NL1012650C2

NL1012650C2 - Werkwijze en inrichting voor het bemesten van een stuk land.

Info

Publication number: NL1012650C2
Application number: NL1012650A
Authority: NL
Inventors: Johannes Ballast
Original assignee: Duport B V
Priority date: 1999-07-20
Filing date: 1999-07-20
Publication date: 2001-01-23

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET BEMESTEN VAN EEN STUK LAND

De uitvinding betreft een werkwijze voor het bemesten van een stuk land, welke werkwijze de volgende stappen omvat: (a) het verschaffen van een hoeveelheid mest; 5 (b) het op het land aanbrengen van de mest.

Er zijn verschillende manieren om de mest op het land aan te brengen. Één daarvan is door het vanuit een verrijdbare wagen met daarop een tank in de lucht sproeien van mest, welke mest vervolgens op het land 10 valt. Het nadeel hiervan is dat er grote hoeveelheden ammoniak vrij komen, die schadelijke geacht worden voor het milieu. Een andere methode om mest aan te brengen op het land is door middel van het vormen van sleuven in de grond en het vervolgens volgieten van de sleuven met 15 mest. Dit wordt sleufkouterbemesten genoemd. Ook met andere bemestingsmethoden zoals injecteren, sleepvoetbemesten en sleepslangbemesten kan een aanzienlijke ammoniakuitstoot-reductie verkregen worden. Hierdoor wordt de ammoniakuitstoot aanzienlijk 20 verminderd.

Er is echter een tendens dat de ammoniakuitstoot nog verder verlaagd dient te worden. Dit komt tot uiting in verscherpte wetgeving in verschillende landen.

25 Het is een doel van de uitvinding deze extra vermindering van ammoniakuitstoot te bewerkstelligen.

Dit doel wordt bereikt met een werkwijze volgens de uitvinding, die gekenmerkt wordt door (c) het verschaffen van een hoeveelheid 30 vloeistof; (d) het over de aangebrachte mest aanbrengen van de vloeistof.

101 26 5 0 2

Wanneer de mest op het land is aangebracht zal een deel van het ammoniak uit de mest verdampen en als gas vanuit de mest opstijgen. Door nu een hoeveelheid vloeistof over de mest aan te brengen wordt deze 5 verdamping tegen gegaan en wordt bovendien reeds verdampt gas in de vloeistof opgenomen.

Een geprefereerde wijze voor het aanbrengen van de vloeistof op de mest is sproeien. Hierdoor wordt reeds verdampt gas beter in de vloeistof opgenomen, daar de 10 vloeistof als een soort nevel over de mest wordt verspreid.

In een voorkeursuitvoeringsvorm bevat de vloeistof ten minste één van de stoffen kalium, fosfor of stikstof. Hierdoor kunnen tegelijkertijd andere benodigde 15 voedingsstoffen aan de bodem worden toegevoegd.

In een andere uitvoeringsvorm bevat de vloeistof salpeterzuur. Het salpeterzuur kan met het ammoniakgas reageren tot NH4N03, wat een goede milieuvriendelijke meststof is.

20 In weer een andere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding bevat de vloeistof bodemverbeteraar, zoals dicyaandiamide of 3-methyl-pyrazol.

Bodemverbeteraar is algemeen verkrijgbaar en 25 dient gewoonlijk binnen een week na het bemesten op het land gebracht te worden. Nu dit nagenoeg tegelijkertijd plaats vindt, wordt een extra maal over het land rijden voorkomen.

De uitvinding betreft verder een inrichting 30 voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, welke inrichting omvat: - een verrijdbaar frame; - een aan het frame aangebrachte eerste opslagtank voor de mest; 35 - aan het frame aangebrachte middelen voor het op het land aanbrengen van de mest uit de eerste opslagtank. Dergelijke mestinrichtingen zijn algemeen 1012650 3 bekend en reeds hierboven schematisch beschreven. De inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt door - een aan het frame aangebrachte tweede opslagtank voor de vloeistof; 5 - sproeimiddelen voor het over de op het land aangebrachte mest sproeien van de vloeistof.

In een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding is de tweede opslagtank op de eerste opslagtank verwijderbaar aangebracht. Hierdoor kunnen 10 bestaande opslagtanks voor mest gebruikt worden en kan een extra tweede tank op deze bestaande opslagtank aangebracht worden.

In een andere uitvoeringsvorm zijn de eerste en tweede opslagtank gevormd door een eerste respectievelijk 15 tweede compartiment van een vloeistofhouder.

In weer een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat de inrichting - eerste sensormiddelen voor het meten van de zuurgraad van de mest; 20 - tweede sensormiddelen voor het meten van de zuurgraad van de vloeistof; - een eerste regelklep voor regelen van de toevoer van de mest aan de middelen voor het op het land aanbrengen van de mest; 25 - een tweede regelklep voor het regelen van de toevoer van de vloeistof aan de sproeimiddelen; - regelmiddelen voor het op basis van de metingen van de eerste en tweede sensormiddelen regelen van de eerste en de tweede regelklep.

30 Door middel van de regelmiddelen kan een mengsel van mestvloeistof van de gewenste zuurgraad verkregen worden.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding ligt de verhouding van 35 de inhoud van de eerste opslagtank en de tweede opslagtank tussen 20:1 en 5:1. Door deze verhouding zullen beide opslagtanks in gelijke verhouding leegraken, zodat men niet onverwacht met een lege tweede opslagtank 1012650 4 komt te staan terwijl de eerste opslagtank nog half gevuld is.

Deze en andere kenmerken van de uitvinding worden nader toegelicht aan de hand van de bijgaande 5 tekeningen.

