NL1007078C2 - Trekorgaan met bezwijkmiddelen. - Google Patents

Description

TREKORGAAN HET BEZWIJKMIDDELEN

De uitvinding heeft betrekking op een langwerpig, op trek te belasten orgaan, in het bijzonder voor een althans ten dele verwijderbaar anker. Een dergelijk langwerpig trekorgaan is bekend, en vormt wanneer een 5 uiteinde daarvan ingebed wordt in een groutprop een groutanker, dat toegepast kan worden om bepaalde constructies in een draagkrachtige laag in de bodem te verankeren.

Met name wanneer groutankers gebruikt worden om 10 tijdelijke constructies, zoals bijvoorbeeld damwanden om een bouwput te verankeren, wordt vaak de eis gesteld dat deze ankers na afloop van de werkzaamheden verwijderd worden, teneinde problemen met achtergebleven ankers te voorkomen. Dergelijke problemen doen zich bijvoorbeeld 15 voor wanneer in een later stadium heiwerkzaamheden uit-gevoerd moeten worden in het deel van de bodem waar zich het anker bevindt, waarbij dan het achtergebleven anker een belemmering kan vormen.

Een probleem hierbij is dat ankers uit hun aard 20 niet eenvoudig te verwijderen zijn, daar zij immers ontworpen zijn om stevig in de bodem gefixeerd te worden. De eis van eenvoudige losneembaarheid staat dus haaks op het gebruiksdoel van een anker. Voorgesteld is derhalve om niet het gehele anker, maar slechts het trekorgaan te 25 verwijderen.

Daartoe is het bekend om het trekorgaan uit te voeren als een trekstaaf, die aan zijn onderste uiteinde voorzien is van schroefdraad. Deze trekstaaf wordt dan onder tussenkomst van een schroefdraadhuls verbonden met 30 een tweede, aanzienlijk kortere trekstaaf, die eveneens voorzien is van schroefdraad, en die nagenoeg volledig ingebed wordt in de groutprop. Rond het lange, niet ingebedde deel van de trekstaaf is dan nog een flexibele kunststof buis aangebracht, die met een smeermiddel 35 gevuld is, zodat de trekstaaf in deze buis geroteerd kan worden, waardoor zijn uiteinde uit de schroefdraadhuls ί n v o ] 3 2 geschroefd kan worden. Op deze wijze kan het grootste deel van de trekstaaf losgeschroefd worden van de grout-prop, en door de omhullende buis uit de bodem getrokken worden, zodat nog slechts de groutprop, de daar over 5 enkele decimeters uitstekende tweede trekstaaf en de omhullende buis in de bodem achterblijven.

Deze bekende constructie heeft het nadeel dat deze relatief kostbaar is, omdat een trekstaaf in vergelijking met bijvoorbeeld een kabel reeds duur is, en 10 ook de noodzakelijke extra lagerbuis kosten met zich meebrengt. Bovendien is het samenstellen en later verwijderen van het anker met de schroefverbinding gecompliceerd en tijdrovend.

De uitvinding beoogt derhalve een trekorgaan 15 van de hiervoor beschreven soort te verschaffen, dat eenvoudiger en tegen geringere kosten te vervaardigen, installeren en verwijderen is dat het bekende trekorgaan. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt door middelen voor het bij overschrijding van een bepaalde trekkracht 20 nabij een gegeven lokatie doen bezwijken van het trekorgaan. Zo kan het trekorgaan eenvoudig losgetrokken worden van de groutprop, door daarop een grotere kracht uit te oefenen dan de ontwerp-belasting. Door de bezwijklokatie in de nabijheid van de bovenzijde van de groutprop te 25 kiezen, wordt gewaarborgd dat uitsluitend deze prop in de bodem achterblijft.

Bij een constructief eenvoudige uitvoering wordt het trekorgaan gevormd door een aantal over althans een deel van hun lengte met elkaar verbonden trekele-30 menten, en worden de bezwijkmiddelen gevormd door een in ten minste één van de trekelementen opgenomen verzwakt deel nabij de gegeven bezwijklokatie. Het verzwakte deel kan daarbij een verkleinde doorsnede vertonen of zelfs een onderbreking in het trekelement vormen.

35 Teneinde een goede overdracht van belastingen tussen de niet verzwakte elementen en het verzwakte element te waarborgen kan het of elk trekelement met daarin het verzwakte deel omringd worden door een aantal ' !: 7 0 7 n - 3 niet verzwakte trekelementen, die bijvoorbeeld daaromheen gewikkeld kunnen zijn, onder vorming van een streng of kabel.

