NL1004873C2 - Inrichting voor het onderling verplaatsen van twee objecten. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET ONDERLING VERPLAATSEN VAN TWEE OBJECTEN

5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verplaatsen van een eerste object ten opzichte van een tweede object, welke inrichting is voorzien van een eerste deel dat aan genoemd eerste object kan worden bevestigd en van een tweede deel dat aan genoemd tweede object kan worden beves-10 tigd. Een dergelijke inrichting kan worden toegepast voor het onderling verplaatsen van botdelen binnen een menselijk of dierlijk lichaam, waarbij het eerste object een eerste botdeel is en het tweede object een tweede botdeel is.

15 Hoewel de uitvinding niet beperkt is tot medische toepassingen, zal in de specificatie het toepassen van de uitvinding voor het onderling verplaatsen van botdelen binnen een menselijk lichaam worden beschreven.

20 Er zijn inrichtingen bekend waarbij twee botdelen door middel van pennen zijn verbonden met een buiten het lichaam aanwezig verlengingstoestel dat de pennen zodanig verplaatst dat de gewenste verplaatsing wordt bewerkstelligd, met de gewenste snelheid van de botdelen. Dergelijke externe fixateurs hebben 25 als nadeel dat zij een grote fysieke en psychische belasting voor de patiënt vormen en bovendien dat de doorboringen van de huid met meerdere pennen een permanent gevaar voor het optreden van infecties zijn. 1 2 3 4 5 6 1004873

Er zijn ook inrichtingen bekend die binnen het menselijke 2 lichaam kunnen worden geïmplanteerd en die voorzien zijn van 3 een aandrijfmotor die de twee botdelen in de gewenste maten 4 ten opzichte van elkaar verplaatst. Zo'n inrichting is bekend 5 uit US-A-5,415,660, welke publikatie een verlengingspen be- 6 schrijft met twee uiteinden die elk aan een botdeel worden bevestigd, terwijl de verlengingspen telescopisch kan uit- 2 schuiven zodat de pen wordt verlengd. De aandrijfmotor voor het verlengen bestaat daarbij uit geheugenmetaal waarvan de vorm afhankelijk is van de temperatuur, zoals dat nog nader zal worden toegelicht.

5

Een inrichting voor het onderling verplaatsen van botdelen die in het lichaam wordt geïmplanteerd moet een hoge mate van betrouwbaarheid hebben hetgeen kan worden bereikt door het aantal onderdelen tot een minimum te beperken. Voorts dient de 10 inrichting kleine afmetingen te hebben. Ook kan het noodzakelijk zijn dat de inrichting de twee botdelen niet alleen van elkaar af beweegt, doch tevens in een gewenste mate naar elkaar toe kan bewegen. Dit laatste kan bij voorbeeld van belang zijn wanneer, om welke reden dan ook, een te grote 15 verplaatsing van de botdelen heeft plaatsgevonden of wanneer op een gegeven moment de belasting van het weefsel van het menselijk lichaam moet verdwijnen of moet worden omgekeerd.

De uitvinding beoogt een inrichting voor het onderling ver-20 plaatsen van objecten zoals botdelen, welke inrichting een hoge mate van betrouwbaarheid heeft, welke inrichting grote krachten kan genereren en welke inrichting de twee objecten zowel van elkaar af als naar elkaar toe kan verplaatsen. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 1004873

Hiertoe is volgens de uitvinding de inrichting voorzien van 2 een eerste deel met een langwerpig gedeelte waarlangs het 3 tweede deel zich kan verplaatsen, welk tweede deel voorzien is 4 van een klemorgaan dat genoemde langwerpige gedeelten klemmend 5 kan aangrijpen, welk klemorgaan geheugenmetaal omvat dat het 6 klemorgaan, afhankelijk van de temperatuur van het geheugenme 7 taal, een klemmende vorm geeft danwel een vrijgevende (niet 8 klemmende) vorm geeft. Bij voorkeur is de inrichting geschikt 9 om geïmplanteerd te worden binnen een menselijk of dierlijk 10 lichaam, waarbij het eerste object een eerste botdeel is en 11 het tweede object een tweede botdeel is.

