NL1012622C2

NL1012622C2 - Werkwijze voor het vormen van gekleurde beeldpunten, alsmede drukkop en inktstraaldrukinrichting voor toepassing van de werkwijze.

Info

Publication number: NL1012622C2
Application number: NL1012622A
Authority: NL
Inventors: Petrus Leonardus Johann Welten; Robert Evert Anthony Braun; Fulgencio Arjona-Gomez
Original assignee: Stork Digital Imaging Bv
Priority date: 1999-07-16
Filing date: 1999-07-16
Publication date: 2001-01-17
Also published as: AU6028000A; US20020060718A1; EP1196291A1; WO2001005597A1; KR20020030782A

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het vormen van gekleurde beeldpunten, alsmede drukkop en inktstraal-drukinrichting voor toepassing van de werkwijze.

De uitvinding heeft betrekking op het vormen van gekleurde beeldpunten, bijvoorbeeld met een kleurendrukinrichting, zoals een kleureninktstraaldrukinrichting ("colour inkjetprinter") Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een 5 werkwijze voor het met een drukkop op een substraat vormen van beeldpunten met een voorafbepaalde beeldpuntkleur, welke drukkop is ingericht om tijdens bedrijf in een slag een heen en weer gaande beweging ten opzichte van het substraat uit te voeren, en welke drukkop inktspuiten omvat, die in de bewe-10 gingsrichting van de drukkop achter elkaar in een rij zijn opgesteld, welke werkwijze het toekennen van ten minste twee verschillende eerste kleuren aan inktspuiten van een beginreeks en aan inktspuiten van een eindreeks van de rij inktspuiten omvat, waarbij de eerste kleuren van de spuitmonden van de 15 beginreeks en de eerste kleuren van de spuitmonden van de eindreeks gelijk en zodanig worden gekozen dat deze de kleur zwart kunnen samenstellen en waarbij de kleurenvolgorde van de eerste kleuren in de eindreeks tegengesteld aan de kleurenvolgorde van de eerste kleuren in de beginreeks wordt gerangschikt, welke 20 werkwijze verder de stap omvat van het boven elkaar deponeren van inktdruppels met verschillende kleuren om een beeldpunt met een voorafbepaalde beeldpuntkleur te vormen.

In kleurendrukinrichtingen is noodzakelijkerwijs slechts een beperkt aantal verschillende inktkleuren beschikbaar. Om 25 toch beeldpunten (picture elements=pixels) met een willekeurige beeldpuntkleur te kunnen afdrukken worden inktdruppels van verschillende kleuren in een beeldpunt samengevoegd. Door een geschikte keuze van de toegepaste inktkleuren en de aantallen inktdruppels van dergelijke inktkleuren per beeldpunt kan een 30 grote verscheidenheid aan beeldpuntkleuren worden verkregen, bepaald door de toegepaste inktkleuren. Over het algemeen wordt gewerkt met de primaire inktkleuren cyaan (C) , magenta (M) en geel (Y) , en daarnaast eventueel zwart (K) . Naast deze zogeheten basiskleuren (CMYK) kunnen ook aanvullende kleuren worden toegepast.

*1012622 - 2 -

De term proceskleuren wordt gebruikt voor de kleuren die daadwerkelijk in een afdrukkop of -proces worden toegepast.

Bij kleurendrukinrichtingen, waarvan de drukkop een heen en weer gaande beweging ten opzichte van het te bedrukken 5 substraat uitvoert en waarbij de inktspuiten, gezien in de bewegingsrichting van de drukkop, in een rij achter elkaar zijn opgesteld, doet het probleem zich voor dat de volgorde waarin inktdruppels van verschillende kleuren een beeldpunt bereiken afhankelijk is van de bewegingsrichting van de afdrukkop. 10 Indien een beeldpuntkleur bijvoorbeeld wordt samengesteld uit de basiskleuren geel en magenta, waarbij geel zich in de afdrukkop rechts van magenta bevindt, zal indien de afdrukkop zich van links naar rechts beweegt ten opzichte van het te bedrukken substraat eerst een gele en daarna een magenta 15 inktdruppel op het beeldpunt worden aangebracht. Hierdoor zal de magenta-inktdruppel op de gele inktdruppel liggen. In de tegengestelde bewegingsrichting van de drukkop, d.w.z. van rechts naar links, zal eerst magenta en dan geel worden opgebracht, zodat de gele inktdruppel op de magenta-inktdruppel zal 20 liggen.

