NL1007044C2 - Ventileerbaar kooi en rek systeeem. - Google Patents

Ventileerbaar kooi en rek systeeem. Download PDF

Info

Publication number
NL1007044C2
NL1007044C2 NL1007044A NL1007044A NL1007044C2 NL 1007044 C2 NL1007044 C2 NL 1007044C2 NL 1007044 A NL1007044 A NL 1007044A NL 1007044 A NL1007044 A NL 1007044A NL 1007044 C2 NL1007044 C2 NL 1007044C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cage
rack
canopy
filter
air
Prior art date
Application number
NL1007044A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1007044A1 (nl
Inventor
Chin Soo Park
George Gabriel
John Edward Sheaffer
Original Assignee
Lab Products
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lab Products filed Critical Lab Products
Publication of NL1007044A1 publication Critical patent/NL1007044A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1007044C2 publication Critical patent/NL1007044C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D46/00Filters or filtering processes specially modified for separating dispersed particles from gases or vapours
    • B01D46/10Particle separators, e.g. dust precipitators, using filter plates, sheets or pads having plane surfaces
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/02Pigsties; Dog-kennels; Rabbit-hutches or the like
    • A01K1/03Housing for domestic or laboratory animals
    • A01K1/031Cages for laboratory animals; Cages for measuring metabolism of animals
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D46/00Filters or filtering processes specially modified for separating dispersed particles from gases or vapours
    • B01D46/0039Filters or filtering processes specially modified for separating dispersed particles from gases or vapours with flow guiding by feed or discharge devices
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D2265/00Casings, housings or mounting for filters specially adapted for separating dispersed particles from gases or vapours
    • B01D2265/06Details of supporting structures for filtering material, e.g. cores

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Clinical Laboratory Science (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Housing For Livestock And Birds (AREA)
  • Warehouses Or Storage Devices (AREA)
  • Ventilation (AREA)
  • Cooling Or The Like Of Electrical Apparatus (AREA)
  • Rolling Contact Bearings (AREA)

