NL1009142C2 - Werkwijze en inrichting voor het opvangen en afvoeren van relatief licht materiaal. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het opvangen en afvoeren van relatief licht materiaal. Download PDF

Info

Publication number
NL1009142C2
NL1009142C2 NL1009142A NL1009142A NL1009142C2 NL 1009142 C2 NL1009142 C2 NL 1009142C2 NL 1009142 A NL1009142 A NL 1009142A NL 1009142 A NL1009142 A NL 1009142A NL 1009142 C2 NL1009142 C2 NL 1009142C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
discharge channel
collecting
transport
discharge
inlet opening
Prior art date
Application number
NL1009142A
Other languages
English (en)
Inventor
Rudolphus Wilhelmus Mar Opstal
Original Assignee
Oebrabantoe D Van Opstal B V M
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Oebrabantoe D Van Opstal B V M filed Critical Oebrabantoe D Van Opstal B V M
Priority to NL1009142A priority Critical patent/NL1009142C2/nl
Priority to EP99201470A priority patent/EP0959026A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1009142C2 publication Critical patent/NL1009142C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G45/00Lubricating, cleaning, or clearing devices
    • B65G45/10Cleaning devices
    • B65G45/26Cleaning devices for gathering residue after cleaning

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Combined Means For Separation Of Solids (AREA)
  • Filling Or Emptying Of Bunkers, Hoppers, And Tanks (AREA)