Bij voorkeur vertoont het trekorgaan althans 5 nabij de bezwijklokatie daaromheen aangebrachte middelen voor het vasthouden van de trekelementen, bijvoorbeeld in de gedaante van een huls. Hierdoor worden de trekelementen die bij het aanbrengen van de bezwijklast als eerste bezwijken op hun plaats gehouden, en wordt het afwikkelen 10 van deze elementen voorkomen, hetgeen van belang is om te waarborgen dat het trekorgaan inderdaad op de gekozen lokatie zal bezwijken.

Wanneer de bezwijklokatie gekozen wordt in de groutprop waardoor het anker in de bodem gefixeerd wordt, 15 kunnen de vasthoudmiddelen gevormd worden door deze groutprop. Er zijn dan geen afzonderlijke voorzieningen nodig, terwijl bovendien in het geheel geen buiten de groutprop uitstekende delen meer in de bodem achterblijven .

20 De uitvinding betreft ook een werkwijze voor het vormen van een langwerpig, op trek te belasten orgaan, in het bijzonder voor een althans ten dele verwijderbaar anker. Volgens de uitvinding wordt een dergelijke werkwijze gekenmerkt, doordat het trekorgaan wordt voor-25 zien van middelen voor het bij overschrijding van een bepaalde trekkracht nabij een gegeven lokatie doen bezwijken van het trekorgaan.

Daarbij kan een aantal trekelementen over althans een deel van hun lengte met elkaar verbonden 30 worden, en kan nabij de gegeven bezwijklokatie in ten minste één van de trekelementen een de bezwijkmiddelen vormend verzwakt deel opgenomen worden, dat gevormd kan worden door de doorsnede van het trekelement te verkleinen of het trekelement te onderbreken.

35 Daarbij wordt bij voorkeur het verzwakte deel gevormd in een trekelement dat omringd wordt door een aantal niet verzwakte trekelementen, die daaromheen gewikkeld worden.

·' 7 S

4

Een eenvoudige manier om het trekorgaan te voorzien van bezwijkmiddelen bestaat erin dat een uit gewikkelde trekelementen bestaand, in de handel verkrijgbaar trekorgaan tot nabij de bezwijklokatie uiteengenomen 5 wordt, in ten minste één centraal trekelement het verzwakte deel gevormd wordt en het trekorgaan hersteld wordt door de niet verzwakte trekelementen weer rond het verzwakte trekelement te wikkelen. Het trekorgaan of de trekkabel behoeft daarbij slechts over een geringe leng-10 te, namelijk tot boven de verwachte bovenzijde van de groutprop uit en later weer in elkaar gedraaid te worden.

Met voordeel worden althans nabij de bezwijk-lokatie rond het trekorgaan middelen aangebracht voor het vasthouden van de trekelementen. Deze vasthoudmiddelen, 15 die gevormd kunnen worden door een huls, kunnen voor het uit elkaar draaien van de trekelementen aangebracht worden, waardoor zij tevens een begrenzing kunnen vormen om te ver uit elkaar draaien van de trekelementen te voorkomen.

20 Wanneer het trekorgaan wordt ingebed in een groutprop voor het in de bodem fixeren van het anker en de bezwijklokatie in deze groutprop gekozen wordt, kunnen de vasthoudmiddelen ook eenvoudigweg gevormd worden door de groutprop zelf.

25 Tenslotte betreft de uitvinding nog een anker waarin een trekorgaan als hiervoor beschreven is toegepast .

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden, waarbij verwezen wordt naar 30 de bijgevoegde tekening, waarin: figuur 1 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht is van een trekorgaan volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding, figuur 2 doorsnede toont langs de lijn II-II in 35 figuur 1, figuur 3 een met figuur 2 overeenkomende doorsnede toont door een alternatieve uitvoeringsvorm van het trekorgaan, 1 r’ O ? r\ ? f.i w 5 figuren 4 en 5 een schematische weergave tonen van een anker tijdens gebruik en na het verwijderen van het trekorgaan, en figuren 6, 7 en 8 de verschillende stappen 5 weergeven van de vervaardiging van het trekorgaan.

Een trekorgaan 1 voor een anker 2 dat gedeeltelijk uit de bodem 8 verwijderd kan worden (figuur 4) is voorzien van middelen voor het bij overschrijding van een bepaalde trekkracht nabij een gegeven lokatie 3 doen 10 bezwijken van het trekorgaan 1. Deze bezwijkmiddelen kunnen gevormd worden door een plaatselijke verzwakking van het trekorgaan 1 in de nabijheid van de gekozen bezwijklokatie 3. In het getoonde voorbeeld wordt het trekorgaan l gevormd wordt door een aantal over hun 15 gehele lengte met elkaar verbonden trekelementen of draden 4, 5 (figuur 1). De zes buitenste draden 4 zijn daarbij rond het centrale trekelement of de kerndraad 5 gewikkeld. De bezwijkmiddelen worden gevormd door een onderbreking 6 in de kerndraad 5 (figuur 2), die door-20 gesneden of -geslepen kan zijn.

