NL1007222C2 - Inrichting voor het afsluiten van bouwelementen. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het afsluiten van bouwelementen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afsluiten van bouwelementen die voorzien zijn van een onder onderdruk staande binnenruimte waarin een vulstof is ondergebracht, waarbij een manoeuvreerinrichting voor het 5 positioneren van een afsluitplaat, een aansluiting voor het verbinden met een onderdrukpomp en een manoeuvreerflens voor het plaatsen op een van een toegangsopening voorziene wand aanwezig zijn.

Een dergelijke inrichting voor het afsluiten van 10 bouwelementen, bijvoorbeeld isolatieplaten, is beschreven in het Duitse gebruiksmodel G 94 09 980.4. Bij de hier bedoelde isolatieplaten doet zich het probleem voor, dat relatief nauwkeurig toleranties van de bouwelementen moeten worden aangehouden en dat de afsluitplaat aan de 15 buitenzijde voorbij de ringflens uitsteekt. Er wordt zodoende geen vlak oppervlak ter beschikking gesteld. De inrichting voor het hanteren van de isolatieplaten is relatief omvangrijk en zodoende duur. Daarenboven vereist de toepassing een aantal bedieningsstappen, zodat een 20 toepassing met een relatief korte werkcyclus niet mogelijk is.

Met de onderhavige uitvinding wordt beoogd een inrichting van de aanhef omschreven soort zodanig vorm te geven dat de hantering daarvan wordt verbeterd.

25 Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt, doordat de manoeuvreerflens in het gebied van zijn naar het bouwelement toekeerbare uiteinde voorzien is van een afdichting.

Het aanbrengen van de van een afdichting voorziene 30 ringflens in het gebied van de toegangsopening maakt het mogelijk slechts drie bouwelementen toe te passen, die met relatief grote toleranties kunnen worden vervaardigd. Enerzijds maakt dit de vervaardiging goedkoper, anderzijds wordt daarenboven ook de montage vereenvoudigd. De 1007222 2 inrichting voor het plaatsen van de afsluitplaten hoeft slechts tot tegen de zijwand van het bouwelement te worden geplaatst en dicht bij het aanbrengen van de onderdruk automatisch af. In het bijzonder is een toepassing bij 5 isolatieplaten voordeelbiedend. Ook is echter mogelijk een dergelijke toepassing te gebruiken bij het afsluiten van behuizingen, cilindrische lichamen en ander bouwelementen.

Een eenvoudige hantering wordt ook bevorderd, als de aansluiting is uitgevoerd als een zijdelings ten opzichte 10 van de manoeuvreerflens aangebrachte aansluitstomp.

Een positioneerbaarheid van de afsluitplaat kan worden bewerkstelligd als in een binnenruimte van de manoeuvreerflens een hefinrichting voor het positioneren van de afsluitplaat wordt geleid.

15 Voor het bewerkstelligen van een grote stromingsdoorlaat bij het evacueren van de binnenruimte van de isolatieplaat wordt voorgesteld dat de hefinrichting een hefweg heeft waarbij een eindstand zodanig is, dat de afsluitplaat van het bouwelement afgekeerd boven de 20 aansluiting is opgesteld en waarbij in een andere eindstand de afsluitplaat in de ringflens is geplaatst.

Een visuele bewaking van het montageproces wordt ondersteund als de manoeuvreerflens voorzien is van een naar het bouwelement toekeerbaar einddeel dat ten minste 25 gedeeltelijk transparant is uitgevoerd.

Voor het bewerkstelligen van een lange levensduur alsmede voor het vermijden van onderdrukverliezen wordt voorgesteld, dat de manoeuvreerflens in het gebied van zijn naar het bouwelement toekeerbare uiteinde voorzien is van 30 een vasthoudtrap voor de afdichting.

