NL1005353C2 - Anker en ontkoppelwerkwijze daarvoor. - Google Patents

Anker en ontkoppelwerkwijze daarvoor. Download PDF

Info

Publication number
NL1005353C2
NL1005353C2 NL1005353A NL1005353A NL1005353C2 NL 1005353 C2 NL1005353 C2 NL 1005353C2 NL 1005353 A NL1005353 A NL 1005353A NL 1005353 A NL1005353 A NL 1005353A NL 1005353 C2 NL1005353 C2 NL 1005353C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
anchor
coupling
shaft
pin
hook
Prior art date
Application number
NL1005353A
Other languages
English (en)
Inventor
Gijsbertus Degenkamp
Original Assignee
Vrijhof Ankers Beheer Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vrijhof Ankers Beheer Bv filed Critical Vrijhof Ankers Beheer Bv
Priority to NL1005353A priority Critical patent/NL1005353C2/nl
Priority to BR9807724-4A priority patent/BR9807724A/pt
Priority to AU61242/98A priority patent/AU6124298A/en
Priority to EP98905878A priority patent/EP0961728B1/en
Priority to US09/367,761 priority patent/US6311636B1/en
Priority to PCT/NL1998/000102 priority patent/WO1998036963A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1005353C2 publication Critical patent/NL1005353C2/nl
Priority to NO19994054A priority patent/NO320059B1/no

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D5/00Bulkheads, piles, or other structural elements specially adapted to foundation engineering
    • E02D5/74Means for anchoring structural elements or bulkheads
    • E02D5/80Ground anchors
    • E02D5/803Ground anchors with pivotable anchoring members
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B21/00Tying-up; Shifting, towing, or pushing equipment; Anchoring
    • B63B21/22Handling or lashing of anchors
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B21/00Tying-up; Shifting, towing, or pushing equipment; Anchoring
    • B63B21/24Anchors
    • B63B21/46Anchors with variable, e.g. sliding, connection to the chain, especially for facilitating the retrieval of the anchor
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B21/00Tying-up; Shifting, towing, or pushing equipment; Anchoring
    • B63B21/24Anchors
    • B63B21/26Anchors securing to bed
    • B63B2021/262Anchors securing to bed by drag embedment

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Piles And Underground Anchors (AREA)
  • Joining Of Building Structures In Genera (AREA)
  • Dowels (AREA)