Description

Ventileerbaar kooi en rek systeem
Deze uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een ventileerbaar kooi en rek systeem, en meer in het bijzonder op een open reksysteem dat zowel de dichtheid van de kooien in het rek als het bruikbare volume in 5 iedere kooi maximaliseert terwijl het bescherming verschaft tegen vervuiling voor zowel personeel dat voor het systeem zorgt als dieren die in de kooien gehouden worden.
Ventileerbare kooi en rek systemen zijn bekend in de techniek. Eén zo'n ventileerbaar kooi en rek systeem 10 is getoond in het Amerikaanse octrooischrift nummer 4.989.545, overgedragen aan Lab Products, Ine., waarin een open reksysteem met een aantal schappen, ieder gevormd als een luchtkamer, verschaft is. Luchtventilatie wordt direct aan dieren in iedere kooi verschaft door toe te staan dat 15 lucht in ieder schap naar een aantal voorafbepaalde posities in het rek beweegt. Ten minste één kooiniveaubarrière met een filterkap is op een schap geplaatst, zodat het schap lucht verwijdert, aangebracht aangrenzend aan de kap. Een kooigeleiding met in hoofdzaak dezelfde vorm als 20 de kap is gevormd en is bevestigd aan de onderkant van het schap zodat wanneer de barrièrekooi in het ventileerbare rek geplaatst is, het in de kooigeleiding gepositioneerd is. De kooigeleiding is door een relatief kleine afstand gescheiden van de kap. Het luchtkamerschap is voorzien van 2 5 een negatieve druk om gassen van boven de kooikap te 1007044 2 verwijderen .
Het bekende ventileerbare kooi en rek systeem was toereikend. Omdat ieder schap werkte als een luchtkamer, vereiste ieder schap echter een bepaalde hoogte 5 binnenin het rek om toe te staan dat lucht daardoorheen beweegt. Dienovereenkomstig beperkte de gecombineerde hoogte van ieder schap en de kooigeleidingen die onder ieder schap waren aangebracht de verticale stapeldichtheid van kooien in het rek omdat iedere reeks kooien verticaal 10 gescheiden was van aangrenzende reeksen in het rek door ten minste deze gecombineerde hoogte.
Filterdeksels voor dierkooien gebruikt in ventileerbare kooi en rek systemen zijn ook bekend in de techniek. Een dergelijk filterdeksel is getoond in het Ameri-15 kaanse octrooischrift nummer 4.640.228, overgedragen aan Lab Products, Ine., waarin een deksellichaam met een geperforeerde bovenwand verschaft is. Een vel filtermate-riaal is vastgezet tussen een houder en een onderoppervlak van de geperforeerde bovenwand van het kaplichaam. De 20 houder is losneembaar geplaatst binnenin het kaplichaam in vlakke aanraking met het filtermateriaal geplaatst tegen het onderoppervlak van de bovenwand van het kaplichaam. De houder omvat een smal randgedeelte en vlakke kruisarmen die elkaar snijden bij een één geheel vormend centraal 25 gedeelte.
Deze bekende filterdeksel was toereikend. Omdat de houder werd bevestigd aan het deksellichaam op de binnenzijde van het deksellichaam, werd het vervangen van een filter met een dier in de kooi echter belemmerd omdat 30 de gehele filterkap van de kooi verwijderd moest worden om de houder te verwijderen en de filter te vervangen. Omdat de houder in hoofdzaak open was, was de bodemzijde van het filter bovendien in hoofdzaak blootgesteld aan dieren in de kooi die het filter zouden kunnen beschadigen, hetgeen 35 het ineffectief zou maken en zou resulteren in vervuiling, of een additionele opbouw zou vereisen zoals een draadop-sluitdeksel voor bescherming van het filter.
1007044 3
Nog zo'n filterdeksel wordt getoond in het Amerikaanse octrooischrift nummer 4.480.587, overgedragen aan Lab Products, Ine., waarin een deksellichaam met een open bovengedeelte voorzien van een lijst en kruisarmen 5 verschaft is. Een filter is losneembaar bevestigd aan het deksellichaam door een overliggend beschermingsplaatele-ment dat over de lijst en kruisarmen vastgemaakt is onder gebruikmaking van een aantal bevestigingselementen, zoals van schroefdraad voorziene bouten die lopen door gaten in 10 het plaatelement, het filter en het deksellichaam en die bevestigd zijn door respectievelijke moeren.
Dit bekende filterdeksel was ook toereikend. Omdat afzonderlijke bevestigingselementen gebruikt werden om de beschermende plaat aan het deksellichaam te monte-15 ren, diende het personeel dat een filter verwisselde echter speciale gereedschappen te gebruiken om de beschermende plaat te verwijderen om het filter los te maken. Het gebruik van dergelijke gereedschappen vereiste additionele hulpbronnen en was tijdrovend. Omdat het deksellichaam een 20 in hoofdzaak open bovenzijde had, was de bodemzijde van het filter in dit ontwerp bovendien ook niet beschermd tegen dieren binnenin die het filter zouden kunnen beschadigen en ineffectief maken. Daarenboven verhinderde de in hoofdzaak open bovenzijde het verwisselen van een filter 25 met een dier in de kooi gezien de mogelijkheid dat het dier zou kunnen ontsnappen door de open bovenzijde.
Gewoonlijk moeten de kooien in een reksysteem uit het reksysteem verwijderbaar zijn om toegang te verschaffen tot de dieren voor het voeden en testen, en tot 30 de kooien voor schoonmaken, onderhoud en transport. Het is echter ook vereist dat de luchtbron en/of waterbron van het rek passen bij de kooi om lucht en water aan de kooi te verschaffen. Om aan dit vereiste tegemoet te komen is het in de techniek bekend een opbouw te verschaffen zodat 35 de klep in iedere kooi door een koppelsysteem verbonden is met een lucht- en/of waterkamer op het rek. In een derge-lijk systeem is iedere kooi verbonden met de kamer door de 1007044 4 kooi in een rek te duwen totdat de koppeling bij de achterzijde van de kooi verbonden is met de koppeling die op de kamer verschaft is. De koppelingen worden losgekoppeld door de kooi simpelweg uit het rek te trekken, hetgeen een 5 klep binnenin de kamerkoppeling sluit om het ontsnappen en vervuilen van water en lucht te verhinderen. Een dergelijk systeem is getoond in het Amerikaanse octrooischrift nummer 5.042.429, overgedragen aan Lab Products, Ine.. Deze bekende dierkooireksystemen verschaffen een wrij-10 vingspassing om de verbinding tussen de koppelingen in stand te houden. Deze koppelingen hebben voldaan. Zij leiden echter aan het nadeel dat, indien de kooi niet juist in het rek geïnstalleerd is of per ongeluk beschadigd is tijdens gebruik, de koppelingen geheel of gedeel-15 telijk ontkoppeld kunnen raken. In een dergelijk geval zou de waterklep open kunnen blijven, waardoor de kooi onderstroomt .
Grendelmechanismen zijn ontworpen om te verhinderen dat een kooi per ongeluk loskoppelt van de kamer 20 wanneer de kooi op juiste wijze geïnstalleerd is. Deze bekende ontwerpen waren echter groot, onhandelbaar en duur. Bovendien moeten moderne kooi en rek systemen toestaan dat kooien van verschillende lengten in het rek opgenomen worden. De vergrendelmechanismen uit de stand 25 der techniek staan het betrouwbaar vergrendelen van kooien van verschillende lengte in het rek niet gemakkelijk toe.
Dienovereenkomstig is het gewenst een ventileer-baar kooi en rek systeem te verschaffen dat de stapel-dichtheid van kooien in het rek maximaliseert. Het is ook 30 gewenst een filterdeksel voor dierkooien gebruikt in een ventileerbaar kooi en reksysteem te verschaffen die het gemakkelijk verwisselen van het filter toestaat terwijl een dier in de kooi is en die het filter tijdens gebruik beschermt tegen beschadiging veroorzaakt door het dier. 35 Het is verder gewenst een simpel dierkooirek-vergrende-lingsmechanisme te verschaffen die het een operateur toestaat kooien van verschillende lengten in een rek te 1007044 5 vergrendelen .
In het algemeen gesproken is, in overeenstemming met de onderhavige uitvinding, een ventileerbaar kooi en rek systeem verschaft dat de kooidichtheid in het rek 5 maximaliseert. Het rek omvat ten minste één luchtafvoerka-mer, en ten minste één overkapping aangebracht binnenin het rek. De overkapping is in staat een eerste kooi binnenin het rek boven de overkapping te ondersteunen, en staat ook toe een tweede kooi onder de overkapping te 10 plaatsen teneinde een tussenruimte tussen de bovenkant van de tweede kooi en de overkapping te houden om toe te staan dat lucht in de luchtafvoerkamer getrokken wordt vanuit het inwendige van de tweede kooi door de bovenkant van de tweede kooi en om ook toe te staan dat omringende lucht 15 door de bovenkant van de tweede kooi in de luchtafvoerkamer getrokken wordt.
Opgemerkt wordt dat het Amerikaanse octrooi -schrift 4.085.705 een ventileerbaar kooi en reksysteem toont, waarbij iedere kooi aan een plank in het rek hangt. 20 De overkapping ondersteunt derhalve nergens een daarboven geplaatste kooi. Tevens dienen de planken voor ventilatie, zodat deze een zekere hoogte moeten bezitten.
De Amerikaanse octrooischriften 5.311.836 en 5.349.923 tonen rekken met planken, waarbij de planken 25 mede voor de ventilatie dienen en daartoe een zekere hoogte moeten bezitten. Hierdoor kunnen minder kooien in een rek van een zekere hoogte aangebracht worden. De Europese octrooiaanvrage 0.449.162 toont een ventileerbaar kooisysteem waarbij de kooien aan de planken opgehangen 30 worden. Ook hier dienen de planken mede voor de ventilatie .
In het algemeen gesproken is verder, in overeenstemming met de onderhavige uitvinding, een filterdeksel voor een kooi met open bovenzijde verschaft. De filterdek-35 sel omvat een in hoofdzaak stijve kap die geschikt is om de open bovenzijde van de kooi met open bovenzijde te bedekken. De kap omvat een lichaamgedeelte met een geper- 1007044 6 foreerde bovenkant, en zijwanden die zich daarvandaan uitstrekken en een open bodemeinde vormen. De filterdeksel omvat ook een in hoofdzaak stijve filterhouder met een formaat om op de kap te passen en om de geperforeerde 5 bovenzijde van de kap in hoofdzaak te bedekken. De filterhouder omvat een boveneinde met perforaties met in hoofdzaak dezelfde grootte als de perforaties in de bovenzijde van de kap, en zijwanden die zich uitstrekken vanaf het boveneinde van de filterhouder die een open bodemeinde 10 vormen, waarbij de perforaties in de filterhouder in hoofdzaak in lijn liggen met de perforaties in de kap wanneer de filterhouder op de bovenzijde van de kap aangebracht is. De filterdeksel omvat verder bevestigingsmiddelen voor het losneembaar bevestigen van de filterhouder 15 aan de kap om het daartussen opsluiten van een vel filter-materiaal toe te staan, waarbij de bevestigingsmiddelen als één geheel gevormd zijn in de kap en de filterhouder.
In het algemeen gesproken is verder nog, in overeenstemming met de onderhavige uitvinding, een element 2 0 voor het vergrendelen van een kooi binnenin een rek verschaft. De kooi is in staat langs een glijpad ingebracht te worden in of verwijderd te worden uit het rek. Het element voor vergrendeling omvat een basiselement en een tegenhoudelement dat roteerbaar aangebracht is aan het 25 basiselement. Het tegenhoudelement bezit een eerste einde en een voet aangebracht op het eerste einde. Het tegenhoudelement kan geroteerd worden tussen ten minste een eerste positie voor het vergrendelen van een eerste kooi van een voorafbepaalde lengte in het rek en een tweede 30 positie voor het vergrendelen van een tweede kooi met een maat, verschillend van de eerste kooi in het rek.
Dienovereenkomstig is het een doel van de uitvinding een ventileerbaar kooi en rek systeem te verschaffen dat de dichtheid van kooien in een rek maximaliseert.
35 Een ander doel van de uitvinding is een venti leerbaar kooi en rek systeem te verschaffen dat geen duidelijke schappen vereist voor het positioneren en
t 0 0 704 A
7 ondersteunen van kooien in het rek en dat daardoor de hoeveelheid ruimte binnenin het rek dat ingenomen kan worden door kooien maximaliseert.
Een verder doel van de uitvinding is het ver-5 schaffen van een ventileerbaar kooi en rek systeem met overkappingen die kooien in het rek positioneren en ondersteunen zonder additionele schappen en die afvoerlucht getrokken uit kooien in het rek geleiden naar een luchtaf-voerkamer om afvoerlucht vanuit het rek te verwijderen 10 zonder vervuiling van personeel of kruisvervuiling tussen kooien in het rek.
Nog een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een filterdeksel voor een kooi met open bovenzijde die het toestaat dat een filter betrouwbaar 15 aangebracht wordt maar gemakkelijk en snel verwisseld wordt.
Nog een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een filterdeksel voor een kooi met open bovenzijde die vervanging van een filter toestaat terwijl 20 dieren in de kooi aanwezig zijn en die deze dieren verhindert te ontsnappen gedurende filtervervanging.
Nog een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een filterdeksel voor een kooi met open bovenzijde die het filter beschermt tegen beschadiging 25 veroorzaakt door dieren in de kooi.
Nog een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een filterdeksel voor een kooi met open bovenzijde die geen speciale gereedschappen vereist om het filter te vervangen.
30 Een ander doel van de uitvinding is het ver schaffen van een vergrendelmechanisme voor het vergrendelen van een kooi in een rek dat in staat is kooien van een aantal verschillende maten in het rek te vergrendelen.
Een ander doel van de uitvinding is het ver- 35 schaffen van een vergrendelmechanisme voor het vergrendelen van een kooi in een rek dat gemakkelijk en snel betrouwbaar vergrendelen en ontgrendelen van een kooi in het 1007044 8 rek toestaat met een minimum aan inspanning en een minimum aantal onderdelen.
Nog een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een vergrendelmechanisme voor het vergren-5 delen van een kooi in een rek dat direct zichtbaar is en de operateur toestaat gemakkelijk te bepalen of een kooi op juiste wijze bevestigd is in het rek.
Nog andere doelen en voordelen van de uitvinding zullen ten dele duidelijk zijn en zullen ten dele duide-10 lijk worden uit de beschrijving en tekeningen.
De uitvinding omvat derhalve de kenmerken van opbouw, combinatie van elementen, en opstelling van onderdelen die in de hierna volgende constructies zullen worden toegelicht, en de reikwijdte van de uitvinding zal worden 15 aangegeven in de conclusies.
Voor een beter begrip van de uitvinding wordt verwezen naar de volgende beschrijving in samenhang met de begeleidende tekeningen, waarin: figuur 1 een vooraanzicht is, met gedeeltelijk 20 weggesneden gedeelte, van een ventileerbaar kooi en rek systeem geconstrueerd in overeenstemming met de onderhavige uitvinding; figuur 2 een doorsnede is genomen langs de lijn II-II van figuur 1; 25 figuur 3 een perspectivisch aanzicht is, gedeel telijk in streeplijnen, van een kooi met een filterdeksel gepositioneerd binnenin een ventileerbaar kooi en rek systeem geconstrueerd in overeenstemming met de onderhavige uitvinding ,- 30 figuur 4 een perspectivisch aanzicht is van een gedeelte van een ventileerbare kooi en rek systeem geconstrueerd in overeenstemming met een tweede uitvoering van de onderhavige uitvinding; figuur 5 een doorsnede is genomen langs de lijn 35 V-V van figuur 4; figuur 6 een perspectivisch aanzicht is van een gedeelte van een ventileerbare kooi en rek systeem gecon- 1007044 9 strueerd in overeenstemming met een derde uitvoering van de onderhavige uitvinding; figuur 7 een doorsnede is genomen langs de lijn VII-VII van figuur 6; 5 figuur 8 een perspectivisch aanzicht is van een gedeelte van een ventileerbaar kooi en reksysteem geconstrueerd in overeenstemming met een vierde uitvoering van de onderhavige uitvinding; figuur 9 een doorsnede is genomen langs de lijn 10 VIII-VIII van figuur 9; figuur 10 een uiteengenomen perspectivisch gedeeltelijk aanzicht is van een kooi met kooiniveaubar-rière geconstrueerd in overeenstemming met de onderhavige uitvinding; 15 figuur 11 een bovenaanzicht is van een filterd- eksel voor een kooi met open bovenzijde geconstrueerd in overeenstemming met de onderhavige uitvinding; figuur 12 een doorsnede is genomen langs de lijn XII- XII van figuur 11; 20 figuur 13 een doorsnede is genomen langs de lijn XIII- XIII van figuur 11; figuur 14 een doorsnede is van twee gestapelde kooibodems geconstrueerd in overeenstemming met de onderhavige uitvinding; 25 figuur 15 een perspectivisch aanzicht is van een element voor vergrendeling van een kooi in een rek geconstrueerd in overeenstemming met de onderhavige uitvinding waarin het element in een vergrendelpositie is voor het vergrendelen van een korte kooi in het rek; 3 0 figuur 16 een doorsnede is genomen is langs de lijn XVI-XVI van figuur 15; figuur 17 een doorsnede is genomen langs de lijn XVII-XVII van figuur 16; figuur 18 een uiteengenomen perspectivisch aan- 35 zicht is van een element voor vergrendeling van een kooi in een rek geconstrueerd in overeenstemming met de onderhavige uitvinding; 1007044 10 figuur 19 een perspectivisch aanzicht is van een element voor vergrendeling van een kooi in een rek geconstrueerd in overeenstemming met de onderhavige uitvinding waarbij het element in een vergrendelende positie is voor 5 het vergrendelen van een lange kooi in het rek; figuur 20 een doorsnede is genomen langs de lijn XX-XX van figuur 19; en figuur 21 een doorsnede is van een element voor vergrendeling van een kooi in een rek geconstrueerd in 10 overeenstemming met de onderhavige uitvinding.
