NL1011376C2

NL1011376C2 - Kabelconnector en werkwijze voor het aansluiten van een kabel op een kabelconnector.

Info

Publication number: NL1011376C2
Application number: NL1011376A
Authority: NL
Inventors: Gert Droesbeke
Original assignee: Framatome Connectors Belgium
Priority date: 1999-02-23
Filing date: 1999-02-23
Publication date: 2000-08-24
Also published as: DE60038836D1; ATE395731T1; EP1032084B1; US6315600B1; EP1032084A1; JP2000243494A

Description

Kabelconnector en werkwijze voor het aansluiten van een kabel op een kabelconnector

De uitvinding heeft betrekking op een kabelconnector voor een kabel met een aantal geïsoleerde draden, voorzien van een huis van isolerend materiaal, waarin een aantal met de draden te verbinden contacten zijn ondergebracht, in 5 een hoofdzaak holle kap die met het huis is verbonden en een trekontlastingselement heeft, dat de kabel stationair houdt ten opzichte van de kap, alsmede op een werkwijze voor het aansluiten van een kabel op een kabelconnector.

Bij de bekende kabelconnector van deze soort is 10 het trekontlastingselement gewoonlijk in de kap gemonteerd door middel van schroeven, die moeten worden vastgezet om het trekontlastingselement in werking te stellen voor het vasthouden van de kabel ten opzichte van de kap. Enerzijds vereist het verschaffen van een trekontlasting bij de beken-15 de kabelconnector derhalve een aantal afzonderlijke onderdelen, terwijl anderzijds montagestappen nodig zijn wanneer de kabel op de kabelconnector wordt aangesloten.

De uitvinding beoogt de kabelconnector van het bovengenoemde type te verbeteren.

20 Hiertoe heeft de kabelconnector volgens de uitvin ding het kenmerk, dat de kap eerste en tweede kapdelen omvat, die met elkaar kunnen worden verbonden, waarbij het trekontlastingselement de kabel althans gedeeltelijk kan omgeven, waarbij het trekontlastingselement de kabel kan vast-25 klemmen door samenwerking met één van de kapdelen gedurende het met elkaar verbinden van de eerste en tweede kapdelen en waarbij het trekontlastingselement binnen de eerste en tweede kapdelen kan worden bevestigd door het met elkaar verbinden van deze kapdelen.

1011376 2

Op deze wijze wordt een kabelconnector verkregen, waarbij het in werking stellen van het trekontlastingsele-ment wordt bereikt door het met elkaar verbinden van de kap-delen, zodat geen afzonderlijke onderdelen en geen afzonder-5 lijke montagestappen nodig zijn.

Volgens een voorkeursuitvoering kunnen de eerste en tweede kapdelen met elkaar worden verbonden in een tussenstand en een eindstand, waarbij de kapdelen van de tussenstand naar de eindstand kunnen worden geschoven, waarbij 10 in de tussenstand het trekontlastingselement een doorgang voor de kabel verschaft en de in de eindstand het trekontlastingselement gedwongen de kabel vastklemt.

Op deze wijze wordt een kabelconnector verkregen, waarbij de kapdelen en het trekontlastingselement beschik-15 baar zijn als voorafgemonteerd onderdeel, zodat het in werking stellen van het trekontlastingselement een bijzonder eenvoudige fabricagestap is.

De uitvinding verschaft voorts een verbeterde werkwijze van de bovengenoemde soort, met het kenmerk dat 20 een kabelconnector wordt toegepast, die is voorzien van een kap met eerste en tweede kapdelen, waarbij de kabel door de kapdelen en het trekontlastingselement wordt geduwd, waarbij na het aansluiten van de draden op de contacten, de kapdelen volledig met elkaar worden verbonden en het trek-25 ontlastingselement daardoor wordt gedwongen de kabel vast te klemmen door samenwerking met één van de kapdelen gedurende het met elkaar verbinden van de eerste en tweede kapdelen, waarbij het trekontlastingselement binnen de eerste en tweede kapdelen wordt vastgezet door het met elkaar verbinden 30 van deze kapdelen.