Het omkeren van de volgorde van de samenstellende inktdruppels kan kleurverschillen veroorzaken. Vooral indien in een beweging meerdere aansluitende beeldlijnen (rijen beeldpunten) worden gevormd kan dit kleurverschil zich manifesteren als 25 zogeheten "banen" in het beeld. Dergelijke kleurverschillen zijn ongewenst.

Het hierboven geschetste probleem van het optreden van ongewenste kleurverschillen tussen banen kan worden opgelost door in de drukkop de verschillende inktspuiten, gezien in de 30 bewegingsrichting van de drukkop, niet achter elkaar, maar onder elkaar op te stellen. Als gevolg van een dergelijke opstelling zal de druppeldepositievolgorde steeds hetzelfde zijn, ongeacht de bewegingsrichting van de drukkop. Een dergelijke opstelling heeft echter onder meer het nadeel, dat een 35 beeldpunt met een secundaire kleur (d.w.z. een kleur die door een combinatie van proceskleuren wordt gevormd) in meer dan één opeenvolgende slagen wordt gevormd, terwijl tussen de slagen vervorming van het substraat kan optreden. Bijvoorbeeld kan bij niet-dimensionaal stabiele substraten, zoals uit textiel, door 40 vochtopname krimp plaatsvinden. Hierdoor onstaan registerpro- 1012622 - 3 - blemen, die slechts met kostbare aanvullende maatregelen kunnen worden opgelost. Deze registerfouten als gevolg van vervorming van het substraat kunnen op eenvoudiger wijze worden voorkomen door de tijd tussen het deponeren van de eerste druppel van een 5 eerste proceskleur en het deponeren van de laatste druppel van de laatste proceskleur kleiner te houden dan de tijd, die voor de lokale vervorming van het substraat nodig is. Voor een bi-directionele intermitterende drukinrichting betekent dit dat de inktspuiten of groepen van inktspuiten voor elke proceskleur 10 naast elkaar gelegen dienen te zijn, gezien in de bewegingsrichting van de drukkop, hetgeen tot ongewenste kleurverschillen kan leiden, zoals hierboven reeds is uitgelegd. Een andere eenvoudige wijze om dit probleem van kleurverschillen op te lossen is een drukkop te gebruiken, waarin twee achter elkaar 15 liggende reeksen inktspuiten zijn voorzien, waarbij elke reeks een inktspuit voor elke proceskleur omvat, en de kleurenvolgor-de in de reeksen eikaars spiegelbeeld zijn. Gezien het beperkte aantal posities voor de inktspuiten, zoals reeds eerder is gesteld, is een dergelijke dubbele opstelling ongewenst.

20 Terzijde wordt hier opgemerkt, dat uit JP-A-9-277570 een drukwerkwijze en -inrichting bekend zijn, waarbij het hierboven besproken kleurverschil wordt aangewend om het kleurenbereik te vergroten. Deze Japanse octrooipublicatie openbaart daartoe een drukkop voor toepassing bij een werkwijze voor het bedrukken 25 van een substraat met beeldpunten met een zogenoemde secundaire kleur. Een dergelijke secundaire kleur wordt gevormd door het boven op elkaar deponeren van druppels van twee of drie verschillende, zogenoemde primaire kleuren. Deze bekende drukkop omvat inktspuiten of inkt spui tgroepen A, B, C voor het vormen 30 van inktdruppels met de verschillende primaire kleuren, waarbij de inktspuiten of groepen in de volgorde ABCBA, d.w.z. symmetrisch ten opzichte van de middelste inktspuit zijn opgesteld, zodat in elke bewegingsrichting van de drukkop de verschillende kleurtonen van de secundaire kleur kunnen worden gedrukt. Aldus 35 omvat het kleurbereik van deze bekende drukkop voor een secundaire kleur twee kleurtonen, die afhankelijk zijn van de depositievolgorde van de primaire kleuren. Als voorbeelden van de primaire kleuren worden magenta (M), cyaan (C) en geel (Y) genoemd.