Verwezen wordt eerst naar de figuren 1-3, waarin een ventileerbaar kooi en rek systeem, in het algemeen aangeduid met 10, geconstrueerd in overeenstemming met de uitvinding getoond wordt. Het ventileerbare kooi en rek 15 systeem 10 omvat een open rek 12 met een linkerzij wand 11 en een rechterzijwand 13, een bovenzijde 15, en een onderzijde 17. Een aantal palen 19 is parallel aangebracht tussen bovenzijde 15 en onderzijde 17. De verticale palen 19 zijn bij voorkeur smal en kunnen wanden omvatten die 20 zich in hoofdzaak van de voorzijde van het rek 12 naar de achterzijde van het rek 12 uitstrekken, of kunnen ieder twee verticale elementen omvatten, één bij of nabij de voorzijde van het rek 12 en de ander bij of nabij de achterzijde van het rek 12.
25 Het ventileerbare kooi en rek systeem 10 omvat ook een aantal luchttoevoerkamers 40 en luchtafvoerkamers 42 die afwisselend parallel aangebracht zijn tussen de linkerzijwand 11 en de rechterzijwand 13 in hoofdzaak in de achterzijde van het rek 12. Lucht wordt door een blaas-30 inrichting 44 in de luchttoevoerkamers 40 gedwongen door een luchttoevoerleiding 46, waarbij de luchttoevoerleiding 46 in verbinding staat met iedere luchttoevoerkamer 40 door een zijwand van het rek 12. De blaasinricht ing 44 bevat bij voorkeur een luchtfilter om gefilterde lucht toe 35 te voeren aan het rek 12. Lucht wordt door een vacuümin-richting 48 uit de luchtafvoerkamers 42 gezogen door een luchtafvoerkanaal 50, waarbij het luchtafvoerkanaal 50 in 007044 11 verbinding staat met iedere luchtafvoerkamer 42 door een zijwand van het rek 12.
Een aantal kooien met kooiniveaubarrière (kooien 20) kan gepositioneerd zijn in het rek 12. Iedere kooi is 5 gevormd uit een gasondoordringbare bodemgedeelte 22 met een opstaande zijwand 23 en een filterdeksel 24. Filterd-eksel 24 kan een uitstekend gedeelte 26 bezitten dat zich uitstrekt over het boveneinde van het bodemgedeelte 22. De filterdeksel 24 is bij voorkeur een filterdeksel zoals 10 hieronder in meer detail beschreven wordt, maar kan ook een filterdeksel zijn zoals bekend in de techniek, zoals de filterdeksels getoond in de Amerikaanse octrooien nummer 4.480.587 en nummer 4.640.228, overgedragen aan Lab Products, Ine.
15 De kooien 20 zijn in het rek 12 gepositioneerd door in het algemeen met 30 aangeduide overkappingen. Iedere overkapping 30 overdekt een kooi 20b onder een overkapping 30. In overeenstemming daarmee is iedere overkapping 30 gevormd en geplaatst om de filterdeksel 24 20 van de kooi 20b in hoofdzaak te omgeven terwijl een korte tussenruimte h tussen een bovenzijde 25 van filterdeksel 24 en overkapping 30 behouden blijft. Tussenruimte h zou voldoende moeten zijn om beweging van gassen tussen overkapping 30 en filterdeksel 24 toe te staan, en in een 2 5 voorbeelduitvoering is tussenruimte h 3/16 van een inch tot 1/4 van een inch (ongeveer 4,7 mm tot 6,3 mm) . Overkapping 30 profileert filterdeksel 24 en overlapt het uitsteeksel 26 van filterdeksel 24, en schept bij voorkeur een spanningspassing tegen de zijwand 23 van het bodemge-30 deelte 22 van de kooi 20b. De achterzijde van de overkapping 30 is bevestigd aan luchtafvoerkamer 42.
De overkappingen 30 zijn in parallelle kolommen in rek 12 aangebracht tussen ieder paar aangrenzende palen 19, of tussen linkerzijwand 11 en een aangrenzende paal 35 19, of tussen rechterzij wand 13 en een aangrenzende paal 19. Iedere overkapping 30 ondersteunt een eerste kooi 20a boven de overkapping 3 0 in het rek 12 en overdekt de 1 η n 7 n a λ 12 filterdeksel 24 van een tweede kooi 20b onder de overkapping 30 in het rek 12. Het bodemgedeelte 22 van de eerste kooi 2 0a rust op de bovenkant van de corresponderende overkapping 30. Natuurlijk ondersteunen de overkappingen 5 geplaatst bij de bovenste rij van het rek 12 niet een kooi 20 boven hen, en de kooien 20 gepositioneerd op de onderste rij van rek 12 worden bij voorkeur ondersteund door bodem 17 van het rek 12. Wanneer in het rek geplaatst staat iedere kooi 20 in verbinding met een luchttoevoerka-10 mer 40 door middel van een kooikoppeling 52. Dergelijke kooikoppelingen zijn bekend in de techniek, en zijn bijvoorbeeld getoond in de Amerikaanse octrooien nummer 4.989.545 en nummer 5.042.429, overgedragen aan Lab Products, Ine. Luchttoevoerkamers 40 kunnen ook middelen 15 omvatten voor het aanleveren van een watertoevoer aan kooien 20 door kooikoppeling 52, zoals ook bekend is in de techniek. De overkappingen 30 zijn bij voorkeur geconstrueerd uit een lichtgewicht, transparant materiaal dat in hoofdzaak stijf is, zoals helder plastic. Dergelijke 20 heldere plastic overkappingen verschaffen verbeterde zichtbaarheid van de kooien 20 in het reksysteem 10 en verminderen het totaalgewicht van het reksysteem 10.
In het bijzonder verwijzend naar figuur 3 is een kooi 2 0 geplaatst in het rek 12 en gekoppeld aan de lucht-25 toevoerkamer 40 door middel van de kooikoppeling 52. De blaasinrichting 44 dwingt lucht in de luchttoevoerkamer 40 in de richting van pijl A, en lucht wordt als gevolg daarvan in de kooi 20 gedwongen door middel van de kooikoppeling 52, in de richting van de pijl B, om lucht toe 30 te voeren aan dieren in de kooi. Vacuüminrichting 48 trekt lucht uit de luchtafvoerkamer 42 in de richting van pijl C, waardoor een negatieve druk in de luchtafvoerkamer 42 gecreëerd wordt. Leidingen 43 zijn gevormd in luchtafvoerkamer 42 onder de positie waarin de overkapping 30 beves-35 tigd is en staan in verbinding met de tussenruimte h, die het lucht onder de overkapping 30 in tussenruimte h toestaan in luchtafvoerkamer 42 getrokken te worden, hetgeen ' 007044 13 een negatieve druk in de ruimte bepaald door de overkapping 30 veroorzaakt. Aldus wordt lucht vanuit de kooi 20 onder de overkapping 3 0 door de filterbovenkant 24 in de richting van pijlen D en in de luchtafvoerkamer 42 getrok-5 ken. Omgevingslucht vanuit de ruimte waarin het rek 12 gesitueerd is wordt ook door de bovenzijde 25 van de filterdeksel 24 getrokken door de open voorzijde van de overkapping 30 in de richting van pijl E.
Aangezien de overkapping 30 de filterdeksel 24 10 met inbegrip van het uitsteeksel 26 effectief omgeeft, isoleert de overkapping 30 de filterdeksel 30 effectief van de rest van de kooi 20 die het bedekt, evenals van de rest van de kooien 20 in het rek 12. Dienovereenkomstig blijven alle gassen die vanaf de kooi 20 rond en onder het 15 uitsteeksel 26 passeren binnen de overkapping 30 totdat zij verwijderd worden door luchtafvoerkamer 42 door middel van de leidingen 43. Daarbij wordt verontreiniging als gevolg van gasuitwisseling tussen aangrenzende kooien in sterke mate verminderd, doordat het uitsteeksel 26 opgeno-2 0 men is binnen de overkapping 3 0 wanneer de kooi 2 0 daarin geplaatst is. Door een ventileerbaar rek en kooi systeem te verschaffen dat gebruik maakt van een luchtafvoerkamer met negatieve druk waarin lucht vanuit een kleine opgesloten ruimte verschaft door de overkappingen 30 en filterd-25 eksels 24 getrokken wordt, wordt een open ventileerbaar rek verschaft dat ook voorziet in zowel bescherming van personeel als bescherming van dieren.
Onder verwijzing naar figuur 3, omvat een eerste uitvoering van de overkapping 30, in het algemeen aangege-30 ven met 30a, een bovenplaat 31a. Bovenplaat 31a strekt zich uit vanaf de luchtafvoerkamer 42 boven leidingen 43 over ten minste de lengte van de filterdeksel 24 van een kooi 20 geplaatst onder de overkapping 30a, evenals ten minste tot het vooreinde van het bodemgedeelte van een 35 kooi 20 geplaatst boven de overkapping 30a. Bovenplaat 31a is bij voorkeur even lang als een kooi 20 zelf, met inbegrip van filterdeksel 24. Overkapping 30a omvat verder een 1007044 14 linker zijplaat 33a en een rechter zijplaat 35a die ieder in hoofdzaak loodrecht naar beneden lopen vanaf tegenoverliggende zijranden 32a en 34a van bovenplaat 31a. De zijplaten 33a en 35a zijn bij voorkeur op een afstand van 5 elkaar aangebracht die in hoofdzaak hetzelfde is als of enigszins groter is dan de breedte van filterdeksel 24. De overkapping 30a omvat ook lippen 37a en 39a die zich ieder loodrecht uitstrekken vanaf de respectievelijke zijplaten 33a en 35a naar kooi 20. De lippen 37a en 39a zijn aange- 10 bracht om zich onder ten minste een gedeelte van het uitsteeksel 26 van de filterdeksel 24 uit te strekken. De lippen 37a en 39a zijn in hoofdzaak parallel aan de bovenplaat 31a en zijn ieder bij voorkeur aangebracht op een afstand vanaf bovenplaat 31a die in hoofdzaak hetzelfde is 15 of iets groter is dan de hoogte van filterdeksel 24 plus tussenruimte h. Op deze wijze worden alle gassen die ontsnappen vanuit het uitsteeksel 26 in de overkapping vastgehouden door de lippen 37a en 3 9a en zullen deze gassen weggetrokken worden door de leidingen 43 in lucht-20 afvoerkamer 42 bij de achterzijde van overkapping 30a.
Overkapping 30a is bij voorkeur bij de achterzijde aangebracht aan luchtkamer 42 en aan twee palen 19 bij de voorzijde van rek 12. Iedere paal 19 omvat bij voorkeur een verticale T-balk, met een eerste vlak 19a dat 25 in hoofdzaak parallel aangebracht is aan de inbrengrich-ting van een kooi 20 in rek 12 (dat parallel is aan de richting aangegeven door pijl E) , en een tweede vlak 19b dat in hoofdzaak loodrecht op deze inbrengrichting aangebracht is. Iedere zijde van vlak 19b is voorzien van 30 inkepingen 19c om de overkapping 30a daarin te ondersteunen. Om de horizontale kooidichtheid in rek 12 te maximaliseren strekken de inkepingen 30a zich bij voorkeur zo dicht mogelijk uit tot bij vlak 19a, en vlak 19a van paal 19 is bij voorkeur zo smal mogelijk gemaakt terwijl het 35 nog steeds constructieve ondersteuning voor rek 12 verschaft. Door een dergelijke van inkepingen voorziene T-balk als paal 19 aan iedere zijde van de overkapping 30a 007044 15 te verschaffen, kan de overkapping 30a aan beide zijden vanaf de voorzijde van rek 12 ondersteund worden. Andere middelen voor het verschaffen van ondersteuning door palen 19 zijn door de uitvinding overwogen. Zo zou bijvoorbeeld 5 een van inkepingen voorziene L-balk als paal 19 gebruikt kunnen worden, waardoor slechts aan één zijde van de overkapping 30a ondersteuning verschaft wordt vanaf de voorzijde van het rek, of de overkappingen 30a zouden geschroefd kunnen worden aan een vlak verticaal paneel dat 10 parallel aan de kooiinbrengrichting aangebracht is en zich uitstrekt van de bovenkant naar de bodem van rek 12.
Een tweede uitvoering van overkapping 30, in het algemeen aangegeven met 30b, is getoond in de figuren 4 en 5. In plaats van de overkapping 3 0 als een één geheel 15 vormend element te vormen, omvat de overkapping 30b een bovenplaat 31b en afzonderlijke linker en rechter zijge-leidingen 33b en 35b. De zijgeleidingen 33b en 35b omvatten respectievelijk lippen 37b en 39b, en zijgeleidingen 33b en 35b, evenals lippen 37b en 39b, dienen in hoofdzaak 20 dezelfde functie als de zijgeleidingen en lippen van de eerste uitvoering van de overkapping 30a. De bovenplaat 31b en de zijgeleidingen 33b en 35b kunnen aan de luchtaf-voerkamer 42 en de palen 19 aangebracht zijn op dezelfde wijze als beschreven in de eerste uitvoering van de over-25 kapping 30a. Daarenboven kunnen de zijgeleidingen 33b en 35b ieder voorzien zijn van een greep 36b die zich uitstrekt naar de filterdeksel 24 wanneer een kooi 20 in positie is binnen de overkapping 30b teneinde de filterdeksel 24 betrouwbaarder op zijn plaats te houden op het 30 bodemgedeelte 22 van kooi 20. De greep 36b kan de afdichting tussen de filterdeksel 24 en het bodemgedeelte 22 van kooi 20 versterken. De greep 16b verhindert ook dat dieren binnenin de kooi de filter-deksel 24 omhoog duwen, die de afdichting tussen de filterdeksel 24 en het bodemgedeelte 35 22 zou kunnen omvatten, en hetgeen ook de tussenruimte h zou kunnen sluiten, waardoor de stroming van schone lucht tussen de bovenplaat 31b en de bovenkant 25 van filterdek- 1007044 16 sel 24 zou kunnen verstoren.
Een derde uitvoering van de overkapping 30, in het algemeen aangeduid met 30c, wordt getoond in de figuren 6 en 7. De overkapping 3 0c omvat een bovenplaat 31c 5 die dient als bovenplaat voor alle overkappingen 3 0c in dezelfde rij in het rek 12. Zijgeleidingen 33c en 35c zijn voor iedere kooi 2 0 verschaft, gepositioneerd in de overkapping 30c. De zi jgeleidingen 33c en 35c bevatten bij voorkeur tongen 38c die in lijn zijn binnenin sleuven 38c 10 van bovenplaat 31c, en de zi jgeleidingen 33c en 35c zijn bij voorkeur gelast aan bovenplaat 31c. De zijgeleidingen 33c en 35c omvatten respectievelijke eerste lippen 37c en 3 9c die uitsteken naar een kooi 20 gepositioneerd tussen de zijgeleidingen 33c en 35c en vormen een verkapping met 15 bovenplaat 31c. De zi jgeleidingen 33c en 35c, evenals de lippen 37c en 39c, dienen in hoofdzaak dezelfde functie als de zijgeleidingen en lippen van de eerste uitvoering van de overkapping 30a. De bovenplaat 31c en zijgeleidingen 33c en 35c kunnen aangebracht zijn aan de luchtafvoer-20 kamer 42 op dezelfde wijze als beschreven in de eerste uitvoering van de overkapping 30a. Daarenboven omvatten de zijgeleidingen 33c en 35c ieder tweede lippen 37c' en 39c' die zich ieder uitstrekken in een richting tegengesteld aan die van respectievelijk de eerste lippen 37c en 39c. 25 De lippen 37c' en 39c' dienen aldus als corresponderende lippen 39c en 37c respectievelijk van de overkappingen aan de linker- en rechterzijden van overkapping 30c indien dergelijke aangrenzende overkappingen in rek 12 bestaan (dat wil zeggen tenzij overkapping 30c zich in de meest 30 linkse of meest rechtse kolom van het rek 12 bevindt) . Door een enkele opbouw te verschaffen die dient als zijge-leiding voor twee aangrenzende kooien, is minder horizontale ruimte vereist voor de overkappingen 30c in rek 12 en kan de horizontale stapeldichtheid van kooien 20 in het 35 rek verhoogd worden.
Een vierde uitvoering van overkapping 30, in het algemeen aangeduid met 30d, is getoond in de figuren 8 en 1007044 17 9. Overkapping 30d omvat een bovenplaat 3ld die dient als bovenplaat voor alle overkappingen 30d in dezelfde rij in het rek 12. Zijgeleidingen 33d en 35d zijn verschaft om de overkapping te vormen met bovenplaat 3ld voor iedere kooi 5 20 gepositioneerd onder overkapping 30d. Zijgeleidingen 33c en 35c bezitten bij voorkeur flenzen 36d die gelast zijn aan bovenplaat 31d. De zi jgeleidingen 33d en 35d omvatten respectievelijke eerste lippen 37d en 39d die uitsteken naar een kooi 20 geplaatst tussen de zijgelei-10 dingen 33d en 35d. De zi jgeleidingen 33d en 35d, evenals de lippen 37d en 39d, dienen in hoofdzaak hetzelfde doel als de zijgeleidingen en lippen van de eerste uitvoering van de overkapping 30a. Bovenplaat 31d en zijgeleidingen 33d en 35d kunnen op dezelfde wijze aangebracht zijn aan 15 luchtafvoerkamer 42 als beschreven in de eerste uitvoering van de overkapping 30a. Daarbij zijn de zijgeleidingen 33d en 35d ieder vlak aangebracht tegen een zijgeleiding van een aangrenzende overkapping en een rek 12, bij voorkeur door lassen. Door flenzen te verschaffen voor het aanbren-2 0 gen van de zij geleidingen aan de bovenplaat, en door aangrenzende zijgeleidingen direct aan elkaar aan te brengen, kan een sterker en stijver totaalrek 12 bereikt worden terwijl gelijktijdig de kooidichtheid in het rek gemaximaliseerd wordt.
25 Dienovereenkomstig is, omdat iedere overkapping 3 0 zowel als ondersteuning voor de kooi 2 0 boven hem in rek 12, als overdekking boven het filterdeksel van de kooi 2 0 beneden hem in rek 12 werkt, die afvoerlucht vanuit de kooi evenals omgevingslucht in de luchtafvoerkamer 42 30 geleidt, is additioneel schappen maken niet nodig om de kooien 20 in het rek 20 te plaatsen en te ondersteunen. Als resultaat hiervan kunnen de kooien 20 verticaal dichter bij elkaar in het rek 12 gepositioneerd worden dan in een rek met duidelijke schappen, waardoor de stapeldicht-35 heid van de kooien 20 in het rek 12 met voordeel toeneemt.
