NL9002441A - Roltoestel als behendigheidsspel. - Google Patents

Description

Roltoestel als behendigheidsspel

De uitvinding heeft betrekking op een roltoestel voor een persoon, dat als behendigheidsspel kan worden gebruikt, welk roltoestel voorzien is van een de persoon steunend frame en ten minste een ten opzichte van het frame wielvormig element.

Er zijn reeds diverse uitvoeringsvormen van een dergelijk roltoestel bekend, waarbij gedacht kan worden aan een normale tweewieler, waarbij de wielen elk om een eigen as in een gemeenschappelijk frame zijn gelagerd. Op een dergelijk roltoestel behoeft de gebruiker slechts zijn evenwicht te bewaren. Ook zijn eenwielige roltoestellen bekend, waarbij het wiel door middel van een ketting is aangedreven, zoals in een circusuitvoering. Hier heeft de gebruiker weliswaar een grotere behendigheid nodig, maar anders dan door trappen via de kettingaandrijving is geen vooruitgang mogelijk.

De uitvinding beoogt een roltoestel, waarbij de gebruiker zich door het veranderen van zijn stand kan voortbewegen.

Het roltoestel volgens de uitvinding onderscheidt zich, doordat het toestel slechts een aslijn tussen frame en wielvormig element kent voor het toelaten van een kantelende beweging van het frame, waarbij zonodig middelen aan het frame zijn aangebracht, die een blokkering van het frame ten opzichte van het wiel in althans de ene draaizin tot stand brengen.

De gebruiker behoeft derhalve slechts het frame in een kantelende beweging te brengen om het wielvormig element aan een draaizin te onderwerpen, en derhalve zichzelf met het frame en het wielvormige element voort te bewegen. Wordt gebruik gemaakt van één wiel dan wordt de behendigheid opgevoerd, doordat ook de gebruiker zijn evenwicht in zijdelingse zin dient te bewaren. Wordt gebruik gemaakt van twee wielen, welke om dezelfde aslijn draaibaar zijn, dan kan de gebruiker door het in kantelende beweging plaatsen van het tussen de wielen opgehangen kantelende frame toch een voortbeweging realiseren.

Bij voorkeur zijn de blokkeringsmiddelen gevormd als vrijloopkoppeling, bijvoorbeeld in de vorm van een pal, en een daarmee samenwerkende -krans, die aan het -gestel respectievelijk wielvormig element of omgekeerd zijn verbonden.

In een uitvoeringsvorm is het gestel althans voor een deel ringvormig uitgevoerd en is het wielvormige element eveneens als ring op korte afstand van de gestel-ring aangebracht en gelagerd.

Teneinde de voortbeweging te kunnen bevorderen, kan het voordelig zijn om het gestel uit te voeren met een scharnierbaar daaraan bevestigde arm, welke kan afsteunen op de bodem.

Deze arm kan aan het op de bodem afsteunende vrije einde zijn voorzien van een rolwiel met palmechanisme voor een blokkering in de ene draaizin.

De blokkeringsmiddelen kunnen ook zijn gevormd door een in het gestel draaibaar gelagerd aandrijf wiel, dat afrolt op de binnenzijde van het wielvormige element. Het aandrijfwiel kan door de gebruiker met de hand of voet in draaiing worden gebracht respectievelijk geblokkeerd.

Het gestel kan tevens zijn uitgevoerd met een remorgaan, dat samenwerkt met het wielvormige element, waardoor een tijdelijke blokkering tussen gestel en wielvormig element wordt bewerkstelligd.

Voorts kan het gestel zijn uitgevoerd met een radiaal buiten het wielvormige element uitstekend aanslag-orgaan, dat zonodig kan zijn voorzien van een rondsel.