- t »1012622 - 4 -

Een nadeel van deze drukkop volgens JP-A-9-277570 is dat slechts een beperkt aantal (primaire) kleuren wordt gebruikt, waardoor slechts een gedeelte van de kleurenruimte kan worden gedrukt, terwijl in de praktijk juist behoefte bestaat aan 5 verdere uitbreiding van het kleurenbereik van een kleurendruk-inrichting door het gebruik van aanvullende kleuren naast de bekende basiskleuren. Wanneer men het concept volgens deze Japanse octrooiaanvrage - een symmetrische opstelling van de inktspuiten - toepast voor een drukkop met aanvullende kleuren 10 naast de genoemde primaire kleuren, zijn voor elke aanvullende kleur een tweetal extra inktspuiten nodig. Gezien het meestal beperkte aantal beschikbare posities voor inktspuiten in de drukkop is het aantal uitbreidingsmogelijkheden dan klein. Daarnaast leidt verdubbeling van de proceskleuren tot hogere 15 kosten en een drukkop met grotere afmetingen.

De uitvinding beoogt bovenstaande en andere nadelen van de stand van de techniek op te heffen en een werkwijze voor het met een drukkop op een substraat vormen van beeldpunten met een voorafbepaalde beeldpuntkleur te verschaffen, welke werkwijze 20 het optreden van kleurenbanen in het gedrukte beeld verhindert, en waarbij de genoemde registerproblemen worden vermeden, en waarbij door het gebruik van aanvullende kleuren het kleurenbereik wordt vergroot, waarbij echter het aantal te dubbelen kleuren, en zodoende het aantal inktspuiten daarvoor zo klein 25 mogelijk wordt gehouden.

De uitvinding beoogt tevens een voor toepassing bij een dergelijke werkwijze geschikte drukkop, alsmede een kleuren-drukinrichting te verschaffen.

De werkwijze volgens de in de aanhef genoemde soort is 30 hiertoe overeenkomstig de uitvinding gekenmerkt door het toekennen van ten minste twee verschillende aanvullende kleuren aan tussen de beginreeks en eindreeks gelegen inktspuiten van de rij inktspuiten, welke aanvullende kleuren zo worden gekozen dat deze niet uit de eerste kleuren kunnen worden samengesteld, 35 en waarbij het drukken van een beeldpunt met een voorafbepaalde beêldpuntkleur het achtereenvolgens deponeren van inktdruppels van kleuren uit de rij van inktspuiten omvat, waarbij zwart als eerste en/of als laatste kleur wordt samengesteld met behulp van inktdruppels uit de inktspuiten van de beginreeks of eind-40 reeks.