Verwezen wordt naar nu naar de figuren 10-13, 1007044 18 waarin een filterdeksel, in het algemeen aangegeven met 70, voor een kooi met open bovenzijde, zoals de kooien 20 hierboven omschreven, geconstrueerd in overeenstemming met de uitvinding getoond wordt. De filterdeksel 70 is uitge-5 voerd om de bovenzijde van een kooibodem, in het algemeen aangegeven met 60, te bedekken. De kooibodem 60 is gevormd met één geheel vormende zijwanden 61, een bodemwand of vloer (niet getoond), en een open boveneinde. De wanden zijn bij voorkeur gevormd uit een helder transparant 10 plastic zoals polycarbonaat, dat stijf en duurzaam is, directe inspectie van dieren toestaat, een hoge slagsterk-te bezit, en machinewasbaar of in een autoclaaf behandelbaar is bij temperaturen onder 250°F (121°C). Een derge lijke kooi is conventioneel, in de handel verkrijgbaar, en 15 wordt veel gebruikt. Een standaard absorberend bed van deeltjesmaterialen zoals houtsnippers (niet getoond) kan op de vloer uitgespreid zijn. De open bovenzijde van de kooibodem 60 is omzoomd door een perifere lip 63 die zich continu daaromheen uitstrekt. De kooibodem 60 kan ook 20 hoekstapeltongen 65 bezitten voor toegevoegde constructieve ondersteuning en voor het stapelen van een aantal kooibodems zoals getoond in figuur 14.
De filterdeksel 70 kan gevormd zijn als een gelaagde constructie met een kap, in het algemeen aange-25 duid met 80, in de algemene vorm van een ondiepe schaal of doos, een houder 100, en daartussen een filter 99. De kap 80 is bij voorkeur gevormd uit helder plastic dat in hoofdzaak stijf is maar een zekere mate van flexibiliteit toestaat wanneer daar torsiekrachten op uitgeoefend wor-30 den. Zoals getoond in de figuren 10-13 heeft de kap 80 van de filter-deksel een geperforeerde bovenwand 92 die als één geheel gevormd is met een marginale nauwe rand 96 die zich continu uitstrekt rond de bovenzijde van de kap 80 van de filter- 35 deksel. De bovenwand 92 is voorzien van een aantal perforaties 94, bij voorkeur met een in hoofdzaak vierkante vorm die een roostermatrix vormen. Respectievelijk tegen- 1007044 19 overgelegen paren zijwanden 82 steken in hoofdzaak ortho-gonaal vanaf de bovenwand 92 uit. Het oppervlak gevormd op kap 80 voor het laten rusten van de filterdeksel 70 op de kooibodem 60 bezit een continue laterale en perifere flens 5 88 die zich in hoofdzaak loodrecht naar buiten uitstrekt vanaf de zijranden 82. Een continue perifere flens 90 steekt naar beneden uit vanaf de laterale perifere flens 8 8 om de open bovenzijde van de kooibodem 60 te omgeven. Ribben 86 strekken zich uit vanaf de flens 90 om stapelen 10 van de kap 80 toe te staan.
Zoals getoond in figuur 12 staat de flens 90 op afstand van en omgeeft en steekt hij uit over lip 63 van de kooibodem 60. Aldus kan de kap 80 van de filterdeksel niet onopzettelijk losgemaakt worden van de kooibodem 60 15 en moet het er af getild worden om verwijderd te worden. Men dient op te merken dat de tussenruimte tussen de flens 90 en de lip 63 slechts een geringe beweging van de filterdeksel 70 op de kooibodem 60 dient toe te staan. De perifere flens 88 strekt zich echter bij voorkeur voldoen-20 de lateraal uit om in contact te blijven met de lip 63 ondanks enige relatieve laterale beweging tussen de filterdeksel 70 en de kooibodem 60, waardoor de integriteit van de "petrischaal" configuratie tussen de filterdeksel 70 en de kooibodem 60 gehandhaafd blijft.
25 De filterdeksel 70 is ook voorzien van een filterhouder 100. De filterhouder 100 is bij voorkeur gevormd van een materiaal met dezelfde eigenschappen als die van de kap 80 zoals hierboven beschreven, maar met een verschillende stijfheid. De filterhouder houdt een lucht-30 filter 90 losneembaar en betrouwbaar op het bovenoppervlak van de bovenwand 92. De filterhouder 100 bezit een in hoofdzaak vlakke geperforeerde bovenwand 104. De bovenwand 104 bezit een in hoofdzaak rechthoekig randgedeelte 102. Een buitenrand 106 van het randgedeelte 102 is verbonden 35 met als één geheel gevormde zijwanden 108 die daarvandaan naar beneden steken en zich continu vanaf de bovenwand 104 uitstrekken, en die nauw passen over de zijranden 82 van 1 00704 4 20 de kap 80 van de filterdeksel, zoals getoond in de figuren 12 en 13. Een laterale perifere flens 110 strekt zich uit vanaf de zijwanden 108. Ribben 86 strekken zich uit vanaf de respectievelijke hoeken van de filterhouder 100 en 5 verschaffen constructieve eenheid. Additioneel werken de ribben 86 als stapelgeleidingen voor het positioneren van een bovenkap 80 van een tweede filterdeksel 70 boven op de eerste filterdeksel 70. Het bovenoppervlak van het randge-deelte 96 van de kap 80 is voorzien van een paar op af-10 stand staande als één geheel gevormde ribben 97, 98 die zich continu daaromheen uitstrekken. Iedere rib 97, 98 bezit een in hoofdzaak convexe dwarsdoorsnede zoals getoond in de figuren 12 en 13, en de ribben zijn aangebracht om uit te steken tussen een groep van drie overeen-15 komstig gevormde op afstand staande ribben 112, 114, 116, die als één geheel gevormd zijn op een bodemoppervlak 118 van de filterhouderrand 102.
In een voorkeursuitvoering is het luchtfilter 99 een dun vel spingebonden polyester van het type verkocht 20 door DuPont onder de merknaam REEMAY 20 24. Een filterdik-te van tussen 11 en 13 mils (0,28 en 0,33 mm) is gebleken voldoende te zijn voor een filter met een oppervlak dat ongeveer equivalent is aan het gebied van de bovenwand 92 van de filterdeksel. Het luchtfilter 99 wordt aangebracht 25 op het bovenoppervlak van de kap 80 van de filterdeksel en wordt op zijn plaats gehouden door de filterhouder 100 op een nu te beschrijven wijze. REEMAY 20 24 is slechts bij wijze van voorbeeld gebruikt en ieder filtermateriaal met ten minste zijn eigenschappen overeenkomstige eigenschap-30 pen kan gebruikt worden.
Om de filterdeksel 70 samen te stellen wordt het luchtfilter 99 geplaatst tegen het bodemoppervlak van de bovenwand 104 van de filterhouder 100. Daarna wordt de kap 8C van de filterdeksel aangebracht bovenop de filterhouder 35 100. De ribben 97, 98, 112, 114, 116 grijpen in elkaar zodat de ribbe 97 uitsteekt tussen de ribben 112 en 114, terwijl de ribbe 98 uitsteekc tussen de ribben 114 en 116, 1007044 21 zoals getoond in de figuren 12 en 13. De ribben 97, 98, 112, 114, 116 dienen aldus om het filter 99 nauwkeurig op zijn plaats te houden tegen het bovenoppervlak van de bovenwand 92. De bovenwand 104 van de filterhouder 100 is 5 voorzien van perforaties 120 die bij voorkeur in hoofdzaak van dezelfde grootte en in lijn zijn met perforaties 94 in de bovenwand 92 van de kap 80 wanneer de filterhouder 100 bovenop kap 80 aangebracht is. De roosterstructuur van de bovenwand 92 dient om te verhinderen dat het luchtfilter 10 99 doorhangt en houdt het luchtfilter 99 vast, terwijl de filterhouder 100 het filter 99 betrouwbaar op zijn plaats houdt tegen het bovenoppervlak van de bovenrand 92. In de geassembleerde filterdeksel 70 ligt de geperforeerde bovenrand 104 over het filter 99 om het filter te bescher-15 men tegen beschadigingen gedurende het hanteren en om zijn beweging of kromtrekken te verhinderen, terwijl het filter 99 vlak rust op de geperforeerde bovenwand 92 van de kap 80 die het luchtfilter 99 in zijn aangebrachte positie ondersteunt en beschermt. Daar komt bij dat het 20 aanraken van het filter met vingers de filtereenheid zou kunnen beschadigen, en daarom verhinderen de geperforeerde wanden aan beide zijden van het filter contact met het filter door de technicus gedurende het hanteren en verhinderen ook contact met het filter door het dier, waardoor 25 de noodzaak van een draadstaafdeksel vervalt en het bruikbare volume van de kooi toeneemt.
De filterhouder 100 wordt op zijn plaats gehouden door middel van kleine uitsteeksels over arreteerorga-nen 84 die als één geheel gevormd zijn op het buitenopper-30 vlak van de zijwanden 82 van de kap 80 van de filterdeksel. Zoals getoond in figuur 11 zijn vier op afstand van elkaar geplaatste arreteerorganen 84 gevormd op iedere lange zijwand 82 van de kap 80, en twee op afstand van elkaar staande arreteerorganen 84 zijn gevormd op iedere 35 korte zijwand 82. Ieder van de arreteerorganen 84 bezit een convex of gebogen vrij einde, zoals getoond in figuur 13. Op gelijksoortige wijze zijn openingen of sleuven 122 1007044 22 gevormd in zijwanden 108 van de filterhouder 100 die gepositioneerd en gedimensioneerd zijn om de arreteerorga-nen 84 nauwsluitend te ontvangen wanneer de filterhouder 10 0 op de kap 8 0 aangebracht is. In een alternatieve 5 uitvoering zouden de arreteerorganen 84 gevormd kunnen zijn op het binnenoppervlak van de zijwanden 108 van de filterhouder 100, terwijl de sleuven 122 gevormd zouden kunnen zijn in de zijwanden 82 van de kap 80. Het is ook mogelijk de filterhouder 100 te dimensioneren om door een 10 spanningspassing door de kap vastgehouden te worden.
De arreteerorganen 84 zijn nauwkeurig gevormd op de kap 80 en zijn op afstand van het bovenoppervlak 89 van de perifere flens 88 geplaatst over een afstand die iets groter is dan de hoogte van de als één geheel gevormde 15 perifere flens 110 van de filterhouder 100. Een luchtfilter 99 is gepositioneerd tegen het bodemoppervlak van de bovenwand 104, de kap 80 van de filterdeksel wordt naar beneden bewogen op de filterhouder 100 naar de geperforeerde bovenwand 104 daarvan om de arreteerorganen 84 toe 20 te staan in te grijpen in de sleuven 122. De zijwanden 108 van de filterhouder 100 buigen naar buiten uit zodat de sleuven 122 voorbij de tongen 84 klikken naar de aangebrachte positie zoals getoond in de figuren 11-13. In deze aangebrachte positie wordt het bovenoppervlak 111 van de 25 laterale perifere flens 110 onder het bodemoppervlak van de arreteerorganen 84 gehouden en daardoor tegengehouden, waarbij de ribben 112, 114 en 116 op het bodemoppervlak van het randgedeelte 102 het bovenoppervlak van het rand-gedeelte van het luchtfilter 99 aangrijpen en dit filter-30 gedeelte tegen de ribben 97 en 98 van het randgedeelte 96 van de kap van de filterdeksel persen. Dezelfde tijd grijpt de roosteropbouw van de geperforeerde bovenwand 104 van de filterhouder 100 aan op het bovenoppervlak van het luchtfilter 99 en perst het filter 99 stevig tegen het 35 bovenoppervlak van de bovenwand 92 van de kap 80. Het luchtfilter 99 is aldus opgenomen tussen de filterhouder 100 en het bovenoppervlak van de bovenwand 92 van de kap 1007044 23 80, en kan in deze aangebrachte positie vastgehouden worden door de aangrijping van de arreteerorganen 84 op de flens 110 van de filterhouder 100. Verder beschermt de roosteropbouw van de bovenwand 92 het luchtfilter 99 door 5 het vormen van een stevige barrière tussen dieren in de kooi en het luchtfilter 99. Voor dit doeleinde verdient het de voorkeur dat de perforaties 94 voldoende klein zijn, dat de dikte van de bovenwand 92 voldoende groot is, om een dier in de kooi te verhinderen substantiële schade 10 toe te brengen aan het luchtfilter 99. De kap 80 van de filterdeksel, het vasthoudelement 100 en het luchtfilter 99 kunnen aldus stevig vergrendeld zijn in een aangebrachte positie zodat zij niet per ongeluk los kunnen raken gedurende het in een autoclaaf behandelen of hanteren. Een 15 samengesteld filterdeksel 70 kan aldus opgetild en verwijderd worden van de kooibodem 60 voor alle normale functies zoals voeden, behandelen of onderzoeken van dieren daarin zonder het luchtfilter 99 te verstoren of los te maken.
De geperforeerde bovenranden 92 en 104 staan het 20 ruw hanteren van de filterdeksel 70 toe zonder beschadiging van het filter 99 te veroorzaken, en de gehele filterdeksel kan als een eenheid in een autoclaaf behandeld worden voor continu hergebruik. Aangezien de flens 90 de open bovenzijde van de kooibodem 60 nauw omgeeft is er 25 minimaal verlies in ruimte in een kooirek wanneer kooien in nauwe nabijheid van elkaar zijn, en het is onwaarschijnlijk dat het raken van één filterdeksel 70 tegen een ander filterdeksel 70 de filterdeksels van hun respectievelijke kooien los zou maken.
30 Wanneer het noodzakelijk wordt het filter 99 van de filterdeksel 70 te vervangen of te verwijderen, hoeft men slechts de tegenoverliggende zijden van de omtrek van kap 80 aan te grijpen, zoals bij de laterale perifere flens 88, en de filterdeksel 70 te draaien of te buigen. 35 Ofwel de kap 80 ofwel de houder 100 is stijver dan de andere. Door de verschillende maten van stijfheid inherent in de kap 80 en de filterhouder 100 hetgeen verschaft 1007044 24 wordt door de materialen waaruit zij geconstrueerd zijn, zullen de kap 80 en de filterhouder 100 ten opzichte van elkaar buigen wanneer een torsie- of draaikracht uitgeoefend wordt op de filterdeksel 70. Verder zal deze buiging 5 er voor zorgen dat de ribben 86 van de houder 100 tegen het oppervlak 88 van de kap 80 duwen waardoor de houder 100 van de kap 80 vandaan geduwd wordt. Als resultaat van deze kracht zal de laterale perifere flens 110 van de filterhouder 100 omhoog gedwongen worden over de arreteer-10 organen 84 van de kap 80, waardoor de filterhouder 100 van de kap 80 losgemaakt wordt en het luchtfilter 99 vrij legt. Wanneer een nieuw filter 99 op de bovenwand 104 van de houder 100 geplaatst is zoals hierboven omschreven, wordt de filterkap 80 opnieuw geplaatst en in zijn aangebrachte 15 positie geklikt om het nieuwe filter vast te houden. Op deze wijze kan het filter 99 met een minimum hoeveelheid tijd en moeite verwisseld worden.
Door een filterdeksel voor een kooi met open bovenzijde te verschaffen, met een geperforeerde filter-20 houder die op een overeenkomstig geperforeerde kap klikt, kan een filter voor een dierkooibovenzijde gemakkelijk en snel vervangen worden. Door het filter boven de geperforeerde bovenwand van de kap te verschaffen kan het filter vervangen worden terwijl de kap op de kooi is om te verze-25 keren dat dieren in de kooi niet kunnen ontsnappen terwijl het filter vervangen wordt. Daarbij beschermt de in hoofdzaak stijve roosteropbouw van de bovenwand van de kap het filter tegen beschadiging veroorzaakt door dieren in de kooi, en een afzonderlijke bescherming voor het filter, 30 zoals een draadstangdeksel, is niet nodig. Bovendien zijn bij het bevestigen van de filterhouder aan de kap met als één geheel gevormde bevestigingsmiddelen, zoals tongen en sleuven, geen speciale gereedschappen nodig om de filterhouder te verwijderen voor het vervangen van het filter.
35 Verwezen wordt nu naar de figuren 3 en 14, waarin een speciale opstelling van een dierkooi getoond is dat dient om het aantal dieren dat in een kooireksysteem 1 007044 25 van een gegeven maat gehouden kan worden, te maximaliseren. Het is vereist dat iedere kooi een vooraf bepaald rechthoekig oppervlak per dier opgenomen in de kooi verschaft. Het is mogelijk het gebied in de kooi te vergroten 5 . door de lengte of de diepte van de kooi uit te breiden. Door het vergroten van het bodemoppervlak te verschaffen door de kooi uit te breiden is het mogelijk het aantal dieren in de kooi te doen toenemen zonder de bijbehorende breedte of hoogte te doen toenemen zodat rek en overkap-10 pingssystemen zoals hierboven omschreven zijn zowel de conventionele kooi als de nieuwe grotere kooi kunnen opnemen.
Verwezen wordt nu naar de figuren 15-21, waarin een vergrendelingsmechanisme, algemeen aangegeven met 150, 15 geconstrueerd in overeenstemming met de onderhavige uitvinding om beide maten kooien vast te houden weergegeven is. Het vergrendelingsmechanisme 150 vergrendelt een kooi 130 in een reksysteem 140. De kooi 130 is verwijderbaar aangebracht in het reksysteem 140 langs een glijpad, in 2 0 het algemeen aangegeven door pijl F. Kooi 13 0 is bij voorkeur een kooi 20 met inbegrip van een filterdeksel 70 zoals hierboven omschreven, en het reksysteem 140 is bij voorkeur een ventileerbaar kooi en reksysteem 10 zoals hierboven omschreven is.
25 Het vergrendelingsmechanisme 150 bezit een basiselement 160 en een tegenhoudelement 170. Het tegen-houdelement 170 is roteerbaar vastgemaakt aan het basiselement 160. Het basiselement 160 is bevestigd aan het reksysteem 140. In het hierboven omschreven vergrende-30 lingsmechanisme 150 is het basiselement 160 aangebracht in een vergrendelende positie zodat voet 174 van het tegenhoudelement 170 ingevoegd is in het glijpad van de kooi 130 om de kooi 130 in het reksysteem 140 te vergrendelen. Het basiselement 160 is bij voorkeur roteerbaar bevestigd 35 aan het reksysteem 140 teneinde roteerbaar te zijn tussen een vergrendelende positie getoond in figuur 21, waarin de kooi 130 in het reksysteem 140 bevestigd en vergrendeld 1007044 26 is, en een ontgrendelende positie die met onderbroken lijnen getoond is in figuur 21, waarin de kooi 130 ontgrendeld is van het reksysteem 140 en daar vrij in ingébracht kan worden of uit verwijderd kan worden. De ver-5 grendelende positie is ook getoond in de figuren 15-17, 19 en 20 .