Volgens de voorkeursuitvoering van de werkwijze volgens de uitvinding worden de eerste en tweede kapdelen en het trekontlastingselement vooraf samengesteld, waarbij de kapdelen zich in een tussenstand bevinden, waarin zij het 35 trekontlastingselement omsluiten, waarbij de kabel door de voorgemonteerde kapdelen en trekontlastingselement wordt ge- T011376 3 duwd, waarbij na het aansluiten van de draden op de contacten, de kapdelen van de tussenstand naar een eindstand worden geschoven, waarin het trekontlastingselement de kabel vastklemt.

5 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin uitvoeringsvormen van de kabel-connector en de werkwijze volgens de uitvinding schematisch zijn weergegeven.

Fig. 1 toont een uitvoeringsvorm van de kabelcon-10 m nector volgens de uitvinding in uiteengenomen toestand.

Fig. 2 is een perspectivisch aanzicht van het tweede kapdeel met trekontlastingselement van de kabelcon-nector volgens fig. 1.

Fig. 3 toont een perspectivisch aanzicht van het 15 eerste kapdeel en het trekontlastingselement.

Fig. 4-10 tonen een aantal stappen van een eerste uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding.

Fig. 11 en 12 tonen twee stappen van een tweede uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding.

20 Zoals in de fig. 1-3 is weergegeven, is de kabel- connector voorzien van een huis 1 van isolerend materiaal, waarin een aantal contacten 2 is ondergebracht, die kunnen worden verbonden met de draden van een niet weergegeven kabel. Bij de beschreven uitvoeringsvorm zijn de contacten 2 25 van het zogenaamde IDC type. De kabelconnector is voorts voorzien van een in hoofdzaak holle kap, die een eerste kapdeel 3 en een tweede kapdeel 4 omvat, welke kapdelen 3,4 met elkaar kunnen worden verbonden, zoals hierna zal worden beschreven. Tenslotte omvat de kabelconnector een trekontlas-30 tingselement 5, dat de kabel kan vastzetten ten opzichte van de kap 3,4. Bij de beschreven uitvoeringsvorm is het eerste kapdeel 3 van metaal vervaardigd, terwijl het tweede kapdeel 4 is vervaardigd van kunststofmateriaal.

Het trekontlastingselement 5 is eveneens van me-35 taal vervaardigd en omvat twee helften 6 die onderling zijn verbonden door in hoofdzaak U-vormige secties 7. De trekont- 1011376 4 lastingselementhelften 6 bepalen een doorgang 8 voor een kabel, zodat het trekontlastingselement de kabel tenminste gedeeltelijk kan omgeven. Door de trekontlastingselementhelf-ten 6 naar elkaar toe te duwen, zal de door de doorgang 8 5 lopende kabel worden vastgeklemd door het trekontlastingselement 5.

Bij de beschreven kabelconnector wordt het trekontlastingselement 5 gedwongen de kabel vast te klemmen door samenwerking met het eerste kapdeel 3 gedurende het onder-10 ling verbinden van de eerste en tweede kapdelen 3, 4, zoals aan de hand van de fig. 4-10 zal worden beschreven. Ten behoeve van het doen vastklemmen van de kabel door het trekontlastingselement 5, is het eerste kapdeel 3 voorzien van twee tegenover elkaar liggende binnenwanden 9, waarbij elke 15 binnenwand 9 een sleuf 10 bezit, die aan de naar het tweede kapdeel 4 toegekeerde zijde open is uitgevoerd, zoals in de fig. 1 en 3 is weergegeven. Elke sleuf 10 omvat een eerste sectie 11 met constante breedte, die begint bij het open uiteinde van de sleuf. Deze eerste sectie 11 wordt gevolgd 20 door een tweede sectie 12 met afnemende breedte. Gedurende het met elkaar verbinden van de eerste en tweede kapdelen 3, 4 wordt het trekontlastingselement 5 eerst in de eerste sectie 11 van de sleuf 10 geïntroduceerd en vervolgens in de tweede sleufsectie 12. In deze tweede sleufsectie 12 worden 25 de trekontlastingselementhelften 6 naar elkaar toe bewogen en daardoor op de kabel geklemd.