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het opvangen en afvoeren van relatief licht materiaal.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het opvangen en afvoeren van relatief licht, in het bijzonder korrel- of poedervormig materiaal dat van een transportmiddel valt. Een dergelijke werkwijze is uit de 5 praktijk bekend.
Bij deze bekende werkwijze, welke bijvoorbeeld wordt toegepast in de agro-industrie, wordt een opvangbak onder een transportinrichting, zoals een transportband geplaatst, waarbij van de transportband vallend materiaal, zoals 10 poeder, korrels, aarde en dergelijke in de opvangbak wordt verzameld. Vervolgens kan dit materiaal met behulp van een in de opvangbak aangebrachte transportschroef daaruit worden weggevoerd. Dit vallende materiaal kan bijvoorbeeld bij overstort naast of over de transportband vallen of van 15 het retour part van een dergelijke transportband afkomstig zi jn.
Deze bekende werkwijze heeft als nadeel dat een relatief groot deel van het materiaal in of onder de inrichting achterblijft, hetgeen tot ophoping van het 20 materiaal en vervuiling van de inrichting zal leiden. Bovendien is een dergelijke ophoping van materiaal gevaarlijk in verband met brandbaarheid, mogelijk gevaar voor stofexplosies en andere storingen in de inrichting.
Ook bestaat de kans dat de omgeving van de inrichting wordt 25 vervuild met het materiaal, terwijl bovendien productverlies kan optreden, ook al als gevolg van het feit dat het opgevangen materiaal niet kan worden hergebruikt. Voorts kan het opgehoopte materiaal een verhoogde slijtage van de inrichting tot gevolg hebben. Doordat een relatief 30 groot deel van het gevallen materiaal in de inrichting achterblijft, althans daaruit niet snel genoeg kan worden afgevoerd, zal vermenging optreden van afgevallen materiaal tijdens de behandeling van verschillende batches producten, 1009142 2 ten minste van verschillende producten, waardoor dit gemengde materiaal niet meer verder bruikbaar is in het betreffende productieproces. Uiteraard kan een deel van deze problemen worden weggenomen door regelmatig reinigen 5 van de inrichting, doch dit is kostbaar, met name door tijd- en productieverlies.
De uitvinding beoogt een werkwijze van de in de aanhef beschreven soort, waarbij de genoemde nadelen zijn vermeden, met behoud van de voordelen daarvan. Daartoe 10 wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.
Bij een dergelijke werkwijze kan in de eerste fase van de transportinrichting vallend materiaal in het of elk opvangkanaal worden opgevangen, hetwelk eenvoudig in de 15 tweede fase daaruit kan worden weggevoerd, met behulp van de luchtstroom. Doordat in de tweede fase de afsluitmiddelen in de gesloten stand zijn gebracht, zodanig dat het betreffende afvoerkanaal ten minste naar de opvangmiddelen luchtdicht is afgesloten, kan eenvoudig een 20 voldoende sterke luchtstroom worden verkregen voor het meenemen, althans doen bewegen van het materiaal, zonder dat daarvoor ongewenst hoge luchtsnelheden, drukken en dergelijke hoeven te worden opgewekt. Bovendien kan worden volstaan met relatief eenvoudige, kleine en weinig kostbare 25 afvoermiddelen, in het bijzonder middelen voor het opwekken van de of elke luchtstroom. Ook wordt daarbij het voordeel bereikt dat tijdens de tweede fase in de opvangmiddelen vallend materiaal niet, althans niet tijdens de tweede fase in het betreffende afvoerkanaal kan worden geleid, zodat 30 menging daarvan eenvoudig kan worden verhinderd. Het betreffende afvoerkanaal kan op geschikte wijze worden geleegd, althans gereinigd, voordat verder materiaal, bijvoorbeeld van een andere batch vergelijkbare producten of van een ander soort product, in het afvoerkanaal terecht 35 komt, waarbij het materiaal bijzonder snel kan worden toog·' io 3 afgevoerd, zodat geen of slechts korte wachttijden optreden.
In een voordelige uitvoeringsvorm wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de 5 maatregelen volgens conclusie 2.
Opvangen van vallend materiaal door, althans tegen de afsluitmiddelen gedurende tenminste een gedeelte van de tweede fase biedt het voordeel dat op effectieve wijze wordt verhinderd dat gedurende deze tweede fase genoemd 10 materiaal in het aansluitende afvoerkanaal terecht komt terwijl het door de afsluitmiddelen opgevangen materiaal op bijzonder eenvoudige wijze tijdens de eerste fase vanaf de klep direct in het betreffende afvoerkanaal kan worden geleid, in principe zonder tussenkomst van verdere 15 middelen.
In nadere uitwerking wordt een werkwijze volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 3.
Door ook tijdens tenminste een gedeelte van de 20 eerste fase een luchtstroom in het betreffende afvoerkanaal op te wekken zal reeds gedurende de eerste fase tenminste een deel van het vallende materiaal uit het afvoerkanaal worden weggeleid, waarbij wordt verhinderd dat dit materiaal zich in het afvoerkanaal kan vastzetten, 25 bijvoorbeeld tegen de wanden daarvan. Hierdoor wordt een nog betere werking verkregen terwijl bovendien verstopping van het afvoerkanaal wordt verhinderd. Bij een dergelijke werkwijze hoeven bijvoorbeeld pas tegen het einde van de eerste fase, bijvoorbeeld wanneer een batch producten 30 nagenoeg volledig is behandeld, de afsluitmiddelen te worden gesloten, hetgeen zonder verdere maatregelen een versterking van de luchtstroom tot gevolg zal hebben. Hierdoor zal ook althans een groot deel van het nog in het afvoerkanaal achtergebleven materiaal worden afgevoerd.
35 Door gebruik te maken van onderdruk voor het opwekken van 1 0 091 4? 4 de luchtstroom wordt op eenvoudige wijze verhinderd dat materiaal uit het afvoerkanaal wordt geblazen.
