NL1012413C2 - Rolsteun. - Google Patents

Description

Rolsteun

De uitvinding heeft betrekking op een rolsteun, omvattende een frame met wielen, aan het frame bevestigde on-derarmsteunen en een remmechanisme dat ten minste een ver-zwenkbaar aan het frame bevestigd bedieningsorgaan, een met 5 een wiel samenwerkende rem en een het bedieningsorgaan met de rem verbindende remkabel omvat.

Een dergelijke rolsteun is bedoeld om mensen, waarvan de motorische vaardigheden minder worden, zoveel mogelijk mobiel te houden. Met de onderarmen op de onderarmsteunen 10 leunend, kan een gebruiker de rolsteun als verplaatsbare ondersteuning gebruiken. Wanneer het nodig is om tijdens stilstand een uitermate stabiele plaatsing van de rolsteun te waarborgen, wordt het remmechanisme bediend. Bij een bekende rolsteun omvat het tot het remmechanisme behorende bedie-15 ningsorgaan een conventionele remgreep, zoals bekend is bij rijwielen. Deze remgreep is in een zodanige positie geplaatst dat de gebruiker deze kan bedienen, terwijl de onderarmen blijven rusten op de onderarmsteunen.

” Voor gebruikers van de rolsteun bij wie de lichame- 20 lijke vermogens in zekere mate zijn aangetast, met name bij oudere, reumatische personen, is de bediening van het conventionele remmechanisme met remgreep problematisch. De bediening van de remgreep vergt het samenknijpen van de hand respectievelijk handen, welke beweging met name voor reumatische 25 personen zeer problematisch kan zijn (ontbrekende kracht, optredende pijn).

De uitvinding beoogt een rolsteun van het in het voorgaande genoemde type te ontwikkelen, waarbij de genoemde nadelen op eenvoudige, doch niettemin doeltreffende wijze 30 zijn opgeheven.

Hiertoe bezit de rolsteun volgens de uitvinding het kenmerk, dat het bedieningsorgaan bestaat uit een in hoofdzaak vóór een onderarmsteun geplaatste, in essentie verticale bedieningsarm die met zijn onderste uiteinde om een in 35 hoofdzaak horizontale, zich in de voortbewegingsrichting van 10 f Ü 413 2 de rolsteun uitstrekkende scharnieras dwars op de genoemde voortbewegingsrichting verzwenkbaar is.

Overeenkomstig de uitvinding bestaat het bedienings-orgaan van het remmechanisme niet langer uit een conventione-5 le remgreep (die om een zich in essentie dwars op de voortbe-wegingsrichting van de rolsteun uitstrekkende scharnieras wordt verzwenkt), doch uit de genoemde verticale bedienings-arm. Voor het bekrachtigen van het remmechanisme is het slechts vereist dat de bedieningsarm zijdelings, dat wil zeg-10 gen dwars op de voortbewegingsrichting van de rolsteun, om zijn scharnieras wordt verzwenkt. Een dergelijke verzwenkbe-weging van de bedieningsarm kan door de gebruiker van de rolsteun die met zijn onderarmen op de onderarmsteunen rust, eenvoudig worden uitgevoerd door de armen in geringe mate 15 zijdelings te verplaatsen. De hiertoe vereiste krachtsinspanning is uitermate gering en leidt ook voor oudere, reumatische personen tot weinig problemen. De persoon die de rolsteun volgens de uitvinding gebruikt, hoeft voor het bedienen van het remmechanisme daarvan derhalve niet de handen samen 20 te knijpen. Het samenknijpen van de handen is voor een derge-lijk persoon vaak pijnlijk of zelfs onmogelijk.

Een ander probleem dat samenhangt met het conventionele remmechanisme volgens de stand van de techniek dat is voorzien van een remgreep, is dat voor het handhaven van de 25 stabiele, geremde positie van de rolsteun de remgreep continu samengeknepen moet blijven, hetgeen uiteraard voor de beoogde doelgroep van gebruikers (oudere en reumatische personen) tot grote bezwaren leidt.