Description

Nr. 1005353
Anker en ontkoppelwerkwijze daarvoor.
De uitvinding heeft betrekking op een anker met een vloei en een schacht, welke schacht stijf kan zijn of opgebouwd kan zijn uit draden, en aan het boveneind verbonden is met een ankerlijn.
5 Dergelijke ankers worden gebruikt voor het vastleggen van drijvende voorwerpen ten opzichte van een waterbodem, zoals semi-submersibles die gebruikt worden in de exploratie en exploitatie van zeebodems.
Bij installatie worden de ankers neergelaten op 10 de waterbodem en dan door het uitoefenen van een trekkracht op de ankerlijn die verbonden is met het boveneind van de schacht in de grond getrokken totdat het anker daarin voldoende ver gepenetreerd is voor het leveren van de vereiste houdkracht. De genoemde ankerlijn, tot dan toe 15 gebruikt als installatielijn, kan eventueel gebruikt worden voor het verbinden van het voorwerp en het anker.
Voor bepaalde verankeringssystemen, zoals zogenaamde verticale verankeringssystemen, is het wenselijk dat de meer- of lastlijnen een kracht uitoefenen op de 20 vloei die zoveel mogelijk loodrecht op de vloei staat en gericht is door het oppervlaktezwaartepunt van de vloei. Dit kan bereikt worden door het punt van aangrijping van de installatieli jn op de schacht naar een verder naar achter gelegen plaats op de schacht te verplaatsen, of 2 5 door het verdraaien van de schacht ten opzichte van de 1005353 2 vloei. Alternatief kan gebruik gemaakt worden van een extra lastlijn, die van te voren op de gewenste plaats bevestigd is aan het anker, bijvoorbeeld op de vloei, ter plaatse van het oppervlaktezwaartepunt daarvan. Voorbeel-5 den van dergelijke oplossingen zijn beschreven in aan-vraagsters internationale octrooiaanvragen PCT/NL92/00144 en PCT/NL93/00257, de inhoud waarvan hier als ingelast dient te worden beschouwd. Ook kan verwezen worden naar de internationale octrooiaanvragen PCT/GB92/02210 en 10 PCT/GB96/01755, waaruit ankers bekend zijn waarvan de hoek tussen de schacht en de vloei gewijzigd kan worden. In een uitvoering geschiedt dit door de schacht uit twee delen te laten bestaan, waarbij een schuin naar voren staand deel verbonden is met de installatielijn en het andere, rech-15 topstaande deel verbonden is met een (verticale) lastlijn. Door aan de lastlijn te trekken breekt een pen waardoor een ontkoppelmechanisme voor de verbinding tussen het schuine schachtdeel en de vloei gelost wordt. In een andere uitvoering is er sprake van een schacht, die met 20 behulp van een verwijderbare keg die tussen schacht en vloei geklemd is aanvankelijk in een schuine stand vastgezet is. Door aan een extra treklijntje te trekken breekt een bout waarna een stang die aan het ondereind voorzien is van de keg langs de schacht omhoog verschoven 25 kan worden om de keg te lichten, waarna de schacht rechtop gedraaid kan worden. In weer een andere uitvoering wordt de hoek vergroot door het met behulp van de ankerlijn omtrekken van de schacht van de installatiestand naar een verticale stand, door het omtrekken van de schacht en het 30 daarbij laten bezwijken van een verbinding tussen schacht en vloei.
Het kan ook gewenst zijn om na het in de grond trekken van een anker de installatielijn terug te winnen, eventueel met de schacht. Voor verbinding van (de rest 35 van) het anker met het voorwerp is dan reeds een extra ankerlijn bevestigd aan de vloei of (wanneer deze verbonden blijft met de vloei) met de schacht. De verbinding 1005353 3 tussen de installatielijn en de schacht danwel de verbinding tussen de schacht en de vloei kan daartoe ingericht zijn om te bezwijken bij een bepaalde trekkracht. Alternatief kan de verbinding schacht-vloei op afstand, bijvoor-5 beeld met een extra treklijntje, bedienbaar zijn voor ontkoppeling. Voorbeelden van ankers die daartoe zijn ingericht zijn omschreven in de voomoemde internationale octrooiaanvrage PCT/NL92/00144.
Het kan voorts gewenst zijn om de hoek tussen 10 schacht en vloei te wijzigen om het anker, althans de vloei, uit de grond te kunnen trekken om het (kostbare) anker opnieuw te kunnen gebruiken. Uit de internationale octrooiaanvrage PCT/NL92/00144 is een anker bekend waarvan de schacht op twee in langsrichting van de vloei op af-15 stand gelegen plaatsen verbonden is met de vloei, waarbij een van de verbindingen van op afstand losmaakbaar is, bijvoorbeeld met een extra treklijntje of op akoestische wijze, en de andere, bij voorkeur voorste verbinding een scharnier is. Door de eerstgenoemde verbinding te lossen 20 zal de vloei alleen nog maar ter plaatse van de scharnier-verbinding verbonden zijn met de vloei, die bij het uittrekken van het anker zich kan richten in een oriëntatie van de geringste weerstand. In een uitvoering is de eerstgenoemde verbinding ook verstelbaar, waardoor de hoek 25 tussen schacht en vloei vergroot kan worden teneinde het anker in te kunnen zetten in de voornoemde verticale verankeringssystemen.
Voor al deze omzettingen is het nodig om een onderdeel te laten bezwijken alvorens de betreffende 30 verbinding ontkoppeld kan worden en/of zijn bijzondere hulpmiddelen, zoals bijvoorbeeld treklijnen, akoestische middelen en hydraulische middelen nodig. Hierdoor bestaat enerzijds het risico, dat de betreffende verbinding bij een onvoorzien overschrijden van de bezwijkgrens van het 35 onderdeel (lang) voordat zulks gewenst lost en men het anker weer in moet halen om dat opnieuw te installeren of moet afzien van een toekomstige mogelijkheid van omzet- 1005353 4 ting. Zou men dit risico willen vermijden -zo dat al mogelijk is- dan zou men omzichtig moeten manoeuvreren met het anker.