In de tekening zijn uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding schematisch weergegeven. Daarbij toont:

Fig. 1 een gedeeltelijke weergave van een dwarsdoorsnede door een isolatieplaat met ingezette 35 ringflens en opgetilde afsluitplaat; 1007222 3

Fig. 2 een dwarsdoorsnede door een in de ringflens ingezette afsluitplaat;

Fig. 3 een weergave van een van de ringflens verwijderde afsluitplaat met losgemaakte handgreep; 5 Fig. 4 een dwarsdoorsnede door een inrichting voor het hanteren van de afsluitplaten;

Fig. 5 een vergrote weergave in dwarsdoorsnede van huisdelen van de inrichting volgens Fig. 4;

Fig. 6 een vergrote weergave van de inrichting 10 volgens Fig. 4 in het gebied van een afdichting die bedoeld is voor het aanliggen tegen een zijwand van de isolatieplaat.

Overeenkomstig de uitvoeringsvorm in Fig. 1 is een isolatieplaat 1 voorzien van zijwanden 2, 3 en een vulstof 15 4. Bij een gebruikelijke opstelling van de isolatieplaat 1 dient de ene zijwand 2, 3 als rugwand en de andere zijwand als frontplaat.

In een der zijwanden 2, 3 is een ringflens 5 ingezet die een toegangsopening 6 van de zijwand 2,3 omgeeft. Langs 20 zijn buitenomtrek 7 is de ringvormige flens 5 in het gebied van zijn ene, van de, de vulstof 4 opnemende binnenruimte afgekeerde randgebied voorzien van een rondom lopende trap 9. De trap 9 is zodanig gedimensioneerd dat de traphoogte overeenkomt met de wanddikte van de zijwand 2, 3. De 25 zijwand 2, kan hierdoor zodanig op de trap 9 liggen dat het oppervlak 10 van de zijwand 2, 3 in hoofdzaak vloeiend doorloopt in het buitenvlak 11 van de ringflens 12. Door deze opstelling is de ringflens 12 in,de binnenruimte 8 ingezet en grijpt achter de zijwand 2, 3. Een verbinding 30 van de ringflens 5 met de zijwand 2, 3 kan bijvoorbeeld plaatsvinden door een rondom lopende las die een gasdichte afdichting bewerkstelligt.

De ringflens 5 is voorzien van een verbindingsopening 12 die de binnenruimte 8 verbindt met de omgeving. De 35 verbindingsopening 12 wordt omgeven door een oplegrand 13 van de ringflens 5. De oplegrand 13 loopt via een trap 14 ' 1 007222 ' 4 zodanig over in een hoofddeel 15 van de ringflens 5 dat de hoogte van de trap 14 in hoofdzaak overeenkomt met de dikte van een afsluitplaat 16. In het gebied van het van de binnenruimte 8 afgekeerde oppervlak van de oplegflens 13 is 5 een afdichting 17 aangebracht die bij voorkeur is uitgevoerd als rondom lopende ringafdichting.

De afsluitplaat 16 is voorzien van een rondom lopende afschui'ning 18 die bij het plaatsen van de afsluitplaat 15 in de ringflens 5 een zelf-centrering ondersteunt. De 10 afsluitplaat 16 is in het gebied van zijn van de ringflens 5 afgekeerde zijde voorzien van een handgreep 19 die bij voorkeur in het midden van de afsluitplaat 16 is aangebracht. De afdichting 17 kan voor het vastleggen van zijn positie geplaatst zijn in een gleuf 20 van de 15 oplegflens 13.

Vervaardigingstechnisch is het bijvoorbeeld mogelijk de ringflens 5 en de afsluitplaat 16 als gedraaide delen te vervaardigen. De vervaardiging kan met relatief grove toleranties worden uitgevoerd, daar de afdichting van de 20 ringflens 5 ten opzichte van de zijwanden door het lassen plaatsvindt. Ook kan de afsluitplaat 16 met relatief grote toleranties worden vervaardigd omdat ten gevolge van een in de binnenruimte 8 aangebrachte onderdruk de afsluitplaat 16 tegen de afdichting 17 aan wordt gedrukt. Als afdichting 17 25 kan bijvoorbeeld een O-ring van rubber of van elastische kunststof worden toegepast.