Om rotatie van het basiselement 160 tussen de vergrendelende en ontgrendelende posities toe te staan met betrekking tot het reksysteem 140, is het basiselement 160 10 bij voorkeur roteerbaar bevestigd aan een verticale paal 142 van het reksysteem 140, zoals de verticale paal 90 van het ventileerbare kooi en rek systeem 10 zoals hierboven omschreven. Zoals het best getoond is in de figuren 16, 18 en 20 is het basiselement 160 bij voorkeur aangebracht op 15 een gedeelte van paal 142 die loodrecht staat op het glijpad van kooi 130. Het basiselement 160 is bij voorkeur aangebracht op de paal 142 onder gebruikmaking van een bout 200, een ring 208 en een moer 212. De bout 200 omvat een as 204 die eindigt in een kop 202 bij één einde en een 20 van schroefdraad voorzien gedeelte 206 bij het andere einde. De bout 200 loopt door een gat 167 in basiselement 160. Een schouder 169 in het gat 167 grijpt aan op de kop 202 en verhindert verdere beweging van de bout 200 naar de paal 142. De bout 200 loopt vervolgens door een gat 210 in 25 de ring 208, en daarna door een gat 144 in de paal 142. Tenslotte is de moer 212 geschroefd op het van schroefdraad voorziene gedeelte 206 van het einde van de bout 200. De ring 208 omvat bij voorkeur een samendrukbaar materiaal, zoals rubber, zodat de moer 212 tot een mate 30 vastgedraaid kan worden die het basiselement 160 met voldoende spankracht tegen de ring 208 houdt om te verhinderen dat het basiselement 260 per ongeluk geroteerd wordt. De stijfheid van de moer 212 op de bout 200 en de daaruit volgende compressiekracht uitgeoefend op de ring 35 208 is echter ook zodanig dat het basiselement 160 door een operator geroteerd kan worden tussen de vergrendelende en ontgrendelende positie door het uitoefenen van een 1007044 27 gematigde rotatiekracht op het basiselement 160.
Het tegenhoudelement 170 bezit een eerste einde 172 met een voet 174. De voet 174 is zodanig aangebracht dat hij zich uitstrekt in het glijpad van de kooi 130 in 5 het reksysteem 140 wanneer het basiselement 160 in de vergrendelende positie is, waardoor de kooi 130 verhinderd wordt uit het reksysteem 140 verwijderd te worden.
Het tegenhoudelement 170 en het basiselement 160 zijn roteerbaar gekoppeld en samengehouden door een zwenk-10 samenstel 180. Zoals het best getoond wordt in figuur 18 omvat het zwenksamenstel 180 bij voorkeur een bout 181, een eerste ring 183, een veer 185, een tweede ring 187 en een moer 189. De bout 181 omvat een as 184 eindigend in een kop 182 bij één einde en een van schroefdraad voorzien 15 gedeelte 186 bij het andere einde. De bout 181 loopt door de eerste ring 183 en daarna door een getrapt gat 191 in het tegenhoudelement 170.
Een uitsparing 193 in het tegenhoudelement 170 is concentrisch aangebracht in het gat 191 om de kop 182 20 van de bout 181 op te nemen om daardoor te verhinderen dat de kop 182 uitsteekt voorbij knie 173 en potentieel uit-steekt in het glijpad van de kooi 130, speciaal wanneer het tegenhoudelement aangebracht is in de hierboven besproken tweede positie. Een schouder 194 (figuur 20) in 25 uitsparing 193 verhindert dat de kop 182 verder beweegt naar het basiselement 160. De bout 181 loopt vervolgens door een gat 162 in het basiselement 160. De gaten 191 en 162 bezitten ieder een gelijksoortige diameter, die bij voorkeur slechts iets groter is dan de diameter van de as 30 184 van de bout 181. Daarna loopt de bout 181 voorbij een schouder 164 en in een cirkelvormige boring 166 die een grotere diameter bezit dan die van het gat 162. De bout 181 loopt dan door het axiale midden van de veer 185 en door een gat 188 in de tweede ring 187. Tenslotte is de 35 moer 189 geschroefd op het van schroefdraad voorziene gedeelte 186 van de bout 181. De diameter van de boring 166 en de buitendiameter van de tweede ring 187 zijn ieder 1007044 28 ten minste even groot als de diameter van de veer 185, en de buitendiameter van de moer 189 is ten minste even groot als de diameter van het gat 188 in de tweede ring 187.
Aldus omgeeft de veer 185 de as 184 van de bout 5 181 en wordt hij vastgehouden tussen de schouder 164 van het basiselement 160 en de tweede ring 187. Op deze wijze spant de veer 185 de boutkop 182 tegen de schouder 194 en wordt de veer 185 samengedrukt wanneer de kop 183 van de bout 181 weggetrokken wordt van het basiselement 160. 10 Wanneer de kop 182 van de bout 181 volledig ingebracht is in de uitsparing 193 zodat hij contact maakt met de schouder 194, dient de moer 185 geschroefd te worden op de bout 181 tot een positie waarbij de tweede ring 187 de veer 185 onder een licht tot matige samendrukking tegen de schouder 15 164 houdt wanneer een tong 168 en een groef 196 samen werken en in contact met elkaar zijn.
Zoals getoond in de figuren 18 en 19 is in een voorkeursuitvoering een basiselement 160 voorzien van een in hoofdzaak convexe tong 168 in de vorm van een wig die 20 lateraal aangebracht is langs het oppervlak van het basiselement 160 aangrenzend aan het tegenhoudelement 170. Op soortgelijke wijze is het tegenhoudelement 170 voorzien van een in hoofdzaak concave groef 196 die gedimensioneerd is om in te grijpen in of samen te werken met de tong 168 25 op een in hoofdzaak vlakke wijze. De tong 168 en de groef 196 verhinderen het tegenhoudelement 170 te roteren met betrekking tot het basiselement 160 wanneer het tegenhoudelement 170 tegen het basiselement 160 gehouden wordt, zodat de tong 168 en de groef 196 samenwerken. Begrepen 3 0 dient te worden dat de tong 168 en de groef 196 aangebracht kunnen worden op het basiselement 160 respectievelijk het tegenhoudelement 170, en alternatief aangebracht kunnen worden op het tegenhoudelement 170 respectievelijk het basiselement 160. Begrepen dient ook te worden dat de 35 tong 168 en de groef 196 in andere samenwerkende vormen verschaft kunnen worden, met inbegrip van gebogen of getande opstellingen, zolang de speciale vorm die gekozen 1007044 29 is symmetrisch gevormd is rond het zwenksamenstel 180 om het tegenhoudelement 170 toe te staan samen te werken met en betrouwbaar vastgehouden te worden tegen het basiselement 160 in iedere geroteerde positie gekozen voor het 5 vergrendelen van een kooi 130 met een bepaalde lengte in het reksysteem 140.
Het zwenksamenstel 180 werkt derhalve als een spaninrichting die het tegenhoudorgaan en het basiselement samendrukt, en die het een operator toestaat het tegenhou-10 delement 170 over een afstand weg te trekken van het basiselement 160 om het tegenhoudelement 170 te roteren voor het kiezen van een positie voor de voet 174 die kooi 130 in het reksysteem 140 opneemt en op juiste wijze vergrendelt. De afstand waarover het tegenhoudelement 170 15 weggetrokken kan worden vanaf het basiselement 160 dient voldoende te zijn om het tegenhoudelement 170 toe te staan de tong 168 van het basiselement 160 vrij te geven teneinde de vereiste rotatie van het tegenhoudelement 170 toe te staan. De veer 185 moet dus over ten minste deze afstand 20 indrukbaar zijn. Nadat het tegenhoudelement 170 naar de juiste positie geroteerd is, kan de operator het tegenhoudelement 170 loslaten. Eenmaal losgelaten oefent de samengedrukte veer 185 van het zwenksamenstel 180 een kracht uit tegen de tweede ring 187 en de moer 18 9, die de bout 25 181 samen met de kop 182 naar het basiselement 160 trekt.
Aangezien de kop 182 rust tegen de schouder 194 van het tegenhoudelement 170 zal het tegenhoudelement 170 zelf naar het basiselement 160 gespannen worden, aldus toestaand dat de tong 168 en de groef 196 samenwerken en 30 daardoor het tegenhoudelement 170 in de positie geselecteerd door de operator vasthouden.
Het is belangrijk te verzekeren dat de kooi 130 niet beweegt langs zijn glijpad in het reksysteem 140 wanneer de kooi 130 eenmaal juist gepositioneerd is in het 35 reksysteem 140, aangezien een kooikoppeling in kooi 130 (niet getoond) gedeeltelijk of geheel los kan raken van een samenwerkende koppeling in het reksysteem 140 waardoor 1007044 30 lucht en/of water verschaft kan worden aan dieren in de kooi 130. Wanneer een dergelijke loskoppeling onbedoeld optreedt kunnen daaruit negatieve consequenties resulteren, zoals verdrinking van dieren in de kooi door een 5 openblijvende waterklep, of verstikking van dieren in de kooi door onderbreking in luchttoevoer. Daarom is de voet 174 bij voorkeur aangebracht zodat hij in hoofdzaak grenst aan de vooreindewand 132 van de kooi 130 wanneer de kooi 130 op juiste wijze gepositioneerd is in het reksysteem 10 140 zodat de noodzakelijke koppelingen juist en betrouw baar aangegrepen zijn. Het in hoofdzaak aangrenzen van de voet 174 tegen de vooreindwand 132 verzekert daarbij dat de kooi 130 in hoofdzaak immobiel is in het reksysteem 140 langs het glijpad, en dat dieren in de kooi 130 derhalve 15 veilig zijn. Hoewel aangrenzing tussen de voet 174 en de kooi 130 de voorkeur verdient, dient begrepen te worden dat de voet 174 en de kooi 130 niet werkelijk in contact met elkaar hoeven te zijn. De voet 174 hoeft alleen te verhinderen dat de kooi 13 0 per ongeluk bewogen wordt 20 langs het glijpad over een afstand dat koppelingen tussen de kooi 130 en het reksysteem 140 geneigd zijn los te geraken, of in een mate dat de kooi 130 uit het reksysteem 140 zou kunnen vallen.
Teneinde toe staan dat kooien 130 van verschil-25 lende lengte in het reksysteem 140 vergrendeld kunnen worden onder gebruikmaking van hetzelfde vergrendelingsme-chanisme 150, is het tegenhoudelement 170 van het vergren-delingsmechanisme 150 roteerbaar met betrekking tot het basiselement 160 rond het zwenksamenstel 180 om de voet 30 174 toe te staan op verschillende posities in het glijpad van de kooi 130 ingevoegd te worden. Het tegenhoudelement 170 kan bijvoorbeeld roteerbaar zijn tussen ten minste een eerste positie voor het vergrendelen van een eerste kooi 130 van een voorafbepaalde lengte in het reksystem 140, en 35 een tweede positie voor het vergrendelen van een tweede kooi 130' met een andere maat dan de eerste kooi in het rek. Een dergelijke opstelling kan vereist zijn waar de 1007044 31 tweede kooi 130' langer is dan de eerste kooi 130 (dat wil zeggen, de tweede kooi 130' steekt verder uit vanaf de achterkant van het reksysteem 140 en de koppelingen daarin dan de eerste kooi 130) .
5 Onder gebruikmaking van dit voorbeeld tonen de figuren 15-17 het duidelijkste het tegenhoudelement 170 aangebracht in de eerste positie, en figuur 20 toont ook het tegenhoudelement 170 aangebracht in de eerste positie in onderbroken lijnen. In deze eerste positie zijn het 10 einde 172 en de voet 174 van het tegenhoudelement 170 gepositioneerd om zo dicht mogelijk bij de achterkant van het reksysteem 140 te zijn in de reeks posities beschikbaar rond zwenksamenstel 180. Zoals gezien kan worden raakt het buitenvlak 176 van de voet 174 bij voorkeur in 15 hoofdzaak aan de vooreindwand 132 van de kooi 13 0 om de eerste kooi 130 in het reksysteem 140 te vergrendelen.
Zou het gewenst zijn de tweede kooi 130', die langer is dan de eerste kooi 130, in dezelfde algemene positie in het reksysteem 140 te vergrendelen, dan hoeft 20 het tegenhoudelement 170 slechts rond het zwenksamenstel 180 naar de tweede positie geroteerd te worden, zoals het duidelijkst getoond is in de figuren 19-20. In de tweede positie zijn het einde 172 en de voet 174 van het tegenhoudelement 170 gepositioneerd om zo ver mogelijk weg te 25 zijn van de achterkant van het reksysteem 14 0 in de reeks posities die beschikbaar is rond het zwenksamenstel 180. De knie 173 van het tegenhoudelement 170 is aangebracht buiten het glijpad van de kooi 130' zodat de zijwand 134' van de kooi 130' zich langs de knie 173 uit kan strekken 30 zonder hindering daarvan. Zoals gezien kan worden is de voet 174 echter ingevoegd in het glijpad van de kooi 130' wanneer de kooi 130' eenmaal juist gepositioneerd is in het reksysteem 140. Het binnenvlak 178 van de voet 174 raakt bij voorkeur in hoofdzaak aan de vooreindwand 13 2 3 5 van de kooi 13 0' om de kooi 13 0' in het reksysteem 14 0 te vergrendelen.
Hoewel een roteerbare tegenhoudelement 170 met
1 007fU A
32 twee posities in de hierboven aangeduide uitvoering beschreven is, dient begrepen te worden dat een tegenhoude-lement 170 voor het vergrendelen van een kooien met meer dan twee verschillende lengten door de uitvinding omvat 5 wordt. De voet 174 kan bijvoorbeeld rond het zwenksamen-stel 180 geroteerd worden door ieder aantal posities, ieder waarvan de voet 174 in een verschillende positie in het glijpad van de kooi 130 plaatst, en die daardoor kooien met hetzelfde aantal lengten in het reksysteem 140 10 zou kunnen vergrendelen. Alternatief zou het tegenhoudele-ment 170 voorzien kunnen zijn van meer dan één voet 174, die ieder aangebracht zijn op het tegenhoudelement 170 op een verschillende positie in het glijpad van de kooi 130. In nog een andere uitvoering zou het tegenhoudelement 170 15 glijbaar aangebracht kunnen zijn op basiselement 160, hetgeen toestaat dat de voet 174 selectief aangebracht wordt in het glijpad van de kooi 130 door het glijden van het tegenhoudelement 170 ten opzichte van het basiselement 160 naar een gewenste positie in het glijpad voor het 20 vergrendelen van de kooi.
Zoals hierboven aangegeven, is het tegenhoudelement 170 roteerbaar met betrekking tot het basiselement 160 om toe te staan dat het tegenhoudelement 170 selectief roteerbaar is tussen ten minste een eerste positie en een 25 tweede positie voor het vergrendelen van kooien van verschillende maten in het reksysteem 140. Om te verzekeren dat het tegenhoudelement 170 betrouwbaar gepositioneerd is met betrekking tot het basiselement 160 wanneer een bepaalde rotatie geselecteerd is, wordt het tong 168 en 30 groef 196 systeem zoals hierboven besproken bij voorkeur gebruikt om het tegenhoudelement 170 en het basiselement 160 te laten samenwerken en om rotatie van de twee elementen met betrekking tot elkaar te vex'hinderen.
Het gebruikmaken van een boutopstelling voor het 3 5 aanbrenger, van het basiselement 160 aan het reksysteem 140 staat het toe dat het basiselement 160 roteerbaar geschroefd wordt aan de paal 142 op een wijze die de voet 307044 33 174 van het tegenhoudelement 170 beweegt van de vergrendelende positie die in onderbroken lijnen getoond is in figuur 21 in het algemeen opwaarts en naar de paal 14 2 naar de ontgrendelende positie waarin de voet 174 verwij-5 derd is van het glijpad van kooi 130. Alternatief kan de voet 174 naar beneden bewogen worden vanaf de grendelende positie en naar de paal 142, met hetzelfde effect. Wanneer het basiselement 160 geroteerd is naar de ontgrendelende positie kan de kooi 130 vrij in of uit het reksysteem 140 10 bewogen worden langs het glijpad zonder belemmering door het grendelmechanisme 150. Wanneer de kooi 130 eenmaal volledig en juist ingebracht is in het rek, kan het buis-element 160 opnieuw geroteerd worden naar de vergrendelende positie om de kooi 130 betrouwbaar in het reksysteem 15 140 te vergrendelen.
Door het verschaffen van een vergrendelingsme-chanisme met een tegenhoudelement dat roteerbaar is tussen een aantal posities voor het invoegen van een voet op een aantal posities in het glijpad van de kooi, is een enkel 20 vergrendelingsmechanisme verschaft dat in staat is kooien met een aantal verschillende lengten in een reksysteem te vergrendelen. Door verder een vergrendelingsmechanisme te verschaffen met een basiselement dat roteerbaar is tussen een vergrendelende en een ontgrendelende positie, is een 25 simpel mechanisme verschaft dat het toestaat een kooi in een reksysteem eenvoudig en snel te vergrendelen en te ontgrendelen met een minimum aan moeite en een minimum aantal onderdelen. Door daarbij een vergrendelingsmechanisme te verschaffen dat aangebracht is aan een paal van 30 een reksysteem dat toegankelijk is vanaf de voorzijde van het reksysteem, is een direct zichtbaar vergrendelingsmechanisme verschaft dat het een operateur toestaat gemakkelijk te bepalen of een kooi juist bevestigd is in het reksysteem.
3 5 Er zal aldus opgemerkt zijn dat de hierboven opgenoemde doelen, samen met die welke duidelijk geworden zijn uit de voorafgaande beschrijving, efficiënt bereikt 1 r\mm λ 34 zijn, en, aangezien bepaalde wijzigingen aangebracht kunnen worden in de bovenstaande constructie zonder af te wijken van de geest en reikwijdte van de uitvinding, is het de bedoeling dat alles dat opgenomen is in de boven-5 staande beschrijving of getoond is in de begeleidende tekeningen geïnterpreteerd zal worden als illustratief en niet in beperkende zin.
Ook dient begrepen te worden dat de volgende conclusies bedoeld zijn om al de generieke en specifieke 10 kenmerken van de uitvinding hierin omschreven te dekken, en alle opmerkingen betreffende de reikwijdte van deze uitvinding, die, wat taal betreft, daaronder zouden kunnen vallen.
1007044