Anderzijds maken de genoemde hulpmiddelen het 5 anker kostbaar en vatbaar voor beschadiging en daardoor storingsgevoelig voor wat betreft de omzettingsfunctie.
Een doel van de uitvinding is om een anker te verschaffen waarin op eenvoudige en betrouwbare wijze, op het gewenste ogenblik, een van de genoemde typen omzettin-10 gen, van de installatiefase naar de gebruiksfase of van de gebruiksfase naar de inhaalfase, kan plaatsvinden. Voorts is een doel van de uitvinding hiervoor een werkwijze te verschaffen.
Hiertoe voorziet de uitvinding in een anker met 15 een vloei met een langsas die zich van het achtereind van de vloei naar het vooreind daarvan uitstrekt en met verbindingsmiddelen voor verbinding van de vloei met het benedeneind van een ankerlijn, welke verbindingsmiddelen een ankerschacht omvatten, waarbij de verbindingsmiddelen 20 tenminste een koppeling omvatten met twee samenwerkende koppeldelen, waarvan de eerste aan de vloeizijde van de koppeling gelegen is en direct of indirect verbonden is met de vloei om de beweging daarvan te volgen en de tweede aan de ankerli jnzi jde van de koppeling gelegen is en 25 direct of indirect verbonden is met de ankerlijn, waarbij het anker voorts omvat bedieningsmiddelen voor de koppeling die geactiveerd worden door verzwaaiing van de gespannen ankerlijn om de hoek daarvan ten opzichte van de langsas van de vloei te wijzigen en dan het eerste en het 30 tweede koppeldeel onderling verplaatsen van een koppel-stand naar een stand waarin het tweede koppeldeel loskomt danwel uit koppelaangrijping komt van het eerste koppeldeel, waarbij het tweede koppeldeel een middels de manipulatie van de ankerlijn losbare koppelhaak omvat.
3 5 In het anker volgens de uitvinding is de te ontkoppelen verbinding op eenvoudige wijze en alleen op wens te lossen door het verzwaaien van de ankerlijn, die 1005353 5 een installatielijn danwel een lastlijn kan zijn.
Bij voorkeur is de koppeling zodanig ingericht, dat bij een verder trekken aan diezelfde ankerlijn, dus in een vloeiende, voortgezette beweging, de beide koppeldelen 5 geheel van elkaar verwijderd worden en de daarmee samenhangende onderdelen van het anker op afstand van elkaar gebracht worden.
Bij voorkeur zij de bedieningsmiddelen ingericht voor het laten verdraaien van het tweede koppeldeel van de 10 koppelstand naar de loskomstand. Hierdoor kan de draaibeweging van de ankerlijn op efficiënte wijze benut worden voor het ontkoppelen, zonder dat ingewikkelde overbrengmechanismen nodig zijn.
In een verdere uitvoering hiervan omvat het 15 eerste koppeldeel een pen waaromheen de koppelhaak grijpt, waarbij de bedieningsmiddelen ingericht zijn voor het laten verdraaien van de haak om een as, die parallel is aan en op afstand ligt van de pen. Een dergelijke ontkoppelbare verbinding is zeer eenvoudig in uitvoering en in 2 0 werking en kan op verschillende plaatsen in het anker worden toegepast zonder ingewikkelde bijkomende voorzieningen daarvoor.
De bedieningsmiddelen omvatten dan bij voorkeur een eerste aanslagvlak dat althans zolang de haak en de 25 pen met elkaar gekoppeld zijn plaatsvast is ten opzichte van de pen alsmede een tweede aanslagvlak op de haak dat een geheel daarmee vormt, waarbij het eerste aanslagvlak een begrenzing vormt voor de verplaatsing van het tweede aanslagvlak bij verdraaiing van de haak om de pen en 30 daarmee een draaipunt vormt voor de haak.
Het tweede aanslagvlak ligt bij voorkeur ten hoogste 180 graden in omtreksrichting van de haak verwijderd van het uiteinde van de haak om het loskomen van de haak te vergemakkelijken.
35 Bij voorkeur is daarbij de pen voorzien van een afplatting aan de van de haakopening afgekeerde zijde van de pen, om het laatste stadium van het lossen te bevorde- 1005353 6 ren.
De koppeling volgens de uitvinding kan met voordeel toegepast worden om een hoekvergroting tussen twee gedeelten van het anker te bewerkstelligen. Hierbij 5 omvatten de verbindingsmiddelen een tweede, zich parallel aan de door de koppeldelen gevormde koppeling uitstrekkende, blijvende, latent aanwezige verbinding tussen de door de beide koppeldelen met elkaar verbonden delen van het anker, die werkzaam wordt na het losmaken van de kop-10 peling.
De genoemde verbinding kan een kabel of ketting zijn, of een stijf element, dat uitschuifbaar of uitklapbaar is.
In het laatste geval kan, in het geval van een 15 haakvormig tweede koppeldeel, deze haak middels een tweede pen verdraaibaar doch blijvend bevestigd zijn aan een eind van een langwerpig, stijf tussendeel, dat aan het andere eind middels een derde pen verdraaibaar verbonden is met een deel van het anker dat een stijf geheel vormt met de 20 pen, die tussen de tweede en de derde draaipen gelegen is in de koppelstand.
In een mogelijke verdere ontwikkeling hiervan omvat het tussendeel een langsgleuf die concentrisch ligt ten opzichte van de pen en waarin de tweede pen kan 25 verschuiven tot aan aanslag daarvoor, waarna de aanslag met de tweede pen een draaipunt vormt voor de haak.
In een andere mogelijke verdere ontwikkeling is de tweede pen vast verbonden met het tussendeel en de haak bij het ontkoppelen om de tweede pen verdraait.
30 Verdere voordelige uitvoeringen van het anker en de werkwijze volgens de uitvinding zijn onderwerp van de conclusies en van de hiernavolgende beschrijving van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelden.
35 Getoond wordt in:
