NL1010801C1 - Inrichting voor het buigen van werkstukken, alsmede meetinrichting voor een dergelijke inrichting. - Google Patents

Inrichting voor het buigen van werkstukken, alsmede meetinrichting voor een dergelijke inrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL1010801C1
NL1010801C1 NL1010801A NL1010801A NL1010801C1 NL 1010801 C1 NL1010801 C1 NL 1010801C1 NL 1010801 A NL1010801 A NL 1010801A NL 1010801 A NL1010801 A NL 1010801A NL 1010801 C1 NL1010801 C1 NL 1010801C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
sensor
bending
line
housing
punch
Prior art date
Application number
NL1010801A
Other languages
English (en)
Inventor
Cornelis Hendricus Liet
Original Assignee
Cornelis Hendricus Liet
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL1010344A external-priority patent/NL1010344C2/nl
Application filed by Cornelis Hendricus Liet filed Critical Cornelis Hendricus Liet
Priority to NL1010801A priority Critical patent/NL1010801C1/nl
Priority to AU63717/99A priority patent/AU6371799A/en
Priority to PCT/NL1999/000640 priority patent/WO2000023208A1/nl
Priority to DE69904962T priority patent/DE69904962T2/de
Priority to EP99951248A priority patent/EP1123170B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1010801C1 publication Critical patent/NL1010801C1/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01BMEASURING LENGTH, THICKNESS OR SIMILAR LINEAR DIMENSIONS; MEASURING ANGLES; MEASURING AREAS; MEASURING IRREGULARITIES OF SURFACES OR CONTOURS
    • G01B5/00Measuring arrangements characterised by the use of mechanical techniques
    • G01B5/24Measuring arrangements characterised by the use of mechanical techniques for measuring angles or tapers; for testing the alignment of axes
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B21MECHANICAL METAL-WORKING WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21DWORKING OR PROCESSING OF SHEET METAL OR METAL TUBES, RODS OR PROFILES WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21D5/00Bending sheet metal along straight lines, e.g. to form simple curves
    • B21D5/02Bending sheet metal along straight lines, e.g. to form simple curves on press brakes without making use of clamping means
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B21MECHANICAL METAL-WORKING WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21DWORKING OR PROCESSING OF SHEET METAL OR METAL TUBES, RODS OR PROFILES WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21D5/00Bending sheet metal along straight lines, e.g. to form simple curves
    • B21D5/02Bending sheet metal along straight lines, e.g. to form simple curves on press brakes without making use of clamping means
    • B21D5/0209Tools therefor

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Bending Of Plates, Rods, And Pipes (AREA)
  • A Measuring Device Byusing Mechanical Method (AREA)