Teneinde ook aan deze bezwaren tegemoet te kunnen 30 komen, bezit de rolsteun in een de voorkeur genietende uitvoeringsvorm van de uitvinding het kenmerk, dat de bedieningsarm is voorzien van een daarmee samenwerkend vergrendel-mechanisme voor het in een remstand vergrendelen van het remmechanisme. Nadat de bedieningsarm in dwarsrichting is ver-35 zwenkt, kan het vergrendelmechanisme in werking treden, zodat de rem bekrachtigd blijft zonder dat continu een kracht op de bedieningsarm moet worden uitgeoefend. Aldus kan door een eenmalige bediening van de bedieningsarm aan de rolsteun een stabiele, vaste positie worden verleend, waarna de gebruiker 1012413 3 zijn handen in principe vrij heeft voor het verrichten van andere handelingen.

Alhoewel in het voorgaande sprake is van het vergrendelen van het remmechanisme, kan een gebruiker van de 5 rolsteun volgens de uitvinding uiteraard ook de bedieningsarm over een kleinere afstand in dwarsrichting verzwenken, waarbij een gedoseerde remkracht wordt opgewekt zonder dat het vergrendelmechanisme in werking treedt. Een dergelijk gedoseerd remmen kan door een gebruiker bijvoorbeeld worden ge-10 bruikt om de rolsteun te sturen. Immers, wanneer slechts het rechter- respectievelijk linkerwiel wordt afgeremd, zal de rolsteun een corresponderende bocht naar rechts respectievelijk links maken. Dit vereenvoudigt de hantering volgens de rolsteun aanzienlijk.

15 Een dergelijk vergrendelmechanisme kan constructief hierdoor worden verkregen, dat de bedieningsarm is voorzien van een grendellip die in een bepaalde zwenkpositie van de bedieningsarm onder veerbelasting kan aangrijpen in een met het frame verbonden grendeluitsparing. In de uitgangspositie 20 van de bedieningsarm bevindt de grendellip zich buiten aan-grijping met de grende luit sparing,* nadat de bedieningsarm ter bekrachtiging van de rem zijdelings is verzwenkt, vindt het in de grendeluitsparing treden van de grendellip plaats, waardoor het vergrendelmechanisme werkzaam wordt en de rem 25 bekrachtigd blijft.

Terwijl uiteraard de mogelijkheid bestaat dat de grendellip rechtstreeks onderdeel uitmaakt van de bedieningsarm, wordt overeenkomstig een andere gunstige uitvoeringsvorm van de rolsteun volgens de uitvinding voorgesteld, dat de 30 bedieningsarm met de remkabel is verbonden via een remhefboom die eveneens om de scharnieras verzwenkbaar is, waarbij de bedieningsarm een meeneemorgaan bezit dat bij verzwenking van de bedieningsarm in een richting ter bekrachtiging van de rem aangrijpt op de remhefboom, en waarbij de grendellip onder-35 deel uitmaakt van de remhefboom. Bij deze uitvoeringsvorm van de rolsteun volgens de uitvinding grijpt de bedieningsarm niet rechtstreeks aan op de remkabel, doch onder tussenplaat-sing van de remhefboom. Wanneer de bedieningsarm vanuit zijn uitgangspositie zijdelings wordt verzwenkt, zal het meeneem- 1012413 4 orgaan aangrijpen op de remhefboom en deze in dezelfde richting rondom de scharnieras verzwenken, waardoor de remka-bel, en derhalve de rem, wordt bekrachtigd. De grendellip zal aangrijpen in de uitsparing, zodat het vergrendelmechanisme 5 in werking treedt en de rem permanent bekrachtigd blijft totdat het vergrendelmechanisme wordt uitgeschakeld. Nadat het vergrendelmechanisme in werking is getreden, kan de bedie-ningsarm, indien gewenst, naar zijn uitgangspositie worden teruggezwenkt zonder dat de remhefboom mee terugzwenkt.