Claims (5)

1. Ventileerbaar kooi en rek systeem omvattend: een ventileerbaar rek, waarbij het rek ten minste één luchtafvoerkamer omvat; en ten minste één overkapping die binnenin het rek 5 is geplaatst, met het kenmerk, dat de overkapping een eerste kooi in het rek boven de overkapping ondersteunt, en een tweede kooi onder de overkapping geplaatst kan worden terwijl een tussenruimte tussen de bovenkant van de tweede kooi en de overkapping 10 overblijft, teneinde toe te staan dat lucht in de luchtafvoerkamer getrokken wordt vanuit het inwendige van de tweede kooi door de bovenkant van de tweede kooi heen, en om ook toe te staan dat omringende lucht door de bovenkant van de tweede kooi in de luchtafvoerkamer getrokken wordt.
2. Ventileerbaar kooi en rek systeem volgens conclusie 1, waarbij het rek verder ten minste één lucht-toevoerkamer omvat, en waarbij de overkapping de tweede kooi positioneert om lucht uit de luchttoevoerkamer te ontvangen. 20
3 . Ventileerbare kooi en rek systeem volgens conclusie 1 of 2, waarbij de overkapping verder een bovenplaat, een eerste zijplaat en een tweede zijplaat omvat.
4. Ventileerbaar kooi en rek systeem volgens conclusie 3, waarbij de ten minste ene overkapping een 25 eerste overkapping en een tweede overkapping omvat, waarbij ten minste één van de zijplaten van de eerste overkapping en ten minste één van de zijplaten van de tweede overkapping als een één geheel vormend element gevormd zijn.
5. Ventileerbaar kooi en rek systeem volgens conclusie 4, waarbij iedere kooi verder een kooi omvat, 1007044 waarbij de kooi een bodemgedeelte met zijwanden en een filterdeksel bezit, waarbij de filterdeksel zijwanden bezit die uitsteken over de zijwanden van het bodemgedeelte van de kooi wanneer de filterdeksel op het bodemgedeel-5 te geplaatst is, en waarbij ieder van de eerste en tweede zijplaten van de overkapping verder een lip omvatten die zich loodrecht uitstrekt vanaf de zijplaat, zodat de lippen zich onder ten minste een gedeelte van de uitstekende zijwanden van de filterdeksel van de tweede kooi 10 uitstrekken. -o-o-o-o-o-o-o-o- 1 007044
NL1007044A 1996-09-18 1997-09-16 Ventileerbaar kooi en rek systeeem. NL1007044C2 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US08/715,657 US5954013A (en) 1996-09-18 1996-09-18 Ventilated cage and rack system
US71565796 1996-09-18