Description

Inrichting voor het buigen van werkstukken, alsmede meetin-richting voor een dergelijke inrichting
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het buigen van werkstukken, in het bijzonder plaatvormige werkstukken, voorzien van een matrijs, een stempel met een stempeluiteinde met schuine flanken, die een in de 5 langsrichting van de stempel verlopende buiglijn en een V-vormige dwarsdoorsnede bepalen, een aandrijfeenheid voor het ten opzichte van elkaar verplaatsen van matrijs en stempel in een buigbewerkingsrichting voor het uitvoeren van een buigbewerking, en een meetinrichting voor het meten van een 10 buighoek van het werkstuk, welke meetinrichting is voorzien van een huis met een uiteinde, waarvan de vorm overeenkomt met die van het uiteinde van de stempel, zodanig dat althans de buiglijn van het huis in lijn ligt met die van de stempel, waarbij aan een zijde van de buiglijn in het huis twee 15 beweegbare voelers zijn aangebracht, die uit de betreffende schuine flank van het huis steken en met hun uitstekende uiteinden tijdens een buigbewerking in aanraking zijn met het werkstuk, waarbij een verwerkingseenheid is aangebracht die uit het verplaatsingsverschil tussen de beide voelers 20 tijdens een buigbewerking de buighoek van het werkstuk kan afleiden.
Een dergelijke inrichting is bekend uit GB-A-2 072 551. Bij deze bekende inrichting zijn de twee voelers in een richting dwars op de buiglijn naast elkaar aangebracht, 25 waardoor elke voeler vanwege de geringe beschikbare ruimte slechts kleine afmetingen heeft. Hierdoor zijn de voelers bij de bekende inrichting betrekkelijk kwetsbaar. Bij deze bekende inrichting wordt er voorts van uitgegaan, dat de hoek die uit het verplaatsingsverschil wordt afgeleid, de 1010801 2 helft van de buighoek is. Dit is echter alleen juist, indien de vouwlijn van het werkstuk en de buiglijn van de stempel in lijn liggen met de buigbewerkingsrichting, hetgeen niet onder alle omstandigheden het geval is. Bij de bekende in-5 richting kunnen hierdoor meetfouten ontstaan. In GB-A-2 072 551 is ook een uitvoeringsvorm beschreven, waarbij aan weerszijden van de buiglijn van de stempel een voeler is aangebracht, zodat de hoek aan beide zijden van de buiglijn kan worden gemeten. Hierbij wordt de hoek afgeleid uit de 10 verplaatsing van één voeler, hetgeen eveneens tot een minder nauwkeurige meeting van de buighoek leidt.
In WO-A-9641690 is een inrichting voor het buigen van werkstukken beschreven met een meetinrichting die is uitgerust met twee voelers, welke aan weerszijden van de 15 buiglijn met het werkstuk in aanraking zijn, waarbij uit een verschuiving van de voelers dwars op de buiglijn de eventuele verschuiving van de vouwlijn van het werkstuk ten opzichte van de buiglijn van de stempel kan worden afgeleid. Bij deze bekende inrichting zijn voor de voelers sleuven in het 20 huis aangebracht, die de buiglijn doorsnijden, zodat deze sleuven smal moeten zijn uitgevoerd. De voelers zijn hierdoor relatief kwetsbaar.
De uitvinding beoogt een verbeterde inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen.
25 Hiertoe heeft de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat aan de andere zijde van de buiglijn eveneens twee beweegbare voelers zijn aangebracht, die uit de betreffende schuine flank van het huis steken en met hun uitstekende uiteinden tijdens een buigbewerking in aanraking 30 zijn met het werkstuk, waarbij de twee aan een zijde van de buiglijn gelegen voelers in de richting van de buiglijn op een afstand van elkaar liggen en waarbij de verwerkingseen-heid uit het verplaatsingsverschil tussen elke twee aan een zijde van de buiglijn gelegen voelers de buighoek kan aflei- 1010801 3 den.
Op deze wijze wordt een inrichting verkregen, waarbij de buighoek wordt afgeleid uit de hoeken die door twee voelers aan weerszijden van de buiglijn van de stempel wor-5 den gemeten, waardoor de buighoek met grote nauwkeurigheid kan worden vastgesteld. Doordat de voelers in de richting van de buiglijn op een afstand van elkaar liggen kunnen de voelers relatief robuust worden uitgevoerd. Bovendien steken de voelers alleen uit de schuine flanken van het huis van de 10 meetinrichting uit, zodat de buiglijn van het huis ter plaatse van de voelers niet is onderbroken.
De uitvinding verschaft tevens een meetinrichting van de beschreven soort.
Tenslotte verschaft de uitvinding een werkwijze 15 voor het ijken van de meetinrichting, waarbij volgens de uitvinding een vlakke ijkplaat op de matrijs wordt geplaatst en de stempel en de matrijs naar elkaar toe worden bewogen met een kracht die de ijkplaat niet kan vervormen, waarbij bij op de ijkplaat gedrukte stempel, de meetsignalen van de 20 verplaatsingsmeters op een voorafbepaalde waarde worden ingesteld.
De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting voor het buigen van werkstukken volgens de uit-25 vinding sterk schematisch is weergegeven.
Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van een deel van een uitvoeringsvorm van de inrichting voor het buigen van werkstukken volgens de uitvinding.
Fig. 2 is een perspectivisch aanzicht van de in-30 richting volgens fig. 1, gezien vanaf de andere zijde van de stempel.
Fig. 3 is een dwarsdoorsnede van de meetinrichting die bij de inrichting volgens fig. 1 is toegepast, ter plaatse van een eerste voeler aan de linkerzijde van de 1010801 4 buiglijn.
Fig. 4 is een met fig. 3 overeenkomende dwarsdoorsnede ter plaatse van een tweede voeler aan dezelfde zijde van de buiglijn als de voeler in de dwarsdoorsnede van fig.
5 3.
Fig. 5 is een gedeeltelijk weergegeven dwarsdoorsnede van de meetinrichting ter plaatse van een eerste voeler aan de rechterzijde van de buiglijn van de inrichting uit fig. 1.
10 Fig. 6 toont een met fig. 3 overeenkomende dwars doorsnede van een alternatieve uitvoering van de meetinrichting .
Fig. 7 is een bovenaanzicht gedeeltelijk in doorsnede van de meetinrichting uit fig. 3 volgens de lijn VII-15 VII.
Fig. 8A-8C tonen respectievelijk in doorsnede, bovenaanzicht en zijaanzicht een eenheid voor het meten van de terugvering.
Fig. 9 toont in perspectief een deel van een andere 20 uitvoeringsvorm van de inrichting voor het buigen van werkstukken volgens de uitvinding.
In de fig. 1 en 2 is in perspectief een gedeelte van een inrichting voor het buigen van werkstukken weergegeven, in het bijzonder voor het buigen van plaatvormige werk-25 stukken. In de tekening is bij wijze van voorbeeld een relatief klein plaatvormig werkstuk 1 getekend. De buiginrich-ting is voorzien van een matrijs 2 met een in dwarsdoorsnede V-vormige groef 3, welke matrijs 2 op een tafel 4 van de buiginrichting is ondersteund. Voorts omvat de buiginrich-30 ting een stempel 5 die schematisch door streeplijnen is aangeduid. In lijn met de stempel 5 ligt een meetinrichting 6 voor het meten van de buighoek van het werkstuk 1. De meetinrichting is voorzien van een huis 7, waarvan de vorm van ten minste het uiteinde overeenkomt met de vorm van het uit- 1010801 5 einde van de stempel 5. Het huis 7 is op dezelfde wijze als de stempel 5 in een bovenbalk 8 van de buiginrichting gemonteerd door middel van een klem 9. Hoewel in de fig. 1 en 2 de meetinrichting 6 aan een uiteinde van de bovenbalk 8 is 5 gemonteerd, is het desgewenst ook mogelijk de meetinrichting 6 op een andere plaats in de bovenbalk 8 te monteren. Ook is het mogelijk meer dan één meetinrichting in de bovenbalk op te nemen.
De buiginrichting omvat voorts een niet weergegeven 10 aandrijfeenheid voor het ten opzichte van elkaar verplaatsen van matrijs 2 en stempel 3 in een buigbewerkingsrichting voor het uitvoeren van een buigbewerking op het werkstuk 1. De buigbewerkingsrichting is in de doorsneden volgens de fig. 3-6 door een onderbroken lijn 10 aangeduid. De con-15 structie van de buiginrichting maakt verder geen deel uit van de onderhavige uitvinding en wordt derhalve hier verder niet beschreven. De constructie kan op op zichzelf bekende wijze zijn uitgevoerd.
Zoals uit de fig. 1-6 blijkt, heeft het huis 7 20 evenals de stempel 5 een uiteinde met schuine flanken 11,12 die een buiglijn 13 bepalen die in de langsrichting van de stempel 5 resp. het huis 7 verloopt. Voorts bepalen de schuine flanken 11,12 een V-vormige dwarsdoorsnede. De vormen van de uiteinden van het huis 7 en de stempel 5 stemmen 25 zodanig met elkaar overeen, dat de flanken 11, 12 en de buiglijn 13 van huis en stempel in lijn liggen. Hoewel bij de beschreven uitvoeringsvorm de vorm van het hele huis 7 overeenkomt met die van de stempel 5, is dit niet noodzakelijk. Van belang is dat de bij het buigen werkzame flanken 30 en de buiglijn in lijn liggen.
De meetinrichting 6 is voorzien van twee paar voelers 14,15 resp. 16,17, waarbij het ene paar voelers 14,15 aan de volgens het aanzicht van fig. 1 linkerzijde en het andere paar voelers 16,17 aan de rechterzijde van de buig- 1010801 6 lijn 13 ligt. Elke voeler 14-17 is beweegbaar, bij voorkeur in de buigbewerkingsrichting 10, in het huis 7 gemonteerd en steekt uit de schuine flank 11 resp. 12 van het huis 7 uit. De uitstekende uiteinden van de voelers 14-17 zijn tijdens 5 een buigbewerking in aanraking met het werkstuk 1, waarbij alle voelers 14-17 gezien in de buigbewerkingsrichting 10 volgens de in de tekening weergegeven aanzichten ten opzichte van de buiglijn 13 van de stempel 5 resp. huis 7 in de getekende ruststand van de voelers 14-17 uitsteken ten op-10 zichte van de buiglijn.