Als handgreep 19 kan bijvoorbeeld een staand opgelaste bout of een kort draadeind respectievelijk schroefdraadbus worden toegepast. De handgreep 19 dient 30 voor het geleiden van de afsluitplaat 16 in een sluis voor het aanbrengen van de onderdruk en voor het tegen de afdichting 17 aandrukken van de afsluitplaat 16 bij het plaatsen van de afsluitplaat 16 op de isolatieplaat 1.

Een beschadiging van de afdichting 17 kan uitgesloten 35 worden geacht daar deze zich in het beschermde gebied van de ringflens 5 bevindt. Na het beindigen van het 1007222 5 afsluitproces wordt de handgreep 19 van de afsluitplaat 16 verwijderd.

Fig. 2 toont een in de ringflens 5 geplaatste afsluitplaat 16. Er valt te zien dat de afsluitplaat 16 op 5 de afdichting 17 ligt. Bij de in Fig. 3 weergegeven uit elkaar genomen stand is te zien dat voor het vastleggen van de stand van de handgreep 19 ten opzichte van de afsluitplaat 16 een passing 21, 22 kan worden toegepast.

Fig. 4 toont een inrichting voor het afsluiten van de 10 isolatieplaten 1 door het in de ringflens 5 plaatsen van de afsluitplaat 16. De inrichting is hiertoe voorzien van een manoeuvreertlens 23 die wat betreft de configuratie van zijn dwarsdoorsnede is aangepast aan de vormgeving van de afsluitplaat 16 en zich in zijn werkstand in hoofdzaak 15 zuilvormig vanaf de isolatieplaat 1 uitstrekt. In het gebied van een deksel 24, die aan de van de isolatieplaat 1 afgekeerde zijde is aangebracht, is een in de binnenruimte 25 van de manoeuvreertlens 23 reikende manoeuvreerinrichting 26 aangebracht.

20 De manoeuvreerinrichting 26 is voorzien van een hefinrichting 27 die via een koppeling 28 is aan te sluiten op de handgreep 19 van de afsluitplaat 16. Met behulp van de manoeuvreerinrichting 26 is de afsluitplaat 16 in het gebied van de binnenruimte zover op te tillen dat een 25 doorlaat van een aansluiting 29 voor het verbinden met een onderdrukpomp minstens voor het grootste deel is vrijgegeven. De manoeuvreerinrichting 26 is in het gebied van het deksel 24 gasdicht afgedicht. Hierdoor wordt-binnendringen van omgevingslucht in de gevacueerde 30 binnenruimte 25 vermeden. De aansluiting 29 kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als aansluitstomp 30.

De manoeuvreerflens 23 is in het deel dat bij de isolatieplaat 2 is gelegen transparant uitgevoerd. Het is bijvoorbeeld mogelijk te voorzien in een uitvoering van een 35 einddeel 31 uit een transparant materiaal, bijvoorbeeld pl-exiglas. In het gebied van zijn naar de isolatieplaat 1 1007222 6 toegekeerde deel is de manoeuvreertlens 23 voorzien van een rondom lopende afdichting 32. In het bijzonder is eraan gedacht voor het opnemen van de afdichting 32 te voorzien in een eindflens 33 die aan zijn buitenzijde is voorzien 5 van een vasthoudtrp 34 voor de afdichting 32. Hierdoor wordt ook bij een persbelasting van de afdichting 32 zorg gedragen voor een betrouwbare geleiding.

Na het op de isolatieplaat 1 plaatsen van de manoeuvreerflens 21 en het aanbrengen van een onderdruk 10 wordt de manoeuvreertlens 23 automatisch tegen de isolatieplaat 1 aan gezogen en dicht met behulp van de afdichting 32 de binnenruimte 25 ten opzichte van de omgeving af.

Het bevestigen van de manoeuvreerinrichting 26 in het 15 gebied van het deksel 24 heeft plaats via een vasthoudmoer 35. De koppeling 28 is als uitwisselbare adaptor uitgevoerd en wordt in het gebied van de hefinrichting 27 door een borgelement 36, bijvoorbeeld een schroef, vastgehouden.

