beide touwen even hoog i s.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een knoop 25 volgens de uitvinding.

De werkwijze voor het vervaardigen van de knoop in een eerste en een tweede touw volgens de uitvinding bestaat uit de volgende stappen (figuur 3): a) het vrijhangende deel van het eerste touw, dat aan 30 beide touwuiteinden is gefixeerd, b) wordt 180° gedraaid, zodanig dat een lus ontstaat, waarvan het linker touwuiteinde in aanzicht in een kruising met het rechter touwuiteinde boven het rechter touwuiteinde ligt; 35 c) het tweede touw wordt van achteren door de lus gestoken en voor de kruising langs geleidt; 1013216 - 5 - d) vervolgens wordt het tweede touw achter het boven de kruising gelegen deel van het linker eerste touwuiteinde langs naar voren gehaald en voor de beide eerste touwuiteinden langs naar rechts geleid 5 e) achter langs beide touwuiteinden van het eerste touw geleid en f) voor het linker eerste touwuiteinde, achter het rechter eerste touwuiteinde langs naar achteren in de lus wordt gestoken.

10 Met deze werkwijze wordt een DIGO(RxL) knoop vervaardigd.

Een andere werkwijze voor het vervaardigen van een knoop in een eerste en een tweede touw volgens de uitvinding bestaat uit de volgende stappen: 15 a) het vrijhangende deel van het eerste touw, dat aan beide touwuiteinden is gefixeerd, b) wordt 360° gedraaid, zodanig dat er twee kruisingen ontstaan, waarvan in de onderste kruising het rechter touwuiteinde in aanzicht voor het linker 20 touwuiteinde ligt; c) het tweede touw wordt van achteren door de lus gestoken en voor het, boven de kruisingen gelegen deel van het rechter touwuiteinde van het eerste touw langs naar achteren geleid, vervolgens 25 d) achter beide eerste touwuiteinden naar links geleid en e) nadat het tweede touw in aanzicht voor zichzelf is langs gehaald wordt het tussen linker en rechter touwuiteinde van het eerste touw boven de twee 30 kruisingen in het eerste touw naar achteren geleid, f) tussen de twee kruisingen in het eerste touw naar voren gehaald en g) door de lus naar achteren gestoken.

Met deze werkwijze wordt de DIGO(LxL) knoop 35 gevormd. De knopen gemaakt met bovenstaande werkwijzen zijn nieuw. De uitvinding heeft derhalve tl0 1 3 2 1 6 - 6 - tevens betrekking op knopen verkrijgbaar met de werkwijzen volgens de uitvinding.

Een bekende methode om de knoopslip van veel knopen nog extra verhogen is door de knoop te 5 coaten, de knoop al dan niet onder spanning een warmtebehandeling te geven, of een combinatie van beide methodes.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op het toepassen van de knoop volgens de uitvinding bij de 10 vervaardiging van een visnet en in het bijzonder bij de vervaardiging van een visnet uit voornamelijk HP-vezels. Bij voorkeur wordt de knoop volgens de uitvinding toegepast bij de vervaardiging van een HPPE visnet.

15 De uitvinding heeft ook betrekking op een visnet voorzien van knopen volgens de uitvinding. Bij voorkeur bestaat het visnet volgens de uitvinding voornamelijk uit HPPE vezels. Met name in netten van HPPE vezels biedt de drievoudige verhoging van de 20 knoopslip het voordeel dat de stabiliteit van de mazen tegen vervorming sterk wordt verhoogd.

De uitvinding wordt geïllustreerd aan hand van onderstaande figuren. Figuur 1 toont de DIGO(LxR) knoop. Figuur 2 toont de DIGO(RxL) knoop. In figuur 3 25 wordt getoond hoe de DIGO(RxL) knoop wordt gemaakt volgens de boven beschreven werkwijze. Hierbij corresponderen de letters in de figuur met de in de werkwijze beschreven stappen. Figuur 4 toont de DIGO(LxL) en figuur 5 de DIGO(RxR) knoop.

