NL1006327C2 - Doosje. - Google Patents

Description

Doosje

De uitvinding heeft betrekking op een doos bestaande uit a) een onderwand, 5 b) een bovenwand op afstand van en evenwijdig aan de onderwand, c) op elkaar aansluitend een voorwand, een eerste zijwand, een achterwand en een tweede zijwand allen tussen onder- en bovenwand en loodrecht daarop.

Dergelijke dozen zijn in allerlei maten, vormen en varianten bekend 10 en kunnen worden gebruikt voor de meest verschillende toepassingen.

Aanvraagster heeft zich nu ten doel gesteld een dergelijke doos dusdanig uit te voeren dat een aantal artikelen van verschillende vorm daarin kunnen worden opgeborgen waarbij voor elk van de artikelen voorzieningen zijn getroffen om deze op te bergen.

15 Aan deze doelstelling wordt door de uitvinding voldaan door een doos van het eerste paragraaf omschreven type welke wordt gekenmerkt door: d) een langgerekt wikkelsegment aansluitend aan de overgang tussen onderwand en voorwand, en door vouwlijnen achtereenvolgens verdeeld in 20 d1) een eerste wikkelwand ongeveer ter grootte van de voorwand, d2) een tweede wikkelwand ongeveer ter grootte van de bovenwand, d3) een derde wikkelwand ongeveer ter grootte van de tweede wikkelwand waarbij de derde wikkelwand is voorzien van in hoofdzaak evenwijdig aan 25 der vouwlijnen verlopende insteekvakken.

In de insteekvakken kunnen papieren, folders, kaarten, dunnen boekjes en dergelijke worden ingestoken en daarmee op hun plaats worden gehouden. Door de derde wikkelwand over de tweede wikkelwand heen te vouwen worden de ingestoken artikelen goed beschermd. In de geopende 30 toestand zijn deze artikelen goed toegankelijk en kunnen worden gebruikt zonder de toegang tot de eigenlijke doos te belemmeren.

Het verdient de voorkeur dat het wikkelsegment tussen de tweede en derde wikkelwand voorzien is van een compensatiesegment waarvan de breedte althans bij benadering correspondeert met de dikte van de in de 35 insteekvakken op te bergen artikelen.

Teneinde de doos te kunnen sluiten verdient het de voorkeur dat de tweede wikkelwand is voorzien van sluitmiddelen bestaande uit twee flappen, elk via een vouwlijn verbonden met een der zijranden van de 100 6 3 2 7 2 tweede wikkelwand waarbij elke flap via een vouwlijn is verbonden met een sluitlip die ingestoken moet worden in daarvoor bestemde openingen in de onderwand dan wel in de beide zijwanden.

In een verder ontwikkelde uitvoeringsvorm is het wikkelsegment 5 tussen de tweede en derde wikkelwand voorzien van: d3) een vierde wikkelwand ongeveer ter grootte van de achterwand.

Alhoewel een sluitlip aan de eindrand van de derde wikkelwand kan worden toegepast voor het sluiten van de doos verdient het de voorkeur, dat de derde wikkelwand is voorzien van sluitmiddelen bestaande uit twee 10 flappen, elk via een vouwlijn verbonden met een der zijranden van de tweede wikkelwand waarbij elke flap via een vouwlijn is verbonden met een sluitlip die ingestoken moet worden in daarvoor bestemde openingen in de bovenwand dan wel in de beide zijwanden.

De doos volgens de uitvinding is bijzonder geschikt voor het op-15 slaan van diverse soorten informatiedragers die bijvoorbeeld verschillende soorten informatie over eenzelfde onderwerp kunnen bevatten. De eigenlijke doos kan bijvoorbeeld dienst doen voor het opbergen van een videocassette en de insteekflappen kunnen worden gebruikt voor gedrukte informatie. Om ook een compactdiskette goed te kunnen opbergen verdient 20 het de voorkeur dat een oppervlak van de tweede wikkelwand is voorzien van tenminste een houder voor een compact diskette.

