NL1007192C2 - Werkwijze en inrichting voor het vacuüm verpakken van etenswaren. - Google Patents

Description

VO 1291

Titel: Werkwijze en inrichting voor het vacuüm verpakken van etenswaren.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vacuüm verpakken van etenswaren, in het bijzonder gesneden vlees of kaas. Een dergelijke werkwijze is uit de praktijk bekend.

5 Voor het vacuüm verpakken van etenswaren wordt bij deze bekende werkwijze gebruik gemaakt van voorgevormde vacuümzakken, waarin voorgesneden porties vlees of kaas worden geschoven, waarna de vacuümzakken met de daarin verpakte etenswaren in een vacumeerinrichting worden 10 geplaatst voor het vacumeren en luchtdicht sluiten van de inbrengopening, daarmee de etenswaren onder vacuüm insluitend. Deze bekende werkwijze heeft als belangrijk nadeel dat de etenswaren in de zak dienen te worden geschoven, hetgeen een tijdrovende handeling is waarbij 15 bovendien de te verpakken producten kunnen worden beïnvloed, in het bijzonder de onderlinge positie daarvan. Bijvoorbeeld kunnen gesneden plakken vlees of kaas ten opzichte van elkaar verschuiven en/of dubbelvouwen, waardoor het aangename uiterlijk van de verpakte producten 20 nadelig wordt beïnvloed. Bovendien zijn de te gebruiken vacuümzakken relatief kostbaar, hetgeen de productprijs verhoogt.

De uitvinding beoogt een werkwijze zoals in de aanhef beschreven, waarbij de genoemde nadelen zijn 25 vermeden, met het behoud van de voordelen daarvan. Daartoe wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.

Bij een werkwijze volgens de uitvinding wordt een folievel op of in een sealinrichting geplaatst, waarna de 30 te verpakken etenswaren op het folievel worden gelegd. Vervolgens wordt over de etenswaren folie aangebracht, waarna een zodanige sealbehandeling wordt uitgevoerd dat de twee lagen folie aan ten minste drie zijden van de etenswaren onderling verbonden zijn, op luchtdichte wijze.

1007192 2

Hiermee wordt een foliezak verkregen waarin de etenswaren onbeïnvloed zijn verpakt, welke foliezak ten minste één vacumeeropening heeft. De aldus gevulde foliezak kan in een vacumeerinrichting worden geplaatst, worden gevacumeerd en 5 worden afgesloten, zodanig dat de etenswaren vacuüm zijn verpakt. Aangezien de etenswaren op een eerste laag folie worden geplaatst en pas daarna worden afgedekt met een tweede laag folie behoeven de etenswaren niet in een foliezak te worden geschoven, zodat de configuratie van de 10 etenswaren niet wordt beïnvloed. Bovendien kunnen de etenswaren vanuit een verwerkingsinrichting, bijvoorbeeld een snijmachine direct op het folie worden geplaatst, waarbij tussenkomst van mensenhanden in hoofdzaak kan worden vermeden, hetgeen de hygiëne bevordert. Bovendien 15 hoeven de etenswaren niet eerst op een drager te worden geplaatst, hetgeen de kosten verlaagt en bovendien tot minder afval leidt. De folielagen zijn bij voorkeur vlak en hoeven daarom niet te worden voorbewerkt. Met een werkwijze volgens de onderhavige uitvinding kunnen etenswaren 20 derhalve op snelle en efficiënte, hygiënische en economische wijze vacuüm worden verpakt, waarbij de etenswaren in verpakte toestand een aangenaam uiterlijk hebben en behouden.

In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm wordt een 25 werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 2.

Door de etenswaren op de bovenzijde van een eerste folievel te plaatsen en daaroverheen een tweede folievel te draperen kan op bijzonder eenvoudige wijze een folie-30 verpakking worden verkregen uit twee ten opzichte van elkaar losse vellen. Hierbij kan bijzonder eenvoudig worden verhinderd dat het uiterlijk van de verpakte producten nadelig wordt beïnvloed. Bovendien zijn geen vouwmiddelen of dergelijke nodig, waardoor een bij deze werkwijze toe te 35 passen inrichting bijzonder eenvoudig van opbouw kan zijn.