10 In dit kader bestaat de mogelijkheid, dat de bedie- ningsarm veerbelast is naar zijn uitgangspositie.

In een andere uitvoeringsvorm van de rolsteun volgens de uitvinding bezit deze het kenmerk, dat de scharnieras ten opzichte van het frame door het in de voortbewegingsrich-15 ting van de rolsteun naar voren bewegen van de bedieningsarm tegen de veerbelasting in, in beperkte mate verticaal verplaatsbaar is voor het buiten aangrijping brengen van de grendellip en de grendeluitsparing. Het op deze wijze naar voren bewegen van de bedieningsarm teneinde het vergrendelme-20 chanisme buiten werking te stellen, is een beweging die ook door de bedoelde doelgroep van gebruikers (oude en reumatische personen) eenvoudig uitvoerbaar is zonder tot veel ongemak te leiden. Door de verticale verplaatsing van de scharnieras wordt de grendellip (die hetzij rechtstreeks met de 25 bedieningsarm, hetzij met de remhefboom is verbonden) buiten aangrijping met de grendeluitsparing gebracht, waarna de bedieningsarm of remhefboom onder invloed van de daarop door de remkabel uitgeoefende kracht naar zijn uitgangspositie kan terugbewegen.

30 Tenslotte wordt een uitvoeringsvorm van de rolsteun volgens de uitvinding genoemd, waarbij de bedieningsarm nabij zijn bovenste uiteinde via een zich in hoofdzaak horizontaal evenwijdig aan de voortbewegingsrichting van de rolsteun uitstrekkende koppelarm via een kogelscharnier met het frame is 35 verbonden. Door de toepassing van een dergelijke koppelarm is de bedieningsarm enerzijds via de genoemde scharnieras en anderzijds via het kogelscharnier met het frame verbonden. Op deze wijze ontstaat een constructie, waarmee de genoemde bewegingen ter bekrachtiging van het remmechanisme op eenvoudi- 1012413 5 ge en doeltreffende wijze kunnen worden uitgevoerd. Met name kan hierdoor op effectieve wijze worden gewaarborgd, dat het naar voren bewegen van de bedieningsarm leidt tot het buiten aangrijping brengen van de grendellip en de grendeluitspa-5 ring.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvorm van de rol-steun volgens de uitvinding is weergegeven.

Hierbij toont: 10 fig. 1 een rolsteun volgens de uitvinding in zijaan zicht; fig. 2 dezelfde rolsteun in vooraanzicht; fig. 3, op grotere schaal en schematisch, een gedeelte van de in fig. 1 weergegeven rolsteun, waarin voor een 15 beter begrip sommige onderdelen zijn weggelaten; en fig. 4 een met fig. 3 corresponderend vooraanzicht, waarin opnieuw voor een beter begrip sommige onderdelen zijn weggelaten.

De in fig. 1 en fig. 2 weergegeven rolsteun bezit 20 een frame 1 met twee zwenkbare voorwielen 2 en twee achterwielen 3. Aan de bovenzijde zijn aan het frame l twee onder-armsteunen 4 bevestigd. Tevens kan de rolsteun voorzien zijn van een zitting 5.

De rolsteun is verder voorzien van twee remmechanis-25 men 6, die via remkabels 7 (zie fig. 2) op niet nader getoonde wijze zijn verbonden met conventionele remmen die samenwerken met één of een aantal der wielen 2, 3. Tot de remme-chanismen 6 behoren twee bedieningsarmen 8 die, gezien in de voortbewegingsrichting van de rolsteun (in fig. 1 naar 30 rechts), vóór de respectievelijke onderarmsteunen 4 zijn geplaatst .

Voor een gedetailleerde beschrijving van de remme-chanismen 6 wordt thans verwezen naar de fig. 3 en 4. Hierbij zij opgemerkt, dat in deze figuren het in fig. 2 aan de rech-35 terzijde weergegeven remmechanisme is getoond.

