NL1008609C2

NL1008609C2 - Gritterugwininstallatie.

Info

Publication number: NL1008609C2
Application number: NL1008609A
Authority: NL
Inventors: Hubertus Lambertus Mari Boxtel
Original assignee: Hubertus Lambertus Maria Van B
Priority date: 1998-03-17
Filing date: 1998-03-17
Publication date: 1999-09-20
Also published as: WO1999047306A1; AU2963399A

Description

Gritterugwininstallatie

De uitvinding heeft betrekking op een gritterugwininstallatie van het pneumatische type omvattende een aanzuig-inrichting voor materiaal houdende het terug te winnen grit, en een op de aanzuiginrichting aansluitende scheidingsinrich-5 ting voor het scheiden van stof en grit, alsmede opslagin-richtingen voor het van elkaar gescheiden stof en grit. Een dergelijke gritterugwininstallatie is bekend uit de praktijk en dient ertoe om grit dat is gebruikt voor het gritstralen van schoon te maken oppervlakken van objecten, voor herge-10 bruik beschikbaar te maken.

In de praktijk is gebleken dat de bekende gritterugwininstallatie niet voldoet. De bekende gritterugwininstallatie blijkt zeer gevoelig te zijn voor de afmetingen van het terug te winnen grit waardoor onder omstandigheden de installs latie kan dichtlopen en het terugwinnen van het grit niet mogelijk blijkt.

Met de uitvinding wordt nu beoogd een gritterugwininstallatie van het pneumatische te verschaffen welke zeer tolerant is voor de verwerking van alle mogelijke soorten en 20 afmetingen grit welke economisch terugwinbaar en herbruikbaar zi jn.

Volgens de uitvinding wordt daartoe de gritterugwininstallatie erdoor gekenmerkt dat de scheidingsinrichting is gevormd als een vat waarbinnen een ketsplaat is opgesteld 25 voor het afremmen van het in de scheidingsinrichting ingebrachte materiaal, waarbij in de verwerkingsrichting gezien achter de ketsplaat een schuin opgestelde zeefplaat is voorzien voor het vanaf de bovenzijde over de zeefplaat voeren van het materiaal voor het scheiden van dat materiaal in een 30 fijne fractie en in een grove fractie, welke zeefplaat de ruimte in het vat verdeeld in een stofafvoerruimte onder de zeefplaat en een gritafvoerruimte boven de zeefplaat die in verbinding staan met respectievelijk de opslaginrichting voor het stof en de opslaginrichting voor het grit. Gebleken is 35 dat met deze verrassend eenvoudige maatregelen een zeer robuuste gritterugwininstallatie wordt verschaft die zich sue- 100 8 6 ö 6 2 cesvol laat toepassen bij alle mogelijke varianten grit en bij diverse gritclassificaties. De gritterugwininstallatie volgens de uitvinding behoeft weinig of geen onderhoud. Dit wordt ondersteund door de uitvoering die erdoor gekenmerkt is 5 dat de ketsplaat is voorzien van een slijtvaste bekleding, bij voorkeur van pararubber.

In een bepaald aspect van de uitvinding is de gritterugwininstallatie erdoor gekenmerkt dat in het overgangsgebied van de ketsplaat en de zeefplaat enkele in cascade opge-10 stelde platen zijn voorzien die bovenin het vat een verbinding definiëren tussen de stofafvoerruimte en de gritafvoer-ruimte. Op deze wijze kan een zeer effectieve voorscheiding plaatsvinden tussen het relatief lichte stof en het grit dat in hoofdzaak voor hergebruik geschikt is.

15 De goede werking van de installatie wordt onder steund wanneer op de stofafvoerruimte een afzuiginrichting is aangesloten.

De effectiviteit van de scheiding tussen stof en grit wordt verder bevorderd door de maatregel dat de gritop-20 slaginrichting is voorzien van een afvoerkanaal voor stof dat in verbinding staat met de stofopslaginrichting.

De uitvinding is tevens belichaamd in een losse scheidingsinrichting zoals deze hierboven beschreven is.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de 25 hand van de tekening, welke in een enkele figuur de gritterugwininstallatie volgens de uitvinding toont.

De figuur toont in het algemeen met verwijzingscij-fer 1 aangeduid de gritterugwininstallatie. Deze gritterugwininstallatie 1 welke van een pneumatische type is omvat een 30 aanzuiginrichting 2 in de vorm van een aanzuigslang voor het te verwerken materiaal met het daarin aanwezige en terug te winnen grit, en een op de aanzuiginrichting 2 aansluitende scheidingsinrichting 3 voor het scheiden van stof en grit. Voorts omvat de gritterugwininstallatie een opslaginrichting 35 4 voor grit en een opslaginrichting 5 voor stof. De schei dingsinrichting 3 is gevormd als een vat waarbinnen een ketsplaat 6 is opgesteld voor het afremmen van het in de scheidingsinrichting 3 ingebrachte materiaal. Gezien in de verwerkingsrichting van het materiaal dat met de aanzuigin- 1008 6 09 3 richting 2 de scheidingsinrichting 3 wordt ingebracht is achter de ketsplaat 6 een schuin opgestelde zeefplaat 7 voorzien voor het vanaf de bovenzijde (met pijl A aangeduid) over de zeefplaat 7 voeren van het in de scheidingsinrichting 3 inge-5 brachte materiaal voor het scheiden van dat materiaal in een fijne fractie en een grove fractie. De zeefplaat 7 verdeelt daartoe de ruimte binnen het vat 3 in een stofafvoerruimte 8 onder de zeefplaat 7 en een gritafvoerruimte 9 boven de zeefplaat 7 die in verbinding staan met respectievelijk de op-10 slaginrichting 5 voor het stof en de opslaginrichting 4 voor het grit. De ketsplaat 6 is bij voorkeur voorzien van een slijtvaste bekleding. Zeer geschikt hiervoor is pararubber. Verder is in het overgangsgebied van de ketsplaat 6 en de zeefplaat 7 voorzien in enkele in cascade opgestelde platen 15 10 die boven in het vat 3 een verbinding definiëren tussen de stofafvoerruimte 8 en de gritafvoerruimte 9. Op de stofafvoerruimte 8 is voorts een afzuiginrichting aangesloten in de vorm van een vacuümgenerator 11.