Figuren 1A-D een eerste voorbeelduitvoering van een anker volgens de uitvinding, in opeenvolgende stadia; 1005353 7 figuren 2A-G een voorbeelduitvoering van een koppeling van het anker volgens de uitvinding, in opeenvolgende stadia en in doorsnede, alsmede in een alternatieve uitvoering; 5 figuren 3A-D een schachthoekverstelmechanisme dat gelegen is aan het boveneind van een schacht, tijdens opeenvolgende stadia; figuren 4A, 4B en 4C een alternatief hoekver-stellingsmechanisme waarin een koppeling volgens de uit-10 vinding is opgenomen; figuren 5A-D een andere voorbeelduitvoering van een anker volgens de uitvinding, waarbij de koppeling gebruikt wordt om het anker gemakkelijk in te kunnen halen; 15 figuur 6 een detail van een mogelijke uitvoering van de koppeling in een anker volgens de uitvinding; figuren 7A-C een van meerdere koppelingen voorzien anker volgens de uitvinding; en figuur 8 een ander voorbeeld van het anker 20 volgens de uitvinding.
In de figuren 1A-D omvat het anker 1 een vloei 8, waarop vaste ophangpunten of steunen 9 en 10 bevestigd zijn, die elk bestaan uit twee opstaande platen waartussen respectievelijke pennen 11 en 12 bevestigd zijn. Begrepen 25 zal worden dat er twee of meer steunen 9 en twee of meer steunen 10 aanwezig zijn. Elk van deze steunen vormt de bevestigingspunt voor de ondereinden of sokken van schachtdraden 3 en 4, die bovenaan samenkomen ter plaatse van sluiting 5, waaraan het ondereind van een ankerlijn 2 30 bevestigd is. Aan de ondereinden van de schachtdraden 3 en 4 zijn haakvormige bevestigingen 6 en 7 aangebracht, waarvan de haken precies passen bij de voornoemde pennen 11 en 12. In de in figuur IA weergegeven toestand zijn de haken 6 en 7 opgesloten op de pennen 11 en 12, door ge-35 richte vormgeving van de haken en de steunen. Hierop zal nog nader worden ingegaan bij de bespreking van de figuren 2A-E.
1 0 0 5 3 5 3 8
In figuur IA is de stand weergegeven aan het eind van het laten penetreren van het anker 1. Het is vaak gewenst om de voor het installeren gebruikte ankerlijn 2 opnieuw te kunnen gebruiken. Deze ankerlijn is namelijk 5 niet altijd geschikt voor gebruik tijdens het feitelijke verankeren of is daarvoor te duur. Het is dan voordelig indien de vloei 8 met een andere ankerlijn, de lastlijn of meerlijn, bevestigd wordt met het te verankeren voorwerp, bijvoorbeeld in een verticaal verankeringssysteem zoals 10 dat besproken wordt in de in de inleiding genoemde Internationale octrooiaanvragen. In deze figuren is een bevestiging voor een dergelijke lastlijn niet weergegeven, maar begrepen zal worden dat deze dan aanwezig zal zijn.
Hier gaat het om het op een gemakkelijke wijze 15 terugwinnen van de installatielijn 2, met de schachtdraden 3, 4 daar nog bij. Daartoe wordt behulp van het vaartuig waarmee de installatielijn 2 verbonden is, op de tekening gezien naar links gevaren, waardoor de lijn 2, onder straktrekken in de richting B, omzwaait in de richting A. 20 Hierdoor zullen de schachtdraden 4 slap gaan staan en blijven de schachtdraden 3 strak staan. De voorste haken 6 zullen draaien in de richting C. Op een bepaald moment(zie figuren 2A-E) zal de haak 6 van de pen 11 afgedwongen zijn en loskomen, waarna, bij voortdurende trek in de richting 25 B en voortdurend omzwaaien in de richting A de schachtdraden 4 strak zullen gaan staan. Bij voortgaande verzwaaiing in de richting A volgt nu voor de haken 7 ten opzichte van de pen 12 dezelfde procedure, totdat de situatie in figuur 1D weergegeven bereikt is en de beide schachtdraden 3 en 4 30 los zijn van de vloei 8.
In de figuren 2A-E is te zien hoe de haken 6 losraken. De hier weergegeven haak 6 is in figuur IA nog vastgekoppeld aan de steun 9 met de pen 11. Zoals in de doorsnede van figuur 2F te zien is, is de steun 9 gevormd 35 als een opstaande plaat met een gat 16, waarin de pen 11 gestoken is. Op de haak 6 zijn aan weerszijden platen 6a, 6b gelast, die ervoor zorgen dat de pen 11 niet los kan 1005353 9 komen. De platen 6a en 6b zorgen bovendien voor een versterking van de haak 6, zodat de trekkrachten zonder vervorming van de haak overgedragen kunnen worden tijdens installatie.
5 Beneden de pen 11 bevindt zich een bodem 14 (figuur 2A) , die cirkelvormig is en een in het gedeelte 14a een kromming heeft die gelijk is aan een die concentrisch is ten opzichte van de hartlijn van de pen 11, het opsluitgedeelte, en een gedeelte 14b dat daarvan naar 10 buiten wijkt. Aan het rechter eind gaat het gedeelte 14b over in een horizontaal vlak 15, dat daarvan wegloopt. De pen 11 is voorts voorzien van een afschuining 13 aan de loszijde voor de haak. De plaat 9 is aan het boveneind voorzien van een nok 17, die in eenzelfde verticaal vlak 15 ligt als de aan de binnenin de haak 6 aangevormde nok 19 (niet weergegeven in figuur 2F) . Bij verdraaiing in de richting C van de haak 6 zullen de nokken 17 en 19 zoals in figuur 2B te zien is, tegen elkaar aankomen om bij verdere verdraaiing (figuur 2C) in C' een draaipunt 20 20 voor de haak te vormen, dat op afstand ligt van de hart lijn van de pen 11. Het uiteinde 18 van de haak 6, dat op 180° ligt van het draaipunt 20 (beschouwd om pen 11) zal dan los willen komen van de pen 11, hetgeen mogelijk gemaakt wordt door de ruime kromming van het vlak 14b. Bij 25 verder verdraaien volgens C' krijgt het haakvormige uiteinde 18 als gevolg van het teruggelegen vlak 15 meer ruimte en uiteindelijk treedt de situatie weergeven in figuur 2E op, waarin het uiteinde van de haak als gevolg van de afschuining 13 langs de pen 11 omhoog weg kan 30 bewegen van de steun 9. Begrepen zal worden dat een verge lijkbare inrichting toegepast kan worden bij de achterste steun 10 op de vloei 8, voor de haak 7, die dan in de richtign D verdraaid zal worden.
In figuur 2G is eem eenvoudig alternatief voor 35 de koppeling van de figuren 2A-F getoond. Het opsluitgedeelte 14a is hierbij vervangen door een aan de plaat 9 gelaste opsluitnok 14c. Het eind 18 kan langs de nok 14c 1005353 10 naar buiten verdraaien wanneer het draaipunt 20 gerealiseerd is.