Het huis 7 is in hoofdzaak op dezelfde wijze als de stempel 5 massief uitgevoerd, waarbij in het huis 7 voor elke voeler 14-17 een voelerkamer 18 is gevormd in tenminste het door de schuine flanken 11,12 bepaalde V-vormige uitein-15 de. Daarbij is ter plaatse van de buiglijn 13 een gelei- dingsdam 19 gehandhaafd. Hierdoor is ook ter plaatse van de voelers 14-17 geen onderbreking in de buiglijn 13 aanwezig. Hierdoor kunnen de voelerkamers 18 in de richting van de buiglijn 13 een relatief grote breedte hebben, zoals uit de 20 fig. 1 en 2 blijkt. De voelerkamers 18 zijn aan de betreffende zijde van de buiglijn 13 in de buigbewerkingsrichting 10 en dwars op deze buigbewerkingsrichting open uitgevoerd. Elke voeler 14-17 omvat een voelerlichaam 20 dat de gehele ruimte in de voelerkamer 18 links resp. rechts van de gelei-25 dingsdam 19 in beslag neemt. Hierdoor is het voelerlichaam 20 robuust uitgevoerd, waarbij het voelerlichaam in hoofdzaak in de voelerkamer 18 is opgesloten. Hierdoor is de voeler bestand tegen betrekkelijk ruwe bedrijfsomstandigheden tijdens gebruik van de buiginrichting.
30 De geleidingsdam 19 in de voelerkamers 18 is voor zien van een geleidingsvlak 21 voor de bijbehorende voeler 14-17, dat met hoge nauwkeurigheid parallel loopt aan de bewegingsrichting van de bijbehorende voeler, die bij de beschreven voorkeursuitvoering overeenkomt met de buigbewer- 1010801 7 kingsrichting 10. Het voelerlichaam 20 van elke voeler 14-17 heeft een met het geleidingsvlak 21 samenwerkend tweede ge-leidingsvlak 22 dat tegen het geleidingsvlak 21 aanligt. Doordat in het voelerlichaam 20 een kleine verdieping 23 is 5 aangebracht, is de afmeting van het geleidingsvlak 22 in de buigbewerkingsrichting aanzienlijk kleiner dan de overeenkomstige afmeting van het geleidingsvlak 21 van de gelei-dingsdam 19. Hierdoor wordt enerzijds een nauwkeurige geleiding van de voeler in de buigbewerkingsrichting 10 gewaar-10 borgd en anderzijds wordt slijtage van de geleidingsvlakken 21,22 ten gevolge van vuildeeltjes of dergelijke voorkomen.
Voorts heeft elke geleidingsdam 19 een aanslagvlak 24 voor de bijbehorende voeler 14-17, dat de in de tekening weergegeven ruststand van de voelers 14-17 bepaalt. Zoals 15 hierboven reeds werd opgemerkt, steekt elke voeler 14-17 in deze ruststand uit ten opzichte van de buiglijn 13. Het voelerlichaam 20 van elke voeler 14-17 heeft een buiten de voe-lerkamer 18 liggende contactlijn 25, die parallel loopt aan de buiglijn 13. Zoals uit de fig. 3 en 4 blijkt, ligt de 20 contactlijn 25 van de voeler 14 op een grotere afstand van de buiglijn 13 dan de contactlijn 25 van de voeler 15.
In fig. 4 is de matrijs 2 met de V-vormige groef 3 schematisch aangeduid, waarbij is aangegeven, dat de contactlijn 25 van de voeler 14 buiten de V-vormige groef 3 25 ligt, terwijl de contactlijn 25 van de voeler 15 binnen deze groef 3 ligt. Zoals uit deze schematische aanduiding blijkt, worden de voelers 14,15 resp. 16,17 tijdens de buigbewerking over verschillende afstanden ten opzichte van de buiglijn 13 verplaatst, waarbij uit het verplaatsingsverschil de hoek 30 kan worden afgeleid, waarover het betreffende deel van het werkstuk 1 is gebogen. Hierna zal nog worden beschreven op welke wijze dit verplaatsingsverschil wordt gemeten.
Fig. 5 toont een gedeeltelijke doorsnede van de voeler 16. Het zal duidelijk zijn dat de voeler 17 in hoofd- 1010801 8 zaak het spiegelbeeld is van de voeler 15, zodat ook aan de rechterzijde van de buiglijn 13 de hoek kan worden gemeten, waarover het betreffende deel van het werkstuk 1 is gebogen. In fig. 4 zijn de posities van de voelers 16,17 met een 5 streeplijn aangeduid. Doordat de hoeken aan weerszijden van de buiglijn 13 worden gemeten, kan de hoek, waarover het werkstuk is gebogen, met hoge nauwkeurigheid worden gemeten.
De voeler 14 is bij de beschreven uitvoeringsvorm verbonden met een ondereinde van een voelerstang 26, die be-10 weegbaar in het huis 7 is gemonteerd. Bij de beschreven voorkeursuitvoering is de bewegingsrichting van de voelerstang gelijk aan de buigbewerkingsrichting 10. Dit is echter niet strikt noodzakelijk. De bewegingsrichting van de voelerstang 26 moet wel nauwkeurig parallel zijn aan de gelei-15 dingsvlakken 21, 22. Met 27 en 28 zijn geleidingen of glij-lagers voor de voelerstang 26 aangeduid. Een veer 29 belast de voelerstang en daarmee de voeler 14 zodanig, dat de voeler in de ruststand op het aanslagvlak 24 van de geleidings-dam 19 wordt gedrukt. Aan het boveneinde is de voelerstang 20 26 verbonden met een in fig. 7 zichtbaar koppelstuk 30, dat de voelerstang 26 koppelt met een houder 31 van een ver-plaatsingsmeter 32. Deze verplaatsingsmeter 32 is bij voorkeur uitgevoerd als een glasliniaal. De houder 31 is eveneens beweegbaar in het huis 7 gemonteerd, waartoe glijlagers 25 33 zijn aangebracht. Ook voor de bewegingsrichting van de houder 31 geldt dat deze bij voorkeur in de buigbewerkingsrichting 10 loopt. Deze bewegingsrichting moet wel nauwkeurig parallel zijn aan de geleidingsvlakken 21, 22. Uit het voorgaande zal duidelijk zijn, dat bij verplaatsing van de 30 voeler 14 in de buigbewerkingsrichting 10 de houder 31 van de verplaatsingsmeter 32 een overeenkomstige verplaatsing ondergaat.