De werking van de gritterugwininstallatie volgens de 20 uitvinding zal nu kort worden toegelicht. Naast de vacuümgenerator 11 die is aangesloten op de stofopslaginrichting 5 is eventueel een vacuümgenerator 13 bijgevoegd voor het verschaffen van meer afzuigcapaciteit en het mogelijk maken van langere slanglengtes. De vacuümgeneratoren dienen voor het 25 stoftransport in de inrichting en het aanzuigen van het materiaal dat in de gritterugwininstallatie wordt gescheiden in herbruikbaar grit en stof respectievelijk niet-herbruikbaar grit. Het te verwerken materiaal wordt bijvoorbeeld vanuit een verzamelput door middel van de aanzuiginrichting 2, 30 d.w.z. de aanzuigslang waarop een zuiglans kan zijn aangesloten naar de scheidingsinrichting 3 gevoerd. Hierbij slaat het te verwerken materiaal tegen de ketsplaat 6 die is bekleed met pararubber. Het lichtere stof in het te verwerken materiaal wordt door de zuigkracht via de afvoeropening 14 achter 35 de ketsplaat 6 en via de stofafvoerruimte 8 en kanaal 15 naar de stofopslaginrichting 5 gevoerd. Het zwaardere stof en het grit wordt via de gezamenlijk met verwijzingscijfer 10 aangeduide cascadeplaten naar de bovenzijde van zeefplaat 7 geleid waarbij het zwaardere stof en kleiner grit door de zeefope- 1008 609 4 ningen valt respectievelijk wordt gezogen en zodoende in de stofafvoerruimte 8 terechtkomt. Daarbij volgt dit zwaardere stof en kleiner grit dezelfde weg als het lichtere stof via kanaal 15 naar de stofopslaginrichting 5. Door geschikte keu-5 ze van de afmetingen van de mazen van de zeefplaat 7 wordt de grootte geselecteerd van het grit dat voor hergebruik beschikbaar komt. Het herbruikbare grit blijft namelijk over in gritafvoerruimte 9 en rolt vanaf de zeefplaat 7 via opening 16 in de gritopslaginrichting 4. Op bekende wijze is de grit-10 opslaginrichting 4 voorzien van een klep of dergelijke voor het lossen van het voor hergebruik geschikte grit. De stofopslaginrichting 5 is voorzien van filterpatronen 17 waarmee de lichtste fractie van het stof afgevangen kan worden zodat geheel gereinigde lucht deze stofopslaginrichting 5 kan ver-15 laten.

De filterpatronen voor het opvangen van de lichtste fracties stof worden door middel van een pneumatische tijdeenheid regelmatig pneumatisch gereinigd.

1 008 609

Claims

1. Gritterugwininstallatie van het pneumatische type omvattende een aanzuiginrichting voor materiaal houdende het terug te winnen grit, en een op de aanzuiginrichting aansluitende scheidingsinrichting voor het scheiden van stof en 5 grit, alsmede opslaginrichtingen voor het van elkaar gescheiden stof en grit, met het kenmerk, dat de scheidingsinrich-ting is gevormd als een vat waarbinnen een ketsplaat is opgesteld voor het afremmen van het in de scheidingsinrichting ingebrachte materiaal, waarbij in de verwerkingsrichting ge- 10 zien achter de ketsplaat een schuin opgestelde zeefplaat is voorzien voor het vanaf de bovenzijde over de zeefplaat voeren van het materiaal voor het scheiden van dat materiaal in een fijne fractie en in een grove fractie, welke zeefplaat de ruimte in het vat verdeeld in een stofafvoerruimte onder de 15 zeefplaat en een gritafvoerruimte boven de zeefplaat die in verbinding staan met respectievelijk de opslaginrichting voor het stof en de opslaginrichting voor het grit.

2. Gritterugwininstallatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ketsplaat is voorzien van een slijtvaste 20 bekleding, bij voorkeur van pararubber.

3. Gritterugwininstallatie volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat in het overgangsgebied van de ketsplaat en de zeefplaat enkele in cascade opgestelde platen zijn voorzien die bovenin het vat een verbinding vormen tussen de 25 stofafvoerruimte en de gritafvoerruimte.

4. Gritterugwininstallatie volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat op de stofafvoerruimte een afzuiginrichting is aangesloten.

5. Gritterugwininstallatie volgens één der voor- 30 gaande conclusies, met het kenmerk, dat de gritopslaginrich-ting is voorzien van een afvoerkanaal voor stof dat in verbinding staat met de stofopslaginrichting.

6. Scheidingsinrichting zoals beschreven als onderdeel van de gritterugwininstallatie volgens één der conclu- 35 sies 1-3. 1008 609