Voor het met elkaar verbinden van de eerste en tweede kapdelen 3, 4 is het eerste kapdeel voorzien van twee zijdelingse verlengde eerste grendelsecties 13, terwijl het 30 tweede kapdeel 4 is voorzien van twee zijdelingse verlengde tweede grendelsecties 14. Voorts heeft het tweede kapdeel 4 een centrale sectie 15 voor het positioneren van het trekontlastingselement 5, zoals in fig. 2 is te zien. Hiertoe is de centrale sectie 15 voorzien van vier positioneer- of 35 plaatsingsuitsteeksels 16, die aangrijpen op de buitenzijde van het trekontlastingselement 5. Zoals in fig. 2 is weerge- 1011376 5 geven, worden U-vormige secties 7 van het trekontlastings-element 5 opgenomen in opneemruimten 17 die zijn gelegen tussen de tweede grendelsecties 14 en de centrale sectie 15. De eerste grendelsecties 13 van het eerste kapdeel 3 worden 5 eveneens in deze opneemruimten 17 opgenomen gedurende het onderling verbinden van de kapdelen 3, 4.

De eerste grendelsecties 13 zijn elk voorzien van twee paar grendeluitsparingen 18, 19, terwijl de tweede grendelsecties 14 zijn voorzien van grendelhaken 20, die in 10 de uitsparingen 18 of 19 kunnen grijpen. Wanneer de grendelhaken 20 in de uitsparingen 18 grijpen, zijn de eerste en tweede kapdelen met elkaar verbonden in een tussenstand, waarin het trekontlastingselement 5 is opgenomen tussen de kapdelen 3, 4 en zich bevindt in de eerste sectie 11 van de 15 sleuven 10. In deze positie kan een kabel door de doorgang 8 van het trekontlastingselement 5 passeren. De kapdelen 3, 4 kunnen gemakkelijk van de tussenstand naar een eindpositie worden geschoven, waarin de grendelhaken 20 in de uitsparingen 19 grijpen. In deze stand is het trekontlastingselement 20 5 in de tweede sectie 12 van de sleuven 10 gedrukt en daardoor wordt het trekontlastingselement 5 tevens op een zich door de doorgang 8 uitstrekkende kabel geklemd.

Een eerste werkwijze voor het aansluiten van een kabel 21 op de beschreven kabelconnector zal hierna worden 25 toegelicht aan de hand van de fig. 4-10.

Zoals in de fig. 4 en 5 is weergegeven, wordt de kabel 21 door het holle eerste kapdeel 3, door de doorgang 8 van het trekontlastingselement 5 en door het holle tweede kapdeel 4 geschoven. Vervolgens worden de draden 22 van de 30 kabel 21 aangesloten op de contacten 2 die in het huis 1 zijn opgenomen. Zoals in fig. 7 is weergegeven, wordt het huis 1 opgenomen in het open uiteinde van het tweede kapdeel 4 dat van het eerste kapdeel 3 is afgekeerd. Vervolgens wordt het trekontlastingselement 5 gepositioneerd tussen de 35 vier positioneeruitsteeksels 16 van de centrale sectie 15.

Het eerste kapdeel 3 wordt omlaag geschoven en in het tweede 1011376 6 kapdeel 4 geklikt, waarbij de tweede grendelsecties 14 over de buitenzijde van de eerste grendelsecties 13 glijden, totdat de grendelhaken 20 worden opgenomen in het eerste paar uitsparingen 18. Tenslotte wordt het eerste kapdeel 3 verder 5 naar het tweede kapdeel 4 geschoven, totdat de grendelhaken 20 in de einduitsparingen 19 grijpen, zodat de volledig samengestelde kabelconnector volgens fig. 10 wordt verkregen.