Figuur 1 toont een perspectiefaanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 toont een detail van de inrichting volgens figuur 1; en 10 figuur 3 toont een schematisch diagram van een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een gebruikelijke verrijdbare mesttank 1 waarachter een bekende bemestingsinrichting 2 15 is aangebracht. Deze bemestingsinrichting 2 omvat een frame 3 waaraan een groot aantal snijwielen 4 zijn aangebracht, die in de grond een sleuf vormen. Achter snijwielen 4 is telkens een bijbehorend injectiedeel 5 aangebracht (zie ook figuur 2).

20 Mest vanuit de mesttank 1 wordt via een leiding 6 naar een verdeeleenheid 7 gebracht. Vanuit deze verdeeleenheid 7 wordt de mest via leidingen 8 naar elk afzonderlijk injectiedeel 5 geleid. Met het injectiedeel 5 wordt de mest dan vervolgens in de door snijwielen 4 25 gevormde sleuven gevoerd. Dit is op zich bekende techniek.

De bemestingsinrichting 2 omvat verder, volgens de uitvinding sproeimiddelen 9. In de in figuur 1 getoonde uitvoering zijn de sproeimiddelen 9 op elk 30 injectiedeel 5 aangebracht. Op de mesttank 1 is verder een tweede tank 10 aangebracht, waarin een vloeistof opgeslagen is. De in de tweede tank 10 bevatte vloeistof wordt via leidingen 11 naar de sproeimiddelen 9 geleid.

Wanneer nu de mest in de sleuf is aangebracht 35 zal uit deze mest gewoonlijk ammoniak verdampen. Door nu de vloeistof V bovenop de mest te spuiten wordt het ammoniakgas in de vloeistof opgelost en hierdoor neergeslagen. Deze vloeistof kan water zijn maar kan ook 1012650 5 salpeterzuur bevatten. De salpeterzuur zal met . ammoniakgas reageren en een milieuvriendelijke meststof vormen.

Figuur 3 toont een schematisch diagram van een 5 tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding. Hierin is een tank 20 verdeeld in twee compartimenten. In het eerste compartiment 21 is de mest opgeslagen en in het tweede compartiment 22 is de vloeistof opgeslagen. De verhouding van de mesthoeveelheid en de vloeistofhoeveelheid ligt 10 bij voorkeur tussen 5:1 en 20:1.

Daar de zuurgraad van de mest kan variëren is het noodzakelijk dat de hoeveelheid vloeistof die op de mest gesproeid wordt hierop wordt afgestemd. Hiertoe zijn in de eerste tank 21 en de tweede tank 22 twee sensoren 15 23 aangebracht, die de zuurgraad van de mest respectievelijk de vloeistof meten. Een regeleenheid 24 stuurt vervolgens kleppen 25 aan, die in de afvoerbuizen van de mest respectievelijk de vloeistof zijn aangebracht. Door een juiste aansturing van deze kleppen 20 25 kan de resulterende zuurgraad van het mest/vloeistofmengsel op het land gecontroleerd worden.

De in figuur 1 getoonde tweede tank 10 is losmaakbaar op de mesttank 1 aangebracht. Dit heeft het voordelen dat een gebruikelijke mesttank aangepast kan 25 worden aan het systeem volgens de uitvinding. Het is echter ook mogelijk, zoals getoond in figuur 3 een tank met twee compartimenten toe te passen.

Alhoewel de uitvinding aan de hand van een sleufkouterbemester is toegelicht, is deze daartoe niet 30 beperkt en kunnen de sproeimiddelen natuurlijk ook op andere zodenbemesters worden aangebracht, zoals op injectiebemesters, sleepvoetbemesters of sleepslangbemesters.

1012650

Claims

1. Werkwijze voor het bemesten van een stuk land, welke werkwijze de volgende stappen omvat: (a) het verschaffen van een hoeveelheid mest; (b) het op het land aanbrengen van de mest; 5 gekenmerkt door (c) het verschaffen van een hoeveelheid vloeistof; (d) het over de aangebrachte mest aanbrengen van de vloeistof.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door (e) het door sproeien uitvoeren van stap (d)

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 15 de vloeistof ten minste één van de stoffen kalium, fosfor of stikstof bevat.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de vloeistof salpeterzuur bevat.

5. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de vloeistof bodemverbeteraar bevat, zoals dicyaandiamide of 3-methyl-pyrazol.

6. Inrichting voor het uitvoeren van de 25 werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, welke inrichting omvat: - een verrijdbaar frame; - een aan het frame aangebrachte eerste opslagtank voor de mest; 30. aan het frame aangebrachte middelen voor het op het land aanbrengen van de mest uit de eerste opslagtank; gekenmerkt door 1012650 a - een aan het frame aangebrachte tweede , opslagtank voor de vloeistof; - sproeimiddelen voor het over de op het land aangebrachte mest sproeien van de vloeistof.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de tweede opslagtank op de eerste opslagtank verwijderbaar is aangebracht.

8. Inrichting volgens conclusie 6, 10 met het kenmerk, dat de eerste en de tweede opslagtank gevormd zijn door een eerste respectievelijk tweede compartiment van een vloeistofhouder.

9. Inrichting volgens conclusie 6, 15 gekenmerkt door, - eerste sensormiddelen voor het meten van de zuurgraad van de mest; - tweede sensormiddelen voor het meten van de zuurgraad van de vloeistof; 20. een eerste regelklep voor regelen van de toevoer van de mest aan de middelen voor het op het land aanbrengen van de mest; - een tweede regelklep voor het regelen van de toevoer van de vloeistof aan de sproeimiddelen; 25. regelmiddelen voor het op basis van de metingen van de eerste en tweede sensormiddelen regelen van de eerste en de tweede regelklep.

10. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat 30 de verhouding van de inhoud van de eerste opslagtank en de tweede opslagtank tussen 20:1 en 5:1 ligt. 1012650