In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm wordt een werkwijze volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door 5 de maatregelen volgens conclusies 4.
Indien materiaal in een afvoerkanaal wordt opgevangen dat de neiging vertoont zich aan de wand van het afvoerkanaal te hechten of anderszins daarin achter te blijven, bijvoorbeeld doordat dit materiaal niet direct 10 door de luchtstroom kan worden meegenomen, is het voordelig wanneer gedurende de tweede fase woelmiddelen in het betreffende afvoerkanaal worden bewogen, zodanig dat daarin achtergebleven materiaal van de wand wordt losgemaakt en in de luchtstroom wordt gebracht, voor verdere afvoer daarvan. 15 Dit betekent dat gebruik kan worden gemaakt van een relatief kleine luchtstroom terwijl het materiaal niet, althans niet uitsluitend door de woelmiddelen hoeft te worden afgevoerd, zodat bijvoorbeeld versmering van het materiaal door de woelmiddelen eenvoudig kan worden 20 verhinderd. Hierdoor kan een nog betere reiniging van het afvoerkanaal worden verkregen, ook wanneer niet al het materiaal direct door de betreffende luchtstroom kan worden meegenomen.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een 25 inrichting voor het opvangen en afvoeren van bijvoorbeeld van transportmiddelen vallend, relatief licht en in het bijzonder korrel of poedervormig materiaal. Een dergelijke inrichting wordt gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 5.
30 Een dergelijke inrichting, welke in het bijzonder voordelig is voor toepassing van een werkwijze volgens de uitvinding kunnen de opvangmiddelen tijdens gebruik bijvoorbeeld onder een transportmiddel zoals een transportband of -ketting of een overstortpunt worden 35 opgesteld, zodanig dat materiaal dat van het transportmiddel valt in de opvangmiddelen wordt opgenomen.
1009142 5
De opvangmiddelen sluiten daarbij aan op het tenminste ene afvoerkanaal, via welk kanaal het opgevangen materiaal kan worden weggevoerd, bij voorkeur voor hergebruik. In de tussen de opvangmiddelen en het tenminste ene afvoerkanaal 5 gevormde inlaatopening van het afvoerkanaal zijn afsluitmiddelen voorzien waarmee genoemde inlaatopening naar keuze kan worden afgesloten of vrijgegeven. Bij de afsluitmiddelen in de gesloten stand kan met behulp van relatief eenvoudige en goedkope middelen een voldoende 10 sterke luchtstroom in het betreffende afvoerkanaal worden opgewekt om het daarin opgenomen, bij voorkeur korrelvormige of poedervormige materiaal te verwijderen. Bovendien wordt daarbij door de afsluitmiddelen verhinderd dat materiaal vanuit het afvoerkanaal terug naar de 15 opvangmiddelen kan worden gevoerd terwijl tevens op eenvoudige wijze wordt verhinderd dat verder materiaal vanuit de opvangmiddelen in het betreffende afvoerkanaal wordt geleid.
In een voordelige uitvoeringsvorm wordt een 20 inrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 7.
Tijdens gebruik van een inrichting volgens de uitvinding kan het voorkomen dat een deel van het materiaal dat in het afvoerkanaal is opgevangen niet volledig, 25 althans in onvoldoende mate door de betreffende luchtstroom kan worden meegenomen, bijvoorbeeld doordat enige hechting van het materiaal aan de wand van het afvoerkanaal optreedt of doordat relatief zware materiaaldeeltjes in het afvoerkanaal zijn terechtgekomen. Dit kan met name optreden 30 wanneer reeds materiaal uit het afvoerkanaal is afgevoerd met behulp van een luchtstroom terwijl de afsluitmiddelen in de geopende stand zijn gehouden. Teneinde ook het in het afvoerkanaal vooralsnog achtergebleven materiaal daaruit te kunnen verwijderen kan dit met behulp van de mechanische 35 middelen van de wand van het afvoerkanaal worden losgenomen en vrij in de luchtstroom worden gebracht, zodat dit 1*003 ƒ 3? 6 materiaal alsnog via de tenminste ene uitlaatopening uit het afvoerkanaal kan worden afgevoerd. Bij voorkeur wordt dit materiaal alsnog in de luchtstroom weggevoerd.
In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm wordt 5 een inrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 9.
Gebruik van een onderdruk in het ten minste ene afvoerkanaal ten opzichte van de omgeving biedt het voordeel dat op eenvoudige wijze nog beter wordt verhinderd 10 dat materiaal vanuit het afvoerkanaal terug in de richting van de opvangmiddelen en de transportrichting wordt gevoerd, zelfs bij geheel of gedeeltelijk geopende afsluitmiddelen.
In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt een inrichting 15 volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 10.
De in de richting van de ten minste ene inlaatopening toelopende wanden bieden het voordeel dat op eenvoudige wijze geleiding van het materiaal naar het of 20 elk afvoerkanaal wordt verkregen. De afgeronde vorm en de gladde wanden van het afvoerkanaal bieden daarbij het voordeel dat hechting van materiaal aan de afvoergoot eenvoudig wordt verhinderd, terwijl bovendien een goede reiniging mogelijk is. Voorts heeft een in hoofdzaak 25 cirkelvormige dwarsdoorsnede van het afvoerkanaal het voordeel dat eenvoudige, zwenkende of roterende mechanische middelen kunnen worden opgenomen voor beweging van in het afvoerkanaal opgevangen materiaal. Door de opvangmiddelen te voorzien van een de transportinrichting, althans een 30 transportvlak daarvan omgevende behuizing wordt er op eenvoudige wijze voor zorg gedragen dat alle materiaal dat op ongewenste wijze van de transportinrichting afkomt in de opvangmiddelen wordt opgevangen. Hierdoor wordt vervuiling van de omgeving van de transportinrichting nog beter 35 verhinderd.
1009142 7