Fig. 5 toont in vereenvoudigde weergave de onderlinge 20 plaatsing van de diverse bouwelementen ten opzichte van elkaar. In het bijzonder is de geleiding van de afdichting 32 in het gebied van de vasthoudtrap 34 zichtbaar.

Fig. 6 toont op vergrote schaal in dwarsdoorsnede een weergave voor het verduidelijken van de opstelling van de 25 afdichting 32 in het gebied van de eindflens 33.

Daarenboven is zichtbaar dat het einddeel 31 een kleinere wanddikte heeft dan de manoeuvreerflens 23 en in hoofdzaak vlak op een binnenvlak van de manoeuvreerflens 23 aansluit. Voor het waarborgen van een voldoend sterke mechanische 30 verbinding is de eindflens 33 in een uitsparing van de manoeuvreerflens 23 geleid.

De eindflens 33 bestaat in hoofdzaak uit een horizontale rug 37 die zich in hoofdzaak dwars op de transportrichting van de afsluitplaat 16 binnen de 35 binnenruimte 25 uitstrekt, uit een aanslagrand 38 die met zijn binnenzijde het naar de afdichting 32 toegekeerde 1007222 7 gebied van het einddeel 31 omgeeft alsmede uit een steunrand 39 die tezamen met de horizontale rug 37 de vasthoudtrap 34 voor het geleiden van de afdichting 32 begrenst.

5 De manoeuvreertlens 23 kan als buis zijn uitgevoerd, die aan het deksel 24 is vastgelast. De manoeuvreerinrichting 26 is in het gebied van een draai-schuif-doorvoer in de binnenruimte 25 geleid. Op de aansluitstomp 30 kunnen bijvoorbeeld klemflenzen zijn 10 bevestigd voor het vastzetten van gegolfde slangen.

Het toepassen van transparante materialen voor het einddeel 31 heeft het voordeel dat een visuele controle van het toevoeren van de afsluitplaat 16 mogelijk is. In het bijzonder is het hierdoor mogelijk tijdig een kantelen van 15 de afsluitplaat 16 op te merken en het afsluitproces te beïnvloeden. Eveneens wordt gewaarborgd dat een visuele controle van het totale afsluitproces en van het afsluitgebied kan plaatsvinden, zodat ook een controle met betrekking tot de positie en toestand van de afdichtring 20 mogelijk is.

1007222

Claims (6)

1. Inrichting voor het afsluiten van bouwelementen, die voorzien zijn van een onder onderdruk staande binnenruimte waarin een vulstof is ondergebracht, waarbij een manoeuvreerinrichting voor het positioneren van een 5 afsluitplaat, een aansluiting voor het verbinden met een onderdrukpomp en een manoeuvreerflens voor het plaasen op een van een toegangsopening voorziene wand aanwezig zijn, met het kenmerk, dat de manoeuvreerflens (23) in het gebied van zijn naar het bouwelement (1) toekeerbare uiteinde 10 voorzien is van een afdichting (32).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aansluiting (29) is uitgevoerd als een zijdelings ten opzichte van de manoeuvreertlens (23) aangebrachte aansluitstomp (30).

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat in een binnenruimte (25) van de manoeuvreerflens (23) een hefinrichting (27) voor het positioneren van de afsluitplaat (16) wordt geleid.

4. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 3, met 20 het kenmerk, dat de hefinrichting (27) een hefweg heeft waarbij een eindstand zodanig is, dat de afsluitplaat (16) van het bouwelement (1) afgekeerd boven de aansluiting (29) is opgesteld en waarbij in een andere eindstand de afsluitplaat (16) in de ringflens (5) is geplaatst.

5. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de manoeuvreerflens (23) voorzien is van een naar het bouwelement (1) toekeerbaar einddeel (31) dat ten minste gedeeltelijk transparant is uitgevoerd.

6. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 3, met 30 het kenmerk, dat de manoeuvreerflens (23) in het gebied van zijn naar het bouwelement (1) toekeerbare uiteinde voorzien is van een vasthoudtrap (34) voor de afdichting (32) . 1007222