Bovengenoemde en andere kenmerken zullen nader worden toegelicht in de hieronderstaande figuurbeschrij-ving van een aantal uitvoeringsvoorbeelden. In de bijgaande tekening toont:

Fig. 1 een staand zijaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van het roltoestel volgens de uitvinding, fig. 2 en 3 elk een boven respectievelijk zijaanzicht van de uitvoeringsvorm uit fig. l, fig. 4 en 5 elk een met fig. 1 overeenkomend staand zijaanzicht van het roltoestel in twee gebruikspo-sities, fig. 6 een perspectivisch aanzicht volgens- de pijl VI in fig. l van het aanslagorgaan respectievelijk het remorgaan tussen frame en wielvormig element op vergrote schaal, fig. 7 een perspectivisch aanzicht volgens de pijl VII in fig. 1 van het aan het vrije einde van een schar-nierarm aangebracht rondsel met palmechanisme, fig. 8 een perspectivisch aanzicht volgens de pijl VIII in fig. 1 van het blokkeringsmechanisme volgens een eerste uitvoeringsvorm, fig. 9 een perspectivisch staand zijaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van het roltoestel volgens de uitvinding, fig. 10, 11, 12 en 13 telkens een aanzicht van het roltoestel uit fig. 9 in de verschillende gebruiksstanden, fig. 14 een perspectivisch aanzicht overeenkomend met dat in fig. 9 van een derde uitvoeringsvorm van het roltoestel volgens de uitvinding, fig. 15, 16 en 17 elk een aanzicht van de verschillende gebruiksstanden van het toestel uit fig. 14, fig. 18 en 19 een zij- respectievelijk vooraanzicht van een vierde uitvoeringsvorm van het roltoestel volgens de uitvinding, fig. 20 een met fig. 18 overeenkomend zijaanzicht in een andere gebruiksstand, fig. 21 een perspectivisch aanzicht van een weg-klapbaar blokkeringsorgaan volgens de pijl XXI in fig. 18 op vergrote schaal, fig. 22 een perspectivisch aanzicht van een remme-chanisme volgens de pijl XXII in fig. 18 op vergrote schaal, fig. 23 en 24 een zij- respectievelijk vooraanzicht van een vijfde uitvoeringsvorm van het roltoestel volgens de uitvinding, fig. 25 een met fig. 23 overeenkomend zijaanzicht in de andere gebruiksstand van het roltoestel, fig. 26 een perspectivisch aanzicht van een zesde uitvoeringsvorm van het roltoestel volger»?* de uitvinding, fig. 27, 28, 29 en 30 telkens aanzichten van de verschillende gebruiksstanden van het toestel uit fig. 26, fig. 31 en 32 telkens een zijaanzicht van een zevende uitvoeringsvorm in twee standen.

In de figuren zijn dezelfde onderdelen met dezelfde referentiecijfers aangegeven.

Met het referentiecijfer 1 is het frame van het roltoestel aangegeven, dat in de uitvoeringsvorm volgens fig. 1-8 een halfcirkelvormige gestalte 2 heeft, waarbij het naar boven gerichte gedeelte bestaat uit twee parallelle staven 3, die aan de bovenzijde door een cirkelvormige beugel 4 worden verbonden. Uit fig. 3 blijkt, dat de beugel 4 ten opzichte van het onderliggende gedeelte over een bepaalde afstand is verplaatst.

Het cirkelvormige deel 2 van het frame kent een aantal geleidewielen 5, waarbij de twee parallelle staven 3 geleidewielen 6 heeft. Deze geleidewielen 5, 6 dienen voor het draaibaar ondersteunen van een wielvormig element 7. Het wielvormige element 7 kan elke willekeurige con-structievorm hebben, maar is hier getoond als een gebogen buis van passend materiaal en van willekeurige dwarspro-fielvorm.

Het onderste gedeelte 2 van het frame 1 is voorzien van steunen 8, waarop de voeten van de gebruiker plaats kunnen vinden.

Voorts is bij de overgang tussen de parallelle staven 3 en het onderste gedeelte 2 een uitstekende beugel 9 aangebracht, op het vrije einde waarvan een rondsel 10 draaibaar is gelagerd (zie ook het detail in fig. 6).

De boogvormige beugel 4 aan de bovenzijde is het midden voorzien van een omlaaggerichte arm 11, aan de onderzijde waarvan bij 12 een arm 13 draaibaar is bevestigd. Het vrije einde van de arm 13 is hier uitgevoerd met een rolwiel 14 voorzien van een palmechanisme 15, zie ook het detail in fig. 7. Het rolwiel is daartoe uitgevoerd met een palwiel 16, waartegen een pal 17 door middel van een veer 18 wordt gedrukt, welke pal-bij 1-9 om-een aan de arm 13 bevestigde pen 20 draaibaar is gelagerd. De vertan-ding van het palwiel 16 is zodanig, dat het wiel 14 slechts in de richting van de pijl PI vrij kan draaien, in tegengestelde zin echter wordt geblokkeerd.