De uitvinding heeft bovendien betrekking op een transportinrichting, voorzien van een opvanginrichting volgens de uitvinding, in het bijzonder geschikt voor toepassing van een werkwijze volgens de uitvinding.
5 Voordelige nadere uitvoeringsvoorbeelden van een werkwijze en inrichting volgens de uitvinding zijn gegeven in de verdere volgconclusies.
Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvoorbeelden van een werkwijze en inrichting 10 volgens de uitvinding worden beschreven aan de hand van de tekening. Daarin toont: fig. 1 in gedeeltelijk doorgesneden zijaanzicht een transportinrichting volgens de uitvinding, voorzien van een opvanginrichting volgens de uitvinding; 15 fig. 2 een dwarsdoorsnede van een inrichting volgens de lijn B-B in fig. 1; en fig. 3 een alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding in dwarsdoorsnede.
In deze beschrijving hebben gelijke of 20 corresponderende delen gelijke of corresponderende verwij zingscij fers.
Een transportinrichting 2 volgens de uitvinding omvat een transportband 4 met een bovengelegen transportpart 6 en een ondergelegen retourpart 8. Het 25 transportpart 6 heeft een trogvormige doorsnede (fig. 2) zodanig dat daarop een relatief grote hoeveelheid stortgoed, bijvoorbeeld poeder- of korrelvormig materiaal (niet getoond) kan worden gedragen. De transportband 4 wordt gedragen op rollen 10, 12, voor respectievelijk het 30 transportpart 6 en het retourpart 8. De transportband 4 is eindloos en wordt op gebruikelijke wijze aangedreven door een aandrijving 16 en wordt omgeleid door eindrollen 14. Nabij een eerste einde 18 is boven het transportpart 6 een overstortinrichting 20 aangebracht, voor het op de 35 transportband 4 storten van te transporteren materiaal, waarbij tegen de opstaande randen 22 van het transportpart 1009142 8 6 aanliggende geleideplaten 24 zijn voorzien om te verhinderen dat stortgoed over de opstaande randen 22 valt. Aan het tweede einde 26 zijn verdere overstortmiddelen 28 voorzien waarmee met de transportband 4 aangevoerd 5 stortgoed kan worden overgebracht, bijvoorbeeld naar verdere transportmiddelen, een verpakkingsinrichting of verdere verwerkingsmiddelen.
Een hiervoor beschreven type transportinrichting 2 is op zichzelf uit de praktijk genoegzaam bekend en kan in 10 allerlei vormen zijn uitgevoerd, afhankelijk van onder meer het te transporteren stortgoed en gebruiksomstandigheden.
Langs de onderzijde van de transportinrichting 2 strekt zich een opvanginrichting 30 uit voor het opvangen van naast, althans van de transportband 4 vallend 15 materiaal. Dit materiaal kan bijvoorbeeld in de overstortinrichting 20 naast de opstaande randen 22 vallen door trillingen of anderszins van het transportpart 6 vallen, of van het retourpart 8. Dergelijk materiaal dient te worden opgevangen teneinde vervuiling, gevaarlijke 20 situaties en productverlies te verhinderen.
De opvanginrichting 30, welke in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld in lengterichting van de transportband 4 gezien in drie op elkaar aansluitende delen 30a, 30b, 30c, is verdeeld, strekt zich over nagenoeg de volledige 25 lengte van de transportband 4 tussen de eindrollen 14 uit, en heeft ten minste nabij de bovenzijde een breedte die groter is dan de breedte van de transportband 4.
De drie delen 30a-30c van de opvanginrichting 30 zijn in hoofdzaak gelijkvormig. Deel 30a zal als voorbeeld 30 worden beschreven.
Het deel 30a omvat trogvormige opvangmiddelen 32 met twee hellende kopse wanden 34 en twee hellende zijwanden 36. De opvangmiddelen 32 lopen naar beneden taps toe. Nabij het ondereinde 38 sluit op de opvangmiddelen 32 een 35 afvoerkanaal 40 aan met een in hoofdzaak cirkelvormige dwarsdoorsnede en een oppervlak dat aanmerkelijk kleiner is 1 0 091 42 9 dan het oppervlak van de opvangmiddelen 32. Tussen de opvangmiddelen 32 en het afvoerkanaal 40 is een inlaatopening 42 voorzien, waarin afsluitmiddelen 44 zijn aangebracht, welke een verzwenkbare klep 46 omvatten. In de 5 in figuur 2 in getrokken lijnen getoonde eerste stand sluit de klep 46 de inlaatopening 42 af. Met behulp van bedieningsmiddelen 48 kan de klep 46 vanuit de eerste stand naar een tweede stand worden verzwenkt, in figuur 2 weergegeven in onderbroken lijnen, waarbij de klep 46 zich 10 ongeveer verticaal uitstrekt, daarbij de inlaatopening 42 vrijgevend. De bedieningsmiddelen 48 omvatten een pneumatische zuiger 50, waarmee de klep 46 met behulp van een zwenkarm 52 tussen de eerste en de tweede stand kan worden bewogen. Een dergelijke bedieningsinrichting 48 is 15 voor een vakman direct duidelijk, evenals mogelijke varianten daarop. De klep 46 is zwenkbaar gelagerd op een zich in de lengterichting van de inrichting uitstrekkende as 54 .
In het afvoerkanaal 40 is een zich over de 20 lengterichting daarvan door het hart uitstrekkende zwenkas 56 aangebracht, waarop een zich aan weerszijden daarvan plaatvormig uitstrekkend woellichaam 58 is aangebracht. Nabij het eerste einde 18 van de inrichting is op de zwenkas 56 een aandrijving 57 aangebracht voor het rond de 25 zwenkas 56 roteren van het woellichaam 58. Het woellichaam 58 is aan zijn langsranden voorzien van enigszins verende lippen 60, welke aanliggen tegen het relatief gladde binnenoppervlak van het afvoerkanaal 40. Bij rotatie van het woellichaam 58 zullen de lippen 60 derhalve tegen de 30 binnenzijde van het afvoerkanaal 40 aanliggen en materiaal daarvan meenemen. Op het doel hiervan wordt nog nader teruggekomen.
Nabij genoemd eerste einde 18 van de transportinrichting 2 strekt het afvoerkanaal 40 zich uit tot buiten 35 het deel 30c van de opvanginrichting 30, met een aanzuigdeel 62. In dit aanzuigdeel 62 is een aantal bij 1009142 10 voorkeur sleufvormige aanzuigopeningen 64 voorzien voor het in het afvoerkanaal 40 aanzuigen van lucht, in het bijzonder omgevingslucht.
