NL1011871C2 - Eierlade. - Google Patents

Description

Titel: Eierlade.

De onderhavige uitvinding betreft een eierlader, omvattende een rand of lijst, tussen die lijst aangebrachte eerste ribben en in hoofdzaak dwars daarop verlopende tweede ribben, 5 welke ribben openingen begrenzen om eieren op te nemen, waarbij tenminste een van de eerste en tweede ribben aan de bovenzijde daarvan voorzien is van uitsparingen

In de stand van de techniek is het bekend om eieren in een voorbroedmachine te plaatsen in een houder of lade die bestaat uit kruislings verlopende ribben. De eieren worden 10 geplaatst in de holtes die de naast elkaar gelegen ribben gezamenlijk opspannen. De lade heeft een relatief open gedaante zodat de in de lade geplaatste eieren vrijwel rondom omsloten worden door lucht. Met behulp van de lucht kan warmte naar de eieren kan worden toegevoerd of warmte van de eieren worden afgevoerd. De eierlade volgens de stand van de techniek is in hoofdzaak rechthoekig uitgevoerd. In de Iangsrichting van de 15 lade zijn relatief hoog geplaatste eerste ribben geplaatst. Dwars daarop verlopen lagere tweede ribben. Op de zijwanden van de ribben zijn uitsteeksels geplaatst. Deze uitsteeksels verminderen plaatselijk de doorsnede van een holte die wordt opgespannen door de naast elkaar gelegen ribben. Wanneer een relatief klein ei in een holte wordt geplaatst, wordt dit ei ondersteund door de uitsteeksels die aan de wanden van de ribben 20 zijn bevestigd. Wanneer echter een relatief groot ei in de lade wordt geplaatst, zal het ei afsteunen op de bovenranden van de relatief hoge eerste ribben. In verband met doelmatigheidseisen worden relatief veel eieren dicht op elkaar in de lade geplaatst. Dat betekent dat wanneer relatief grote eieren in de lade geplaatst worden deze eieren mogelijk tegen elkaar liggen. In de praktijk betekent dat, dat de lade volgens de stand van 25 de techniek breuk van de eieren niet voorkomt. In de voorbroedmachine wordt de lade gedurende het broedproces geroteerd. Dit wordt gedaan om het natuurlijk keren van de eieren door een vogel, enigszins na te bootsen. Wanneer relatief grote eieren in de bekende eierlade worden geplaatst en deze elkaar raken kunnen de eieren tegen elkaar kapot stoten wanneer de lade wordt gekanteld.

30

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om te voorzien in een eierlade van in de aanhef genoemde soort waarbij de positionering van de eieren in de eierlade beter kan worden bewerkstelligd, en waarbij relatief grote eieren in de eierlade geplaatst kunnen 101 1871 2 worden zonder dat die eieren elkaar raken.

Dat doel wordt in de onderhavige uitvinding bereikt doordat de uitsparingen de openingen voor het opnemen van eieren verbreden.

5

Daarbij is het mogelijk dat de eerste ribben uitsteken boven de dwars daarop verlopende tweede ribben, waarbij in het uitstekende deel van die eerste ribben tussen elk paar op elkaar volgende tweede ribben uitsparingen zijn aangebracht.

10 Door de aanwezigheid van de uitsparingen in de bovenranden van de hogere ribben of slechts de eerste ribben wordt door twee naast elkaar geplaatste ribben een holte opgespannen waarin een relatief groot ei kan worden ontvangen. Door de uitsparingen zal de bovenrand van deze ribben goed aansluiten op de wand van het ei en is de positie van het ei in de lade gewaarborgd, ook wanneer de lade wordt gekanteld.

15

De onderhavige uitvinding kan bijvoorbeeld gebruikt worden in de voorbroedmachine volgens de nog niet gepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage 1009860 op naam van de aanvrager. In de voorbroedmachine volgens deze Nederlandse octrooiaanvrage is het voordelig om de eierlade over een relatief grote hoek te kunnen roteren. Aangezien de 20 eierlade volgens de onderhavige uitvinding voorziet in een relatief goede aangrijping tussen de Iade en de in de lade geplaatste eieren, kan de lade volgens de onderhavige uitvinding relatief ver worden gekanteld voordat de eieren uit de lade vallen.

Volgens de uitvinding is het mogelijk dat de uitsparingen concaaf zijn uitgevoerd. De 25 concave uitsparingen voorzien in een goede aansluiting van de randen van de eerste ribben op de buitenwand van het ei.

Verder is het mogelijk dat op de naar de opening gerichte zijden van de eerste drie en tweede vier ribben uitsteeksels zijn aangebracht, welke uitsteeksels de doorsnede van de 30 opening plaatselijk verminderen. Daarbij is het mogelijk dat de uitsteeksels aan de naar het midden van de opening gerichte zijde zijn voorzien van een concaaf verlopende afronding. Ook is het mogelijk dat de naar de bovenzijde gerichte uiteinden van de uitsteeksels zijn afgerond.