Tussen het ringvormige onderste framedeel 2 en het loopwiel 7 zijn volgens de uitvinding blokkeringsmiddelen aangebracht, die hier de vorm hebben van een pal 21, zie in het bijzonder fig. 8. De pal 21 is vrij draaibaar om een pen 22, die is bevestigd aan het framedeel 2, waarbij het vrije einde 23 van de pal in aanraking komt met de binnenzijde van het loopwiel 7. Deze binnenzijde kan zijn voorzien van onevenheden 24, die zich over de volle binnenomtrek van het loopwiel 7 uitstrekken. De palpositie is zodanig dat een verplaatsing van het onderste framedeel 2 ten opzichte van het loopwiel 7 slechts in de richting van de pijl P2 kan plaatsvinden.

Tenslotte wordt opgemerkt, dat een remmechanisme tussen frame 2 en loopwiel 7 is aangebracht, zie fig. 6, dat hier bestaat uit een aan het framedeel 2 vastgelast oogdeel 25, waardoorheen een pen 26 in axiale zin vrij verschuifbaar is. Aan het vrije einde van de pen 26 is een remblok 27 aangebracht, dat in aanraking komt met de binnenzijde van het loopwiel 7. De pen 26 is aan het andere einde voorzien van een drukknop 28, welke met de knie of anderszins door de gebruiker aan te raken is. Tussen drukknop 28 en oogdeel 25 is een drukveer 29 opgenomen, die ervoor zorgt dat het remblok 27 in de niet gebruikte stand vrijligt van het loopwiel 7.

Het hierboven beschreven roltoestel werkt als volgt. De gebruiker vindt plaats door zijn voeten op het onderste cirkelvormige framedeel 2 te plaatsen in de buurt van de steunen 8 en met de handen de boogvormige beugel 4 vast te pakken. Door het frame 1 in een kantelende beweging ten opzichte van het loopwiel 7 te brengen, zie fig.

4 en 5, kan het roltoestel in een voortgaande beweging worden gebracht, omdat door de kanteling met de wijzers van de klok mee, het loopwiel ten opzichte van he-t frame door middel van het blokkeringsmechanisme 21 vastzit, waardoor een voortgaande beweging wordt gerealiseerd. De kanteling wordt begrensd door het steunwiel 10 op de beugel 9. Bij de teruggaande beweging vanuit de positie van fig. 4 naar 5 wordt het frame 1 tegen de wijzers van de klok in gekanteld door gewichtsverplaatsing van de gebruiker en verplaatsing van de boogvormige beugel 4. Het frame kan ten opzichte van het loopwiel 7 vrij verdraaien, maar wordt in de uitvoeringsvorm volgens fig. 1-8 door middel van de arm 13 verplaatst, omdat het steunwiel 14 van de arm 13 dankzij het palmechanisme 15 is geblokkeerd. Op die manier wordt het framedeel 2 tegen de bodem afgezet en wordt in de richting van de pijl P3 verplaatst. Het loopwiel 7 kan daarbij vrij over de bodem rollen. Door een voortdurend heen en weer gaande kantelende beweging van het framedeel 2 kan het roltoestel in de richting van de pijl P3 over de grond worden voortbewogen, waarbij de gebruiker een zodanige behendigheid moet hebben, dat hij in het verticale vlak overeind blijft staan.

Het zal duidelijk zijn dat de rem 28 dient voor het tijdig stoppen van het roltoestel door met de voet op de knop 28 te drukken, zie de positie van fig. 4.

Thans volgt een beschrijving van een tweede uitvoeringsvorm aan de hand van de fig. 9 t/m 13. Deze uitvoeringsvorm kenmerkt zich door een volledig cirkelvormig frame 1, dat aan de omtrek is voorzien van geleiderollen 5 met op een binnenomtreksdeel een steunplank 8', waarop de voeten van de gebruiker plaats kunnen vinden.