3

In een voorkeursuitvoering is het tweede deel voorzien van een eerste klemorgaan en van een tweede klemorgaan, die elk het langwerpige gedeelte van het eerste deel van de inrichting op afstand van elkaar klemmend kunnen aangrijpen, waarbij beide 5 klemorganen geheugenmetaal bevatten.

Geheugenmetaal is een legering die zich, afhankelijk van de temperatuur, in verschillende fasen kan bevinden. Dergelijk geheugenmetaal kan bijvoorbeeld bestaan uit een TiNi-legering. 10 De temperatuurgebieden van de verschillende fasen worden gescheiden door een overgangsgebied. Door een bepaalde keuze van materiaalsamenstelling en behandeling kan dit overgangsgebied worden ingesteld op de gewenste waarde, bijvoorbeeld rondom 37°C, de lichaamstemperatuur van een mens. De fase 15 boven het omslaggebied is de austenitische fase en de fase beneden het omslaggebied is de martensitische fase van het geheugenmetaal. Een geheugenmetaal-legering kan zodanig worden vervaardigd en behandeld (getraind) dat het materiaal een bepaalde vorm wil aannemen wanneer het door verwarmen in de 20 austenitische fase wordt gebracht. Daarnaast kan het zodanig worden behandeld dat het een andere bepaalde vorm wil aannemen als het door afkoelen in de martensitische fase wordt gebracht. De vormverandering kan meerdere procenten bedragen. Wanneer in deze specificatie wordt gesproken over geheugenme-25 taal, wordt het hierboven beschreven geheugenmetaal met een twee-weg vorm geheugen bedoeld.

Als de vormverandering door externe middelen wordt verhinderd of tegengewerkt ontwikkelen zich grote spannigen in het mate-30 riaal, zodat er grote krachten door het materiaal kunnen worden uitgeoefend. De ontwikkelde spanning is het grootst in de austenitische fase omdat het materiaal in die fase de hoogste elasticiteitsmodulus heeft. 1 1 0 0 4 8 7 3

Door de klemorganen te vervaardigen uit geheugenmetaal is het 4 mogelijk om een klemorgaan op elke willekeurige plaats te laten vastgrijpen aan het langwerpige gedeelte van het eerste deel van de inrichting, waarbij het klemorgaan een onderlinge beweging van het eerste en het tweede deel van de inrichting 5 in beide richtingen blokkeert.

In een voorkeursuitvoering is het langwerpige gedeelte in hoofdzaak staafvormig en is het klemorgaan in hoofdzaak ringvormig, terwijl het het langwerpige gedeelte klemmend of 10 vrijgevend omsluit. Het ringvormige klemorgaan heeft daarbij een opening waardoorheen het staafvormige langwerpige gedeelte, bijvoorbeeld in de vorm van een ronde pen, reikt. Afhankelijk van de temperatuur van het geheugenmetaal waarvan de ring is vervaardigd heeft die opening een bepaalde afmeting, 15 een kleine afmeting waarbij het staafvormige gedeelte vastgeklemd wordt en een grote afmeting waarbij de ring met enige speling het staafvormige gedeelte omsluit.

Bij voorkeur heeft bij een bepaalde temperatuur, en wel de 20 lichaamstemperatuur, het eerste klemorgaan bij die temperatuur de vrijgevende vorm, terwijl het tweede klemorgaan de klemmende vorm heeft. Daardoor zal steeds een klemorgaan zijn klemmende werking uitoefenen tijdens de perioden dat de inrichting zich in het lichaam bevindt zonder dat het bekrachtigd wordt. 25

Het geheugenmetaal van elk van de klemorganen kan zodanig getraind zijn dat bij een verhoging van de temperatuur vanaf de lichaamstemperatuur het eerste klemorgaan van een vrijgevende vorm naar een klemmende vorm gaat, terwijl het tweede 30 klemorgaan van een klemmende vorm naar een vrijgevende vorm gaat. Daarbij kunnen beide klemorganen zijn voorzien van een verwarmingselement dat naar wens kan worden bekrachtigd of niet. 1 1004873