".1012622 - 5 -

Bij de werkwijze volgens de uitvinding wordt aldus een drukkop toegepast, waarin de eerste kleuren, die tezamen de kleur zwart kunnen opbouwen, dubbel aanwezig zijn, d.w.z. de rij inktspuiten omvat een beginreeks van inktspuiten of inkt-5 spuitgroepen voor de eerste kleuren en een eindreeks van inktspuiten of inktspuitgroepen voor de eerste kleuren, waarbij de volgorde van de kleuren in de beginreeks tegengesteld is aan die van de eindreeks. Met andere woorden de beginreeks en eindreeks zijn eikaars spiegelbeeld. Door de kleur zwart uit de 10 eerste kleuren op te bouwen wordt het aantal te dubbelen inktspuiten met 1 gereduceerd. Zoals bekend kan elke kleur in de kleurenruimte worden gevormd in de ruimte die wordt opgespannen door drie kleuren, bijvoorbeeld twee primaire kleuren en een aanvullende kleur. Dit betekent dat het minimaal aantal 15 te dubbelen eerste kleuren gelijk is aan twee zonder dat de druppeldepositievolgorde afhankelijk wordt van de bewegingsrichting van de drukkop. De uitvinding berust nu op het inzicht dat het niet noodzakelijk is om de aanvullende kleuren, waarvan de inktspuiten (hierna ook wel middenreeks genoemd) zijn opge-20 steld tussen de begin- en eindreeks, eveneens te dubbelen, zoals op basis van het concept volgens de hierboven besproken Japanse octrooipublicatie zou worden verwacht. Door de verschillende aanvullende kleuren in de middenreeks te rangschikken kan volstaan worden met één inktspuit of inktspuitgroep per 25 aanvullende kleur in de middenreeks zonder dat ongewenste kleurverschillen optreden. De keuze van de aanvullende kleuren wordt bepaald door de gewenste uitbreiding van de kleurenruimte. De volgorde van de aanvullende kleuren kan willekeurig gekozen worden, evenals die van de eerste kleuren in de begin-30 reeks. Wanneer de volgorde van de eerste kleuren in de beginreeks is gekozen, ligt ook de volgorde daarvan in de eindreeks vast vanwege de symmetrie-eis. Het aantal aanvullende kleuren hangt af van het aantal (resterende) posities voor inktspuiten in de drukkop. De keuze van de aanvullende kleuren (en derhalve 35 de positie daarvan in de kleurenruimte ten opzichte van de eerste kleuren) wordt mede bepaald aan welke zijde(n) men het door de eerste kleuren bepaalde kleurenbereik wenst uit te breiden.

Volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige werkwijze 40 wordt de kleur zwart samengesteld uit twee eerste kleuren. Bij ‘ #1012622 - 6 - deze uitvoeringsvorm omvatten de beginreeks en eindreeks van de rij inktspuiten derhalve elk twee inktspuiten of groepen inktspuiten.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze 5 volgens de uitvinding worden drie eerste kleuren gebruikt, die tesamen de kleur zwart kunnen samenstellen. Een de voorkeur hebbende combinatie omvat de primaire kleuren geel (Y), magenta (M) en cyaan (C). De volgorde van deze kleuren in de beginreeks is niet kritisch, maar wordt in de praktijk mede door de 10 gewenste kleurtoon bepaald, bijvoorbeeld - van links naar rechts toe - CMY, zodat in de eindreeks de volgorde YMC is, eveneens gezien in dezelfde richting.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm worden de aanvullende kleuren zo gekozen, dat deze in de kleurenruimte 15 ieder een verschillende combinatie van eerste kleuren als naburige kleuren heeft. D.w.z. in het geval van de drie primaire kleuren als eerste kleuren en drie aanvullende kleuren heeft de eerste aanvullende kleur de eerste en tweede primaire kleuren als naaste buren, de tweede aanvullende kleur heeft de 20 tweede en derde primaire kleuren als naaste buren, en de derde aanvullende kleur heeft de eerste en derde primaire kleur als naaste buren. Op deze wijze wordt het kleurenbereik van de primaire kleuren alzijdig uitgebreid.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een drukkop voor 25 toepassing bij de werkwijze volgens de uitvinding, zoals in conclusies 5 - 10 is gedefinieerd, alsmede op een kleurendruk-inrichting volgens conclusie 11, die voorzien is van een dergelijke drukkop.

De uitvinding wordt hierna toegelicht aan de hand van de 30 volgende voorbeelden onder verwijzing naar de tekening, waarin

Fig. 1 schematisch een substraat toont, waarop beeldpunten worden aangebracht;

Fig. 2 schematisch een drukkop toont;

Fig. 3 schematisch een kleurenruimte toont met eerste 35 kleuren en aanvullende kleuren;

Fig. 4 schematisch drukkop volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding toont;

Fig. 5 schematisch drukkop volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding toont; en 1012622

V

- 7 -

Fig. 6 de kleurenbereiken van de drukkoppen volgens fig. 4, respectievelijk fig. 5 toont.