1007192 3

In nadere uitwerking wordt een werkwijze volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 4.

Door het of elk folievel vanaf bijvoorbeeld een 5 folierol aan te voeren en tijdens of na het verpakken van de etenswaren, althans tijdens of na vorming van de foliezak los te snijden van de rol kan een werkwijze volgens de onderhavige uitvinding op bij zonder eenvoudige wijze (semi)automatisch worden uitgevoerd. Het of elk 10 folievel kan continu worden aangevoerd, zodat wordt verhinderd dat, zoals bij de bekende werkwijze noodzakelijk, steeds losse foliezakken dienen te worden opgenomen en afgegeven. Hierdoor worden de efficiëntie en hygiëne en daarmee de economische voordelen nog verder 15 vergroot.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor het vacuüm verpakken van etenswaren, als beschreven in conclusie 5.

Met een inrichting volgens de onderhavige uitvinding 20 kan op bijzonder economische en hygiënische wijze, snel en efficiënt een relatief grote hoeveelheid etenswaren in vacuümzakken worden verpakt, waarbij de etenswaren ook in verpakte toestand een aangenaam uiterlijk hebben en behouden.

25 In nadere uitwerking wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 6.

Met behulp van de eerste en tweede folie-afwikkelmiddelen kunnen automatisch de folievellen voor de 30 vorming van de vacuümzak onder resp. boven de te verpakken etenswaren worden aangebracht, welke met behulp van de sealmiddelen en snijmiddelen automatisch kunnen worden gevormd en worden losgesneden van respectievelijk de eerste en tweede foliebaan. Met een dergelijke inrichting kunnen 35 derhalve eenvoudig op (semi)automatische wijze vacuüm 1007132 4 verpakte etenswaren worden verkregen met een aangenaam uiterlij k.

De uitvinding heeft bovendien betrekking op een vacuümverpakking volgens conclusie 9.

5 Nadere uitwerkingen van een werkwijze of inrichting volgens de uitvinding zijn gegeven in de volgconclusies.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen een werkwijze en inrichting worden beschreven aan de hand van de tekening. Hierin toont: 10 fig. 1 schematisch in zijaanzicht een inrichting volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2 een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 1; fig. 3 een uitvergroot perspectivisch aanzicht van 15 een gedeelte van een tweetal sealbeitels met daarin opgenomen messen, schematisch weergegeven; fig. 4 in zijaanzicht een mes voor gebruik in een sealbeitel als getoond in fig. 3; fig. 5A een foliezak met open vacumeeropening; en 20 fig. 5B een gevacumeerde, gesloten verpakking met etenswaren.

In deze beschrijving hebben corresponderen delen corresponderende verwij zingscij fers.

Fig. 1 toont schematisch in zijaanzicht een 25 vacuümverpakkingsinrichting 1, omvattende een seal- inrichting 2 en een niet getoonde vacumeerinrichting. De vacuümverpakkingsinrichting 1 omvat een transporttafel 4, eerste folie-afwikkelmiddelen 5 en tweede folie-afwikkelmiddelen 6, in welke folie-afwikkelmiddelen elk een 30 rol folie 7 resp. 8 is opgehangen. Vanaf de eerste folie-afwikkelmiddelen 5 strekt zich een eerste foliebaan 7 uit over de tafel 4, waarop op nog nader te beschrijven wijze etenswaren 9 zoals plakken vleeswaar of kaas kunnen worden gedeponeerd, vanaf een snij - inrichting 10.