30 De uitvinding wordt verder aan de hand van onderstaande voorbeelden toegelicht. In deze voorbeelden is gebruik gemaakt van een meetmethode voor het bepalen van de knoopstabiliteit zoals beschreven in "Netting materials for fishing gear", Gerhard Klust, 35 Fishing News Books Ltd, Famham England, ISBN 0 85238 118 2, pagina 66 en 77. Bij deze methode 1013216 I · - 7 - wordt van het eerste touw één uiteinde in een klem van een trekbank gespannen en van het tweede touw worden in de twee touwuiteinden in een andere klem van de trekbank gespannen. De specifieke slipsterkte is 5 gedefinieerd als de maximale kracht die optreedt in de uitgevoerde trekproef gedeeld door de titer van het touw. De specifieke knoopsterkte wordt bepaald door van het eerste en het tweede touw beide touwuiteinden in te spannen en de trekproef uit te voeren. Alle proeven 10 werden in vijfvoud uitgevoerd en gemiddeld. De specifieke slip en sterkte worden in cN/dTex uitgedrukt.

Voorbeeld I

15 Twee onbehandelde Dyneema (SK 75) touwen (vlecht opgebouwd uit 16x1760 dTex garen, 2,75 steken/cm met een gewicht van 2,922 g/m) werden verbonden met een DIGO(RxR) knoop en een DIGO(LxL) knoop volgens de uitvinding. Van beide knopen werd 20 zowel de knoopsterkte als de knoopslip bepaald. Waar er verschillen zijn in slip tussen de beide touwen is de slip in het touw met de laagste knoopslip als Slip 1 vermeld. De resultaten staan in tabel 1.

25 Tabel 1 Knoopsterkten en knoopslip van Dyneema knopen volgens de uitvinding

Dyneema Sterkte Slip 1 Slip 2 knoop (cN/dTex) (cN/dTex) (cN/dTex) DIGO(RxR) 8,60 1,60 2,00 DIGO(LxL) 8,60 1,60 2,00 DIGO(RxL) 8,00 1,80 1,80 DIGO(LxR) 8,00 1,80 1,80 1013216 - 8 -

Voorbeeld II

Twee Dyneema touwen als in Voorbeeld I werden verbonden met een DIGO(RxL) en een DIGO(LxR) knoop volgens de uitvinding. Van beide knopen werden 5 zowel de knoopsterkte als de knoopslip bepaald. De resultaten staan in tabel 1.

Voorbeeld III

Twee onbehandelde polyester touwen werden 10 verbonden met knopen volgens de uitvinding als in

Voorbeelden I en II. Resultaten van de knoopsterkte-en knoopslipmetingen staan vermeld in tabel 2.

Tabel 2: Knoopsterkten en knoopslip van polyester 15 knopen volgens de uitvinding

Polyester Sterkte Slip 1 Slip 2 knoop (cN/dTex) (cN/dTex) (cN/dTex) DIGO(RxR) 2,6 1,3 1,4 DIGO(LxL) 2,6 1,3 1,4 DIGO(RxL) 2,7 1,2 1,2 DIGO(LxR) 2,7 1,2 1,2

Vergelijkend Experiment A

20 In de in Voorbeeld I genoemde Dyneema touwen en de in Voorbeeld II genoemde polyester touwen werden een weversknoop gemaakt. Van deze knopen werden de knoopsterkte en de knoopslip gemeten. De resultaten hiervan staan vermeld in tabel 3.