Het in fig. 1 weergegeven substraat 2 kan uit textiel, papier e.d. zijn vervaardigd. Op het substraat 2 worden beeld-5 punten 4 aangebracht met behulp van een drukinrichting (niet weergegeven). De beeldpunten 4 vormen beeldlijnen 6. Een drukkop (niet weergegeven) van de drukinrichting voert tijdens bedrijf in opeenvolgende slagen een heen en weer gaande eerste beweging uit ten opzichte van het substraat 2. Tijdens elke 10 slag worden inktdruppels op het substraat 2 gedeponeerd, waardoor telkens de beeldpunten 4 van een beeldlijn 6 worden gevormd. Na elke slag voert de drukkop een tweede beweging uit ten opzichte van het substraat 2, welke beweging bijvoorbeeld kan worden teweeggebracht door transport van het substraat 2. 15 In beginsel staan de eerste en tweede beweging loodrecht op elkaar, zodat een in de volgende slag aan te brengen beeldlijn, opgebouwd uit beeldpunten door middel van druppeldepositie, evenwijdig aan de voorgaande, reeds gedrukte beeldlijn zal worden aangebracht. Een drukinrichting zoals hierboven beschre-20 ven staat bekend als een bidirectionele intermitterende printer.

Een drukkop omvat een aantal inktspuiten met elk een eigen proceskleur. De inktspuiten staan opgesteld in een rij, waarvan de richting overeenkomt met de richting van de eerste beweging 25 van de drukkop. Tijdens een slag brengen in het algemeen meerdere inktspuiten een of meer inktdruppels op hetzelfde beeldpunt aan. Aangezien de inktspuiten in de bewegingsrichting van de drukkop achter elkaar zijn opgesteld, is de depositie-volgorde van inktdruppels uit verschillende inktspuiten, en dus 30 van verschillende proceskleuren, in een bepaald beeldpunt afhankelijk van de bewegingsrichting van de drukkop.

Fig. 2 toont schematisch een drukkop 10 volgens de uitvinding met een rij R van inktspuiten 12, die is onderverdeeld in een beginreeks B, waarvan het subschrift n de positie van de 35 betreffende inktspuit in de beginreeks B aanduidt. Een eind-reeks E omvat hetzelfde aantal inkspuiten als de beginreeks B, waarbij opnieuw het subschrift m de positie van de betreffende inktspuit in de eindreeks E aanduidt. De inktspuiten Bx.3 van de beginreeks B zijn bij wijze van voorbeeld toegewezen aan de 40 eerste kleuren 6, H en I, die tesamen de kleur zwart K kunnen 10126 2 2 - 8 - samenstellen. De inktspuiten E^ van de eindreeks E zijn toegewezen aan dezelfde eerste kleuren G, H en I, alleen in omgekeerde volgorde. Tussen de beginreeks B en eindreeks E zijn een aantal (volgens de uitvinding ten minste 2) inktspuiten 12 5 aanwezig in een middenreeks M, waarbij opnieuw het subschrift 1 de positie van de betreffende inktspuit in de middenreeks M aanduidt. Deze inktspuiten zijn toegewezen aan aanvullende kleuren U, V en W. Deze aanvullende kleuren U, V en W kunnen niet uit de eerste kleuren G, H en I worden gevormd.

10 Teneinde de snelheid van de drukkop te vergroten zijn verdere modificaties van de drukkop en werkwijze volgens de uitvinding mogelijk. Een eerste modificatie betreft het vergroten van de densiteit voor de niet-gedubbelde proceskleuren, d.w.z. de aanvullende kleuren van de middenreeks. Een tweede 15 modificatie betreft het vergroten van het druppelvolume van de niet-gedubbelde proceskleuren. Bij beide modificaties blijft bij voorkeur de densiteit van de gedubbelde proceskleuren gehandhaafd, daar vermindering van de densiteit daarvan leidt tot een verkleining van het kleurenbereik. De maximaal haalbare 20 vergroting van de snelheid van de drukkop bedraagt 2 t.o.v. de snelheid van de niet-gemodificeerde drukkop volgens de uitvinding.

De keuze van de eerste kleuren en aanvullende kleuren om 25 met behulp van de werkwijze volgens de uitvinding een beeldpunt met een voorafbepaalde beeldpuntkleur X te kunnen vormen, wordt hierna geïllustreerd aan de hand van twee voorbeelden.