De bedieningsarm 8 strekt zich in essentie verticaal uit en is met zijn onderste uiteinde verzwenkbaar om een in hoofdzaak horizontale, zich in de voortbewegingsrichting van de rolsteun uitstrekkende scharnieras 9. De hierdoor veroor- i1 0 12 41 3 6 zaakte verzwenkbeweging van de bedieningsarm 8 is in fig. 4 door de dubbele pijl 10 aangeduid. De scharnieras 9 is (bijvoorbeeld door middel van een in het frame 1 gevormde, niet getoonde sleuf) in verticale richting beperkt verplaatsbaar 5 ten opzichte van het frame 1, zoals aangeduid door de dubbele pijl 11 in fig. 3 en fig. 4. De scharnieras 9 is in bovenwaartse richting veerbelast door middel van een veer 12.

Nabij zijn bovenste uiteinde is de bedieningsarm 8 door middel van een koppelarm 13 (slechts weergegeven in fig.

10 3) via een kogelscharnier 14 eveneens met het frame 1 verbon den. De verzwenkbeweging overeenkomstig pijl 10 van de bedieningsarm 8 om de scharnieras 9 en om het bewegingsmechanisme dat wordt gevormd door het kogelscharnier 14 en de koppelarm 13, vindt plaats tegen de veerwerking van een veer 15 in.

15 Deze veer 15 zorgt ervoor dat de bedieningsarm 8 telkens wil terugkeren naar de in fig. 4 getoonde uitgangspositie.

Op de scharnieras 9 is verder een remhefboom 16 gemonteerd. Aan zijn bovenste uiteinde bezit deze remhefboom 16 een omzetting 17.

2 0 De remhefboom 16 is in beginsel vrij roteerbaar ten opzichte van de bedieningsarm 8. Evenwel is de bedieningsarm 8 voorzien van een meeneemorgaan 18 dat, wanneer in fig. 4 gezien de bedieningsarm 8 naar links wordt verzwenkt, zal aangrijpen op de remhefboom 16 en deze eveneens naar links om 25 de scharnieras 9 zal verzwenken naar, bijvoorbeeld, de in fig. 4 gestippeld weergegeven positie.

Aan het frame 1 is een beugel 19 bevestigd, waaraan een, slechts in fig. 4 weergegeven, draagbeugel 20 voor een kabelgeleiding 21 is bevestigd.

30 Zoals duidelijk is getoond in fig. 4, wordt tussen een bovenste omgezet gedeelte van de beugel 19 en de daaraan bevestigde draagbeugel 20 een uitsparing 22 gevormd. De functie van deze uitsparing is als volgt. Uitgaande van de in fig. 4 weergegeven uitgangspositie van de bedieningsarm 8, 35 waarbij de remhefboom 16 zich in de in doorgetrokken lijnen weergegeven positie bevindt, wordt de bedieningsarm 8 naar links verzwenkt. Het meeneemorgaan 18 drukt hierdoor de remhefboom 16 eveneens naar links, totdat de bovenste omzetting 17 daarvan de uitsparing 22 bereikt. Tengevolge van de door 1012413 7 de veer 12 uitgeoefende kracht zal dan de schamieras 9 in de richting van pijl 11 over korte afstand verticaal omhoog bewegen, waardoor ook de remhefboom 16 (en dienovereenkomstig de bedieningsarm 8) over korte afstand omhoog beweegt. De 5 omzetting 17 van de remhefboom 16 treedt hierdoor binnen in de uitsparing 22. In deze positie, waarin de verzwenking van de remhefboom 16 de remkabel 7 heeft verplaatst ter bekrachtiging van de, niet getoonde, rem, is een teruggaande verzwenking van de remhefboom 16, in fig. 4 naar rechts, niet 10 mogelijk, omdat de omzetting 17 van de remhefboom 16 aanslaat tegen het bovenste gedeelte van de beugel 19. Wanneer derhalve de bedieningsarm 8 wordt losgelaten en deze onder invloed van de veer 15 terugkeert naar zijn uitgangspositie zoals weergegeven in fig. 4, blijft de remhefboom 16 in de in fig. 15 4 gestippeld weergegeven positie ter bekrachtiging van de rem.