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm wordt de klemmende vorm 5 van het eerste klemorgaan verkregen door dit orgaan vanuit de lichaamstemperatuur op te warmen tot een hogere temperatuur, terwijl de vrijgevende vorm van het tweede klemorgaan wordt verkregen door dit klemorgaan vanuit de lichaamstemperatuur af 5 te koelen tot een lagere temperatuur. Daarbij vindt de klemmende werking van een klemorgaan steeds plaats bij de austeniet-fase, waarbij het geheugenmetaal een hoge E-modulus heeft. Het verwarmen van het geheugenmetaal vanaf de lichaamstemperatuur naar een hogere temperatuur kan op verschillende 10 manieren plaatsvinden. In een voorkeursuitvoering wordt verwarmd door electrische stroom door het metaal te sturen.

In een andere voorkeursuitvoering vindt de verwarming plaats door middel van weerstandsfolie waarmee het geheugenmetaal 15 geheel of gedeeltelijk is omhuld. Deze weerstandsfolie genereert warmte wanneer er elektrische stroom door wordt geleid. De folie kan aan de buitenzijde zijn voorzien van een isolerende laag zodat de gegenereerde warmte slechts beperkt en daardoor langzaam kan ontsnappen naar het buiten de weer-20 standsfolie gelegen weefsel. Het afkoelen van het geheugenmetaal vanaf de lichaamstemperatuur naar een lagere temperatuur kan worden bewerkstelligd door middel van een of meer Peltier elementen, die op zichzelf bekend zijn en die werken als een halfgeleider warmtepomp wanneer elektrische energie wordt 25 toegevoerd. Deze Peltier elementen kunnen ook als verwarmingselement worden gebruikt wanneer de polariteit aan de aansluit-punten wordt omgekeerd.

Door het volgens de uitvinding toepassen van klemorganen uit 30 geheugenmetaal is het mogelijk om de twee delen van de inrichting in elke onderlinge stand onderling te fixeren en is het mogelijk de inrichting klein uit te voeren waarbij het eerste deel in hoofdzaak bestaat uit een dunne ronde staaf, terwijl het tweede deel, dat zich om die staaf uitstrekt, eveneens met 35 kleine afmetingen kan worden uitgevoerd.

1004873 6

Volgens een nader kenmerk van de uitvinding is het tweede deel voorzien van twee klemorganen die onderling verbonden zijn door een verbindingsorgaan dat geheugenmetaal omvat dat het verbindingsorgaan, afhankelijk van de temperatuur van het 5 geheugenmetaal, een korte of een lange vorm kan geven. Bij de lange vorm is de onderlinge afstand tussen de klemorganen groter dan bij de korte vorm. Daarbij is bij voorkeur de lange vorm van het verbindingsorgaan aanwezig bij een hogere temperatuur van het geheugenmetaal dan de temperatuur waarbij de 10 korte vorm aanwezig is, welke laatste temperatuur bij voorkeur de lichaamstemperatuur is.

Bij voorkeur is de inrichting voorzien van een of meer oplaadbare batterijen, voor het bekrachtigen van de aanwezige ver-15 warmingselementen en/of koelelementen. De energie voor het opladen van de batterijen kan van buiten het lichaam worden toegevoerd door een primaire spoel buiten het lichaam te bekrachtigen, welke spoel door middel van een elektromagnetisch veld energie doorgeeft aan een secundaire spoel die zich 20 binnen het lichaam in de inrichting bevindt. De batterijen dienen daarbij voor energie-opslag om de relatief grote energie gedurende korte tijd te kunnen leveren voor het bekrachtigen van de verschillende onderdelen van de inrichting. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 1004873

Voorts zijn regelmiddelen aanwezig om de bekrachtiging van de 2 verschillende delen van de inrichting te kunnen regelen vanaf 3 een plaats buiten het lichaam, waarbij de communicatie tussen 4 de regelmiddelen binnen en buiten het lichaam eveneens via 5 genoemde primaire en secundaire spoelen kunnen plaatsvinden.