Een meetpen 34 van de verplaatsingsmeter 32 is door middel van een koppelstuk 35 verbonden met de voeler 15, zo- 1010801 9 als in de doorsnede volgens fig. 4 is weergegeven. Op het koppelstuk 35 grijpt tevens een voelerbuis 36 aan, die in de buigbewerkingsrichting 10 beweegbaar in het huis 7 is gemonteerd. Hiertoe zijn glijlagers 37 aangebracht. Een veer 38 5 belast de voederbuis 36 zodanig, dat de voeler 15 in de getekende ruststand op het aanslagvlak 24 van de bijbehorende geleidingsdam 19 wordt gedrukt. Het zal duidelijk zijn dat een verplaatsing van de voeler 15 in de buigbewerkingsrichting 10 een overeenkomstige verplaatsing van de meetpen 34 10 van de verplaatsingsmeter 32 tot gevolg heeft.
Bij een buigbewerking op het werkstuk 1 zullen beide voelers 14,15 een verplaatsing in de buigbewerkingsrichting 10 ondergaan, waarbij door de beschreven koppelingen tussen de voelers 14,15 en de verplaatsingsmeter 32, de ver-15 plaatsingsmeter 32 het verplaatsingsverschil tussen de beide voelers 14,15 meet. Het meetsignaal van de verplaatsingsmeter 32 wordt via een schematisch aangeduide aansluiting 39 geleverd aan een niet nader weergegeven verwerkingseenheid, die met een microprocessor kan zijn uitgerust. Op overeen-20 komstige wijze wordt het verplaatsingsverschil tussen de voelers 16,17 aan de rechterzijde van de buiglijn 13 gemeten. De verwerkingseenheid leidt uit de meetsignalen van de beide verplaatsingsmeters 32 de buighoek van het werkstuk 1 af. Hierdoor kan de buighoek van het werkstuk met hoge nauw-25 keurigheid worden gemeten.
De beschreven constructie van de voelers met geleiding op de geleidingsdam 19 heeft het voordeel, dat tijdens het buigen op de voelers 14-17 door het werkstuk 1 een kracht wordt uitgeoefend met een naar het geleidingsvlak 21 30 van de geleidingsdam 19 gerichte component. Dit betekent dat een nauwkeurige geleiding van de voelers 14-17 door de geleidingsdam 19 is gewaarborgd. Ten einde deze geleiding zo nauwkeurig mogelijk te maken, is volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de beschreven meetinrichting 6 de koppeling 1010801 10 tussen elke voeler 14-17 en de voelerstang 26 resp. het koppelstuk 35 dwars op de buiglijn 13 instelbaar. Deze uitvoeringsvorm is voor de voeler 14 in fig. 6 in doorsnede weergegeven. Zoals uit deze doorsnede blijkt, is de voeler 14 5 voorzien van een sleufgat 40, zodat de voeler 14 dwars op de buiglijn 13 ten opzichte van de voor de koppeling gebruikte bout 41 verschuifbaar is. Hierdoor is de onderlinge aanlig-ging van de geleidingsvlakken 21,22 instelbaar onafhankelijk van eventuele fabricagetoleranties van de verschillende on-10 derdelen van de meetinrichting 6.
Bij de in de tekening weergegeven uitvoeringsvorm van de buiginrichting en meetinrichting zijn de voelers 14-17 met een contactlijn 25 uitgevoerd. Een dergelijke contactlijn zou mogelijk een beschadiging van het oppervlak van 15 het werkstuk kunnen veroorzaken. Ten einde dit te voorkomen, kan in plaats van een contactlijn 25 ter plaatse van deze contactlijn het voelerlichaam 20 met een afronding met een kleine voorafbepaalde straal worden uitgevoerd. Bij het berekenen van de buighoek door de verwerkingseenheid kan met 20 deze afronding rekening worden gehouden.
De beschreven meetinrichting 6 wordt tevens gebruikt om een eventuele terugvering van het werkstuk 1 te meten. Het is bekend dat bij het buigen van een werkstuk met de beschreven buiginrichting het werkstuk niet alleen plas-25 tisch wordt vervormd, maar tevens een geringe elastische vervorming ondergaat. De hierdoor veroorzaakte terugvering van het werkstuk 1 wordt gemeten door de stempel 5 na de buigbewerking terug te bewegen, waarbij de teruggaande beweging wordt gestopt op het moment dat de stempel 5 geen druk 30 meer op het werkstuk uitoefent. Dit moment in de teruggaande beweging kan worden gedetecteerd door een in de tekening niet weergegeven kleine voeler in de buiglijn van het huis 7 aan te brengen, die in een ruststand juist uitsteekt ten opzichte van de buiglijn 13. Zodra deze voeler bij de terug- 1010801 11 gaande beweging van de stempel gaat bewegen ten opzichte van het huis 7, wordt de teruggaande beweging gestopt en kan het verschil worden vastgesteld tussen de buighoeken aan het begin resp. einde van de teruggaande beweging van de stempel 5 5.
In fig. 8A-8C is resp. in dwarsdoorsnede, in bovenaanzicht en in zijaanzicht een terugveermeeteenheid 50 weergegeven, die met voordeel kan worden toegepast bij de beschreven inrichting voor het buigen van werkstukken. Zoals 10 uit de dwarsdoorsnede blijkt, omvat de eenheid 50 een huis 51 waarvan het uiteinde schuine flanken 52 en 53 heeft die in lijn liggen met de schuine flanken 11 van de stempel respectievelijk van het huis 7. In de schuine flank 53 is een voelerkamer 54 uitgespaard, waarin het uiteinde 55 van een 15 terugveervoeler 56 uitsteekt. De terugveervoeler 56 omvat een voelerstang 57 die in een boring van het huis 51 is geleid en aan de van het uiteinde 55 afgekeerde zijde door schotelveren 58 omlaag wordt gedrukt. De schotelveren 58 liggen ingeklemd tussen een in de boring van het huis 51 ge-20 monteerde moer 59 en een schouder van de voelerstang 57, waarbij op het door de moer 59 heen stekende uiteinde van de voerstang 57 een moer 60 is aangebracht, waarmee de veerdruk van de schotelveren 58 instelbaar is. Deze veerdruk kan hierdoor afhankelijk van het te buigen werkstuk worden geko-25 zen.