De doos volgens de uitvinding zal nu in het volgende aan de hand van de bijgaande figuren in meer detail worden beschreven.

De figuren 1a, 1b en 1c tonen een eerste uitvoeringsvorm van een 25 doos volgens de uitvinding.

De figuren 2a, 2b en 2c tonen een tweede uitvoeringsvorm van een doos volgens de uitvinding.

De figuren 3a en 3b tonen een derde uitvoeringsvorm van een doos volgens de uitvinding.

30 Een verder ontwikkelde uitvoeringsvorm van de doos is geïllustreerd in de figuren 2a en 2b.

De in figuur 1a in perspectief getoonde doos bestaat uit een onderwand 10, een bovenwand 12 op afstand van en evenwijdig aan de onderwand 10, op elkaar aansluitend een voorwand 14, een eerste zijwand 16, een 35 achterwand 18 en een tweede zijwand 20 allen tussen onder- en bovenwand en loodrecht daarop. Verder is de doos voorzien van een langgerekt wikkelsegment 22 aansluitend aan de overgang tussen onderwand 10 en de voorwand 14. Dit wikkelsegment is in deze uitvoeringsvorm door twee 'i ö 0 $ 3 2 7 3 vouwlijnen 26 en 30 achtereenvolgens verdeeld in een eerste wikkelwand 24 ongeveer ter grootte van de voorwand 14, een tweede wikkelwand 28 ongeveer ter grootte van de bovenwand 12 en een derde wikkelwand 32 ook ongeveer ter grootte van de bovenwand 12.

5 In deze uitvoeringsvorm is in de tweede wikkelwand een houder 50 voor een compact disk (CD) 52 geïntegreerd. De wijze waarop dat kan worden gerealiseerd wordt voor de vakman bekend verondersteld.

Verder zijn aan de zijranden van de tweede wikkelwand sluitflappen 54 en 56 aangebracht elk voorzien van sluitlippen 58 respectievelijk 60 10 die door vouwlijnen van de respectieve sluitflappen zijn afgebakend.

Ter bescherming van de CD 52 wordt eerst de derde wikkelwand 32 rond de vouwlijn 30 over de tweede wikkelwand 28 gevouwen. Vervolgens wordt de wikkelwand rond de eigenlijke doos gevouwen waardoor in doorsneden zijaanzicht de situatie van figuur 1b wordt bereikt. Vervolgens 15 worden de sluitflappen 54 en 56 tegen de zijwanden 16 en 20 gebogen waarbij tevens de lippen 58 en 60, gebogen rond de vouwlijnen 55 en 57 in twee sleuven 61 en 63 onder aan de zijwanden 16 en 20 worden ingestoken. De dan bereikte situatie is in zijaanzicht geïllustreerd in figuur 1c.

20 Een verder ontwikkelde uitvoeringsvorm van de doos is geïllustreerd in de figuren 2a en 2b.

De in figuur 2a in perspectief getoonde doos bestaat weer uit een onderwand 10, een bovenwand 12 op afstand van en evenwijdig aan de onderwand 10, op elkaar aansluitend een voorwand 14, een eerste zijwand 25 16, een achterwand 18 en een tweede zijwand 20 allen tussen onder- en bovenwand en loodrecht daarop. Verder is de doos voorzien van een langgerekt wikkelsegment 22 aansluitend aan de overgang tussen onderwand 10 en de voorwand 14. Dit wikkelsegment is in deze uitvoeringsvorm door twee vouwlijnen 26 en 30 achtereenvolgens verdeeld in een eerste wikkel-30 wand 24 ongeveer ter grootte van de voorwand 14, een tweede wikkelwand 28 ongeveer ter grootte van de bovenwand 12 en een derde wikkelwand 32 ook ongeveer ter grootte van de bovenwand 12.

In deze uitvoeringsvorm zijn in de tweede wikkelwand een twee houders 70, 72 elk voor een mini compact disk (mini-CD) 74 en 76 geïnte-35 greerd. De wijze waarop dat kan worden gerealiseerd wordt weer voor de vakman bekend verondersteld.