25

Tabel 3 Knoopsterkten en knoopslip van Dyneema en polyester weversknoop 1013216 - 9 -

Sterkte Slip 1 Slip 2 (cN/dTex) (cN/dTex) (cN/dTex)

Dyneema 9,5 0,5 0,7

Polyester 3,0 0,3 0,8

Uit het vergelijkend experiment blijkt, dat de 5 weversknoop voor zowel polyester als Dyneema een lage knoopslip heeft. Uit deze Voorbeelden en vergelijkende experimenten blijkt tevens, dat de knoop volgens de uitvinding zowel voor Dyneema als voor polyester een veel hogere knoopslip heeft dan de weversknoop, zonder 10 dat de knoopsterkte noemenswaardig afneemt.

1013216

Claims (9)

1. Knoop in een eerste en een tweede touw, waarvan 5 ieder touw een linker en een rechter touwuiteinde heeft waartussen zich een keerpunt bevindt, met het kenmerk dat het eerste en het tweede touw in de keerpunten beide touwuiteinden van het tweede touw aan één kant, respectievelijk het eerste 10 touw kruisen aan de andere kant, het linker en rechter touwuiteinde van ieder touw na de keerpunten een kruispunt vormen en de knoop tussen de kruispunten ten minste vier kruisingen van de beide touwen bezit.

2. Knoop volgens conclusie 1, die tussen de kruispunten vier kruisingen bezit, zodanig dat ieder touwuiteinde van het eerste touw beide touwuiteinden van het tweede touw één maal kruist.

3. Knoop volgens conclusie 1, die tussen de kruispunten vier kruisingen bezit, zodanig dat één touwuiteinde van het eerste touw tweemaal met beide touwuiteinde van het tweede touw kruist.

4. Werkwijze voor het vervaardigen van een knoop 25 volgens conclusie 2, met het kenmerk dat deze bestaat uit de volgende stappen: a) het vrijhangende deel van het eerste touw, dat aan beide touwuiteinden is gefixeerd, b) wordt 180° gedraaid, zodanig dat een lus 30 ontstaat, waarvan het linker touwuiteinde in aanzicht in een kruising met het rechter touwuiteinde boven het rechter touwuiteinde ligt; c) het tweede touw wordt van achteren door de 35 lus gestoken en voor de kruising langs geleidt; 1013216 - 11 - , » d) vervolgens wordt het tweede touw achter het boven de kruising gelegen deel van het linker eerste touwuiteinde langs naar voren gehaald en voor de beide eerste 5 touwuiteinden langs naar rechts geleid, e) achter langs beide touwuiteinden van het eerste touw geleid en f) voor het linker eerste touwuiteinde, achter het rechter eerste touwuiteinde langs naar 10 achteren in de lus wordt gestoken.

5. Werkwijze voor het vervaardigen van een knoop volgens conclusie 3, met het kenmerk dat deze bestaat uit de volgende stappen: a) het vrijhangende deel van het eerste touw, 15 dat aan beide touwuiteinden is gefixeerd, b) wordt 360 gedraaid, zodanig dat er een lus en twee kruisingen ontstaan, waarvan in de onderste kruising het rechter touwuiteinde in aanzicht voor het linker touwuiteinde 20 ligt; c) het tweede touw wordt van achteren door de lus gestoken en voor het, boven de kruisingen gelegen deel van het rechter touwuiteinde van het eerste touw langs naar 25 achteren geleid, vervolgens d) achter beide eerste touwuiteinden naar links geleid en e) nadat het tweede touw in aanzicht voor zichzelf is langs gehaald wordt het tussen 30 linker en rechter touwuiteinde van het eerste touw boven de twee kruisingen in het eerste touw naar achteren geleid , f) tussen de twee kruisingen in het eerste touw naar voren gehaald en 35 g) door de lus naar achteren gestoken.

6. Toepassing van de knoop volgens de uitvinding bij 1013216 - 12 - de vervaardiging van een visnet

7. Toepassing volgens conclusie 6, waarin het visnet voornamelijk uit HPPE vezels bestaat.

8. Visnet voorzien van knopen volgens een der 5 conclusies 1-3.

9. Visnet volgens conclusie 8, waarbij het visnet voornamelijk uit HPPE vezels bestaat. 1013216