Als alternatief kan de kabelconnector worden verschaft in vooraf samengestelde toestand, zoals in fig. 11 is 10 weergegeven. In deze vooraf gemonteerde toestand bevinden de eerste en tweede kapdelen 3, 4 zich in de tussenstand. In deze tussenstand kan de doorgang 8 van het trekontlastings-element 5 nog steeds de kabel 21 opnemen en kan de kabel door deze doorgang 8 worden bewogen. In deze tussenstand 15 wordt de kabel door de eerste en tweede kapdelen 3, 4 en het trekontlastingselement 5 geschoven, waarna de draden 22 kunnen worden aangesloten op de contacten 2, zoals in fig. 12 is weergegeven. Vervolgens wordt het huis 1 in het open uiteinde van het tweede kapdeel 4 geklikt op dezelfde wijze als 20 in fig. 7 is weergegeven. Daarna wordt het eerste kapdeel 3 verder in het tweede kapdeel 4 gedrukt, zodat de eindstand volgens fig. 10 wordt verkregen.

Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding een kabelconnector verschaft, waarbij slechts één trekontlastings-25 element nodig is om een trekontlasting voor de kabel te verschaffen. Het monteren van de kabelconnector en het aansluiten van een kabel op de kabelconnector is relatief eenvoudig, waarbij geen afzonderlijke montagestappen nodig zijn voor het in werking stellen van het trekontlastingselement. 30 De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven om schreven uitvoeringsvoorbeelden, die binnen het kader van de conclusies op verschillende manieren kunnen worden gevarieerd.

1011376

Claims

1. Kabelconnector voor een kabel met een aantal geïsoleerde draden, voorzien van een huis van isolerend materiaal waarin een aantal op de draden aan te sluiten contacten is ondergebracht, een in hoofdzaak holle kap die met 5 het huis is verbonden en een trekontlastingselementen heeft voor het vasthouden van de kabel ten opzichte van de kap, met het kenmerk, dat de kap is voorzien van eerste en tweede kapdelen die met elkaar kunnen worden verbonden, waarbij het trekontlastingselement de kabel althans gedeeltelijk kan om-10 geven, waarbij het trekontlastingselement de kabel kan vast-klemmen door samenwerking met één van de kapdelen tijdens het met elkaar verbinden van de eerste en tweede kapdelen en waarbij het trekontlastingselement binnen de eerste en tweede kapdelen kan worden vastgezet door het met elkaar verbin-15 den van deze kapdelen.

2. Kabelconnector volgens conclusie 1, waarbij de eerste en tweede kapdelen met elkaar kunnen worden verbonden in een tussenstand en een eindstand, waarbij de kapdelen van de tussenstand naar de eindstand kunnen worden geschoven, 20 waarbij in de tussenstand het trekontlastingselement een doorgang voor de kabel verschaft en in de eindstand het trek-ontlastingselement gedwongen de kabel vastklemt.

3. Kabelconnector volgens conclusie 1 of 2, waarbij het eerste kapdeel is voorzien van twee tegenover elkaar 25 liggende binnenwanden, waarbij elke binnenwand een sleuf heeft, die aan de naar het tweede kapdeel toegekeerde zijde open is voor het opnemen van een uiteinde van het trekontlastingselement, waarbij elke sleuf een sectie heeft met afnemende breedte en waarbij het trekontlastingselement in de 30 sleuf wordt geschoven gedurende het met elkaar verbinden van de eerste en tweede kapdelen, waarbij de sleufsecties met afnemende breedte het trekontlastingselement dwingen de kabel vast te klemmen.