Verder zijn aan de zijranden van de tweede wikkelwand sluitflappen 54 en 56 aangebracht elk voorzien van een sluitlippen 58 respectievelijk ^ \ \ ' O' J 'j-, il 4 60 die door vouwlijnen van de respectieve sluitflappen zijn a£gebakend.

De derde wikkelwand 32 is deels meerwandig uitgevoerd en voorzien van een insteekgleuf 78 waarvan in figuur 2a slechts een klein deel zichtbaar is. In deze gleuf 78 kan bijvoorbeeld de laatste bladzijde van 5 een brochure 80 of op corresponderende wijze de achterkaft van een boek 80 worden ingestoken.

Voor het sluiten van de doos wordt allereerst de derde wikkelwand 32 tezamen met het daarin gestoken boekje 80 via de vouwlijn 30 over de tweede wikkelwand gevouwen. Heeft het boekje 80 een substantiële dikte 10 dan kan het de voorkeur verdienen om op korte afstand naast de vouwlijn 30 een extra vouwlijn 30' (zie figuur 2a) aan te brengen en de afmetingen van het daarmee gerealiseerde compensatiesegment 29 aan te passen om zodoende voor de dikte van het boekje 80 te corrigeren.

Vervolgens wordt de wikkelwand rond de eigenlijke doos gevouwen 15 waardoor in doorsneden zijaanzicht de situatie van figuur 3b wordt bereikt. Vervolgens worden de sluitflappen 54 en 56 tegen de zijwanden 16 en 20 gebogen waarbij tevens de lippen 58 en 60, gebogen rond de vouwlijnen 55 en 57 in twee sleuven 61 en 63 onder aan de zijwanden 16 en 20 worden ingestoken. De dan bereikte situatie is nagenoeg dezelfde 20 als in zijaanzicht geïllustreerd in figuur 1C.

In de bovenwand 12 is een opening 90 aangebracht waardoor de inhoud van de doos zichtbaar is.

De in figuur 3a in perspectief getoonde doos bestaat uit een onderwand 10, een bovenwand 12 op afstand van en evenwijdig aan de onderwand 25 10, op elkaar aansluitend een voorwand 14, een eerste zijwand 16, een achterwand 18 en een tweede zijwand 20 allen tussen onder- en bovenwand en loodrecht daarop. Verder is de doos voorzien van een langgerekt wik-kelsegment 22 aansluitend aan de overgang tussen onderwand 10 en de voorwand 14. Dit wikkelsegment is door vouwlijnen 26, 30, 34 verdeeld 30 in een eerste wikkelwand 24 ongeveer ter grootte van de voorwand 14, een tweede wikkelwand 28 ongeveer ter grootte van de bovenwand 12, een derde wikkelwand 36 ongeveer ter grootte van de tweede wikkelwand 28 en een vierde wikkelwand 32 tussen de tweede en derde wikkelwand en met afmeti-gen ongeveer gelijk aan die van de achterwand 18.

35 Wordt het wikkelsegment 22 rond de doos, gevormd uit de boven- en onderwand, de voor- en achterwand en de twee zijwanden gewikkeld, dan ontstaat een situatie die in doorsneden zijaanzicht schematisch is weergegeven in figuur 3b. Aan het eind van het wikkelsegment, in het 100 6 3 2 7 5 bijzonder aan het eind van de derde wikkelwand 36 bevindt zich een sluitflap 40, die via de scharnierlijn 38 kan worden bewogen. Deze sluitflap 40 wordt aan het eind van het omwikkelproces ingestoken in de gleuf 42 die daartoe speciaal in de onderwand 12 is aangebracht.

5 In plaats van de ene sluitlip 40 kan de derde wikkelwand 36 ook voorzien worden van zijdelingse sluitflappen zoals de flappen 54 en 60 in figuur 1A.

In de getoonde uitvoeringsvorm is de voorwand 14 geopend en kan de doos bij geschikte dimensionering bijvoorbeeld worden gebruikt voor het 10 opbergen van een videoband. Het is echter ook mogelijk om de voorwand 14 gesloten uit te voeren en de bovenwand 12 althans gedeeltelijk open te laten, zodat via deze geopende wand 12 artikelen in de doos kunnen worden opgeslagen.