35 De sealinrichting 2 omvat een tweetal paren 11 sealrollen 12, waartussen de eerste foliebaan 7 en tweede IOC';; 5 foliebaan 8 zijn gevoerd. Aan elke langszijde 13 van de foliebanen 7, 8 is een paar 11 sealrollen 12 opgesteld, roteerbaar rond een zich haaks op de lengterichting van de tafel 4 uitstrekkende rotatie-as 14, waarbij van elk paar 5 11 een eerste sealrol 12A onder de eerste foliebaan 7 is aangebracht en de daarmee samenwerkende sealrol 12B boven de tweede, bovenliggende foliebaan 8. De sealrollen 12 zijn in rotatiezin aandrijfbaar met behulp van aandrijfmiddelen 15, en zijn langs de omtrek voorzien van een sealprofiel 16 10 dat een aantal evenwijdige, zich in omtreksrichting uitstrekkende rillen omvat. Tijdens gebruik worden de sealrollen 12A,B van elk paar 11 tegen elkaar gedrukt onder tussenkomst van de folielagen 7, 8, waarbij de sealrollen 12 met behulp van verhittingsmiddelen 17 worden verhit, 15 zodanig dat de folielagen 7,8 enigszins samensmelten, tenminste ter hoogte van samenwerkende rillen. Hierdoor worden zich in de lengterichting van de foliebanen 7, 8 uitstrekkende, gasdichte verbindingsrillen tussen de folies 7, 8 verkregen. Als gevolg van de rotatie van de sealrollen 20 12 worden de folielagen 7, 8 en de daarop c.q. daartussen gelegen etenswaren 9 aangedreven voorbij de sealrollen 12, in de richting van verdere seal- en snijmiddelen 18.

De seal- en snijmiddelen 18 zijn schematisch weergegeven in fig. 3. Deze middelen 18 omvatten een 25 tweetal snijbeitels 19A, 19B, welke in zijaanzicht een in hoofdzaak rechthoekige doorsnede hebben met relatief grote hoogte H en relatief kleine breedte B, waarbij de smalle zijden enigszins convex zijn uitgevoerd met een buigstraal die in hoofdzaak overeenkomt met de halve hoogte H. Elk van 30 de snijbeitels 19 is bevestigd aan een zich door het midden van de genoemde dwarsdoorsnede uitstrekkende rotatie-as 20A resp. 20B, welke rotatie-assen 20 zich evenwijdig aan de rotatie-as 14 van de paren 11 sealrollen 12 uitstrekken, terwijl de sealbeitels 19 gezien in de richting van de 35 lengte van de rotatie-assen 20 een lengte heeft die tenminste overeenkomt met de breedte van de foliebanen 7, 1007^92 6 8. De rotatie-assen 20A, 20B hebben in verticale zin een onderlinge afstand H, gelijk aan de hoogte H van de respectieve sealbeitels 19. De onderste sealbeitel 19B is in elk van de korte zijden voorzien van een zich in de 5 lengterichting daarvan uitstrekkende sleuf 21 waarin een aambeeld te noemen strip 22 is aangebracht, welke dient als . contrasnijvlak. Aan de in aandrijfrichting R gezien achterliggende zijde van de sleuf 21 is op de korte zijde van de sealbeitel 19B een sealprofiel 23 aangebracht, welk 10 sealprofiel 23 bestaat uit een reeks zich evenwijdig aan de sleuf 22 uitstrekkende rillen 24. De in rotatiezin ervoor liggende zijde van de korte zijde van de sealbeitel 19B is vlak en glad uitgevoerd, om nog nader te noemen redenen.

In de bovenste sealbeitel 19A is eveneens in elke 15 korte zijde een zich over de lengte van de sealbeitel 19A uitstrekkende sleuf 25 aangebracht, waarin een mes 26 is geplaatst dat met een snijvlak 27 enigszins buiten de sleuf 25 uitsteekt. In het in rotatierichting RA gezien achter de sleuf 25 gelegen deel van de sealbeitel 19A is wederom een 20 sealprofiel 28 aangebracht, hetwelk wederom een serie zich evenwijdig aan de sleuf 25 uitstrekkende rillen 29 omvat.