Tussen de verschillende delen 30a en b 5 respectievelijk 30b en c zijn de afvoerkanaaldelen 40 onderling gekoppeld door koppelstukken 66. Het nabij het tweede einde 26 van de inrichting 2 gelegen einde 68 van het afvoerkanaal 40 vormt een uitlaatopening 70, waardoorheen materiaal uit het afvoerkanaal 40 kan worden 10 afgevoerd. Op deze uitlaatopening kan bijvoorbeeld een cycloonfilter of andere scheidingsmiddelen (niet getoond) worden aangesloten, met een nog nader te beschrijven doel. Bovendien zijn op de uitlaatopening 70 aanzuigmiddelen 72 aangesloten voor het in het afvoerkanaal 40 opwekken van 15 een luchtstroom, vanuit de aanzuigopeningen 64 naar de scheidingsmiddelen, althans naar de uitlaatopening 70. Het filter kan bijvoorbeeld tussen de aanzuigmiddelen 72 en de uitlaatopening 70 zijn opgenomen. De aanzuigmiddelen 72 kunnen relatief eenvoudig en op op zichzelf bekende wijze 20 zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld door gebruik van een relatief eenvoudige ventilator, compressor of dergelijke.
Om ten minste de overstortinrichting 20, het betreffende, zich daaronder uitstrekkende deel van de transportband 4 en langs de zijden van de inrichting doch 25 bij voorkeur rond de gehele transportband is een behuizing 74 voorzien (fig. 2) welke in hoofdzaak gesloten is en aansluit op de opvangmiddelen 32. Tussen de transportband 4, de behuizing 74 en eventueel in de transportband 4 zijn openingen 76 voorzien voor het doorlaten van eventueel 30 naast of van de transportband gevallen materiaal, zodat dit in de opvangmiddelen 32 kan worden opgevangen. Deze in hoofdzaak gesloten behuizing 74 heeft het voordeel dat op geschikte wijze wordt verhinderd dat materiaal naar de omgeving kan verdwijnen.
35 Een inrichting 2 volgens de uitvinding kan als volgt worden gebruikt.
.1 0091 42 11
De transportband 4 wordt aangedreven in de richting van het tweede einde 26, waarbij materiaal op het transportpart 6 wordt gestort via de overstortinrichting 24. Nabij het tweede einde 26 wordt het betreffende 5 materiaal in de verdere overstortmiddelen 28 gestort voor verdere bewerking. Een deel van het materiaal zal met het retourpart 8 worden meegevoerd. Een gedeelte van dit materiaal kan met bijvoorbeeld schrapermiddelen 78 van de transportband 4 worden geschraapt en alsnog in de verdere 10 overstortmiddelen 28 terecht komen, doch een gedeelte zal verder worden meegevoerd, en bijvoorbeeld als gevolg van trillingen en contact met de retourrollen 12 alsnog loskomen. Bovendien zal materiaal langs de transportband 4 door de openingen 76 vallen. Al dit vallend materiaal wordt 15 opgevangen in de opvangmiddelen 32. Met behulp van de bedieningsmiddelen 48 wordt de klep 46 in de gesloten eerste stand gebracht, zodanig dat vallend materiaal binnen de opvangmiddelen 32 op de klep 46 komt te liggen. Op een gewenst moment, bijvoorbeeld wanneer voldoende materiaal op 20 de klep 46 terecht is gekomen, wordt de klep met behulp van de bedieningsmiddelen 48 open gestuurd naar de tweede stand, zodanig dat als gevolg van de zwaartekracht in een eerste fase het opgevangen materiaal van de klep 46 in het afvoerkanaal 40 wordt gevoerd. Met behulp van de 25 aanzuigmiddelen 72 wordt in het afvoerkanaal 40 een luchtstroom opgewekt.
Direct nadat het materiaal van de klep 46 is gevallen wordt de klep 46 wederom in de gesloten eerste stand gebracht, zodanig dat een gesloten afvoerkanaal 40 30 wordt verkregen. In een tweede fase wordt in het afvoerkanaal 40 een luchtstroom opgewekt met bijvoorbeeld een luchtsnelheid van 30 tot 40 meter per seconde, afhankelijk van het soort materiaal. In deze luchtstroom wordt een groot deel van het in het afvoerkanaal 40 35 gevallen materiaal meegevoerd, door de uitlaatopening 70 tot in het cycloonfilter, waarin het materiaal van de lucht 1009142 12 kan worden gescheiden. Eventueel kan dit materiaal worden hergebruikt, bijvoorbeeld door toevoeging daarvan aan de verdere overstortmiddelen 28. Indien een gedeelte van het materiaal in het afvoerkanaal 40 zal achterblijven, althans 5 niet direct door de luchtstroom zal worden meegenomen, verdient het de voorkeur dat de genoemde woelmiddelen 58 worden aangedreven, zodanig dat het betreffende materiaal door de lippen 60, althans door het woellichaam 58 wordt meegenomen en terug in de luchtstroom wordt gebracht. Dit 10 gebeurt doordat door het woellichaam 58 meegenomen materiaal bij een ongeveer verticale stand daarvan in de luchtstroom zal vallen en alsnog zal worden meegenomen. Hierdoor wordt het voordeel bereikt dat op bijzonder eenvoudige en snelle wijze al het in het afvoerkanaal 40 15 gevallen materiaal door de luchtstroom uit het afvoerkanaal 40 kan worden verwijderd, zodat wordt verhinderd dat vermenging van dit materiaal met gevallen materiaal van een volgende lading gestort materiaal optreedt.
Tijdens gebruik kunnen de kleppen 46 van de 20 verschillende delen 30a-30c onafhankelijk van elkaar worden bediend. Hierdoor wordt het voordeel bereikt dat steeds slechts een relatief klein gedeelte van het afvoerkanaal 40 wordt geopend naar de afvoermiddelen 32, zodat de hoeveelheid aangezogen valse lucht wordt beperkt. Dit 25. betekent dat steeds een relatief grote luchtstroom in stand kan worden gehouden, zonder dat daartoe bijzonder zware en ingewikkelde middelen behoeven te worden gebruikt.