6

Deze communicatie kan ook radiografisch of op andere bekende 7 wijze worden tot stand gebracht. In een andere voorkeursuit 8 voering zijn de regelmiddelen met het eerste deel en het 9 tweede deel van de inrichting in het lichaam geïmplanteerd, 10 zodat de besturing van de inrichting plaatsvindt binnen het 11 lichaam, eventueel te programmeren of in gang te zetten door 7 signalen van buiten het lichaam.

De oplaadbare batterijen en/of de regelmiddelen worden bij voorkeur geïncorporeerd in het tweede deel, waarin de te 5 verwarmen of te koelen organen aanwezig zijn, zodat die gemakkelijk kunnen worden aangesloten aan elkaar.

Bij voorkeur wordt de inrichting zodanig uitgevoerd dat de gehele inrichting, inclusief de eventuele batterijen en/of de 10 regelmiddelen, kan worden geïmplanteerd in het merg van een bot.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het onderling verplaatsen van twee objecten waarbij een eerste 15 deel van een inrichting, welk eerste deel is voorzien van een langwerpig gedeelte, wordt bevestigd aan het ene object en een tweede deel van de inrichting wordt bevestigd aan het andere object, welk tweede deel langs het langwerpige gedeelte wordt verplaatst waarbij het telkens op verschillende plaatsen 20 klemmend aangrijpt op het langwerpige gedeelte door middel van een klemorgaan dat geheugenmetaal omvat, welk geheugenmetaal wordt verwarmd en/of gekoeld teneinde dat klemorgaan een klemmende vorm of een vrijgevende vorm te geven.

25 Verdere kenmerken van de uitvinding, die zowel afzonderlijk als in combinatie kunnen worden toegepast, zijn beschreven aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld en zijn vermeld in de conclusies.

30 Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting voor het onderling verplaatsen van botdelen worden beschreven.

Figuur 1 toont een lengtedoorsnede van een menselijk onderbeen 35 waarin een verlengingspen is aangebracht; 1004873 8 figuur 2 toont de werking van de verlengingspen; figuur 3 is een perspectivisch aanzicht van een gedeelte van de verlengingspen, en figuur 4 toont de bekrachtiging van de verschillende onderd-5 elen van de verlengingspen.

De figuren zijn slechts schematische weergaven waarbij overeenkomende onderdelen met gelijke verwijzingscijfers zijn aangegeven.

10

Figuur 1 toont een menselijk onderbeen 1 waarin een aantal beenderen (botten) aanwezig zijn waarvan een bot 4,5 voorzien is van een verlengingspen 3. Deze verlengingspen 3 is aangebracht om het bot 4,5 te verlengen doordat het eerste botdeel 15 4 en het tweede botdeel 5, die tezamen het bot 4,5 vormen, gedurende een bepaalde periode van tijd tot tijd met kleine stapjes uit elkaar worden verplaatst. Het uit elkaar bewegen van de twee botdelen 4,5 is mogelijk doordat het bot 4,5 is doorgenomen (doorgezaagd) teneinde de twee botdelen 4,5 te 20 vormen.

Bij het uit elkaar verplaatsen van de twee botdelen 4,5 ontstaat er een weefsel 6 tussen deze botdelen 4,5, welk weefsel 6 aangroeit tijdens het onderling verplaatsen van de twee 25 botdelen 4,5. Nadat de twee botdelen 4,5 niet verder onderling worden verplaatst verandert na verloop van tijd het weefsel 6 van een elastisch weefsel in een harder weefsel, dat de twee botdelen 4,5 onderling verbindt. Op deze wijze kan het bot 4,5 worden verlengd.

30

Het onderling verplaatsen van de botdelen 4,5 wordt bewerkstelligd door een inrichting die in het bot is geïmplanteerd, en bestaat uit een eerste deel 7 dat in hoofdzaak bestaat uit een metalen, ronde staaf die door middel van een bevestigings-35 pen 8 met het eerste botdeel 4 is verbonden, welke metalen 1004873 9 staaf 7 tot in het tweede botdeel 5 reikt. In het tweede botdeel 5 is het tweede deel 9 van de inrichting door middel van bevestigingspennen 10 vastgezet, welk tweede deel 9 rond de staaf 7 is aangebracht.