Het sealprofiel 28 kan samenwerken met het sealprofiel 23, waarbij de rillen 24 en 29 in elkaar kunnen grijpen. Het in rotatiezin RA voor de sleuf 25 liggende deel van de korte 25 zijde van de bovenste sealbeitel 19A heeft een glad oppervlak 30A, dat steeds vrij blijft van het tegenoverliggende gladde oppervlak 30B van de onderste sealbeitel 19B .

Tijdens gebruik worden de folielagen 7, 8 tussen de 30 beide sealbeitels 19A, 19B doorgevoerd, waarbij de sealbeitels worden geroteerd in de richting R resp. RA. Wanneer de sealbeitels 19A, 19B zich in de in fig. 3 getoonde stand bevinden worden de beide folielagen 7, 8 op elkaar gedrukt, waarbij de sealbeitels 19A, 19B zodanig 35 worden verwarmd met behulp van de verhittingsmiddelen 17 dat de beide folielagen 7, 8 op elkaar worden geseald, 1007192 7 onder vorming van zich haaks op de bewegingsrichting P uitstrekkende sealrillen 31. Doordat de in rotatiezin gezien voorliggende oppervlakken 30A, 30B van de sealbeitels 19A, 19B glad zijn uitgevoerd en elkaar niet 5 raken wordt verhinderd dat de zich voor het mes 27 en aambeeld 22 uitstrekkende folielagen 7, 8 worden verhit en op elkaar worden gedrukt, zodat wordt verhinderd dat deze onderling worden verbonden. Tijdens het sealen van de folielagen 7, 8 met behulp van de sealbeitels 19A, 19B 10 wordt het mes 27 door de beide folielagen 7, 8 gedrukt, tegen het aambeeld 22, waardoor een foliezak 31 van de foliebanen 7, 8 wordt losgesneden, terwijl de in doorvoerrichting P achterliggende langsrand 32 van de losgesneden foliezak open blijft onder vorming van een 15 vacumeeropening 35.

In fig. 4 is een zijaanzicht van een mes 26 getoond, waaruit duidelijk een specifieke vorm van het snijvlak 27 blijkt. De tijdens gebruik naar het sealprofiel 28 gekeerde eerste zijde 32 van het snijvlak 27 is hellend uitgevoerd, 20 terwijl de tegenovergelegen tweede zijde 33 daarvan zich ongeveer evenwijdig aan de zijvlakken van de betreffende sealbeitel 19A uitstrekt. Het mes 26 is voorts voorzien van een schouder 34 welke zich ongeveer haaks op de tweede zijde 33 uitstrekt en tijdens gebruik enigszins lager is 25 gelegen dan de vrije langsranden 34 van de sleuf 25.

Hierdoor wordt op nog effectievere wijze verhinderd dat de folielagen 7, 8 met de vlakken 30A, 30B van de sealbeitels 19A, 19B in contact komen, zodat de vacumeeropening 35 open blijft.

30 Door een geschikte afstemming van de hoogte H van sealbeitels 19, de rotatiesnelheid daarvan en de doorvoer-snelheid van de foliebanen 7, 8 respectievelijk de rotatiesnelheid van de sealrollen 12 wordt ervoor zorg gedragen dat steeds op het juiste moment de sealvlakken 23, 35 28 en het mes 26 en aambeeld 22 tegen elkaar worden gedrukt voor de vorming en het lossnijden van de foliezak 31.