In deze uitvoeringsvorm zijn een tweetal beugelvormige steunen 9 aangebracht met aanslagrollen 10.

In axiale zin steken aan de bovenzijde een tweetal steunen 30 uit, met verbrede plaatvormige delen 31, een en ander zodanig dat deze parallel aan elkaar verlopen en ongeveer spiegelsymmetrisch ten opzichte van de verticale lijn V-V liggen.

De diameter van het frame en het op de rollen 5 - ondersteunde loopwiel 7 is aanzienlijk-kleiner dan de uitvoeringsvorm van fig. 1, zodanig dat de knieën van de gebruiker steun vinden tegen de platen 31 op de steunen 30.

Overeenkomstig de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 is een blokkeringspal 21 tussen frame en loopwiel 7 aangebracht.

Door het uitoefenen van een kantelende beweging van het frame 1 ten opzichte van het loopwiel 7 door de knieën te strekken, te buigen en te verdraaien volgens de fig. 10 tot en met 13, kan het roltoestel een voortbeweging ondergaan in de richting van de pijl P3, waarbij de maximale kantelende beweging wordt beperkt door de aan-slagwielen 10.

De uitvoeringsvorm volgens fig. 14 t/m 17 onderscheidt zich van die van fig. 9 t/m 13 door een extra arm 13, die scharnierend bij 12 aan het frame 2 is bevestigd. Ook deze arm is uitgevoerd met een rolwiel 14 met bijbehorend palmechanisme 15. Het frame is hier eveneens uitgevoerd met een steunplank 81, waarop de voeten van de gebruiker plaats kunnen vinden. In tegenstelling tot de uitvoering in fig. 9 zijn de kniesteunen 31 ter weerszijden van het langsvlak van het loopwiel 7 aangebracht op de steunen 30. Tevens is op afstand van de kniesteunen 31 een knieholtesteun 35 op het frame bevestigd in de vorm van een dwarsstaaf. Een daarachter aangebrachte rondlopende beugel dient als aanslag tegen de arm 13.

Deze uitvoering is uitgevoerd met slechts een wiel 10 als aanslag, die hier door middel van een dempingsveer 36 met het frame 1 is verbonden.

De gebruiker kan op het roltoestel staan door het frame met het loopwiel tussen de benen te nemen en op de steun 8· te gaan staan. Door het buigen en strekken van de knieën kan de gewenste kantelende beweging plaatsvinden.

In de getoonde uitvoeringsvorm kan de pal 21 tussen frame 1 en loopwiel 7 desgewenst worden weggelaten en vindt de afsteuning slechts plaats via de arm 13 en het geblokkeerde» stpmwipi 14, zoals fig. 17 laat zien. is de voorover kantelende beweging begrensd door het wiel 10.

Thans volgt een beschrijving van de uitvoering volgens de fig. 18 t/m 22.

Het frame 1 is hier geheel cirkelvormig, welk frame is voorzien van steunrollen 5 voor het draaibaar ondersteunen van het loopwiel 7. De diameter van het frame 1 is zodanig dat de gebruiker er in gestrekte toestand volledig in past. De uitvoering is voorzien van een tweetal boogvormige voetsteunen 40. Aan de in fig. 18 linker zijde is de voetsteun 40 bij 41 scharnierbaar aan een steun 42 van het frame 1 gekoppeld, zie ook fig. 21.

Aan het tegenoverliggende einde 43 is elke voetsteun uitgevoerd met een zwenkbaar daaraan bevestigd pallichaam 44, waarvan het vrije einde samenwerkt met de binnenomtrek van het loopwiel 7.

Aan weerszijden van het frame 1 zijn als blokke-ringsmiddelen handgrepen 45 aangebracht, welke elk zijn voorzien van een oogplaat 46 voor het schamierbaar ondersteunen van een handgreep 47. Het tegenoverliggende deel van de handgreep is scharnierbaar bij 48 gekoppeld aan een remplaat 49 voorzien van een remblok 50. Het remblok 50 kan tegen de binnenzijde van het loopwiel 7 worden gedrukt door de handgrepen 47 in de richting van de pijl P4 aan te trekken. Een terugstelveer 51 verzorgt een zodanige spanning op de remplaat 49 dat het remblok 50 vrij blijft liggen van het loopwiel 7 indien de handgrepen 47 niet worden bekrachtigd.