10 1 18 71 3

Door de aanwezigheid van de uitsteeksels aan de zijwanden van de ribben kunnen in de eierlade volgens de onderhavige uitvinding eieren geplaatst worden die een relatief grote variatie in diameter vertonen. De grote eieren worden opgevangen door de uitsparingen 5 die zijn aangebracht in de eerste ribben. Relatief kleine eieren kunnen rusten op de eindranden van de uitsteeksels die op de randen van de ribben zijn aangebracht. Door ook in deze uitsteeksels een uitsparing te voorzien en de uitsteeksels bovendien af te ronden kan een goede aansluiting van de eindranden van de uitsteeksels op de wand van het ei worden bewerkstelligd. De kans op breuk van de eieren wordt daardoor verminderd.

10

De onderhavige uitvinding zal verder worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren waarin:

Figuur 1 een bovenaanzicht weergeeft van een gedeelte van de eierlade volgens een 15 voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.

Figuur 2 een aanzicht is in doorsnede volgens de lijn Π-Π in figuur 1.

Figuur 3 een aanzicht is in doorsnede van de doorsnijding in de lijn ΠΙ-ΠΙ volgens figuur 20 1.

In figuur 1 is een eierlade 1 afgebeeld volgens de onderhavige uitvinding. De eierlade 1 is opgebouwd uit een lijst of rand 2 die de eierlade volledig omsluit. De lijst 2 is in de figuur onderbroken weergegeven. Van de eierlade 1 is daarom ook maar een gedeelte afgebeeld. 25 In de lijst 2 zijn eerste ribben 3 bevestigd. Deze ribben 3 verlopen parallel aan elkaar. Dwars op deze eerste ribben zijn tweede ribben 4 aangebracht. Ook deze ribben 4 lopen parallel aan elkaar. Tussen twee naastgelegen ribben 3 en twee naastgelegen ribben 4 wordt steeds een opening 5 opgespannen. In de figuur is met een cirkel in streepstiplijnen schematisch de gedaante van een ei afgebeeld. De diameter van door de naastgelegen 30 ribben 3, 4 opgespannen openingen 5 worden plaatselijk verkleind door uitsteeksels 6 die aan de ribben zijn bevestigd. Naar het midden van de openingen 5 zijn deze uitsteeksels 6 voorzien van een concave afronding. Deze uitsteeksels 6 zijn ook in de richting dwars op de concave of ronding, afgerond.

10 1 1 87 1 4

Zoals hierboven al is vermeld is de lade 1 volgens de onderhavige uitvinding met name geschikt voor het houden van eieren. Afhankelijk van de grootte van de eieren worden deze eieren ofwel ondersteund door de bovenranden van naastgelegen ribben 3, 4, ofwel 5 door de in de opening 5 geplaatste uitsteeksels 6.

De specifieke vorm van zowel de eerste ribben 3 als de uitsteeksels 6 volgens de onderhavige uitvinding blijkt vooral uit de figuren 2 en 3.

10 In figuur 2 is een doorsnede te zien van de lade 1 volgens de lijn ΙΙ-Π uit figuur 1. Uit figuur 2 blijkt dat de eerste ribben 3 uitsteken boven de dwars daarop verlopende tweede ribben 4. Wanneer een relatief groot ei in de holte 5 wordt geplaatst die wordt opgespannen door de respectieve ribben 3,4 zal het ei 8 daarom worden ondersteund door twee tegenover elkaar liggende einden van de ribben 3. Om daarbij een goede 15 positionering van de eieren op deze bovenranden van de ribben 3 te garanderen, zijn de boveneinden van de ribben 3 voorzien van uitsparingen 7. Gezien de vorm van het ei zijn deze uitsparingen bij voorkeur concaaf. Om de sterkte van de lade zo min mogelijk nadelig te beïnvloeden kunnen de delen van de ribben 3 die contact maken met de ribben 4 relatief hoog worden uitgevoerd. Dit betekent dat op de bevestigingspunten tussen de 20 ribben 3 en 4 relatief veel materiaal aanwezig is.

Uit figuur 2 blijkt verder dat naar de uitsparingen 7 gerichte zijden van de uitsteeksels 6 zijn afgerond. Wanneer een relatief klein ei in opening 5 wordt geplaatst, wordt dit ei niet ondersteund door de bovenranden van de ribben 3, maar wordt het ei ondersteund door de 25 naar de uitsparingen 7 gerichte zijden van de uitsteeksels 6. Door deze uitsteeksels 6 af te ronden wordt een goede en veilige positionering van het ei op de uitsteeksels 6 gegarandeerd. Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat het ei in figuur 2 schematisch is afgebeeld met een streepstippellijn 8.