1 00? i 92 8

Nadat de foliezakken 31 met de daarin ingesloten etenswaren 9 aldus aan drie zijden zijn voorzien van een gesealde afdichting 31, 40 (fig. 5A) wordt de foliezak 31 naar de op zichzelf bekende vacumeerinrichting gebracht, 5 bijvoorbeeld met de hand of semi-automatisch. Deze vacumeerinrichting omvat een beweegbaar deksel en een derde . sealbeitel. Bovendien sluiten op het deksel een vacumeerleiding met pompmiddelen aan. Nadat een foliezak onder het deksel is bewogen, wordt het deksel naar beneden 10 bewogen, zodanig dat een luchtdichte afsluiting wordt verkregen, waarna de foliezak met behulp van de vacumeermiddelen wordt gevacumeerd. Aansluitend wordt de sealbeitel over de vacumeeropening 35 gedrukt, waardoor de folielagen 7, 8 onderling worden geseald onder vorming van 15 het sealprofiel 41, zodanig dat een rondom gesealde, vacuümverpakking met etenswaren wordt verkregen. Deze kan vervolgens worden afgevoerd.

Vanaf de snij-inrichting 10 worden de etenswaren 9 in een bepaald patroon op de eerste foliebaan 7 20 gedeponeerd, bijvoorbeeld dakpansgewijs zoals getoond in fig. 2. Deze configuratie blijft behouden doordat de folielaag 8 daar los overheen wordt aangebracht, daarbij verschuivingen, vervormingen en dergelijke van de etenswaren eenvoudig verhinderend. Uiteraard kunnen 25 allerlei etenswaren bijvoorbeeld los gesneden of enkelstuks worden verpakt met een inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding.

In fig. 5B is een verpakking getoond, vervaardigd met een inrichting volgens de onderhavige uitvinding, 30 waarbij etenswaren 9 tussen twee folielagen 7, 8 in vacuüm zijn ingesloten, waarbij zich langs de langsranden van de verpakking sealprofielen 31, 40, 41 uitstrekken, zodanig dat een volledig luchtdichte afsluiting is verkregen. De sealprofielen omvatten elk ten minste één en bij voorkeur 35 een reeks zich ongeveer evenwijdig aan de betreffende 1 00719 2 9 langsrand uitstrekkende sealrillen welke een effectieve barrière vormen.

Bij een inrichting volgens de onderhavige uitvinding kunnen uiteraard ook andere middelen voor het beïnvloeden 5 of bepalen van de atmosfeer in de verpakking worden toegepast, bijvoorbeeld middelen waarbij een inert gas in de verpakking wordt gebracht in plaats van vacumeren daarvan.

In een niet getoonde uitvoeringsvariant worden bij 10 een inrichting volgens onderhavige uitvinding de etenswaren 9 op een foliebaan 7 geplaatst, waarna een deel van de foliebaan over de etenswaren wordt gevouwen voordat de dan samengevouwen foliebaan 7 tussen de sealrollen en sealbeitels wordt doorgevoerd. Bij een dergelijke 15 uitvoeringsvorm wordt derhalve één van de zijden van de uiteindelijk te verkrijgen verpakking gevormd door een vouw in het folie, terwijl de overige drie zijden worden afgesloten door de eerder beschreven sealprofielen 31, 40, 41.

20 Binnen het raam van de uitvinding zijn vele variaties mogelijk.

Zo kunnen sealbeitels en sealrollen worden toegepast met andere sealprofielen, bijvoorbeeld voorzien van elkaar kruisende sealrillen, honingraadvormige profielen en 25 dergelijke, terwijl bovendien sealbeitels kunnen worden gebruikt die op en neer bewegen in plaats van roteren. Uiteraard kunnen in plaats van foliebanen losse folievellen worden toepast, terwijl bovendien andere etenswaren op andere wijze kunnen worden geplaatst, eventueel in vakken 30 in de verpakking, waarbij tussensealprofielen kunnen worden aangebracht tussen etenswaren in dezelfde verpakking, voor de vorming van compartimenten daarin. Dergelijke tussensealprof ielen kunnen bijvoorbeeld na het vacumeren worden aangebracht. Het is uiteraard ook mogelijk de foliezakken 35 op een handmatig te vullen bekende sealinrichting met aangepast sealprofiel te vormen en vervolgens in een ü n o 7 1 q ? 10 vacumeerinrichting te brengen, zolang het betreffende aangepaste sealprofiel zodanig is uitgevoerd dat de te verkrijgen foliezak ten minste één vacumeeropening openhoudt. Andere geschikte vacumeerinrichtingen kunnen 5 worden toegepast.