Bovendien wordt daardoor eenvoudig verhinderd dat ophoping van het materiaal in het afvoerkanaal 40 zal leiden tot 30 verstopping van het afvoerkanaal 40. Voorts wordt hiermee het voordeel bereikt dat een gewenste, bijvoorbeeld gelijkmatige verdeling van het gevallen materiaal over het afvoerkanaal kan worden verkregen, althans een constante verdeling door elke klep 46 aan te sturen afhankelijk van 35 de hoeveelheid gevallen materiaal. Bovendien heeft dit het voordeel dat de kleppen 46 relatief licht kunnen worden 1 0091 42 13 uitgevoerd, terwijl de inrichting 2 een relatief grote lengte kan hebben. Ook heeft het steeds gedurende slechts een relatief korte tijd opensturen van de klep 46 het voordeel dat weinig drukverlies in het afvoerkanaal 40 zal 5 optreden.
Met name bij het batch- of chargegewijs verwerken van materiaal kan met een inrichting volgens de uitvinding het voordeel worden bereikt dat vermenging van materiaal uit verschillende batches wordt verhinderd, ook wanneer 10 materiaal uit het afvoerkanaal 40 wordt teruggevoerd, doordat het afvoerkanaal 40 snel kan worden geleegd.
In figuur 3 is een alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding getoond, waarvan de opvanginrichting 132 qua opbouw overeenkomt met de 15 opvanginrichting als beschreven aan de hand van figuur 1 en 2. Gelijke of corresponderende delen hebben dezelfde verwijzingscijfers, vermeerderd met honderd. Nadere bespreking hiervan wordt derhalve in hoofdzaak achterwege gelaten.
20 In deze uitvoeringsvorm omvat een inrichting 102 volgens de uitvinding een transportband 104 waarvan het transporterend part 106 wordt gedragen door een trogvormig plaatdeel 110. Het plaatdeel 110 is gesloten en draagt én vormt de grootvormige transportband 104 welke glijdend 25 wordt geleid. De langsranden 111 van het plaatvormige deel 110 zijn vast met de behuizing 174 verbonden, waardoor onder het plaatvormig deel 110 een gesloten binnenruimte 175 wordt gevormd welke via openingen 176 kan aansluiten op de opvangmiddelen 132. Eventueel kan de binnenruimte 175 30 aan de onderzijde zijn afgesloten door een plaatdeel 177 voor het verkleinen van de met de opvangmiddelen 132 in verbinding staande ruimte. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm, welke met name geschikt is voor relatief smalle transportbanden en/of transportbanden met een 35 relatief kleine lengte wordt daarbij het voordeel bereikt dat materiaal niet vanaf het transporteren deel 106 van de 10 ΠΡ1A? 14 \ transportband 104 naar de opvangraiddelen kan vallen.
Immers, de gesloten plaat 110 verhindert dit. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm kan door het afvoerkanaal 140 reeds materiaal worden afgevoerd bij geopende klep, met 5 name wanneer de kleppen 146 een relatief kleine lengte hebben, daar bij een dergelijke uitvoeringsvorm de hoeveelheid aangezogen valse lucht aanmerkelijk wordt beperkt, zodat voldoende luchtstroming in het afvoerkanaal 140 wordt behouden.
10 De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de figuurbeschrijving getoonde voorkeursuitvoeringsvorm van een inrchting en werkwijze. Vele variaties daarop zijn mogelijk binnen het raam van de uitvinding zoals weergegeven in de bijbehorende conclusies.
15 Zo kan de opvanginrichting anderszins zijn gevormd en zich bijvoorbeeld eendelig of meerdelig onder de transportband uitstrekken, waarbij meerdere afvoerkanalen 40 naast elkaar zijn opgenomen. Ook kunnen meerdere inlaat-en uitlaatopeningen zijn voorzien, waarbij deze anders ten 20 opzichte van de opvangmiddelen en het afvoerkanaal kunnen zijn gepositioneerd. De inrichting kan zijn ingericht voor gebruik van andere luchtsnelheden, al dan niet intermitterend.
Voorts kunnen de afsluitmiddelen anders zijn 25 uitgevoerd, bij voorbeeld door meerdere kleppen, schuiven en dergelijke. Van belang is slechts dat de ten minste ene inlaatopening 42 naar wens kan worden geopend of kan worden gesloten voor het respectievelijk doorlaten en opvangen van gevallen materiaal. Voorts kunnen de woelmiddelen uit het 30 of elk afvoerkanaal worden weggelaten wanneer bijvoorbeeld zodanig licht materiaal wordt opgevangen, dat dit steeds volledig, althans in voldoende mate door de luchtstroom zal worden meegevoerd. Voorts kunnen de woelmiddelen uiteraard op andere wijze worden uitgevoerd, bijvoorbeeld als 35 reciprook bewegende middelen, borstelmiddelen of dergelijke. In de getoonde uitvoeringsvormen is een 1 0091 42 15 % transportband 4 toegepast doch ook andere transportmiddelen kunnen worden gebruikt, zoals ketting- en schakelbanden, modulaire banden, schudgoten en dergelijke. Bovendien kan het te transporteren materiaal op andere wijzen op de band 5 worden gebracht of daarvan worden afgenomen. Ook kan de transportinrichting zijn ingericht voor het transporteren van andere producten, waarbij kleine deeltjes zoals korrels, kruimels of poeder, kunnen loskomen, welke kleine deeltjes dan in de opvangmiddelen kunnen worden opgevangen 10 en via de afvoerkanalen kunnen worden afgevoerd. Ook kunnen in plaats van de zuigmiddelen blaasmiddelen worden toegepast, ingericht voor het tenminste bij gesloten klep uit het afvoerkanaal blazen van het materiaal. Tevens kan reeds tijdens het in het afvoerkanaal vallen van het 15 materiaal daarin een luchtstroom worden opgewekt, zodat direct een groot deel van het vallende materiaal in de luchtstroom wordt meegevoerd. In elk deel van de opvanginrichting kunnen, in transportrichting gezien, naast en achter elkaar meerdere afhankelijk of onafhankelijk van 20 elkaar bedienbare kleppen zijn opgenomen, met de eerder beschreven voordelen. Voorts kunnen regel- en bedieningsmiddelen zijn voorzien voor het (semi)automatisch bedienen van ten minste de zuigmiddelen en de kleppen voor het verkrijgen van een bijzonder eenvoudige bediening van 25 de inrichting.
Deze en vele vergelijkbare variaties worden geacht binnen het raam van de uitvinding te vallen, zoals gedefinieerd in de bijbehorende conclusies.
1009142