4. Kabelconnector volgens conclusie 2 en 3, waar- 1011376 bij elke sleuf een sectie met constante breedte heeft, welke bij het open einde begint, waarbij de sectie met afnemende breedte aansluit op de sectie met constante breedte, waarbij het trekontlastingselement zich in de sectie met constante 5 breedte bevindt in de tussenstand en in de sectie met afnemende breedte in de eindstand.

5. Kabelconnector volgens conclusie 2, 3 of 4, waarbij het trekontlastingselement twee helften omvat, waarbij overeenkomstige uiteinden van deze helften in dezelfde 10 sleuf van het eerste kapdeel zijn opgenomen, waarbij de trekontlastingselementhelften naar elkaar toe worden bewogen door de sleufsecties met afnemende breedte.

6. Kabelconnector volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het eerste kapdeel is voorzien van twee 15 zijdelingse verlengde eerste grendelsecties, waarbij het tweede kapdeel is voorzien van een centrale sectie voor het positioneren van het trekontlastingselement en twee zijdelingse verlengde tweede grendelsecties, waarbij elke tweede grendelsectie een opneemruimte voor de overeenkomstige eer-20 ste grendelsectie omgeeft, waarbij de eerste en tweede grendelsecties zijn voorzien van samenwerkende grendelorganen voor het met elkaar verbinden van de eerste en tweede kapde-len.

7. Kabelconnector volgens conclusie 2 en 6, waar-25 bij de samenwerkende grendelorganen tussenstand- en eind- stand-grendelorganen omvatten voor het met elkaar verbinden van de eerste en tweede kapdelen in de tussenstand respectievelijk in de eindstand.

8. Kabelconnector volgens conclusie 6 of 7, waar-30 bij de centrale positioneersectie van het tweede kapdeel is voorzien van vier positioneeruitsteeksels die aangrijpen op de buitenzijde van het door de positioneersectie ondersteunde trekontlastingselement.

9. Kabelconnector volgens conclusie 3 en één der 35 conclusies 4-8, waarbij de eerste grendelsecties van het eerste kapdeel zijn uitgevoerd met de tegenover elkaar lig 1011376 gende binnenwanden met sleuven.

10. Werkwijze voor het aansluiten van een kabel met een aantal geïsoleerde draden op een kabelconnector, welke kabelconnector is voorzien van een huis van isolerend 5 materiaal, waarin een aantal contacten is ondergebracht, een in hoofdzaak holle kap die met het huis wordt verbonden en een trekontlastingselement heeft voor het stationair houden van de kabel ten opzichte van de kap, waarbij de kabel door de kabelkap heen wordt geduwd en de draden worden aangeslo-10 ten op de contacten van het huis, waarna het trekontlastingselement op de kabel wordt geklemd, met het kenmerk, dat een kabelconnector wordt gebruikt met een kap die is voorzien van eerste en tweede kapdelen, waarbij de kabel door de kapdelen en het trekontlastingselement wordt geduwd, waarbij 15 na het aansluiten van de draden op de contacten de kapdelen volledig met elkaar worden verbonden en het trekontlastingselement daardoor wordt gedwongen de kabel vast te klemmen door samenwerking met één van de kapdelen gedurende het met elkaar verbinden van de eerste en tweede kapdelen, waarbij 20 het trekontlastingselement binnen de eerste en tweede kapdelen wordt vastgezet door het met elkaar verbinden van deze kapdelen.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij de eerste en tweede kapdelen en het trekontlastingselement 25 vooraf zijn samengesteld, waarbij de kapdelen zich in een tussenstand bevinden, waarin zij het trekontlastingselement omsluiten, waarbij de kabel door de vooraf gemonteerde kapdelen en het trekontlastingselement wordt geduwd, waarbij na het aansluiten van de draden op de contacten, de kapdelen 30 van de tussenstand naar een eindstand worden geschoven, waarin het trekontlastingselement de kabel vastklemt. T011376