In de figuren 3A-D is een zogenaamde schacht -hoekversteller 31 weergegeven, zoals bijvoorbeeld omschre-5 ven is in aanvraagster's Internationale octrooiaanvrage PCT/NL93/00257. De ankerlijn 32 is met behulp van sok 40 ter plaatse van scharnierpen 41 blijvend bevestigd aan één eind van een langwerpige plaat 35, aan het andere eind waarvan een sluiting 37 voor achterste schachtdraden 34 10 middels scharnierpen 38 bevestigd is. Er kan hierbij sprake zijn van twee platen 35, die naast elkaar liggen en tussen zich een opneemruimte bepalen voor een tweede plaat 36, die met de plaat 35 scharnierbaar verbonden is ter plaatse van de scharnierpen 38 en voorzien is van een tot 15 aan het binnenoppervlak van de plaat 35 reikende vaste pen 39. De plaat 36 is voorts ter plaatse van scharnierpen 43 verbonden met sluiting 42 voor voorste schachtdraden 33.
Bijzonder is nu dat het eindblok 40 aan het ondereind voorzien is van een haak 44, die tijdens het 20 installeren van het anker, waartoe de schachtdraden 33, 34 behoren, als gevolg van de trekrichting de pen 3 9 omgrijpt. Hierdoor worden de platen 35 en 36 bij elkaar gehouden in een ingeklapte toestand. De haak 44 vorm hier met de pen 3 9 een grendelmechanisme dat ontkoppeld kan 25 worden.
Wordt nu de aangehaalde ankerlijn 32 omgezwaaid in de richting E, dan zal spanning blijven bestaan in de voorste schachtdraden 33 en deze zullen meezwaaien naar een meer opstaande stand. De platen 35 en 36 zullen even-30 eens meeverdraaien, in een richting tegen de klokwijzers in. Door de verslapping van de schachtdraden 34 kan de ankerlijn 32 in (trek) lijn (F) komen te liggen met de voorste schachtdraden 33. De plaats van de pen 3 9 is nu zodanig ten opzichte van die treklijn, dat de haak 44 vrij 35 is gekomen van de pen 39, die overigens weer voorzien kan zijn van een afschuining om het moment van lossen te vervroegen.
1 0 0 5 3 5 3 11
Vervolgens kan de plaat 36 in de richting G om de scharnierpen 38 kantelen naar de in de figuur 3D weergegeven toestand, waarin de afstand tussen de draaipen 41 en de sluiting 42 vergroot is en bijgevolg de schacht 5 gevormd door schachtdraden 33 en 34 onder grotere openingshoek ten opzichte van de vloei zal kunnen staan dan in de situatie in figuur 3A het geval was.
In de figuren 4A en 4B is het anker 51 voorzien van een vloei 58 met voorste steunen 59 en achterste 10 steunen 60, die respectievelijk voorzien zijn van pennen 61 en 62, een en ander in overeenstemming met het anker van de figuren 1A-D. De ankerlijn 52 is via sluiting 55 verbonden met voorste respectievelijk achterste schachtdraden 53 en 54, waarbij de achterste schachtdraden 54 15 middels een eindblok of sok 57 vast maar scharnierbaar verbonden zijn, via pen 62 met steun 60 op vloei 58. De voorste schachtdraden 53 zijn echter voorzien van sokken met haken 56, die grotendeels overeen kunnen komen met de haak van de figuren 2A-E. Hetzelfde geldt voor de steun 20 59: deze kan overeenkomen met steun 9.
Bijzonder is nu dat de haak 56 binnen in de kanten voorzien is van pen 66, die verschuifbaar opgenomen is in gleuf 70 die vervaardigd is in een geknikte langwerpige plaat 65, die aan het andere eind ter plaatse van 25 scharnier 68 verbonden is met steun 67 die vast is aan de vloei 58. In de in figuur 4A weergegeven toestand loopt de gleuf 70 volgens een kromming die concentrisch is met de hartlijn van de pen 61. De haak 56 is verder voorzien van twee aangesloten zijplaten 56a, b, net als de eerder 30 besproken haak 6.
Wanneer de ankerlijn 52 aangetrokken wordt in de richting I en omgezwaaid wordt in de richting H zal de haak 56 mee verdraaien, waarbij de pen 66 naar links loopt in de gleuf 70. Wanneer de pen 66 de eindbegrenzing 69 van 35 de gleuf 70 bereikt wordt aldaar een draaipunt gevormd, dat vergelijkbaar is met draaipunt 20 in de figuren 2C-E. Bij voortgaande verzwaaiing in de richting H komt de haak 1 0 05 3 5 3
A
12 56 los, maar doordat de pen 66 opgesloten blijft in de langwerpige plaat 65 en daardoor de haak verbonden blijft, zij het indirect via 68, met de vloei 58, zal het effect zijn dat de afstand langs de voorste schachtdraden 53 5 tussen de sluiting 55 en de vloei 58 vergroot wordt, waardoor de naar voren openende schachthoek vergroot wordt. In het in figuur 4B weergegeven geval kan het anker 51 gebruikt worden voor een verankeringssysteem waarbij loodrecht op de vloei getrokken wordt. In plaats van de 10 stijve platen 65 kan ook een flexibele ketting of kabel gebruikt worden, die verbonden is met de haak en de vloei.
In de figuren 5A-D is weer een voorbeeld weergegeven van een anker 71, die voorzien is van een schacht -hoekversteller 80, 81 als van een losmaakbare koppeling 15 volgens de uitvinding aan het ondereind van de voorste schachtdraden 73. De achterste schachtdraden 74 zijn blijvend doch scharnierbaar verbonden met de vloei van het anker. Door het in de richting J omzwaaien van de anker-lijn 72 en daarbij in de richting K, K' te trekken komt de 20 haak 76 los van de pen 81 van de steun 79. Deze constructie is vergelijkbaar met die bij de figuren 1A-D en 2A-E of 2G.