De terugveervoeler 56 is in het huis 51 op en neer beweegbaar, waarbij het uiteinde 55 uit de voelerkamer 54 steekt, indien geen buigbewerking wordt uitgevoerd. De schuine flank 52 van het huis 51 heeft een aan het voelerui-30 teinde 55 grenzende eindrand die in lijn ligt met de buig-lijn 13 van de stempel respectievelijk het huis 7. Het voe-leruiteinde 55 heeft eveneens een schuine flank 61 met een eindrand 62, die in de in fig. 8 weergegeven ruststand uitsteekt ten opzichte van de buiglijn 13 en die bij een buig- 1010801 12 bewerking in lijn ligt met de buiglijn 13. Zoals uit fig. 8C blijkt, ligt het voeleruiteinde 55 tussen eindwanden 63 van het huis 51, zodat ongewild beschadigen van de terugveervoe-ler 56 nagenoeg is uitgesloten. De schuine flank 61 van het 5 voeleruiteinde 55 omvat een binnenwaarts versprongen gedeelte 64, zodat eventuele oneffenheden van het werkstuk of vuildeeltjes of dergelijke, de terugveervoeler 56 niet tegen de werking van de schotelveren 58 in kunnen belasten.
In het huis 51 is een detector 65 aangebracht, die 10 bij het beschreven uitvoeringsvoorbeeld als naderingsschake-laar is uitgevoerd. Wanneer de terugveervoeler 56 bij een buigbewerking naar binnen wordt gedrukt, zodat de eindrand 62 in lijn komt te liggen met de buiglijn 13, stuit een aanslag 66 van de voeler op een aanslag 67 van het huis, zodat 15 de terugveervoeler niet verder binnenwaarts kan bewegen. In deze stand detecteert de detector 65 de ingedrukte stand van de terugveervoeler 56, doordat een detectievlak 68 door de naderingsschakelaar wordt waargenomen. Zodra de terugveervoeler 56 bij de teruggaande beweging van de stempel 5 door 20 de schotelveren 58 omlaag wordt verplaatst, wordt dit door de detector 65 gesignaleerd en wordt de teruggaande beweging gestopt. Vervolgens kan het verschil worden vastgesteld tussen de buighoeken aan het begin respectievelijk einde van de teruggaande beweging van de stempel 5.
25 Zoals uit de dwarsdoorsnede volgens fig. 8B blijkt, hebben het huis 51 en de terugveervoeler 56 samenwerkende geleidingsvlakken 69 die op de eindranden van de schuine flank 52 respectievelijk 61 aansluiten.
In fig. 9 is in perspectief een uitvoeringsvorm van 30 de beschreven inrichting weergegeven, waarbij de terugveer-meeteenheid 50 en de beschreven meetinrichting met een gemeenschappelijk huis 70 zijn uitgevoerd. Dit heeft het voordeel, dat in de buiginrichting slechts één meetinrichting behoeft te worden gemonteerd, waarmee de buighoek en de te- $ 1010801» 13 rugvering kunnen worden gemeten.
Bij de beschreven buiginrichting wordt de meetin-richting 6 geijkt, door als werkstuk een ijkplaat op de matrijs 2 te leggen en de stempel 5 met een geringe kracht om-5 laag te bewegen, zodanig dat de ijkplaat niet kan vervormen. Wanneer de stempel 5 niet verder omlaag beweegt, worden de meetwaarden van de verplaatsingsmeter 32 op een voorafbepaalde waarde, bijvoorbeeld nul, ingesteld, omdat in deze stand de beide voelers 14,15 resp. 16,17 in één vlak liggen. 10 Voor het verder verhogen van de nauwkeurigheid kan een tweede ijkingsstap worden uitgevoerd met een ijkmal die een V-vormige groef met schuine flanken heeft, die met zeer hoge nauwkeurigheid een hoek van 90° insluiten. Deze ijkmal wordt onder de stempel 5 geplaatst en vervolgens wordt de 15 stempel in de V-vormige groef gedrukt zonder de ijkmal te vervormen. Het verplaatsingsverschil tussen de voelers 14,15 en 16,17 moet dan exact overeenkomen met een hoek van 45°. Aangezien bij deze hoek de gemeten verplaatsing gelijk is aan de horizontale afstand tussen de voelers, kan hierdoor 20 deze horizontale afstand nauwkeurig worden vastgelegd in de verwerkingseenheid. De verwerkingseenheid kan hiermee de door de verplaatsingsmeters geleverde meetwaarden nauwkeurig omzetten in hoekmeetwaarden.
De uitvinding is niet beperkt tot de in het voor-25 gaande beschreven uitvoeringsvoorbeelden, die binnen het kader der conclusies op verschillende manieren kunnen worden gevarieerd. Bij de beschreven uitvoeringsvormen wordt bijvoorbeeld voor het meten van het verplaatsingsverschil tussen de twee aan een zijde van de buiglijn gelegen voelers 30 één verplaatsingsmeter toegepast. Het is echter ook mogelijk een verplaatsingmeter voor elke voeler te gebruiken en uit de meetresultaten de verschillen te berekenen.
Opgemerkt wordt voorts dat bij de beschreven uitvoeringsvormen van de inrichting de schuine flanken van het 1010801 14 huis 7 resp. 51 weliswaar in lijn liggen met de schuine flanken 11,12 van de stempel 5, maar dat dit niet noodzakelijk is. Desgewenst kunnen de schuine flanken van het huis 7 resp. 51 ook een scherpere hoek met de buigbewerkingsrich-5 ting insluiten.
1010801