Het verdient verder de voorkeur dat de derde wikkelwand 28 voorzien 15 is van insteekvakken, die in figuur 1 schematisch met 44a, 44b en 44c zijn aangeduid. Het aantal en afmetingen daarvan kunnen uiteraard willekeurig worden gekozen. Het aanbrengen van dergelijke insteekvakken wordt voor een vakman bekend verondersteld. In deze insteekvakken kunnen bijvoorbeeld brieven, kaarten, diskettes en andere platte voorwerpen 20 worden gestoken. Eventueel moet, afhankelijk van het specifieke ge-bruiksdoel van vakken 44 de breedte van het wikkelsegment 24 worden aangepast om de benodigde ruimte te verschaffen. Na het omwikkelen van het wikkelsegment 22 worden deze artikelen dan ingeklemd tussen de bovenwand 12 en de tweede wikkelwand 28 en daardoor tegen invloeden van 25 buitenaf goed beschermd.

De tweede wikkelwand kan weer worden gebruikt voor het integreren van een CD-houder zoals getoond in de figuren 1 en 2, maar kan ook worden voorzien van een of meer houders voor het vasthouden van audiocassettes 80, 82 en 84 zoals in de figuur schematisch is weergegeven. Ook 30 combinaties van een of meer CD-houders en een of meer audiocassette-houders zijn natuurlijk mogelijk.

1 ö ö 6 3 2 7

Claims (9)

1. Doos bestaande uit: a) een onderwand, 5 b) een bovenwand op afstand van en evenwijdig aan de onderwand, c) op elkaar aansluitend een voorwand, een eerste zijwand, een achterwand en een tweede zijwand allen tussen onder- en bovenwand en loodrecht daarop, gekenmerkt door 10 d) een langgerekt wikkelsegment aansluitend aan de overgang tussen onderwand en voorwand, en door vouwlijnen achtereenvolgens verdeeld in d1) een eerste wikkelwand ongeveer ter grootte van de voorwand, d2) een tweede wikkelwand ongeveer ter grootte van de bovenwand, d3) een derde wikkelwand ongeveer ter grootte van de tweede wikkel-15 wand waarbij de derde wikkelwand is voorzien van in hoofdzaak evenwijdig aan der vouwlijnen verlopende insteekvakken.

2. Doos volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het wikkelsegment 20 tussen de tweede en derde wikkelwand voorzien is van een compensatieseg- ment waarvan de breedte althans bij benadering correspondeert met de dikte van de in de insteekvakken op te bergen artikelen.

3. Doos volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 25 tweede wikkelwand is voorzien van sluitmiddelen bestaande uit twee flappen, elk via een vouwlijn verbonden met een der zijranden van de tweede wikkelwand waarbij elke flap via een vouwlijn is verbonden met een sluitlip die ingestoken moet worden in daarvoor bestemde openingen in de onderwand dan wel in de beide zijwanden. 30

4. Doos volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het wikkelsegment tussen de tweede en derde wikkelwand voorzien is van: d3) een vierde wikkelwand ongeveer ter grootte van de achterwand.

5. Doos volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de derde wikkelwand is voorzien van sluitmiddelen bestaande uit twee flappen, elk via een vouwlijn verbonden met een der zijranden van de tweede wikkelwand waarbij elke flap via een vouwlijn is verbonden met een sluitlip die inge- 100 6 3 2 7 stoken moet worden in daarvoor bestemde openingen in de bovenwand dan wel in de beide zijwanden.

6. Doos volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat 5 een oppervlak van de tweede wikkelwand is voorzien van tenminste een houder voor een compact diskette.

7. Doos volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voorwand geopend is dan wel voorzien is van een opening. 10

8. Doos volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bovenwand voorzien is van een of meer openingen.

9. Doos volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 15 achterwand wordt gevormd door een via een vouwlijn aan de boven of onderwand bevestigde wand. ***** 100 03?T