Deze en vele vergelijkbare aanpassingen zijn voor de . vakman direct duidelijk.

j UW ; ! ^ fe

Claims (9)

1. Werkwijze voor het vacuüm verpakken van etenswaren, in het bijzonder gesneden vlees of kaas, waarbij: - een folievel op of in een sealinrichting wordt geplaatst; - de etenswaren op het folie worden geplaatst; 5. een folievel over de etenswaren wordt gelegd, zodanig dat de etenswaren tussen twee folielagen zijn ingesloten; - de folielagen aan ten minste twee zijden van de etenswaren op elkaar worden geseald voor de vorming van een aan ten minste drie zijden gesloten vacuümzak, onder 10 vrijlating van ten minste één vacumeeropening; - waarna de vacuümzak met de verpakte etenswaren in een vacumeerinrichting wordt geplaatst en via de tenminste ene vacumeeropening wordt gevacumeerd; - waarna vervolgens de tenminste ene vacumeeropening wordt 15 gesloten.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de foliezak wordt gevormd uit twee folievellen die los op elkaar worden geplaatst, waarbij aan tenminste drie zijden van de etenswaren de folievellen op elkaar worden geseald, onder 20 vrijlating van de tenminste ene vacumeeropening aan de vierde zijde.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de vacuümzak wordt gevouwen uit één folievel en waarbij tenminste de twee op de daarbij verkregen vouwlijn aansluitende zijden 25 worden geseald, zodanig dat aan de tegenover de vouwlijn gelegen langsrand de tenminste ene vacumeeropening vrijblij ft.

4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies waarbij het of elk folievel tijdens of direct na het 30 verpakken van de etenswaren wordt losgesneden van een folierol.

5. Inrichting voor het vacuüm verpakken van etenswaren, omvattende: 1007192 - een sealinrichting; en - een vacumeerinrichting, - waarbij de sealinrichting middelen omvat voor het vormen van een ten minste driezijdig gesloten foliezak om de te 5 verpakken etenwaren onder vrijlating van tenminste één vacumeeropening; en - waarbij de vacumeerinrichting is ingericht voor het door de vacumeeropening vacumeren van de foliezak en afsluiten van de tenminste ene vacumeeropening.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de sealinrichting eerste en tweede folie-afwikkelmiddelen omvat, waarbij transportmiddelen zijn voorzien voor het over een transportvlak afwikkelen van een eerste foliebaan vanaf de eerste folie-afwikkelmiddelen, waarbij de tweede 15 folie-afwikkelmiddelen zijn ingericht voor het over op de eerste foliebaan geplaatste etenswaren afwikkelen van een tweede foliebaan, waarbij sealmiddelen en snijmiddelen zijn aangebracht achter de eerste en tweede folie-afwikkelmiddelen, gezien in de transportrichting van de 20 transportmiddelen.

7. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de sealinrichting vouwmiddelen omvat voor het over op een eerste deel van een folievel gelegde etenswaren vouwen van een tweede deel van het folievel, onder vorming van een 25 gesloten vouw, en sealmiddelen voor het langs ten minste twee op de vouw aansluitende zijden langs de etenswaren op elkaar sealen van de folielagen.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, waarbij de snijmiddelen een zich over de breedte van de foliebanen 30 uitstrekkend mes omvatten, waarbij nabij het mes een sealbeitel is opgesteld, waarbij middelen zijn voorzien voor het thermisch scheiden van het mes en de betreffende sealbeitel, een en ander zodanig dat tenminste de zijde van de foliezak aan de van de sealbeitel afgekeerde zijde van 35 het mes althans gedeeltelijk open blijft, als vacumeeropening. 1007132

9. Vacuümverpakking, verkregen met een werkwijze volgens één der conclusies 1-5 of met een inrichting volgens één der conclusies 6-8. i öü;; ^2