Claims (23)

1. Inrichting voor het buigen van werkstukken, in het bijzonder plaatvormige werkstukken, voorzien van een matrijs, een stempel met een stempeluiteinde met schuine flanken, die een in de langsrichting van de stempel verlopende 5 buiglijn en een V-vormige dwarsdoorsnede bepalen, een aan-drijfeenheid voor het ten opzichte van elkaar verplaatsen van matrijs en stempel in een buigbewerkingsrichting voor het uitvoeren van een buigbewerking, en een meetinrichting voor het meten van een buighoek van het werkstuk, welke 10 meetinrichting is voorzien van een huis met een uiteinde, waarvan de vorm overeenkomt met die van het uiteinde van de stempel, zodanig dat althans de buiglijn van het huis in lijn ligt met die van de stempel, waarbij aan een zijde van de buiglijn in het huis twee beweegbare voelers zijn aange-15 bracht, die uit de betreffende schuine flank van het huis steken en met hun uitstekende uiteinden tijdens een buigbewerking in aanraking zijn met het werkstuk, waarbij een ver-werkingseenheid is aangebracht die uit het verplaatsingsver-schil tussen de beide voelers tijdens een buigbewerking de 20 buighoek van het werkstuk kan afleiden, met het kenmerk, dat aan de andere zijde van de buiglijn eveneens twee beweegbare voelers zijn aangebracht, die uit de betreffende schuine flank van het huis steken en met hun uitstekende uiteinden tijdens een buigbewerking in aanraking zijn met het werk-25 stuk, waarbij de twee aan een zijde van de buiglijn gelegen voelers in de richting van de buiglijn op een afstand van elkaar liggen en waarbij de verwerkingseenheid uit het ver-plaatsingsverschil tussen elke twee aan een zijde van de buiglijn gelegen voelers de buighoek kan afleiden.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de in 1010801 het huis liggende uiteinden van elke twee aan een zijde van de buiglijn gelegen voelers zijn gekoppeld met een verplaat-singsmeter die het verplaatsingsverschil tussen de beide voelers tijdens een buigbewerking kan meten, welke verplaat-5 singsmeters zijn aangesloten op de verwerkingseenheid.
3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij het huis in hoofdzaak massief is uitgevoerd en in het huis voor elke voeler een voelerkamer is aangebracht in het door de schuine flanken gevormde V-vormige uiteinde, waarbij ter 10 plaatse van de buiglijn een geleidingsdam voor de voeler ligt met een geleidingsvlak voor de voeler en waarbij de voeler een tweede geleidingsvlak heeft dat aanligt tegen het geleidingsvlak van de geleidingsdam.
4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de af- 15 meting van het tweede geleidingsvlak van de voeler in de buigbewerkingsrichting aanzienlijk kleiner is dan de overeenkomstige afmeting van het geleidingsvlak van de geleidingsdam.
5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij 20 elke voelerkamer aan een zijde van de buiglijn in buigbewerkingsrichting en dwars op het vlak van de buiglijn en de buigbewerkingsrichting open is uitgevoerd, waarbij elke voeler een massief voelerlichaam omvat, dat in de ruimte in de voelerkamer naast de geleidingsdam ligt en een buiten de 25 voelerkamer gelegen contactpunt of contactlijn parallel aan de buiglijn heeft.
6. Inrichting volgens één der conclusies 3-5, waarbij de geleidingsdam een aanslagvlak heeft, dat een ruststand voor de voeler bepaalt.
7. Inrichting volgens één der conclusies 2-6, waarbij een eerste voeler van een paar aan een zijde van de buiglijn gelegen voelers is gekoppeld met een ondereinde van een beweegbaar in het huis gemonteerde voelerstang, waarvan het boveneinde is gekoppeld met een eerste uiteinde van de 1010801 verplaatsingsmeter, die beweegbaar in het huis is gemonteerd en waarbij de tweede voeler is gekoppeld met een tweede uiteinde van de verplaatsingsmeter.
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de be- 5 wegingsrichting van de voelerstang resp. de verplaatsingsmeter parallel loopt aan de geleidingsvlakken van de gelei-dingsdam resp. voeler, welke bewegingsrichting bij voorkeur overeenkomt met de buigbewerkingsrichting.
9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij de 10 koppeling tussen voeler en bijbehorend uiteinde van de ver- plaatsingmeter dwars op de buiglijn instelbaar is, zodanig dat de geleidingsvlakken van de voeler en de geleidingsdam nauwkeurig met elkaar in aanraking kunnen worden geplaatst.
10. Inrichting volgens conclusie 7, 8 of 9, waarbij 15 de verplaatsingsmeter een houder omvat, waarvan een uiteinde het eerste uiteinde vormt dat met het boveneinde van de voelerstang is gekoppeld en een ten opzichte van de houder verplaatsbare meetpen, waarvan een uiteinde het tweede uiteinde vormt.
11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de verplaatsingsmeter is omgeven door een beweegbare buis, die via een koppelstuk is verbonden met de tweede voeler, waarbij de buis door een veer in de richting van de ruststand van de voeler wordt belast.
12. Inrichting volgens één der conclusies 6-11, waarbij de voelerstang door een veer in de richting van de ruststand van de bijbehorende voeler wordt belast.
13. Inrichting volgens één der conclusies 5-12, waarbij van een paar aan een zijde van de buiglijn gelegen 30 voelers het ene contactpunt of contactlijn dichter bij de buiglijn ligt dan het andere contactpunt of contactlijn.
14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij de matrijs een groef heeft, waarbij bij elk paar voelers het con-tactpunt/de contactlijn van de ene voeler binnen de groef 1010801 ligt en het contactpunt/de contactlijn van de andere voeler buiten de groef ligt.
15. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij alle voelers gezien in de buigbewerkingsrich- 5 ting uitsteken ten opzichte van de buiglijn.
16. Inrichting volgens één der conclusies 5-15, waarbij ten minste bij de voelers, waarvan de contactlijn buiten de groef van de matrijs ligt, de voeler ter plaatse van de contactlijn is voorzien van een kleine afronding met 10 voorafbepaalde straal.
17. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies met een eenheid voor het meten van de terugvering van een werkstuk, die is voorzien van een terugveervoeler die door een veerorgaan in de richting van een ten opzichte van 15 de buiglijn uitstekende ruststand wordt belast en die bij een buigbewerking door het werkstuk tegen de werking van het veerorgaan in ten minste in lijn met de buiglijn wordt gebracht, waarbij een detectie-orgaan is aangebracht dat bij teruggaande beweging van de stempel het niet in lijn zijn 20 van buiglijn en terugveervoeler signaleert, welke eenheid een huis omvat met een voelerkamer, waarin de terugveervoeler op en neer beweegbaar is gemonteerd, waarbij het huis een schuine flank heeft, waarvan een eindrand in lijn ligt met de buiglijn en waarbij de voeler een uiteinde heeft met 25 een schuine flank, waarvan een eindrand tijdens een buigbewerking in lijn ligt met de buiglijn.
18. Inrichting volgens conclusie 17, waarbij het huis is voorzien van een geleidingsvlak dat aansluit op de eindrand van de schuine flank en parallel loopt aan de buig- 30 bewerkingsrichting, waarbij de terugveervoeler een overeenkomstig daarmee samenwerkend geleidingsvlak heeft, dat aansluit op de eindrand van de schuine flank van de terugveervoeler, waarbij het huis en de terugveervoeler samenwerkende aanslagvlakken hebben, die tegen elkaar aanliggen als de 1010801 eindrand van de terugveervoeler in lijn ligt met de buig-li jn.
19. Inrichting volgens conclusie 17 of 18, waarbij de veerdruk van het veerorgaan instelbaar is.
20. Inrichting volgens conclusie 17, 18 of 19, waarbij de terugveermeeteenheid en de meetinrichting een gemeenschappelijk huis hebben.
21. Meetinrichting bestemd voor een inrichting volgens één der voorgaande conclusies.
22. Werkwijze voor het ijken van een meetinrichting bij een buiginrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij een vlakke ijkplaat onder de stempel wordt geplaatst en de stempel en de ijkplaat naar elkaar toe worden bewogen met een kracht die de ijkplaat niet kan vervormen, 15 waarbij bij op de ijkplaat gedrukte stempel, de meetwaarden van de verplaatsingsmeters op een voorafbepaalde waarde worden ingesteld.
23. Werkwijze volgens conclusie 22, waarbij een ijkmal met flanken die een hoek van 90° insluiten, onder de 20 stempel wordt geplaatst en de stempel en de ijkmal naar elkaar toe worden bewogen met een kracht die de ijkmal niet kan vervormen, waarbij bij op de ijkmal gedrukte stempel, de meetwaarden van de verplaatsingsmeters worden vastgelegd als maat voor de horizontale afstand tussen elke twee bijbeho-25 rende voelers . 1010801
NL1010801A 1998-10-19 1998-12-14 Inrichting voor het buigen van werkstukken, alsmede meetinrichting voor een dergelijke inrichting. NL1010801C1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1010801A NL1010801C1 (nl) 1998-10-19 1998-12-14 Inrichting voor het buigen van werkstukken, alsmede meetinrichting voor een dergelijke inrichting.
AU63717/99A AU6371799A (en) 1998-10-19 1999-10-15 Apparatus for bending workpieces and measuring device for such an apparatus
PCT/NL1999/000640 WO2000023208A1 (nl) 1998-10-19 1999-10-15 Apparatus for bending workpieces and measuring device for such an apparatus
DE69904962T DE69904962T2 (de) 1998-10-19 1999-10-15 Vorrichtung zum biegen von werkstücken und messgerät für diese vorrichtung
EP99951248A EP1123170B1 (en) 1998-10-19 1999-10-15 Apparatus for bending workpieces and measuring device for such an apparatus