Voorbeeld 1 30 Stel men neemt een kleurenset, die is opgebouwd uit de kleuren G, H en I en de kleuren U, V en W, die buiten het kleurenbereik van de kleuren G, H en I liggen. Kleur U heeft in de kleurenruimte als naburige kleuren G en I, kleur V heeft naburige kleuren H en I en de kleur W heeft G en H als naaste ' 35 buren. Een en ander is schematisch weergegeven in fig. 3, die een kleurenruimte voorstelt. Stel dat de kleur zwart K wordt opgebouwd door twee kleuren, bijvoorbeeld I en W, die in de v terminologie van de onderhavige aanvrage derhalve de eerste kleuren zijn, dan zijn de kleuren G, H, U en V als aanvullende 40 kleuren te beschouwen. De kleurenruimte wordt in dat geval (11012622 ¥ - 9 - opgespannen door de basis I, W en een willekeurige derde kleur, gekozen uit de overige (aanvullende) kleuren.

Een beeldpunt met voorafbepaalde beeldpuntkleur Xx (zie fig. 3) kan worden gevormd met de kleuren K (zwart), U en I. De 5 driehoek met hoekpunten K, U en I is met een onderbroken streeplijn weergegeven. Om in de heen en weergaande beweging geen kleurverschil te kunnen zien en K als laatste en/of eerste kleur te vormen, dient een symmetrische opbouw van de kleuren aanwezig te zijn, waarbij K aan beide uiteinden van de kleuren-10 volgorde ligt, d.w.z. KUIIUK. Opgemerkt wordt dat U en I ook verwisseld kunnen worden. Eliminatie van een inktspuit met kleur I en substitutie van K door I en W (immers K wordt opgebouwd door I en W) geeft als kleurenopbouw IWUIUWI, waaruit I op de middenpositie en een U kunnen worden geëlimineerd, 15 hetgeen resulteert in een rij R van spuitmonden met kleuren-volgorde IWUWI. Ook hierbij geldt dat I en W van positie kunnen wisselen om zwart te vormen. Op dezelfde wijze kan men voor een beeldpuntkleur X2 een rij R met volgorde IWGWI afleiden en voor een beeldpuntkleur X3 een rij R met volgorde IWVWI. De driehoek 20 met hoekpunten K, G en W is met een stippellijn aangeduid, terwijl de driehoek IVK met een streeppuntlijn is weergegeven. Een kleurenvolgorde IWGVUHWI voldoet derhalve aan de uitgangspunten dat bij druppeldepositie geen kleurverschil optreedt tussen de heengaande en de terugkerende beweging van de drukkop 25 en dat het kleurenbereik is uitgebreid, terwijl het aantal dubbel aanwezige inktspuiten, respectievelijk in de beginreeks en eindreeks, minimaal is.

Een drukkop met een dergelijke kleurenvolgorde is schematisch in fig. 4 getoond, waarbij de positie van de inktspuiten 30 met Bn, Em en Mx is aangeduid.

Bovenstaande configuratie heeft echter als nadeel dat niet alle punten in de kleurenruimte kunnen worden bereikt. Wanneer men een beeldpuntkleur X4 (zie fig. 3) wenst te drukken, die 35 alleen met de kleur K en de naburige kleuren V en H kan worden gevormd, is teneinde geen kleurverschil te veroorzaken een kleurenvolgorde KVHHVK nodig, die na substitutie en eliminatie overgaat in de rij IWVHVWI. Hieruit kan de tweede inktspuit voor de aanvullende kleur V niet geëlimineerd worden, zonder 40 dat de kleurtoon van de beeldpuntkleur x4 afhankelijk wordt van 1012622 -10- de bewegingsrichting van de drukkop, immers de volgorde IWVH kan een kleur X4 geven met een andere kleurtoon dan de volgorde IWHV. D.w.z. dat het kleurenbereik van een drukkop met een kleurenvolgorde, zoals getoond in fig. 4, enigszins beperkt is.

5 Dit verschijnsel doet zich ook voor een beeldpunt Xs, dat alleen met K en de twee naburige aanvullende kleuren U en G kan worden gevormd.

Door de kleur zwart uit 3 eerste kleuren op te bouwen kan men ook deze beperking opheffen, zoals uit Voorbeeld 2 duide-10 lijk zal worden.