5

Het tweede deel 9 van de inrichting bestaat uit een eerste klemorgaan 11 en een tweede klemorgaan 12 die elke de staaf 7 klemmend kunnen aangrijpen. De twee klemorganen 11, 12 zijn onderling verbonden door een buisvorming verbindingsorgaan 13. 10 Dit verbindingsorgaan 13 kan bijvoorbeeld aan de klemorganen 11, 12 zijn bevestigd door middel van een lijmverbinding, een lasverbinding of een klemverbinding.

In figuur 1 is het eerste klemorgaan 11 verbonden met het 15 tweede botdeel 5. In een voorkeursuitvoering is echter het tweede klemorgaan 12 met het tweede botdeel 5 verbonden, waardoor in het tweede deel 9 van de inrichting in hoofdzaak drukkrachten optreden.

20 Figuur 2 toont de wijze waarop het tweede deel 9 van de inrichting zich kan verplaatsen langs de staaf 7 van het eerste deel. Het ringvormige eerste klemorgaan 11, het buisvormige verbindingsorgaan 13 en het ringvormige tweede klemorgaan 12 zijn in figuur 2 in doorsnede weergegeven. Zowel de klemorga-25 nen 11, 12 als het verbindingsorgaan 13 is vervaardigd van geheugenmetaal en wel een TiNi-legering. Het geheugenmetaal van het eerste klemorgaan 11 is zodanig samengesteld en getraind dat bij lichaamstemperatuur van 37°C het gat in de ring zodanig groot is dat de staaf 7 niet wordt vastgeklemd, ter-30 wijl bij een hogere temperatuur, bijvoorbeeld bij 55°C, de vorm van het eerste klemorgaan 11 zodanig is dat het klemorgaan zich vastklemt op staaf 7.

De samenstelling en de training van het geheugenmetaal van het 35 tweede klemorgaan 12 is zodanig dat bij de lichaamstemperatuur 1004873 10 van 37°C het tweede klemorgaan vastgeklemd is op de staaf 7.

De vrijgevende vorm van het tweede klemorgaan 12 wordt verkregen door een afkoeling van het geheugenmetaal van klemorgaan 12 tot een temperatuur van ongeveer 15°C.

5

Het geheugenmetaal van het buisvormige verbindingsorgaan 13 is zodanig samengesteld en getraind dat het bij de lichaamstemperatuur van 37°C een kleinere lengte heeft dan bij een hogere temperatuur, bij voorbeeld van 55°C. Het lengteverschil kan 10 ongeveer twee procent bedragen, zodat bij een lengte van 50 mm. een verlenging van 1 mm. kan worden bereikt.

De toestanden a tot en met g in figuur 2 geven de achtereenvolgende situaties van het tweede deel 9 van de inrichting 15 weer. In toestand a is de temperatuur van het geheugenmetaal van elk van de onderdelen 11,12,13 gelijk aan de lichaamstemperatuur van 37°C. Dit is eveneens het geval bij toestand g, doch bij toestand g is het tweede deel 11,12,13 ten opzichte van de staaf 7 verplaatst over een afstand die is aangegeven 20 met pijl 14. Dit verplaatsen langs staaf 7 wordt verduidelijkt door de toestanden b tot en met f.

In toestand b wordt het eerste klemorgaan 11 verwarmd totdat het klemmend aangrijpt op staaf 7. Vervolgens wordt, zoals 25 aangegeven in toestand c, het tweede klemorgaan 12 gekoeld totdat het de vrijgevende vorm heeft en derhalve niet meer klemmend aangrijpt op staaf 7. Vervolgens wordt, zoals aangegeven in toestand d, het verbindingsorgaan 13 verwarmd totdat de lengte toeneemt zoals aangegeven met pijl 14. Daarna 30 wordt het tweede klemorgaan 12 weer opgewarmd tot lichaamstemperatuur, zodat dit klemorgaan 12 klemmend aangrijpt op staaf 7. Nadat vervolgens het eerste klemorgaan 11 is afgekoeld tot lichaamstemperatuur, zodat het niet meer klemmend aangrijpt op staaf 7 (toestand f) wordt eveneens het verbindingsorgaan 13 35 afgekoeld tot lichaamstemperatuur, waardoor de toestand g 1004873 11 wordt bereikt die overeenkomt met toestand a, zij het dat het tweede deel 11,12,13 van de inrichting over de afstand 14 verplaatst is ten opzichte van staaf 7.