In figuur 6 is een verbindingsinrichting 90 volgens de uitvinding weergegeven, die te vinden is aan 25 het boveneind van een schacht, hier bestaande uit voorste en achterste schachtdraden 93 respectievelijk 94. De inrichting 90 omvat een of meer parallelle platen 113' , waaraan meerdere sluitingen voor meerdere draden of anker-lijnen bevestigd zijn. De achterste schachtdraden 94 zijn 30 via oog 95 en sluiting 97 ter plaatse van draaipen 99 verbonden met de inrichting 90, terwijl de voorste schachtdraden 93 via oog 96 en sluiting 98 met scharnier-pen 100 daarmee verbonden zijn. Voorts is een (verticale) lastlijn 91 via sluiting 103 en draaipen 104 verbonden met 35 de inrichting 90. Aan het andere eind is de installatie-lijn 92 via haak 101 en pen 102 verbonden met de inrichting 90. Het ondereind van de haak 101 wordt daarbij 1005353 13 tussen draaipen 102 en wig 112 opgesloten gehouden. Deze wig 112 is zelf opgesloten tussen sluiting 98 en haak 101 en ter plaatse van draaipen 111 verbonden met een bedie-ningsstang 110, die aan het andere eind ter plaatse van 5 109 draaibaar verbonden is met hefboom 107, die met behulp van draaipennen 108 verdraaibaar verbonden is met de inrichting 90. Het andere eind van de hefboom 107 is met draaipen 106 verbonden met uitsteeksel 105, dat als één geheel gevormd is met de sluiting 103.
10 Na het tot in de juiste positie intrekken van het anker met behulp van de installatielijn 92 zal men de installatielijn 92 weer willen terugwinnen en de lastlijn 91 aan willen spannen. Wanneer de lastlijn 91, die ook als een ankerlijn beschouwd dient te worden, in de richting L 15 omgezwaaid wordt zal de draaipen 106 in de richting M meedraaien en de draaipen 109 in de richting N tegendraai-en. Als gevolg hiervan zal de staaf 110 verschuiven in de richting 0, waardoor de wig 112 uit de ruimte tussen de sluiting 98 en de haak 101 getrokken zal worden, daarbij 20 neerwaartse ruimte verschaffend voor de haak 101. De haak 101 kan nu loskomen van de pen 102, bijvoorbeeld door neerwaarts te vallen of door verder trekken aan de lijn 91. Het verwijderen kan ook bevorderd worden door het in de richting P omzwaaien van de installatielijn 92. De 25 installatielijn 92 kan daarna ingehaald worden en de lastlijn 91 verder gespannen worden, waarbij tevens het gevolg is dat de positie van de draaipennen 99 en 100 gewijzigd zal worden en de schachthoek vergroot wordt.
In de figuren 7A-C is het principe volgens de 30 uitvinding meervoudig toegepast. Het anker 200, van het zogenaamde Stevpris-type, welk type verkrijgbaar is bij aanvraagster, heeft een vloei 204 en een stijve schacht 213 die bestaat uit twee gelijke platen, waarbij - zoals schematisch is weergegeven - op beide platen, op halve 35 hoogte, een pen 206 aangebracht is en waarbij aan het boveneind de platen met elkaar verbonden zijn middels pen 205. Om de pen 205 grijpt een haak 211, die bevestigd is 1005353
A
14 aan de ankerlijn 202, die wordt gebruikt tijdens installatie. Ter plaatse van 208 is het boveneind van de haak 211 echter nog verbonden met twee verlengstukken 203a, 203b van de ankerlijn 202, welk verlengstukken 203 elk ter 5 plaatse van 209 verbonden zijn met een vergelijkbare haak 212. Deze haken 212 grijpen op de hiervoor beschreven wijze om de respectieve draaipennen 206 en zijn daarbij in zijwaartse richting opgesloten. De haken 212 zijn ieder ter plaatse van 209 weer verbonden met een verdere ver-10 lengstukken 204a, b van de ankerlijn. Deze verlengstukken 204a, b zijn tenslotte ter plaatse van de 210 bevestigd aan het boveneind van de schacht 213.
Wanneer het gewenst is om na installatie het anker te gebruiken in verankeringssystemen, waarin in 15 hoofdzaak loodrecht op het bovenoppervlak van de vloei getrokken moet worden, wordt de installatielijn 202 omgelegd in de richting Q onder het uitoefenen van trekkrachten in de richting R. Op de hiervoor beschreven wijze zal de haak 211, vanwege het feit dat het anker 200 door de 20 grond in positie wordt gehouden, verdraaien om de pen 205 en loskomen. Dan is de situatie weergegeven in figuur 7B bereikt, waarin de ankerlijn 202, 203a, b met behulp van haak 212 en pen 206 verbonden is met het anker 200. Die situatie is de gebruikssituatie, waarin de ankerlijn 202 25 nagenoeg samenvalt met de lijn X die loodrecht staat op het oppervlak van de vloei 214 en door het oppervlakte-zwaartepunt daarvan heen gaat.
Wanneer het gewenst is om het anker 2 00 weer in te halen, verzwaait men de ankerlijn 202 weer verder in de 30 richting Q om op de eerder besproken wijze de haken 212 te laten lossen van de pennen 206. Dan verplaatst het aangrijpingspunt van de ankerlijn 202, 203a, b, 204a, b naar punt 210 bovenaan de schacht, en kan het anker 200 met een voldoende schuine stand van de ankerlijn uit de bodem 35 getrokken worden.
Begrepen zal worden dat het koppelmechanisme volgens de uitvinding alsmede de bedieningsmiddelen daar- 1005353
Oh 15 voor velerlei vormen kunnen hebben. Zo kan, zoals weergegeven in figuur 8, in een anker 301 met een vloei 318 en een stijve schacht 303 een hefboommechanisme voorzien worden, dat zich langs de schacht naar een achterste 5 bevestigingspunt 311 van de schacht op de vloei uitstrekt. Het hefboommechanisme werlt aldus dat verdraaiing in richting S van de strakke ankerlijn 3 02 de sluiting 3 05 verdraait om draaipen 306, waarbij de met sluiting 305 draai-vaste hefbomen 307 mee verdraaien. De arm 307 is met pen 10 308 scharnierbaar verbonden met stang 309, die verschuift in de richting T. Ter plaatse van de bevestiging 311 bevindt zich een niet nader weergegeven koppeling waarmee het tweede koppeldeel ten opzichte van het met de vloei vaste eerste koppeldeel verplaatst wordt om deze te ont-15 koppelen en de bevestiging 311 te lossen. De schacht 303 blijft dan met de voorste scharnierverbinding 310 verbonden met de vloei 308.
In veel gevallen zal de meest voordelige aanpak zijn om de ankerlijn bij het ontkoppelen te verzwaaien in 20 een de hoek met de vloei vergrotende richting. Begrepen zal worden dat het echter ook mogelijk zal zijn om de koppeling zodanig in te richten, dat verzwaaiing in de tegengestelde richting nodig is.
1 0 0 5 3 5 3