Voorbeeld 2

Gegeven dezelfde kleurenset (zie fig. 3) als in Voorbeeld 1 met echter de voorwaarde, dat de kleur zwart (K) wordt 15 opgebouwd uit de kleuren G, H en I. D.w.z. G, H en I zijn de eerste kleuren en U, V, W de aanvullende kleuren. Om dezelfde beeldpunten X^ als in Voorbeeld 1 te kunnen vormen zijn de benodigde kleurenvolgorden:

Xx: GHIUIHG (KUIIUK -» KUIUK GHIUIUIHG -* GHIUUIHG GHIUIHG)

20 X2: GHIWIHG

X3: GHIVIHG

X4: GHIVIHG

Xs: GHIUIHG.

Met een kleurenvolgorde GHIUVWIHG kunnen derhalve ook de 25 beeldpuntkleuren X4 en X5 worden afgedrukt zonder dat kleurverschillen optreden. Met voordeel worden bij een dergelijke configuratie de primaire kleuren cyaan (C), magenta (M) en geel (Y) gebruikt als primaire kleuren. Voorbeelden van de te gebruiken aanvullende kleuren zijn oranje, blauw en groen. Een 30 drukkop, waarin deze configuratie aanwezig is, is schematisch in fig. 5 weergegeven.

Teneinde het verschil in kleurenbereik tussen de uitvoeringsvormen volgens de Voorbeelden 1 en 2 te illustreren is in fig. 6 met een doorlopende lijn het kleurenbereik volgens 35 Voorbeeld 2 weergegeven en met een streeplijn het kleurenbereik volgens Voorbeeld l. De gearceerde gebieden stellen die delen van de kleurenruimte voor die wel met de uitvoeringsvorm volgens Voorbeeld 2 kunnen worden gevormd, maar niet met die volgens Voorbeeld 1.

40 0126 2 2 - 11 -

Teneinde de snelheid van de drukkop te vergroten kan men de drukkop volgens de uitvinding verder modificeren.

Wanneer men uitgaat van de drukkop van Voorbeeld 2 met de kleurenvolgorde CMYDEFYMC, en veronderstelt dat de 5 aanvullende kleuren D, E en F een dubbele densiteit voor zover mogelijk (inkt bevat twee maal zoveel kleurstof) t.o.v. de primaire kleuren C, M en Y bezitten (of de betreffende inkt-spuiten van de aanvullende kleuren geven een tweemaal zo groot volume af in vergelijking met de inkt spuiten van de primaire 10 kleuren), en dat de snelheid van de drukkop, gerelateerd aan de excitatietijd van de druppels overeenkomt met een afgelegde weg van 2 pixeleenheden (d.w.z. dubbele drukkopsnelheid t.o.v. normale situatie) dan kan men een afbeelding zo opbouwen dat de even pixels worden opgebouwd door de YMC-eindreeks en de oneven 15 pixels door de CMY-beginreeks van de drukkop. Een volvlak afbeelding met voldoende intensiteit kan dan met een bezettingsgraad van 1/2 van de aanvullende kleuren worden gedrukt, welke aanvullende kleuren alleen op de even of oneven pixels worden gedeponeerd. Immers het oog van een waarnemer is niet in 20 staat de ontstane kleurverschillen tussen even en oneven pixels waar te nemen.