5 Figuur 3 is een perspectivisch aanzicht van een deel van de staaf 7 en het tweede deel 9 van de inrichting. Het eerste ringvormige deel 11 is omhuld door een weerstandsfolie 15 die schematisch is weergegeven evenals de aansluitpunten voor de stroomtoevoer voor het opwarmen van de weerstandsfolie. Het 10 ringvormige tweede klemorgaan 12 is voorzien van twee

Peltier elementen 16 die het geheugenmetaal van het klemorgaan 12 kunnen afkoelen wanneer er stroomtoevoer naar deze Peltier elementen plaats vindt. Er kunnen ook meer dan twee Peltier elementen zijn aangebracht. Deze werken dan als warmtepomp, 15 waarbij warmte uit het geheugenmetaal van het klemorgaan 12 naar de omgeving er van wordt afgevoerd. Op deze wijze kan het geheugenmetaal van klemorgaan 12 worden afgekoeld ten opzichte van de omgevingstemperatuur die gelijk is aan de lichaamstemperatuur van 37° C.

20

Het buisvormige verbindingsorgaan 13 dat tussen de twee kle-morganen 11,12 ligt, is omhuld door een weerstandsfolie die kan worden verwarmd door stroomtoevoer, welke weerstandsfolie 25 schematisch is aangegeven met de blokvormige lijn 17.

Teneinde de wrijving tussen de klemorganen 11,12 en de staaf 7 te verhogen en/of teneinde een zekere warmte-isolatie tussen het klemorgaan 11,12 en de staaf 7 te bewerkstelligen, kan de 30 binnenkant van het klemorgaan, dat aanligt tegen de staaf 7, en/of het oppervlak van staaf 7, worden voorzien van een speciale coating, die warmte isolerend is en/of wrijvingsver-hogend is. 1 1004873

Figuur 4 geeft de energievoorziening van de inrichting weer.

12

De elektrische voedingsbron 18 is verbonden met een primaire spoel 19 die bijvoorbeeld om het onderbeen van de patiënt is aangebracht. De primaire spoel 19 kan door middel van een elektromagnetisch veld energie overbrengen naar de secundaire 5 spoel 20 die de twee batterijen 21 kan opladen. Daardoor is het mogelijk de inrichting gedurende korte tijd met betrekkelijk veel elektrische energie te voeden, terwijl deze elektrische energie gedurende een veel langere periode naar de inrichting kan worden getransporteerd.

10

Met blok 22 is de regeling van de inrichting aangegeven, welke regeling bestuurd wordt door een regelinrichting buiten het lichaam dat bijvoorbeeld door middel van radiogolven in contact is met de regeling 22. Deze regeling 22 kan elektrische 15 energie sturen naar de schematisch weergegeven klemorganen 11,12 en het verbindingsorgaan 13, zodat het geheugenmetaal van elk van deze organen naar wens kan worden opgewarmd (kle-morgaan 11 en verbindingsorgaan 13) danwel kan worden afgekoeld (klemorgaan 12).

20

De weergegeven uitvoering van de uitvinding moet slechts als voorbeeld worden gezien, de uitvinding kan ook op andere manieren worden belichaamd.