Doordat de draden 4, 5 met elkaar verbonden zijn worden belastingen op het trekorgaan l in beginsel door alle draden 4, 5 tezamen gedragen. De verbinding tussen de draden 4, 5 wordt daarbij gevormd door het feit 25 dat bij het uitoefenen van een trekbelasting op de trek-kabel l de om de kerndraad 5 gewikkelde draden 4 de neiging hebben on te strekken en naar de denkbeeldige as van hun spiraalvorm te bewegen. Daarbij wordt een nor-maalkracht uitgeoefend op de kerndraad 5, die daardoor 30 wordt ingeklemd. Zo worden trekspanningen tussen de verschillende draden 4, 5 overgedragen, waardoor de trekbelasting vanuit de kerndraad 5 ter plaatse van de onderbreking wordt omgeleid door de buitendraden 4, en voorbij de onderbreking een deel van de trekkracht weer 35 in de kerndraad 5 geleid wordt. Slechts in de directe nabijheid van de onderbreking 6 draagt de kerndraad 5 dus in mindere mate of in het geheel niet mee, zodat het trekorgaan 1 daar enigszins verzwakt is. Het trekorgaan 1 1 0 0 7 ü 7 8 6 is daarbij zo gedimensioneerd, dat dit de tijdens normaal gebruik te verwachten belastingen kan weerstaan. Slechts wanneer een bepaalde overmatige belasting op het trekor-gaan 1 wordt uitgeoefend, zal dit in de nabijheid van de 5 onderbreking 6 in de kerndraad 5 bezwijken. Door deze onderbreking 6 iets boven of juist in de verwachte bovenzijde van de groutprop 7 aan te brengen, kan het trekor-gaan 1 na het kapot trekken daarvan nagenoeg geheel uit de bodem 8 verwijderd worden, zodat slechts de groutprop 10 7 daarin achterblijft (figuur 5).

Teneinde te waarborgen dat het trekorgaan 1 inderdaad op de gekozen lokatie 3 bezwijkt, is het van groot belang dat de draden 4, 5 ter plaatse van de be-zwijklokatie 3 bijeen gehouden worden tot zij allemaal 15 zijn bezweken. Wanneer namelijk de buitenste draden bezwijken hebben zij de neiging naar buiten te springen en van de kerndraad 5 af te wikkelen. Indien dit gebeurt wordt het trekorgaan 1 overal waar de bezweken draden losgelaten hebben van de kerndraad 5 verzwakt, waardoor 20 het risico bestaat dat het trekorgaan 1 op een geheel andere dan de gekozen lokatie 3 bezwijkt, en dus een te groot deel van het anker 2 in de bodem 8 achterblijft. Voor het bijeenhouden van de draden 4, 5 zijn vasthoud-middelen voorzien, in het getoonde voorbeeld in de vorm 25 van een huls 9 van kunststof of metaal. Ook andere vas-thoudmiddelen, zoals bijvoorbeeld een kleine groutprop zijn natuurlijk denkbaar.

Het trekorgaan 1 kan voor zwaardere ankers een grotere doorsnede vertonen dan hiervoor besproken, met 30 een groter aantal in elkaar gewikkelde trekelementen of draden. Bijvoorbeeld kan rond de om de kerndraad 5 gewikkelde draden 4 een extra laag met buitenste draden 10 zijn gevormd (figuur 3). In dat geval kan het, om de bezwijklast niet zo hoog te laten worden dat deze prak-35 tisch niet meer op te brengen is, nodig zijn om meerdere draden te verzwakken. Bijvoorbeeld kan naast de kerndraad 5 ook een deel van tussengelegen draden 4 onderbroken worden.

- λ n n 7 ,.i· 7

Voor de vervaardiging van het trekorgaan 1 kan worden uitgegaan van een gewikkelde trekkabel, die eenvoudig in de handel verkrijgbaar is. Om deze kabel 1 kan op de gewenste bezwijklokatie 3 de huls 9 aangebracht 5 worden, die ook tijdens de productie reeds een rol kan spelen. Daarna wordt de kabel 1 afgewikkeld vanaf het einde 11 daarvan dat bedoeld is om in de groutprop 7 te worden ingebed (figuur 6). Dit afwikkelen wordt doorgezet tot de gewenste bezwijklokatie 3 bereikt wordt. Door de 10 tevoren om de kabel 1 aangebrachte huls 9 wordt daarbij voorkomen dat de draden 4 tot voorbij de gewenste bezwijklokatie 3 afgewikkeld worden. Dan wordt de kerndraad 5 op de gewenste bezwijklokatie 3 doorgeknipt of -geslepen (figuur 7). Vervolgens wordt het losgeknipte deel 12 15 tegen het resterende deel 13 van de kerndraad 5 gehouden, en worden de buitendraden 4 daar weer omheen gewikkeld, waarna het einde 11 van de kabel 1 wordt afgebonden of anderszins wordt gefixeerd (figuur 8). Het weer herstellen van de kabel 1 is relatief eenvoudig, daar de buiten-20 draden 4 tijdens het afwikkelen hun spiraalvorm zullen behouden.