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1010344 1998-10-19
NL1010344A NL1010344C2 (nl) 1998-10-19 1998-10-19 Inrichting voor het buigen van werkstukken, alsmede meetinrichting voor een dergelijke inrichting.
NL1010801A NL1010801C1 (nl) 1998-10-19 1998-12-14 Inrichting voor het buigen van werkstukken, alsmede meetinrichting voor een dergelijke inrichting.
NL1010801 1998-12-14

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1010801C1 true NL1010801C1 (nl) 2000-04-20

Family

ID=26642872

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1010801A NL1010801C1 (nl) 1998-10-19 1998-12-14 Inrichting voor het buigen van werkstukken, alsmede meetinrichting voor een dergelijke inrichting.

Country Status (5)

Country Link
EP (1) EP1123170B1 (nl)
AU (1) AU6371799A (nl)
DE (1) DE69904962T2 (nl)
NL (1) NL1010801C1 (nl)
WO (1) WO2000023208A1 (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
ATE476267T1 (de) * 2008-05-28 2010-08-15 Macchine Ind S P A Vorrichtung zur genauen und linearen messung einer biegekraft zur bestimmung des rückschlags eines durch eine druckbremse gebogenen werkstücks
AT515279B1 (de) * 2014-06-12 2015-08-15 Trumpf Maschinen Austria Gmbh Kalibrierwerkzeug für ein Winkelmesswerkzeug in einem Biegestempel und Verfahren zum Kalibrieren des Winkelmesswerkzeuges
AT516146B1 (de) * 2014-09-15 2016-03-15 Trumpf Maschinen Austria Gmbh Kalibrierverfahren für eine Biegemaschine
CN116833259B (zh) * 2023-09-01 2023-11-03 中国水利水电第九工程局有限公司 一种止水钢板加工装置

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2044199C3 (de) * 1970-09-07 1974-12-05 Karl Mengele & Soehne Maschinenfabrik Und Eisengiesserei Guenzburg-Donau, 8870 Guenzburg Winkelmeß- und Steuereinrichtung an Biege- insbesondere Freibiegemaschinen
FR2362722A1 (fr) * 1976-08-27 1978-03-24 Promecan Sisson Lehmann Dispositif de controle de l'angle de pliage d'une tole ou similaire sur une presse plieuse
DE3008701A1 (de) * 1980-03-07 1981-09-24 Johann 7057 Leutenbach Hess Winkelmessvorrichtung fuer abkantpressen
DE19521369C2 (de) * 1995-06-12 2000-06-29 Trumpf Gmbh & Co Bearbeitungsmaschine zum Umformen von Werkstücken

Also Published As

Publication number Publication date
DE69904962D1 (de) 2003-02-20
EP1123170B1 (en) 2003-01-15
WO2000023208A1 (nl) 2000-04-27
EP1123170A1 (en) 2001-08-16
AU6371799A (en) 2000-05-08
DE69904962T2 (de) 2003-11-27

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8100874A (nl) Hoekmeetinrichting voor afwerkpersen.
US5842366A (en) Method and a tooling machine for bending workpieces
US5671541A (en) Accuracy verification devices for coordinate measuring machines
US6543150B2 (en) Form measuring sensor and form measuring instrument
US7794292B2 (en) Method and device for determining the geometrical data of a wire fitting
KR100189674B1 (ko) 판재의 절곡각도 검출장치 및 상기 검출장치를 사용한 프레스기계의 운전방법
WO2005108910A2 (en) Slide calipers
KR101820690B1 (ko) 강판 두께 측정장치
US4637142A (en) Universal adjustable weld gauge
NL1010801C1 (nl) Inrichting voor het buigen van werkstukken, alsmede meetinrichting voor een dergelijke inrichting.
US4813152A (en) Clearance gauge for setting a tool above a workpiece
US6499330B1 (en) Displacement indicator device for a press brake compensator
NL1010344C2 (nl) Inrichting voor het buigen van werkstukken, alsmede meetinrichting voor een dergelijke inrichting.
NL1012072C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het buigen van werkstukken.
US6438859B1 (en) Calibrated arcuate wedge tool for measuring a gap adjacent to a curved surface
NL1015210C1 (nl) Werkwijze en inriching voor het buigen van werkstukken.
US6771363B1 (en) Device and method for determining a bending angle of a sheet and the use thereof for the angle-bending of sheets
NL1014117C2 (nl) Inrichting voor het meten van de buighoek van een werkstuk.
JP3942157B2 (ja) 被加工材の曲げ加工方法
EP1600257A1 (en) Location and identification of a tool in a tool receiving part
JPH07116737A (ja) 曲げ角度測定装置
JP3935741B2 (ja) 板材の曲げ加工方法
JP3280748B2 (ja) 曲げ加工機
CN217179491U (zh) 一种精密铸造汽配件面轮廓度检验装置
NL1007290C1 (nl) Inrichting voor het meten van de hoek tussen twee oppervlakken van een te buigen werkstuk.

Legal Events

Date Code Title Description
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20040701