1004873

Claims (13)

1. Inrichting voor het verplaatsen van een eerste object (4) 5 ten opzichte van een tweede object (5), welke inrichting is voorzien van een eerste deel (7) dat aan genoemd eerste object (4) kan worden bevestigd en van een tweede deel (9) dat aan genoemd tweede object (5) kan worden bevestigd, welk eerste deel (7) een langwerpig gedeelte 10 heeft waarlangs het tweede deel (9) zich kan verplaatsen, welk tweede deel (9) voorzien is van een klemorgaan (11,12) dat genoemd langwerpige gedeelte (7) klemmend kan aangrijpen, welk klemorgaan (11,12) geheugenmetaal omvat dat het klemorgaan, afhankelijk van de temperatuur van 15 het geheugenmetaal, een klemmende vorm geeft dan wel een vrijgevende (niet klemmende) vorm geeft.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting geschikt is om geïmplanteerd te worden binnen 20 een menselijk of dierlijk lichaam en dat het eerste ob ject een eerste botdeel (4) is en dat het tweede object een tweede botdeel (5) is.

3. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het 25 kenmerk, dat het tweede deel(9) voorzien is van een eer ste klemorgaan (11) en van een tweede klemorgaan (12), die elk het langwerpige gedeelte (7) van het eerste deel op afstand van elkaar klemmend kunnen aangrijpen, waarbij beide klemorganen (11,12) geheugenmetaal omvatten. 30

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat bij eenzelfde temperatuur het eerste klemorgaan (11) de vrijgevende vorm heeft, terwijl het tweede klemorgaan (12) de klemmende vorm heeft. 35 1004873

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het geheugenmetaal van het eerste klemorgaan (11) een zodanige samenstelling heeft dat het eerste klemorgaan (11) een klemmende vorm heeft bij een hogere temperatuur. 5

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat het geheugenmetaal van het tweede klemorgaan (12) een zodanige samenstelling heeft dat het tweede klemorgaan (12) een vrijgevende vorm heeft bij een lagere tempera- 10 tuur.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het langwerpige gedeelte (7) in hoofdzaak staafvormig is en dat het klemorgaan (11,12) in hoofdzaak 15 ringvormig is en het langwerpige gedeelte (7) klemmend of vrijgevend omsluit.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede deel (9) voorzien is van twee 20 klemorganen (11,12) die onderling verbonden zijn door een verbindingsorgaan (13) dat geheugenmetaal omvat dat het verbindingsorgaan (13), afhankelijk van de temperatuur van het geheugenmetaal, een korte en een lange vorm kan geven, bij welke lange vorm de onderlinge afstand tussen 25 de klemorganen (11,12) groter is dan bij de korte vorm.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het verbindingsorgaan (13) buisvormig is en het langwerpige gedeelte (7) van het eerste deel omhult en aan elk ui- 30 teinde voorzien is van een ringvormig klemorgaan (11,12). 1004873

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt door middelen voor het koelen en/of verwarmen van de klemorganen (11,12) en/of het verbindingsorgaan (13) en door een separate energievoorzieningseenheid (18,19) 5 die op afstand electrische energie kan toevoeren naar genoemde middelen.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat een of meer oplaadbare batterijen (21) aanwezig zijn die met 10 het eerste en tweede deel (7,9) van de inrichting kunnen worden geïmplanteerd in een menselijk of dierlijk lichaam.

12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het 15 kenmerk, dat regelmiddelen (22) aanwezig zijn voor het besturen van de middelen voor het koelen en/of verwarmen van de klemorganen (11,12) en/of het verbindingsorgaan (13), welke regelmiddelen met het eerste en het tweede deel (7,9) van de inrichting kunnen worden geïmplanteerd 20 in een menselijk of dierlijk lichaam.

13. Werkwijze voor het onderling verplaatsen van twee objecten waarbij een eerste deel (7) van een inrichting, welk eerste deel (7) is voorzien van een langwerpig gedeelte, 25 wordt bevestigd aan het ene object en een tweede deel (9) van de inrichting wordt bevestigd aan het andere object, welk tweede deel (9) langs het langwerpige gedeelte wordt verplaatst waarbij het telkens op verschillende plaatsen klemmend aangrijpt op het langwerpige gedeelte door mid-30 del van een klemorgaan (11,12) dat geheugenmetaal omvat, welk geheugenmetaal wordt verwarmd en/of gekoeld teneinde dat klemorgaan een klemmende vorm of een vrijgevende vorm te geven. 1 0 0 4 8 7 3