De uitvinding maakt het zo dus mogelijk met een relatief geringe inspanning en tegen lage kosten een trekorgaan 1 voor een anker 2 te vormen dat na gebruik 25 eenvoudig verwijderd kan worden door daarop een tevoren bepaalde trekkracht uit te oefenen.

' . , : · · 7 Ö

Claims (20)

1. Langwerpig, op trek te belasten orgaan, in het bijzonder voor een althans ten dele verwijderbaar anker, gekenmerkt door middelen voor het bij overschrijding van een bepaalde trekkracht nabij een gegeven loka- 5 tie doen bezwijken van het trekorgaan.

2. Trekorgaan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het trekorgaan gevormd wordt door een aantal over althans een deel van hun lengte met elkaar verbonden trekelementen, en de bezwijkmiddelen gevormd worden door 10 een in ten minste één van de trekelementen opgenomen verzwakt deel nabij de gegeven bezwijklokatie.

3. Trekorgaan volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het verzwakte deel een verkleinde doorsnede vertoont.

4. Trekorgaan volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het verzwakte deel een onderbreking in het trekelement vormt.

5. Trekorgaan volgens één der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat het of elk trekelement met daarin 20 het verzwakte deel omringd wordt door een aantal niet verzwakte trekelementen.

6. Trekorgaan volgens één der conclusies 2-5, met het kenmerk, dat de trekelementen rond ten minste één centraal trekelement gewikkeld zijn, en het of elk cen- 25 traal trekelement het verzwakte deel vertoont.

7. Trekorgaan volgens één der conclusies 2-6, gekenmerkt door althans nabij de bezwijklokatie rond het trekorgaan aangebrachte middelen voor het vasthouden van de trekelementen.

8. Trekorgaan volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de vasthoudmiddelen de gedaante hebben van een huls.

9. Trekorgaan volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de vasthoudmiddelen gevormd worden door een 35 het anker in de bodem fixerende groutprop. ;: 0 / O 7 8

10. Werkwijze voor het vormen van een langwerpig, op trek te belasten orgaan, in het bijzonder voor een althans ten dele verwijderbaar anker, met het kenmerk, dat het trekorgaan wordt voorzien van middelen voor 5 het bij overschrijding van een bepaalde trekkracht nabij een gegeven lokatie doen bezwijken daarvan.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, gekenmerkt door het over althans een deel van hun lengte met elkaar verbinden van een aantal trekelementen, en het nabij de 10 gegeven bezwijklokatie in ten minste één van de trekelementen opnemen van een de bezwijkmiddelen vormend verzwakt deel.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het verzwakte deel gevormd wordt door de 15 doorsnede van het trekelement te verkleinen.

13. Werkwijze volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat het verzwakte deel gevormd wordt door het trekelement te onderbreken.

14. Werkwijze volgens één der conclusies 11-13, 20 met het kenmerk, dat het verzwakte deel gevormd wordt in een trekelement dat omringd wordt door een aantal niet verzwakte trekelementen.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de niet verzwakte trekelementen rond het of 25 elk trekelement met verzwakt deel gewikkeld worden.

16. Werkwijze volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat een uit gewikkelde trekelementen bestaand trekorgaan tot nabij de bezwijklokatie uiteengenomen wordt, in ten minste één centraal trekelement het ver- 30 zwakte deel gevormd wordt en het trekorgaan hersteld wordt door de niet verzwakte trekelementen weer rond het verzwakte trekelement te wikkelen.

17. Werkwijze volgens één der conclusies 11-16, met het kenmerk, dat althans nabij de bezwijklokatie rond 35 het trekorgaan middelen aangebracht worden voor het vasthouden van de trekelementen. 1. f) 7 i'i 7 8 «

18. Werkwijze volgens conclusie 16 en 17, met het kenmerk, dat de vasthoudmiddelen rond het trekorgaan aangebracht worden alvorens dit uiteengenomen wordt.

19. Werkwijze volgens conclusie 17, met het 5 kenmerk, dat het trekorgaan wordt ingebed in een grout-prop voor het in de bodem fixeren van het anker, en de vasthoudmiddelen gevormd worden door de groutprop.

20. Anker, voorzien van ten minste één trekorgaan volgens één der conclusies 1-9. ;! ! Π 7 3 n