Tenslotte wordt opgemerkt, dat een zwenkbare steunarm 9' is aangebracht met aanslagrol 10. De zwenkbare steunarm 9' is bij 52 scharnierbaar met het frame verbon den, waarbij een plaatvormig lichaam 53 dient als contragewicht. De plaat 53 is uitgevoerd met een aanslagpen 54, die in aanraking met het framedeel 1 komt als de stand volgens fig. 18 en 21 wordt ingenomen.

De werking van dit toestel gaat als volgt.

Gebruiker staat volgens fig. 18 rechtop in het ringvormig frame 1 en vindt steun op de voetsteunen 40 respectievelijk handvatten 45. Door het op en neer bewegen van de knieën ontstaat een verschuiving van de pallen 44 langs de binnenzijde van het loopwiel 7 waardoor een voortgaande beweging in de richting van de pijl P3 wordt gerealiseerd. Indien de gebruiker handig is kan hij de handrem 50 in werking stellen, waardoor de beweging tussen het frame 1 en het loopwiel 7 wordt geblokkeerd, en zal de opgewekte translatie-energie tevens worden omgezet in een rotatie-energie van het frame 1, waardoor de gebruiker de stand volgens fig. 20 en verder kan innemen. Hij kan zelfs geheel door blijven rollen, waarbij telkens de aanslagrol 10 binnen de omtrek van het loopwiel 7 terecht komt, zie fig. 20, zodat doorrollen mogelijk wordt. Tegenrollen wordt echter verhinderd door het automatisch naar buiten kantelen van de arm 9' ten gevolge van de contragewichts-plaat 53.

Thans volgt een beschrijving van de uitvoeringsvorm volgens de fig. 23-25.

Deze uitvoering onderscheidt zich van de voorgaande uitvoering volgens de fig. 18 t/m 20, doordat het frame 1 is uitgevoerd met een zitsteun 56 voor de gebruiker. De zitsteun is tevens voorzien van een handgreep 57. Aan een omtreksdeel, dat aan de van de handgreep 57 afgekeerde zijde van de zitsteun 56 ligt, is een aandrijfwiel 58 draaibaar in een aan het frame bevestigde steun 59 gelagerd. De draaiingsas is voorzien van trappers 60, een en ander zodanig dat de gebruiker met de voeten het wiel 58 in voor of achterwaartse beweging kan brengen. De omtrek van het wiel 58 loopt af op de binnenzijde van het loopwiel 7, dat op zichzelf via de rollen 5 rond het cirkel vormige frame 1 vrij draaibaar is aangebracht. Ook deze uitvoeringsvorm kent een zwenkbare steun 9' met aanslag-wiel 10, welke steun tevens is uitgevoerd met de contrage-wichtsplaat 53.

In deze uitvoeringsvorm kan eveneens als blokke-ringsmiddelen de remconstructie volgens fig. 22 worden toegepast, waarbij de handgrepen zich boven het hoofd van de gebruiker bevinden.

De werking van deze uitvoering is zodanig dat door het in rotatie brengen van het wiel 58 door middel van de trappers 60, het wiel 58 het loopwiel 7 in rotatie brengt, waardoor de voortgaande beweging in de pijl P3 tot stand wordt gebracht. In deze uitvoeringsvorm is het eenvoudig om ook een achterwaartse beweging tegengesteld aan de richting P3 te kunnen volvoeren, waarbij het steunwiel 10 een achteroverkantelen voorkomt.

Door het in werking stellen van de handgreep met rem 45 aan de bovenzijde van het frame 1 kan tussen het frame en het loopwiel 7 een blokkering tot stand worden gebracht, waardoor de gebruiker mee gaat draaien met het loopwiel 7, waarbij een der standen in fig. 25 is weergegeven.