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1007044A1 NL1007044A1 (nl) 1998-03-19
NL1007044C2 true NL1007044C2 (nl) 1999-04-07

Family

ID=24874960

Family Applications (3)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1007044A NL1007044C2 (nl) 1996-09-18 1997-09-16 Ventileerbaar kooi en rek systeeem.
NL1011654A NL1011654C2 (nl) 1996-09-18 1999-03-24 Ventileerbaar kooi en rek systeem.
NL1011655A NL1011655C2 (nl) 1996-09-18 1999-03-24 Ventileerbaar kooi en rek systeem.

Family Applications After (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1011654A NL1011654C2 (nl) 1996-09-18 1999-03-24 Ventileerbaar kooi en rek systeem.
NL1011655A NL1011655C2 (nl) 1996-09-18 1999-03-24 Ventileerbaar kooi en rek systeem.

Country Status (11)

Country Link
US (2) US5954013A (nl)
JP (1) JP3193331B2 (nl)
AU (1) AU727358B2 (nl)
CA (1) CA2216050A1 (nl)
DE (1) DE19741203C2 (nl)
FR (3) FR2753343B1 (nl)
GB (1) GB2317321B (nl)
IL (1) IL121768A (nl)
IT (1) IT1294872B1 (nl)
NL (3) NL1007044C2 (nl)
SE (3) SE514670C2 (nl)