30 Om de stapelbaarheid van de eierlade 1 te vergroten is de rand 2 aan de naar onder gerichte zijde relatief breed uitgevoerd. De onderzijde vormt daarom een opneemgedeelte 20 waarin de bovenzijde 21 van een daaronder geplaatst lade kan worden opgenomen. Daar wordt het mogelijk om de lade te stapelen.

f0 1 18 7 1 5

In figuur 3 is een doorsnede te zien volgens de snede ΙΠ-ΠΙ in figuur 1. Uit figuur 3 blijkt ondermeer dat de ribben en de daaraan bevestigde uitsteeksels 6 bij voorkeur als één geheel worden uitgevoerd. Bovendien is in figuur 3 te zien dat bij eieren met een hele 5 grote doorsnede de eieren zullen aanliggen op de bovenzijde van de ribben 3 en de rand 2. In het geval dat een groot ei wordt gelegd op een uitsparing die niet aansluit op de rand, dan ligt het ei aan op twee bovenranden van twee naast elkaar gelegen ribben 3.

Een belangrijk kenmerk van de eierlade zoals die beschreven staat in de onderhavige 10 uitvinding is, dat de eierlade onder de last van de daarin geplaatste eieren niet overmatig kan doorzakken. Om de lade volgens de figuren 1,2 en 3 extra stevigheid te geven, zonder dat het gewicht van een lade aanmerkelijk toeneemt is het mogelijk om een aantal ribben 4 overeenkomstig uit te voeren aan de ribben 3. Over de totale lengte van de lade 1 kunnen bijvoorbeeld twee of drie zich in dwarsrichting verlopende ribben 4 worden uitgevoerd 15 overeenkomstig aan de ribben 3. Dat betekent dat deze ribben 4 zich uitstrekken boven de parallel daaraan geplaatste ribben 4 en in de bovenranden daarvan uitsparingen 7 omvatten. Op deze manier kan worden bewerkstelligd dat de lade voldoende stijf is zonder dat het verhogen van de ribben het gewicht van de lade te zeer zou verhogen.

20 Het is voordelig wanneer de lade volgens de onderhavige uitvinding gebruikt kan worden in standaard voorbroedmachines. In deze voorbroedmachines worden lade gebruikt met een standaard maat. Een gebruikelijke maat voor de lengte van een eierlade bedraagt op dit moment ongeveer 72 cm. Om precies te zijn bedraagt de buitenmaat van de lade, aan de onderzijde daarvan 732 mm. De buitenmaat aan de bovenzijde van de lade is 721 mm. 25 De Iade heeft een breedte van ongeveer 50 cm. Om precies te zijn bedragen de buitenmaten aan de onderzijde van de lade 505 mm en aan de bovenzijde van de lade 494 mm. De uitsparingen 7 die zijn aangebracht in de bovenzijden van de ribben hebben bij voorkeur een afronding waarvan de straal 25 mm bedraagt. De afrondingen van de ribben in de dwarsrichting van de ribben hebben bij voorkeur een afronding met een straal die 30 ongeveer 1 mm bedraagt. Bij de uitsteeksels bedraagt de straal van de afronding die naar de bovenzijde van de lade gericht is bij voorkeur ongeveer 2 mm.

Zoals hierboven al vermeld is wordt de lade 1 volgens de onderhavige uitvinding bij 101 18 7 1 6 voorkeur gebruikt in standaard toepassingen. De hoogte van de lade is bijvoorbeeld 38 mm. Het totale verschil in hoogte tussen de eerste ribben 3 en de dwars daarop geplaatste tweede ribben 4 bedraagt bijvoorbeeld 10 mm. Uitsparingen 7 die zijn aangebracht in de eerste ribben 3 hebben in die eerste ribben 3 bijvoorbeeld een maximale diepte van 6 mm.

10 1 1 87 1

Claims (5)

1. Eierlader (1), omvattende een rand of lijst (2), tussen die lijst aangebrachte eerste ribben (3) en in hoofdzaak dwars daarop verlopende tweede ribben (4), welke ribben (3,4) 5 openingen (5) begrenzen om eieren op te nemen, waarbij tenminste een van de eerste (3) en tweede (4) ribben aan de bovenzijde daarvan voorzien is van uitsparingen (7), met het kenmerk, dat de uitsparingen de openingen (5) voor het opnemen van eieren verbreden.

2. Eierlade volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste ribben (3) uitsteken boven 10 de dwars daarop verlopende tweede ribben (4), waarbij in het uitstekende deel van die eerste ribben (3) tussen elk paar op elkaar volgende tweede ribben (4) uitsparingen (7) zijn aangebracht.

3. Eierlade (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de uitsparingen (7) in de 15 eerste of tweede ribben (3,4) een concave gedaante hebben.

4. Eierlade (1) volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij op de naar de opening (5) gerichte zijden van de eerste (3) en tweede (4) ribben uitsteeksels (6) zijn aangebracht, welke uitsteeksels (6) de doorsnede van de opening (5) plaatselijk verminderen, met het 20 kenmerk, dat de uitsteeksels (6) aan de naar het midden van de opening (5) gerichte zijden zijn voorzien van een concaaf verlopende afronding.

5. Eierlade (1) volgens conclusie 4, waarbij de uitsparingen (7) in de eerste ribben (3) zich bevinden aan de bovenzijde van de lade, met het kenmerk, dat de naar de bovenzijde 25 gerichte uiteinden van de uitsteeksels (6) zijn afgerond. 101 187 1