De inrichting volgens de fig. 26 t/m 30 onderscheidt zich van de voorgaand beschreven inrichting, dat hier twee loopwielen 7 zijn aangebracht, echter met dezelfde aslijn. Het frame 1 is verbonden met de tussen de wielen 7 aangebrachte as 62, bij de koppeling met de hoofdbalk 63 van het frame 1 een zitsteun 64 is aangebracht.

De hoofdbalk 63 is aan de voorzijde omhooggebogen, waarbij het vrije einde is voorzien van een handgreep 65 voor de gebruiker. Aan de onderzijde van de hoofdbalk 63 is aan de voorzijde een aanslagwiel 10 opgenomen, dat is bevestigd aan een steun 9, welke via een drukveer 66 afsteunt op de hoofdbalk 62. Aan het vrije achtereinde van de hoofdbalk 63 is eveneens een steunwiel 10 met soortgelijke verende constructie als aan de voorzijde gemonteerd.

Elk wiel 7 is via spaken 67 verbonden met een naaf 68, aan de binnenzijde waarvan een tandkrans 69 is aangebracht. De as 62 is voorzien van een arm 70, het vrije einde waarvan is voorzien van een pal 71. Deze pal 71 werkt samen met de tandkrans 69. Een en ander zodanig dat de draaizin van de naaf 68 respectievelijk het wiel 7 ten opzichte van het frame 1 in de ene zin wordt geblokkeerd door het palmechanisme 69, 71. Dit palmechanisme kan binnen het kader van de uitvinding zijn vervangen door elk ander vrijloopsysteem.

Het frame is voorts uitgevoerd met een omhoog gerichte arm 72, dat aan de onderzijde vast is bevestigd aan de as 62. Elke arm 72 aan weerszijden van de zitplaats 64 is aan de bovenzijde scharnierbaar gekoppeld met een arm 13 aan het vrije ondereinde waarvan een as 73 is bevestigd, die leidt naar de parallelle arm aan de andere zijde van het toestel. De as 73 is voorzien van een steun-wiel 14 met palmechanisme 15.

De werking van dit toestel is als volgt:

Doordat de gebruiker op de zitplaats 64 gaat zitten, kan deze een kantelende beweging aan het frame 1 doen meegeven door zijn gewicht van voor naar achter te verplaatsen ten opzichte van de as 62. Hierbij vinden zijn voeten steun aan een voetsteun 75, waarbij wordt opgemerkt, dat de positie van de aanslagwielen 10 ten opzichte van de rotatieas 62 en loopwielen 7 zodanig is dat de gebruiker over een zekere hoek die kantelbeweging van het frame 1 kan maken voldoende om het palmechanisme 69, 71 in werking te kunnen stellen, zodat een voortgaande beweging in de richting van de pijl P3 plaatsvindt. Bij de teruggaande kanteling van het frame 1 loopt het palmechanisme 69, 71 vrij, maar wordt duwkracht op het frame 1 uitgeoefend ten gevolge van de blokkerende wielen 14 aan het ondereinde van de armen 13.

Tenslotte de uitvoeringsvorm volgens fig. 31 en 32, die in hoofdzaak lijkt op de uitvoeringsvormen voorzien van een wiel, waarbij een cirkelvormig frame 1 en een met rollen 5 daaromheen gelagerd wiel 7 heeft. Het frame 1 is hier uitgevoerd met een naar binnen wijzende steun 80, die precies in het draiingsmiddelpunt is voorzien van een pen 81 voor het draaibaar daaraan bevestigen van een steunarm 13. De steunarm 13 is aan het uiteinde voorzien van een steunwiel 14.

Het verdraaien van het frame ten opzichte van de horizontaal zal derhalve geen invloed uitoefenen op de stand van de arm 13, die in deze uitvoeringsvorm gelijk blijft.

De arm 13 is L-vormig uitgevoerd, en in de hoek eveneens voorzien van een scharnierpen 82, waaromheen een schoor 83 zwenkbaar is gelagerd. De schoor is uitgevoerd met een sleufgat 84, waarin een loodrecht op de steun 80 staande pen 85 verschuifbaar is gestoken. Het vrije einde 86 van de schoor 83 is uitgevoerd met een pal 87.