Claims (35)

1. Anker met een vloei met een langsas die zich van het achtereind van de vloei naar het vooreind daarvan uitstrekt en met verbindingsmiddelen voor verbinding van 5 de vloei met het benedeneind van een ankerlijn, welke verbindingsmiddelen een ankerschacht omvatten, waarbij de verbindingsmiddelen tenminste één koppeling omvatten met twee samenwerkende koppeldelen, waarvan de eerste aan de vloeizijde van de koppeling gelegen is en direct of in-10 direct verbonden is met de vloei om de beweging daarvan te volgen en de tweede aan de ankerlijnzijde van de koppeling gelegen is en direct of indirect verbonden is met de ankerlijn, waarbij het anker voorts omvat bedieningsmid-delen voor de koppeling die geactiveerd worden door 15 verzwaaiing van de strak gehouden ankerlijn om de hoek daarvan ten opzichte van de langsas van de vloei te wijzigen en dan het eerste en het tweede koppeldeel onderling verplaatsen van een koppelstand naar een stand waarin het tweede koppeldeel loskomt danwel uit koppelaangrijping 20 komt van het eerste koppeldeel, waarbij het tweede koppeldeel een middels de manipulatie van de ankerlijn losbare koppelhaak omvat.
2. Anker volgens conclusie 1, waarbij de koppeling ingericht is opdat na het loskomen van de koppelhaak 25 door het trekken aan de ankerlijn deze geheel weggelicht kan worden van het eerste koppeldeel.
3. Anker volgens conclusie 1 of 2, waarbij de bedieningsmiddelen voorzien zijn van middelen voor het - bij genoemde verplaatsing - van het eerste koppeldeel af 30 dwingen van het tweede koppeldeel.
4. Anker volgens conclusie 1 of 2, waarbij de bedieningsmiddelen ingericht zijn voor het laten verdraai-
1. C 5 I 5 3 en van de koppelhaak van de koppelstand naar de loskom-stand, waarbij het eerste koppeldeel bij voorkeur een pen omvat waaromheen de koppelhaak grijpt, waarbij de bedie-ningsmiddelen ingericht zijn voor het laten verdraaien van 5 de haak om een as, die parallel is aan en op afstand ligt van de pen.
5. Anker volgens conclusie 4, waarbij de bedie-ningsmiddelen een eerste aanslagvlak omvatten dat althans zolang de koppelhaak en de pen met elkaar gekoppeld zijn 10 plaatsvast is ten opzichte van de pen alsmede een tweede aanslagvlak op de haak dat een geheel daarmee vormt, waarbij het eerste aanslagvlak een begrenzing vormt voor de verplaatsing van het tweede aanslagvlak bij verdraaiing van de haak om de pen en daarmee een draaipunt vormt voor 15 de haak.
6. Anker volgens conclusie 5, waarbij het tweede aanslagvlak ten hoogste 180 graden in omtreksrichting van de haak verwijderd ligt van het uiteinde van de koppelhaak . 2 0 7. Anker volgens conclusie 5 of 6, waarbij de pen voorzien is van een afplatting aan de van de haakope-ning afgekeerde zijde van de pen.
8. Anker volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de verbindingsmiddelen een tweede, zich parallel 25 aan de door de koppeldelen gevormde koppeling uitstrekkende, blijvende, latent aanwezige verbinding tussen de door de beide koppeldelen met elkaar verbonden delen van het anker omvat, die werkzaam wordt na het losmaken van de koppeling.
9. Anker volgens conclusie 8, waarbij de genoem de verbinding een kabel of ketting is.
10. Anker volgens conclusie 8, waarbij de genoemde verbinding een stijf element is dat uitschuifbaar of uitklapbaar is.
11. Anker volgens conclusie 4 en 10, waarbij de koppelhaak middels een tweede pen verdraaibaar doch blijvend bevestigd is aan een eind van een langwerpig, stijf 1. o 5 3 5 3 tussendeel, dat aan het andere eind middels een derde pen verdraaibaar verbonden is met een deel van het anker dat een stijf geheel vormt met de pen, die tussen de tweede en de derde draaipen gelegen is in de koppelstand.
12. Anker volgens conclusie 11, waarbij het tussendeel een langsgleuf omvat die concentrisch ligt ten opzichte van de pen en waarin de tweede pen kan verschuiven tot aan aanslag daarvoor, waarna de aanslag met de tweede pen een draaipunt vormt voor de koppelhaak.
13. Anker volgens conclusie 11, waarbij de tweede pen vast verbonden is met het tussendeel en de haak bij het ontkoppelen om de tweede pen verdraait.
14. Anker volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het eerste koppeldeel bevestigd is op de vloei en 15 het tweede koppeldeel bevestigd is aan het ondereind van de schacht.
15. Anker volgens conclusie 14, waarbij de schacht met tenminste twee in de richting van de langsas op afstand van elkaar gelegen scharnierverbindingen ver- 20 bonden is met de vloei, waarbij althans de voorste schar-nierverbinding uitgevoerd is als de voornoemde koppeling.
16. Anker volgens conclusie 15, waarbij ook de andere, achtergelegen scharnierverbinding uitgevoerd is als de voornoemde koppeling.
17. Anker volgens conclusie 16, waarbij het tweede koppeldeel van de voorste scharnierverbinding deel uitmaakt van de bedieningsmiddelen voor de achterste scharnierverbinding.
18. Anker volgens conclusie 14, waarbij de 30 bedieningsmiddelen een hefboommechanisme omvatten dat verdraaibaar aangebracht is op het anker en in verbinding staat met een het eerste koppeldeel opsluitend gedeelte van het tweede koppeldeel om dat ten opzichte van het eerste koppeldeel te verplaatsen voor het vrijgeven daar- 3. van.
19. Anker volgens conclusie 18, waarbij de schacht met tenminste twee in de richting van de langsas J 0 0 S 3 s 3 m · op afstand van elkaar gelegen scharnierverbindingen verbonden is met de vloei, waarbij althans de achterste scharnierverbinding uitgevoerd is als de voornoemde koppeling.
20. Anker volgens conclusie 19, waarbij het hefboommechanisme zich van de achterste scharnierverbinding langs de schacht uitstrekt naar het boveneind daarvan en aldaar voor meegaande rotatie verbonden is met een sluiting voor een installatielijn.
21. Anker volgens een der conclusies 1-13, waarbij de koppeling gelegen is tussen de schacht en de ankerlijn.
22. Anker volgens conclusie 21, waarbij de schacht opgebouwd is uit langwerpige elementen die zich 15 tussen de vloei en de ankerlijn uitstrekken, waarbij althans twee langwerpige elementen met hun ondereind verdraaibaar aan de vloei bevestigd zijn op in langsrich-ting op afstand van elkaar gelegen plaatsen en met hun boveneind op op afstand van elkaar gelegen plaatsen ver-20 draaibaar aan een eerste, stijve langwerpige koppelplaat bevestigd zijn, waarbij een tweede, stijve langwerpige koppelplaat aan een eind scharnierbaar verbonden is met de eerste koppelplaat en op afstand daarvan met de eerste koppelplaat de koppeling vormt.
23. Anker volgens conclusie 22, waarbij de scharnierverbinding tussen de twee koppelplaten samenvalt met de verbinding tussen het achterste langwerpige element en de eerste koppelplaat.
24. Anker volgens conclusie 21, 22 of 23, waar-30 bij de schacht bovenaan voorzien is van een verbinding voor een installatielijn en van een verbinding voor een meer- of lastlijn, waarbij de verbinding voor de installatielijn voorzien is van de koppeling en de bedieningsmid-delen voor de koppeling geactiveerd worden door het ver-35 draaien van de lastlijn.
25. Anker volgens conclusie 24, waarbij de bedieningsmiddelen een hefboommechanisme omvatten, dat 1005^57 ¥ verdraaibaar aangebracht is op de schacht en het eerste koppeldeel met een het tweede koppeldeel opsluitend gedeelte, zoals een wig, in verbinding staat met het hef-boommechanisme om daardoor ten opzichte van het tweede 5 koppeldeel verplaatst te worden voor het vrijgeven daarvan.
26. Anker volgens conclusie 21, waarbij de schacht stijf is en de koppeling aan het boveneind van de schacht voorzien is, waarbij de ankerlijn voorts middels 10 een latent aanwezig verlengstuk verbonden is met de schacht op een plaats tussen de vloei en het boveneind van de schacht.
27. Anker volgens conclusie 26, waarbij de genoemde plaats althans nagenoeg loodrecht boven het 15 oppervlaktezwaartepunt van de vloei gelegen is.
28. Anker volgens conclusie 26 of 27, waarbij het latent aanwezige verlengstuk middels een tweede koppeling verbonden is met de schacht op de genoemde plaats.
29. Anker volgens conclusie 28, waarbij de 20 ankerlijn danwel het verlengstuk middels een tweede latent aanwezig verlengstuk verbonden is met het boveneind van de schacht.
30. Anker volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de koppeling en de bedieningsmiddelen ingericht 25 zijn voor ontkoppeling op niet-destructieve wijze.
31. Anker volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de verdraaiing van de ankerlijn voor de ontkoppeling plaatsvindt bij vergroting van de voorwaarts openende hoek tussen ankerlijn en de langsas van de vloei.
32. Anker volgens een der voorgaande conclusies, waarbij in de koppeling een weerstand zoals een veer opgenomen is om onopzettelijk loskomen bij een ongestuurde verzwaaiing van de ankerlijn te voorkomen.
33. Anker waarin een of meerdere van de in de 35 beschrijving omschreven en/of in de figuren afgebeelde kenmerkende maatregelen verwezenlijkt zijn.
34. Werkwijze voor het ontkoppelen van een 10 0 5 3 S 3 » koppeling of vergrendeling in de verbinding tussen de vloei van een anker en een ankerlijn, waarbij de ankerlijn in aangespannen toestand omgezwaaid wordt en daardoor de ontkoppeling inleidt.
35. Werkwijze zoals in essentie omschreven in de beschrijving en/of afgebeeld in de figuren. -o-o-o-o-o-o-o-o- AF/KP 1005353
NL1005353A 1997-02-24 1997-02-24 Anker en ontkoppelwerkwijze daarvoor. NL1005353C2 (nl)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1005353A NL1005353C2 (nl) 1997-02-24 1997-02-24 Anker en ontkoppelwerkwijze daarvoor.
BR9807724-4A BR9807724A (pt) 1997-02-24 1998-02-20 âncora e método de desacoplamento para tal âncora
AU61242/98A AU6124298A (en) 1997-02-24 1998-02-20 Anchor and method of uncoupling for such anchor
EP98905878A EP0961728B1 (en) 1997-02-24 1998-02-20 Anchor and method of uncoupling for such anchor
US09/367,761 US6311636B1 (en) 1997-02-24 1998-02-20 Anchor and method of uncoupling for such anchor
PCT/NL1998/000102 WO1998036963A1 (nl) 1997-02-24 1998-02-20 Anker en ontkoppelwerkwijze daarvoor
NO19994054A NO320059B1 (no) 1997-02-24 1999-08-23 Anker og fremgangsmate for frigjoring av slikt anker