Voor het ontgrendelen van het vergrendelmechanisme, dat wordt gevormd door de samenwerking tussen de omzetting 17 van de remhefboom 16 en de uitsparing 22, moet de remhefboom 20 16 tegen de kracht van de veer 12 in over enige afstand om laag verplaatst worden. Hiertoe volstaat het om op de bedieningsarm 8 een naar voren gerichte kracht (in fig. 3 naar rechts) uit te oefenen, waardoor op de scharnieras 9 een omlaag gerichte kracht wordt uitgeoefend en deze scharnieras 9 25 onder meeneming van de remhefboom 16 over korte afstand omlaag beweegt. Hierdoor komt de omzetting 17 vrij uit de uitsparing 22 en kan de remhefboom 16, tengevolge van de door de remkabel 7 daarop uitgeoefende kracht, terugverzwenken naar zijn in fig. 4 in doorgetrokken lijnen weergegeven uitgangs-30 positie. Hierbij is de rem niet langer in werking en kan de rolsteun naar believen worden verplaatst.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm, die binnen het door de conclusies bepaalde kader van de uitvinding op velerlei wijze 35 kan worden gevarieerd.

10 12 4 13

Claims (7)

1. Rolsteun, omvattende een frame met wielen, aan het frame bevestigde onderarmsteunen en een remmechanisme dat ten minste een verzwenkbaar aan het frame bevestigd bedie-ningsorgaan, een met een wiel samenwerkende rem en een het 5 bedieningsorgaan met de rem verbindende remkabel omvat, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan bestaat uit een in hoofdzaak vóór een onderarmsteun geplaatste, in essentie verticale bedieningsarm die met zijn onderste uiteinde om een in hoofdzaak horizontale, zich in de voortbewegingsrichting van 10 de rolsteun uitstrekkende scharnieras dwars op de genoemde voortbewegingsrichting verzwenkbaar is.

2. Rolsteun volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bedieningsarm is voorzien van een daarmee samenwerkend vergrendelmechanisme voor het in een remstand vergrendelen 15 van het remmechanisme.

3. Rolsteun volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bedieningsarm is voorzien van een grendellip die in een bepaalde zwenkpositie van de bedieningsarm onder veerbe-lasting kan aangrijpen in een met het frame verbonden gren- 20 deluitsparing.

4. Rolsteun volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de bedieningsarm met de remkabel is verbonden via een remhefboom die eveneens om de scharnieras verzwenkbaar is, waarbij de bedieningsarm een meeneemorgaan bezit dat bij ver- 25 zwenking van de bedieningsarm in een richting ter bekrachtiging van de rem aangrijpt op de remhefboom, en waarbij de grendellip onderdeel uitmaakt van de remhefboom.

5. Rolsteun volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bedieningsarm veerbelast is naar zijn 30 uitgangspositie.

6. Rolsteun volgens conclusie 3, 4 of 5, met het kenmerk, dat de scharnieras ten opzichte van het frame door het in de voortbewegingsrichting van de rolsteun naar voren bewegen van de bedieningsarm tegen de veerbelasting in, in 35 beperkte mate verticaal verplaatsbaar is voor het buiten aan-grijping brengen van de grendellip en de grendeluitsparing. 1012413 * *

7. Rolsteun volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bedieningsarm nabij zijn bovenste uiteinde via een zich in hoofdzaak horizontaal evenwijdig aan de voortbewegingsrichting van de rolsteun uitstrekkende kop-5 pelarm via een kogelscharnier met het frame is verbonden. 1012413