Volledigheidshalve wordt gemeld, dat een blokke-ringsorgaan in de vorm van een pal 21 eveneens tussen het frame 1 en het wiel 7 is aangebracht.

De verdraaiing van het frame 1 met de wijzers van de klok mee zal een blokkering ten opzichte van het wiel 7 teweegbrengen, waardoor vanuit de stand in fig. 32 naar de stand in fig. 31 een aandrijving direct vanuit het frame op het wiel 7 plaatsvindt en een voortbeweging in de richting van de pijl PI tot stand komt.

Bij de teruggaande beweging van het frame 1 vanuit de stand in fig. 31 naar die in fig. 32, dat wil zeggen tegen de wijzers van de klok in, veroorzaakt een verdraaiing van de steun 80 om het middelpunt 81 en derhalve een verplaatsing van de pen 85 om datzelfde middelpunt 81. De pen 85 neemt de schoor 83 mee door in het sleufgat 84 te verschuiven en een drukkracht uit te oefenen, waarbij de schoor 83 om de pen 82 draait. Deze verdraaiing veroorzaakt een verbinding ten gevolge van de pal 87 tussen het frame 1 en het wiel 7, zodat ook bij de teruggaande beweging van het frame 1 een voortgaande beweging in de richting van de pijl Pl wordt gerealiseerd.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.

Claims (19)

1. Roltoestel voor een persoon, dat als behendigheidsspel kan worden gebruikt, welk roltoestel voorzien is van een de persoon steunend frame en ten minste een ten opzichte van het frame wielvormig element, met het kenmerk, dat het toestel slechts een aslijn tussen frame en wielvormig element kent voor het toelaten van een kantelende beweging van het frame, waarbij zonodig middelen aan het frame zijn aangebracht, die een blokkering van het frame ten opzichte van het wiel in althans de ene draaizin tot stand brengen.

2. Roltoestel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de blokkeringsmiddelen zijn uitgevoerd in de vorm van een vrijloopkoppeling, bijvoorbeeld als een pal met samenwerkende krans, die aan het gestel respectievelijk loopwiel of omgekeerd zijn verbonden.

3. Roltoestel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het gestel althans voor een deel ringvormig is en het loopwiel op dat ringvormige deel van het gestel gelagerd is.

4. Roltoestel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat tussen ringvormig gestel en loopwiel geleide-rollen zijn aangebracht.

5. Roltoestel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat als blokkeringsmiddelen een tussen gestel en loopwiel aangebracht remmechanisme werkzaam is.

6. Roltoestel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het frame is uitgevoerd met steunmiddelen voor de gebruiker, bijvoorbeeld voet- of zitsteun.

7. Roltoestel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het frame is voorzien van handgrepen.

8. Roltoestel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de handgreep een boogvormige beugel is, welke uitkraagt buiten de buitenomtrek van het loopwiel.

9. Roltoestel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de handgrepen dwars op het vlak door het loopwiel staan.

10. Roltoestel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tussen het frame en het loopwiel aandrijf middelen zijn aangebracht.

11. Roltoestel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat als aandrij f middel een in het frame gelagerd wiel is aangebracht, dat afloopt langs de binnenzijde van het loopwiel.

12. Roltoestel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat als aandrij fmiddel een ten opzichte van het frame verplaatsbaar palorgaan is aangebracht, dat samenwerkt met de binnenzijde van het loopwiel.

13. Roltoestel volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het palorgaan scharnierend is bevestigd op een ten opzichte van het frame scharnierbare voetsteun.

14. Roltoestel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het frame een schamier-bare arm draagt, waarvan het vrije einde op de bodem kan afsteunen.

15. Roltoestel volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het vrije einde van de arm een door een vrijloopmechanisme blokkeerbaar wiel draagt.

16. Roltoestel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de diameter van het frame ongeveer met de halve beenhoogte van de gebruiker overeenkomt, en het frame een of meer kniesteunen heeft.

17. Roltoestel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het frame een of twee radiaal buiten het loopwiel uitstekende aanslagen heeft.

18. Roltoestel volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de radiaal uitstekende aanslag is voorzien van een rolwiel.

19. Roltoestel volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de steunrol aan de aanslag verend ten opzichte van het frame is aangebracht.