pftr 12 6^ 2

Claims

1. Werkwijze voor het met een drukkop (10) op een substraat (2) vormen van beeldpunten (4) met een voorafbepaalde beeld-puntkleur (X) , welke drukkop (10) is ingericht om tijdens bedrijf in een slag een heen en weer gaande beweging ten 5 opzichte van het substraat (2) uit te voeren, en welke drukkop (10) inktspuiten (12) omvat, die in de bewegingsrichting van de drukkop (10) achter elkaar in een rij (R) zijn opgesteld, welke werkwijze het toekennen van ten minste twee verschillende eerste kleuren aan inktspuiten (Bn) van een beginreeks (B) en 10 aan inktspuiten (Em) van een eindreeks (E) van de rij (R) inktspuiten (12) omvat, waarbij de eerste kleuren van de spuitmon-den (Bn) van de beginreeks (B) en de eerste kleuren van de spuitmonden (Em) van de eindreeks (E) gelijk en zodanig worden gekozen dat deze de kleur zwart (K) kunnen samenstellen en 15 waarbij de kleurenvolgorde van de eerste kleuren in de eindreeks (E) tegengesteld aan de kleurenvolgorde van de eerste kleuren in de beginreeks (B) wordt gerangschikt, welke werkwijze de stap omvat van het boven elkaar deponeren van inktdrup-pels met verschillende kleuren, gekenmerkt door het toekennen 20 van ten minste twee verschillende aanvullende kleuren aan tussen de beginreeks (B) en eindreeks (E) gelegen inktspuiten (Mx) van de rij (R) inktspuiten (12), welke aanvullende kleuren zo worden gekozen dat deze niet uit de eerste kleuren kunnen worden samengesteld, en waarbij het drukken van een beeldpunt 25 (4) met een voorafbepaalde beeldpuntkleur (X) het achtereen volgens deponeren van inktdruppels van kleuren uit de rij (R) van inktspuiten (12) omvat, waarbij zwart (K) als eerste en/of als laatste kleur wordt samengesteld met behulp van inktdruppels uit de inktspuiten (Bn; EJ van de beginreeks (B) of 30 eindreeks (E).

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kleur zwart (K) wordt samengesteld uit twee eerste kleuren.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kleur zwart wordt samengesteld uit drie eerste kleuren.

4. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aanvullende kleuren zo worden gekozen dat deze in de kleurenruimte ieder een verschillende combinatie van eerste kleuren als naburige kleuren hebbben. »1012622 - 13 -

5. Werkwijze volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk dat als eerste kleuren deprimaire kleuren geel (Y) , cyaan (C) en magenta (M) worden gekozen.

6. Drukkop (10) voor een kleureninktstraaldrukinrichting, 5 welke drukkop (10) een aantal in een rij (R) opgestelde inkt- spuiten (12) voor het vormen van inktdruppels met een bij de betreffende inktspuit behorende kleur omvat, waarbij de rij (R) een beginreeks (B) en een eindreeks (E) van inktspuiten (Bn; Em) voor ten minste twee verschillende eerste kleuren omvat, 10 waarbij de eerste kleuren van de inktspuiten (Bn) van de beginreeks (B) en de eerste kleuren van de inktspuiten (Em) van de eindreeks (E) gelijk zijn en zo zijn gekozen dat deze de kleur zwart (K) kunnen samenstellen en de kleurenvolgorde van de inktspuiten (EJ in de eindreeks (E) tegengesteld is aan de 15 kleurenvolgorde van de inktspuiten (Bn) in de beginreeks (B) , met het kenmerk, dat de beginreeks (B) en eindreeks (E) van inktspuiten zijn gescheiden door een middenreeks (M) van inktspuiten (M-l) voor ten minste twee verschillende aanvullende kleuren, welke aanvullende kleuren niet uit de eerste kleuren 20 kunnen worden samengesteld.

7. Drukkop volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de beginreeks (B) inktspuiten (Bn) voor twee verschillende eerste kleuren omvat.

8. Drukkop volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de 25 beginreeks (B) inktspuiten (Bn) voor drie verschillende eerste kleuren omvat.

9. Drukkop volgens één van de voorgaande conclusies 6-8, met het kenmerk, dat de middenreeks (M) inktspuiten (Mx) omvat, waaraan aanvullende kleuren zo worden toegewezen dat deze 30 aanvullende kleuren in de kleurenruimte ieder een verschillende combinatie van eerste kleuren als naburige kleuren hebben.

10. Drukkop volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk dat aan de inktspuiten (Bn) van de beginreeks (B) de primaire kleuren geel (Y), cyaan (C) en magenta (M) zijn toegewezen.

11. Kleureninktstraaldrukinrichting, voorzien van een drukkop volgens één van de conclusies 6-10, voor toepassing bij de werkwijze volgens één van de conclusies 1-5. frfO 12622 • t-