Claims (12)

1. Werkwijze voor het opvangen en afvoeren van relatief licht, in het bijzonder korrel- of poedervormig materiaal dat van transportmiddelen valt, waarbij het materiaal in 5 opvangmiddelen wordt opgevangen en via een afvoerkanaal wordt afgevoerd, waarbij het afvoerkanaal in hoofdzaak gootvormig is en aan ten minste één zijde is voorzien van een inlaatopening welke afsluitbaar is met behulp van afsluitmiddelen, waarbij tijdens gebruik gedurende een 10 eerste fase materiaal in het afvoerkanaal wordt gevoerd, via de ten minste ene inlaatopening, waarna de afsluitmiddelen worden gesloten, waarbij ten minste in een tweede fase in het afvoerkanaal een luchtstroom wordt opgewekt en in het afvoerkanaal opgenomen materiaal door de 15 luchtstroom via een uitlaatopening uit het afvoerkanaal wordt afgevoerd.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij ten minste gedurende een gedeelte van de tweede fase van de transportmiddelen vallend materiaal door, althans tegen de 20 in de gesloten stand gebrachte afsluitmiddelen wordt opgevangen, waarbij door althans gedeeltelijk openen van de afsluitmiddelen de eerste fase wordt ingeleid.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij tevens gedurende ten minste een gedeelte van de eerste fase een 25 luchtstroom in het afvoerkanaal wordt opgewekt, bij voorkeur met behulp van onderdruk.
4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij ten minste gedurende een gedeelte van de tweede fase woelmiddelen in, althans door een gedeelte van het 30 afvoerkanaal worden bewogen voor het van de wanden van het afvoerkanaal afnemen van materiaal.
5. Inrichting voor het opvangen en afvoeren van bijvoorbeeld van transportmiddelen vallend, relatief licht, 1 nnfli4? \ in het bijzonder korrel- of poedervormig materiaal, welke inrichting opvangmiddelen, ten minste één afvoerkanaal en afvoermiddelen, in het bijzonder luchtregelmiddelen omvat, waarbij het ten minste ene afvoerkanaal via ten minste een 5 inlaatopening aansluit op de opvangmiddelen, waarbij afsluitmiddelen zijn voorzien voor het in ten minste een eerste stand afsluiten van de of elke inlaatopening en in een tweede stand althans gedeeltelijk vrijgeven van de ten minste ene inlaatopening voor gevallen materiaal en waarbij 10 het ten minste ene afvoerkanaal is voorzien van ten minste één uitlaatopening, waarbij de afvoermiddelen zijn ingericht voor het ten minste bij de afsluitmiddelen in de eerste stand in het ten minste ene afvoerkanaal opwekken van een luchtstroom voor het via de ten minste ene 15 uitlaatopening afvoeren van daarin opgenomen materiaal.
6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de afsluitmiddelen ten minste één klep omvatten, bij voorkeur opgesteld nabij de bovenzijde van het betreffende afvoerkanaal, welke is ingericht voor het tijdens gebruik 20 in de eerste stand opvangen van althans een gedeelte van in de opvangmiddelen vallend materiaal, waarbij genoemd opgevangen materiaal bij de betreffende klep in de tweede stand vanaf de klep door de betreffende inlaatopening in het afvoerkanaal kan bewegen.
7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, waarbij de afvoermiddelen mechanische middelen omvatten die zich in ten minste een gedeelte van het ten minste ene afvoerkanaal uitstrekken en zijn ingericht voor het tijdens gebruik van de wanden van het betreffende afvoerkanaal losnemen van 30 daarin opgenomen materiaal.
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de mechanische middelen ten minste een in het betreffende afvoerkanaal ten opzichte van ten minste de lengteas daarvan zwenkbaar of roteerbaar lichaam omvatten, waarbij tijdens gebruik ten 35 minste een gedeelte van het betreffende lichaam tijdens zwenking of rotatie daarvan in contact met, althans nabij 1 0091 42 ten minste een gedeelte van de binnenzijde van de wand van het afvoerkanaal komt.
9. Inrichting volgens één der conclusies 5-8, waarbij de afvoermiddelen luchtdrukregelmiddelen omvatten voor het 5 tijdens ten minste een gedeelte van de gebruikstijd opwekken, althans instandhouden van een onderdruk in ten minste het of elk afvoerkanaal ten opzichte van de omgeving.
10. Inrichting volgens één der conclusies 5-9, waarbij 10 de opvangmiddelen in de richting van de ten minste ene inlaatopening enigszins toelopen, waarbij het ten minste ene afvoerkanaal nabij de onderzijde daarvan is aangebracht en een in hoofdzaak afgeronde, bij voorkeur cirkelvormige dwarsdoorsnede en relatief gladde wanden heeft, waarbij de 15 opvangmiddelen zich tijdens gebruik onder in hoofdzaak de volledige onderzijde van de betreffende transportmiddelen uitstrekken, welke transportmiddelen een transportvlak omvatten, waarbij een in hoofdzaak gesloten behuizing is voorzien die het transportvlak kan omgeven en aansluit op 20 de bovenzijde van de opvangmiddelen, en waarbij tijdens gebruik tussen de behuizing en het transportvlak en/of in het transportvlak doorlaatopeningen zijn voorzien.
11. Inrichting volgens één der conclusies 5-10, waarbij besturingsmiddelen zijn voorzien voor het periodiek open en 25 dichtsturen van de afsluitmiddelen, zodanig dat steeds een gedeelte van de of elke inlaatopening geopend kan worden terwijl andere delen daarvan gesloten zijn.
12. Transportinrichting, voorzien van een inrichting volgens één der conclusies 5-11, in het bijzonder 30 geschikt voor toepassing van een werkwijze volgens één der conclusies 1 - 4. 1009142
NL1009142A 1998-05-12 1998-05-12 Werkwijze en inrichting voor het opvangen en afvoeren van relatief licht materiaal. NL1009142C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1009142A NL1009142C2 (nl) 1998-05-12 1998-05-12 Werkwijze en inrichting voor het opvangen en afvoeren van relatief licht materiaal.
EP99201470A EP0959026A1 (en) 1998-05-12 1999-05-11 Method and apparatus for collecting and discharging relatively light material