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1005353A NL1005353C2 (nl) 1997-02-24 1997-02-24 Anker en ontkoppelwerkwijze daarvoor.
NL1005353 1997-02-24

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1005353C2 true NL1005353C2 (nl) 1998-08-26

Family

ID=19764475

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1005353A NL1005353C2 (nl) 1997-02-24 1997-02-24 Anker en ontkoppelwerkwijze daarvoor.

Country Status (7)

Country Link
US (1) US6311636B1 (nl)
EP (1) EP0961728B1 (nl)
AU (1) AU6124298A (nl)
BR (1) BR9807724A (nl)
NL (1) NL1005353C2 (nl)
NO (1) NO320059B1 (nl)
WO (1) WO1998036963A1 (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2343667B (en) * 1998-09-03 2002-06-19 John Stephen Baross Rigging systems and devices enabling suction anchors to be recovered after use
BR9900165A (pt) 1999-01-26 2000-08-01 Petroleo Brasileiro Sa âncora.
BR9903032A (pt) * 1999-02-25 2001-10-09 Rio Offshore Ltda âncora de carga vertical tipo dea
PT1819586E (pt) * 2004-12-07 2011-06-30 Stevlos Bv Dispositivo para uma âncora com sistema de recuperação
GB201117570D0 (en) * 2011-10-12 2011-11-23 Brupat Ltd Improved offshore marine anchor
US8783201B2 (en) * 2011-11-23 2014-07-22 Alan R. Copenhaver Retrievable anchor system
CN105416510B (zh) * 2015-12-01 2017-06-20 江苏科技大学 一种仿生大抓力锚
US10822057B1 (en) 2019-06-18 2020-11-03 Joe Mendes Anchor-retrieving system

Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2007667A (en) * 1933-04-18 1935-07-09 Stubbs George Edwin Boat anchor
JPS6067289A (ja) * 1983-09-26 1985-04-17 Sojiro Nakamura 錨の引揚装置
EP0297703A1 (en) * 1987-06-19 1989-01-04 Satoru Kobayashi Anchor retrieving devices
FR2644748A1 (fr) * 1989-03-21 1990-09-28 Ducloux Jean Ancre a pattes debrayables pour bateau
WO1993003958A2 (en) 1991-08-16 1993-03-04 Vrijhof Ankers Beheer B.V. Anchor, anchorfluke and methods for anchoring
WO1993011028A1 (en) 1991-11-27 1993-06-10 Brupat Limited Drag embedment marine anchor
WO1994012386A2 (en) 1992-12-01 1994-06-09 Vrijhof Ankers Beheer B.V. Anchor fluke
WO1996039324A1 (en) 1995-07-21 1996-12-12 Brupat Limited Anchoring apparatus and method

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2796844A (en) * 1956-02-08 1957-06-25 March Delmar James Anchor
US3067715A (en) * 1958-12-15 1962-12-11 James O Billups Anchor
US3130703A (en) * 1963-01-17 1964-04-28 Lawrence C Thompson Percussion release hook
US3374212A (en) 1965-07-12 1968-03-19 Dow Chemical Co Purification of polymerized olefins prepared with catalysts containing vanadium compounds
US3450088A (en) 1967-06-21 1969-06-17 William Guier Anchor having pivotable flukes
GB1496510A (en) 1974-12-10 1977-12-30 New Hook Anchors Holding Anchor
US4230062A (en) 1978-12-12 1980-10-28 Fornasiero Peter J Releasable boat anchor
US4433635A (en) 1980-11-19 1984-02-28 Kyuroku Corporation Single fluke anchor
JPH03208791A (ja) 1990-01-11 1991-09-11 Kiyoshi Hikitani 自動ロック解除装置付錨
NL9200144A (nl) 1992-01-27 1993-08-16 Reginald Franciscus Jozef Van Werkwijze voor het samenstellen van een losneembare klemkoppeling, en luchtkanaal voorzien van een dergelijke klemkoppeling.
NL9300257A (nl) 1993-02-09 1994-09-01 Hans Peter Peloschek Lagedrukgasontladingsfluorescentielamp met geringe hoogte en normfitting.
GB2295505A (en) 1993-08-04 1996-05-29 Ab Connectors Ltd Pin and socket electrical connector

Patent Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2007667A (en) * 1933-04-18 1935-07-09 Stubbs George Edwin Boat anchor
JPS6067289A (ja) * 1983-09-26 1985-04-17 Sojiro Nakamura 錨の引揚装置
EP0297703A1 (en) * 1987-06-19 1989-01-04 Satoru Kobayashi Anchor retrieving devices
FR2644748A1 (fr) * 1989-03-21 1990-09-28 Ducloux Jean Ancre a pattes debrayables pour bateau
WO1993003958A2 (en) 1991-08-16 1993-03-04 Vrijhof Ankers Beheer B.V. Anchor, anchorfluke and methods for anchoring
WO1993011028A1 (en) 1991-11-27 1993-06-10 Brupat Limited Drag embedment marine anchor
WO1994012386A2 (en) 1992-12-01 1994-06-09 Vrijhof Ankers Beheer B.V. Anchor fluke
WO1996039324A1 (en) 1995-07-21 1996-12-12 Brupat Limited Anchoring apparatus and method

Non-Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 9, no. 206 (M - 406) 23 August 1985 (1985-08-23) *

Also Published As

Publication number Publication date
NO994054L (no) 1999-10-25
WO1998036963A1 (nl) 1998-08-27
EP0961728B1 (en) 2002-01-23
EP0961728A1 (en) 1999-12-08
US6311636B1 (en) 2001-11-06
NO320059B1 (no) 2005-10-17
NO994054D0 (no) 1999-08-23
AU6124298A (en) 1998-09-09
BR9807724A (pt) 2000-03-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL9220023A (nl) Anker, ankervloei en verankeringswerkwijzen.
NL1005353C2 (nl) Anker en ontkoppelwerkwijze daarvoor.
JP4871599B2 (ja) クレーンおよびクレーンの分解方法
JP5394774B2 (ja) 上部旋回体およびクレーン
CN101585399B (zh) 用于在船上操控链、链环或卸扣的工具
CN101636540A (zh) 联接器
CN104583069B (zh) 线内机械断开装置
KR20130048720A (ko) 세장형 해양 구조물을 설치하기 위한 장치 및 방법
NO330665B1 (no) Fremgangsmate og apparat for fremstilling av plateankere
CN107651582B (zh) 折叠顶部铰接块和用于安装折叠顶部的方法
PL170601B1 (en) Ship's anchor engageable by dragging it
JP5808735B2 (ja) アンカー位置決めシステム
WO2018015311A1 (en) Coupling system for transfer of hydrocarbons at open sea
KR100819469B1 (ko) 중장비용 퀵커플러
NO340191B1 (en) Dual axis chain stopper
JP2021185116A (ja) ジブ係留方法およびジブ係留装置
SE470437B (sv) Vipparmskran med länkanordning som växlar ledpunkt mellan arbetsområdet och parkeringsläget
GB2066192A (en) Anchors for boats
SE1050457A1 (sv) Anordning vid vikbar fartygsramp
NO345639B1 (en) Dual axis connection device for connecting a floating body and a fixed body and two uses thereof
US10710845B2 (en) Method of handing over a load, and an arrangement to hand over a load
NL9101396A (nl) Anker en verankeringswerkwijze.
JP2021080104A (ja) ジブ係留装置およびジブ係留方法
WO1997002979A1 (fr) Ancre
JP2007186317A (ja) クレーン

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20070901