Families Citing this family (66)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5924384A (en) * 1995-10-12 1999-07-20 Lab Products, Inc. Animal cage assembly and combination water bottle holder and feeder
US5797349A (en) * 1996-11-01 1998-08-25 Lab Products, Inc. Filter top change station for an animal cage
US6257171B1 (en) * 1998-01-16 2001-07-10 Animal Care Systems, Inc. Animal caging and biological storage systems
US6227146B1 (en) * 1998-06-26 2001-05-08 Lab Products Inc. Filter top for rodent cage
DE19927493A1 (de) * 1998-06-26 1999-12-30 Products Lab Inc Nagetierkäfig für verschiedene Tierarten
JP3009663B1 (ja) * 1999-03-05 2000-02-14 仁木 資浩 小動物飼育装置
JP5566561B2 (ja) * 1999-06-07 2014-08-06 ラブ プロダクツ インコーポレイテッド 齧歯類動物用のフィルタ・トップ
US6853946B2 (en) * 1999-11-05 2005-02-08 Adam Cohen Air flow sensing and control for animal confinement system
US6318295B1 (en) 2000-03-23 2001-11-20 Paul R. Wade Multi-level kennel enclosure with forced ventilation
US6293229B1 (en) 2000-04-18 2001-09-25 Edstrom Industries, Inc. Cage flood prevention system
GB0016507D0 (en) * 2000-07-06 2000-08-23 Medical Res Council Improvements in or relating to enviromental enrichment of caged animals
KR100368747B1 (ko) * 2000-08-03 2003-01-24 주식회사 바이오제노믹스 마우스 사육 케이지 랙시스템용 공기조절장치
US6457437B1 (en) * 2000-10-26 2002-10-01 Honeywell International Inc. Constant volume air flow rate control for animal cage rack ventilation system
US6729266B1 (en) * 2000-11-03 2004-05-04 Lab Products, Inc. Animal isolation and caging system
WO2003032717A2 (en) * 2001-10-19 2003-04-24 Lab Products, Inc. Automatic cage lock
US6543387B1 (en) * 2002-01-15 2003-04-08 Miro Mold Tools Corp. Shipping container for rodents
US6553939B1 (en) * 2002-02-08 2003-04-29 Getinge/Castle, Inc. Method of changing the cages of laboratory animals, and racks for use therewith
FR2837186B1 (fr) * 2002-03-14 2004-07-09 Aman Dispositif de stockage d'objets equipe d'une unite de ventilation
US6612260B1 (en) 2002-10-21 2003-09-02 Alternative Design Manufacturing & Supply, Inc. Flex-air ventilated rack system
US7320294B2 (en) * 2002-10-25 2008-01-22 Lab Products, Inc. Cage and rack system for housing animals in cages having different widths
DE10260849B4 (de) 2002-12-23 2017-05-24 Robert Bosch Gmbh Meßfühler
US6810833B2 (en) * 2003-01-28 2004-11-02 North American Pet Products Animal habitat and display system
CA2419518A1 (en) * 2003-02-21 2004-08-21 Shane Zwezdaryk In-wall display
ITMI20031963A1 (it) * 2003-10-13 2005-04-14 Gazzada Tecniplast Srl Sistema di immagazzinamento a scaffalature ventilate per cassette di contenimento di animali da laboratorio
US20060011143A1 (en) * 2004-07-14 2006-01-19 Drummond Robert A Laboratory animal housing with euthanizing function
US7174851B2 (en) * 2004-08-10 2007-02-13 North America Pet Products Animal display and habitat assembly
US7363879B2 (en) * 2004-08-10 2008-04-29 North American Pet Products Animal display and habitat assembly
US8156899B2 (en) 2004-12-13 2012-04-17 Innovive Inc. Containment systems and components for animal husbandry: nested covers
US20070169715A1 (en) 2004-12-13 2007-07-26 Innovive Inc. Containment systems and components for animal husbandry
US20070169714A1 (en) * 2004-12-13 2007-07-26 Innovive Inc. Containment systems and components for animal husbandry
US7734381B2 (en) 2004-12-13 2010-06-08 Innovive, Inc. Controller for regulating airflow in rodent containment system
US8082885B2 (en) 2004-12-13 2011-12-27 Innovive, Inc. Containment systems and components for animal husbandry: rack module assembly method
EP2478761B1 (en) * 2004-12-13 2015-07-22 Innovive, Inc. Containment systems and components for animal husbandry
US20070175399A1 (en) * 2004-12-13 2007-08-02 Innovive Inc. Containment systems and components for animal husbandry
US7739984B2 (en) 2004-12-13 2010-06-22 Innovive, Inc. Containment systems and components for animal husbandry: cage racks
US7874268B2 (en) 2004-12-13 2011-01-25 Innovive, Inc. Method for adjusting airflow in a rodent containment cage
US7661392B2 (en) * 2004-12-13 2010-02-16 Innovive, Inc. Containment systems and components for animal husbandry: nested cage bases
US7954455B2 (en) 2005-06-14 2011-06-07 Innovive, Inc. Cage cover with filter, shield and nozzle receptacle
US20070193527A1 (en) * 2005-10-03 2007-08-23 Richard Verhage Ventilated animal cage assembly
US7594481B2 (en) * 2005-10-11 2009-09-29 Animal Care Systems, Inc. Carousel animal caging system with a centralized water supply and ventilation plenum
US20070181070A1 (en) * 2005-12-13 2007-08-09 Innovive Inc. Containment systems and components for animal husbandry
US20070181075A1 (en) * 2005-12-13 2007-08-09 Innovive Inc. Containment systems and components for animal husbandry
WO2008022290A1 (en) * 2006-08-17 2008-02-21 University Of Washington Automated workstation for disinfecting objects and methods of use thereof
EP1900277A1 (en) * 2006-09-14 2008-03-19 TECNIPLAST S.p.A. Shelving system for cages for the containment of laboratory animals with a protection system against leakage of pathogenic substances, and to a cage for that shelving system
US20080087231A1 (en) * 2006-10-13 2008-04-17 Gabriel George S Cage and rack system
US9155283B2 (en) 2007-04-11 2015-10-13 Innovive, Inc. Animal husbandry drawer caging
WO2009048476A1 (en) * 2007-10-12 2009-04-16 Lab Products, Inc. Ventilated rack system
US8544416B2 (en) * 2007-10-12 2013-10-01 Lab Products, Inc. Ventilated rack system
US20100006522A1 (en) * 2008-07-02 2010-01-14 Hage Richard P Ver Animal housing unit and racking system
US8151733B2 (en) * 2008-08-21 2012-04-10 Lab Products, Inc. Filter top assembly
EP2364079B1 (en) * 2008-11-07 2020-04-08 Innovive, Inc. Rack system and monitoring for animal husbandry
CN101524051B (zh) * 2009-04-13 2012-12-12 中国人民解放军第二军医大学 多功能中动物饲养隔离系统
US20100282177A1 (en) * 2009-05-06 2010-11-11 MouseCare, Inc. Biodegradable organic materials container and system incorporating same
JP5952287B2 (ja) * 2010-10-11 2016-07-13 イノビーブ,インコーポレイティド げっ歯動物収容ケージ監視装置及び方法
CA2916310C (en) 2013-07-01 2022-04-19 Innovive, Inc. Cage rack monitoring apparatus and methods
JP6184836B2 (ja) * 2013-10-30 2017-08-23 東洋熱工業株式会社 動物飼育ラック
EP3177134B1 (en) 2014-07-25 2022-08-17 Innovive, Inc. Animal containment enrichment compositions and methods
US10194635B2 (en) * 2014-08-13 2019-02-05 Brian A. Hahn Rack for animal cages
BR202015011941U8 (pt) * 2015-05-25 2018-02-06 Albr Ind E Comercio Ltda Disposição construtiva introduzida em gaiola para animais
US10820566B2 (en) * 2016-05-27 2020-11-03 Animal Care Systems, Inc. Animal cage environmental systems and methods
JP2018046792A (ja) * 2016-09-23 2018-03-29 オネストスター エンタープライゼズ リミテッド 飼育ケージホルダー
EP3531827B1 (en) 2016-10-28 2022-10-12 Innovive, Inc. Metabolic caging
US11246298B2 (en) * 2017-11-28 2022-02-15 Gary N. Schlemmer Modular habitat system and method
US11337404B2 (en) * 2018-02-01 2022-05-24 The Boeing Company Vehicle, ventilation system, and method for transporting pets
DE102019130675A1 (de) * 2019-11-13 2021-05-20 Svm Schultz Verwaltungs-Gmbh & Co. Kg Baugruppe, Ventil und Verfahren zum Montieren der Baugruppe
US20220378010A1 (en) * 2021-05-26 2022-12-01 Alex Orleans Secure stackable cage for transporting small animals

Family Cites Families (19)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1580774A (en) * 1925-01-12 1926-04-13 Seth S Barker Poultry-feeding battery
US3456618A (en) * 1966-12-09 1969-07-22 Ronald M Barlow Animal cage rack and water bottle support
US3830200A (en) * 1973-01-19 1974-08-20 Res Equipment Co Inc Research cage apparatus with improved filter clamping means
US4085705A (en) * 1976-09-17 1978-04-25 Eli Lilly And Company Animal cage
US4249482A (en) * 1979-07-17 1981-02-10 Harr James R Air conditioned laboratory rack for animal cages
US4402280A (en) * 1980-11-12 1983-09-06 Thomas William R Animal caging system
DE3269046D1 (en) * 1982-04-27 1986-03-27 Cassou Robert Enclosure for accommodating animals, such as a battery of cages
US4640228A (en) * 1982-09-23 1987-02-03 Lab Products, Inc. Animal cage assembly with reusable filter cap
US4480587A (en) * 1982-09-23 1984-11-06 Lab Products, Inc. Animal cage assembly with reusable filter cap
US4593650A (en) * 1985-02-25 1986-06-10 Granite Technological Enterprises, Inc. Animal cage and method
US5042429A (en) * 1989-01-25 1991-08-27 Lab Products, Inc. Ventilated cage and rack system
JPH0632B2 (ja) * 1989-10-26 1994-01-05 資浩 仁木 マウス、ラット等実験動物飼育装置
US5044316A (en) * 1990-03-28 1991-09-03 Thoren Caging Systems, Inc. Ventilated animal caging system with cage racks and filter covers including valves operable by rack
US5311836A (en) * 1990-04-27 1994-05-17 Lab Products, Inc. Ventilated cage and open rack system
US4989545A (en) * 1990-04-27 1991-02-05 Lab Products, Inc. Ventilated cage and open rack system
US5349923A (en) * 1990-04-27 1994-09-27 Lab Products Ventilated cage and open rack system
US5385118A (en) * 1993-12-21 1995-01-31 Allentown Caging Equipment Co., Inc. Assembly for animals with positive disconnect from a watering system
US5474024A (en) * 1994-10-04 1995-12-12 Thoren Caging Systems, Inc. Caging system with slide bar operator for quick disconnect water fitting
US5924384A (en) * 1995-10-12 1999-07-20 Lab Products, Inc. Animal cage assembly and combination water bottle holder and feeder

Also Published As

Publication number Publication date
DE19741203A1 (de) 1998-03-19
GB2317321B (en) 2000-05-03
SE9901265D0 (sv) 1999-04-09
SE517712C2 (sv) 2002-07-09
AU727358B2 (en) 2000-12-14
GB9719579D0 (en) 1997-11-19
FR2759773A1 (fr) 1998-08-21
AU3756597A (en) 1998-03-26
NL1011654A1 (nl) 1999-04-19
GB2317321A (en) 1998-03-25
FR2753343B1 (fr) 2000-06-30
US6158387A (en) 2000-12-12
US5954013A (en) 1999-09-21
ITTO970821A1 (it) 1999-03-18
SE9703358D0 (sv) 1997-09-17
SE9901266L (sv) 1999-04-09
NL1011654C2 (nl) 1999-10-26
CA2216050A1 (en) 1998-03-18
FR2759558A1 (fr) 1998-08-21
IT1294872B1 (it) 1999-04-23
FR2759558B1 (fr) 1999-12-03
NL1011655A1 (nl) 1999-04-19
SE514670C2 (sv) 2001-04-02
IL121768A0 (en) 1998-02-22
FR2759773B1 (fr) 2000-04-07
DE19741203C2 (de) 2001-08-09
SE517719C2 (sv) 2002-07-09
JPH10136817A (ja) 1998-05-26
SE9901265L (sv) 1999-04-09
JP3193331B2 (ja) 2001-07-30
IL121768A (en) 2002-02-10
SE9703358L (sv) 1998-03-19
SE9901266D0 (sv) 1999-04-09
FR2753343A1 (fr) 1998-03-20
NL1011655C2 (nl) 1999-10-26
NL1007044A1 (nl) 1998-03-19

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1007044C2 (nl) Ventileerbaar kooi en rek systeeem.
AU760509B2 (en) Multispecies rodent cage
US20050066909A1 (en) Animal isolation and caging system
US5893338A (en) Rabbit housing and rabbit housing system
CA2275017C (en) Multispecies rodent cage
WO2003096801A1 (en) Perfect airtight-type cage system for protecting transition of pathogen
JP5992459B2 (ja) 齧歯類動物用のフィルタ・トップ
GB2325608A (en) Locking member
WO2003009676A2 (en) Animal cage assembly and combination water bottle holder and feeder
AU738673B2 (en) A filter cap
CA1215600A (en) Animal cage assembly with reusable filter cap
GB2342839A (en) A multipurpose rat cage
GB2386816A (en) Animal Cage Feeder Assembly
AU5323600A (en) Filter top for rodent cage

Legal Events

Date Code Title Description
AD1A A request for search or an international type search has been filed
RD2N Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (novelty report)

Effective date: 19981118

RD2N Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (novelty report)

Effective date: 19981124

PD2B A search report has been drawn up