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1009142A NL1009142C2 (nl) 1998-05-12 1998-05-12 Werkwijze en inrichting voor het opvangen en afvoeren van relatief licht materiaal.
NL1009142 1998-05-12

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1009142C2 true NL1009142C2 (nl) 1999-11-15

Family

ID=19767121

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1009142A NL1009142C2 (nl) 1998-05-12 1998-05-12 Werkwijze en inrichting voor het opvangen en afvoeren van relatief licht materiaal.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP0959026A1 (nl)
NL (1) NL1009142C2 (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6811018B2 (en) 2002-02-11 2004-11-02 Rapistan Systems Advertising Corp. Belt conveyor
CN103935738A (zh) * 2014-04-28 2014-07-23 辽宁巨峰科技有限公司 一种输送带去污除尘装置
CN113477005A (zh) * 2021-06-15 2021-10-08 浙江浙能温州发电有限公司 适用于煤炭转运的无动力除尘系统
IT202200001670A1 (it) * 2022-02-01 2023-08-01 Gucon Srl Dispositivo accessorio per elevatore a tazze

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR415288A (fr) * 1909-07-08 1910-09-22 Cie Des Chaines Simplex Transporteurs combinés pour produits poussiéreux ou adhérents
DE1120979B (de) * 1959-08-04 1961-12-28 Maschfab Eisengiesserei Beien Vorrichtung zur Sauberhaltung der Tragkonstruktion von Transportbaendern im Braunkohlenbergbau oder aehnlichen Lagerstaetten
US3161441A (en) * 1963-05-21 1964-12-15 Hayes & Stolz Ind Mfg Co Inc Apparatus for cleaning and/or clearing the boot of an endless conveyor or the like
FR1553632A (nl) * 1968-02-23 1969-01-10
EP0113968A1 (en) * 1982-12-22 1984-07-25 Pilkington Brothers P.L.C. Apparatus for handling material

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR415288A (fr) * 1909-07-08 1910-09-22 Cie Des Chaines Simplex Transporteurs combinés pour produits poussiéreux ou adhérents
DE1120979B (de) * 1959-08-04 1961-12-28 Maschfab Eisengiesserei Beien Vorrichtung zur Sauberhaltung der Tragkonstruktion von Transportbaendern im Braunkohlenbergbau oder aehnlichen Lagerstaetten
US3161441A (en) * 1963-05-21 1964-12-15 Hayes & Stolz Ind Mfg Co Inc Apparatus for cleaning and/or clearing the boot of an endless conveyor or the like
FR1553632A (nl) * 1968-02-23 1969-01-10
EP0113968A1 (en) * 1982-12-22 1984-07-25 Pilkington Brothers P.L.C. Apparatus for handling material

Also Published As

Publication number Publication date
EP0959026A1 (en) 1999-11-24

Similar Documents

Publication Publication Date Title
KR100862609B1 (ko) 분체선별장치
JP3467024B2 (ja) 切粉搬出コンベヤ装置
TWI450847B (zh) Movable unloading device and powder storage tank for powder storage room
US4851110A (en) Air pump separator method and apparatus
US5143203A (en) Granular material transfer apparatus
CA2066964A1 (en) Commingled waste separation apparatus and methods
US20030079678A1 (en) Method and device for preparing a layer of coating material, and coating device
AU600195B2 (en) Apparatus for preparing samples from a flow of bulk material
NL1009142C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het opvangen en afvoeren van relatief licht materiaal.
US5927908A (en) Powder collecting and transporting device
US4946584A (en) Hydraulic product separator
US4558602A (en) Large capacity sample bucket and bucket sampler having low clearance
EP4106932B1 (en) Slack separation apparatus and method
PL193877B1 (pl) Urządzenie do przekazywania prętów filtracyjnych, w przemyśle tytoniowym, zawierających cząstki w postaci proszku lub granulatu
GB2555894A (en) Conveyor-belt filter device
CN210794588U (zh) 一种原料开袋设备运输装置
JPH08239102A (ja) 袋体回収装置
US4044617A (en) Multi-stage sampler for flowing material
JPH0881031A (ja) コンベア装置
JPH038802B2 (nl)
JP2771772B2 (ja) 粉粒体の空気輸送装置
NL8105742A (nl) Toevoer- en verdeelapperaat voor korrelig materiaal.
CA2684270A1 (en) Particle separator and system for sorting particles of matter from a mixture
NL1017214C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het bekleden van voedselproducten met deeltjesvormig bekledingsmateriaal.
CN218930814U (zh) 一种粮食提升机

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20051201