NL1004173C2 - Weefinrichting. - Google Patents

Weefinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL1004173C2
NL1004173C2 NL1004173A NL1004173A NL1004173C2 NL 1004173 C2 NL1004173 C2 NL 1004173C2 NL 1004173 A NL1004173 A NL 1004173A NL 1004173 A NL1004173 A NL 1004173A NL 1004173 C2 NL1004173 C2 NL 1004173C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
medium
projectile
wall
guides
guided
Prior art date
Application number
NL1004173A
Other languages
English (en)
Inventor
Gerard Cox
Original Assignee
Te Strake Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Te Strake Bv filed Critical Te Strake Bv
Priority to NL1004173A priority Critical patent/NL1004173C2/nl
Priority to EP97202936A priority patent/EP0841419A1/en
Priority to CZ973070A priority patent/CZ307097A3/cs
Priority to US08/941,029 priority patent/US6021820A/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1004173C2 publication Critical patent/NL1004173C2/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D49/00Details or constructional features not specially adapted for looms of a particular type
    • D03D49/24Mechanisms for inserting shuttle in shed
    • D03D49/42Mechanisms for inserting shuttle in shed whereby the shuttle is propelled by liquid or gas pressure
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/12Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein single picks of weft thread are inserted, i.e. with shedding between each pick
    • D03D47/24Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein single picks of weft thread are inserted, i.e. with shedding between each pick by gripper or dummy shuttle

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Description

Titel: Weefinrichting.
Beschrijving
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een 5 weefinrichting met een lade en middelen voor het vormen van een inslagvak van kettingdraden, waarbij aan één of beide zijden van het inslagvak een inrichting is opgesteld, voor het inbrengen, respectievelijk afremmen van een projectiel voor het vanaf een voorraadspoel transporteren van een 10 inslagdraad door het vak van de kettingdraden, waarbij op de lade een aantal op afstand van elkaar gelegen geleidingen aanwezig zijn, die een geleiding voor het projectiel vormen binnen het vak van de kettingdraden.
Weefinrichtingen van de hiervoor aangeduide soort zijn 15 algemeen bekend en bijvoorbeeld beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage nr. 73 09 850. Bij dit type weefinrichtingen wordt een inslagdraad vanaf een voorraadspoel bevestigd aan een projectiel, ook wel genoemd schietspoel, welk projectiel vanaf het inbrengstation wordt weggeschoten en via 20 geleidingen, welke in het inslagvak zijn opgesteld, door het inslagvak wordt getransporteerd. Bij de inrichting volgens de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage zijn daarbij de geleidingen en het projectiel zodanig uitgevoerd dat bij het transport van het projectiel door de geleidingen een 25 aërodynamische luchtlaag tussen projectiel en geleidingen wordt gecreëerd, zodat de wrijving tussen projectiel en de geleidingen wordt verminderd.
Een nadeel van deze bekende inrichting is, dat alle energie, nodig voor het transport van het projectiel door het 30 weefvak, aan het begin van de beweging, dus in het inbrengstation aan het projectiel moet worden medegedeeld. Teneinde het projectiel door een weefvak van redelijke breedte te kunnen transporteren, dient aan het projectiel bij het begin van zijn vlucht zeer veel energie te worden 35 toegevoerd, hetgeen betekent, een zeer hoge aanvangssnelheid, hetgeen resulteert in hoge piekspanningen in de te transporteren inslagdraad. Ook betekent dit dat het projectiel een vrij hoge eigen massa dient te hebben.
1004173 2
De uitvinding beoogt een weefinrichting van de hiervoor aangeduide soort te verschaffen, welke dit genoemde nadeel ondervangt en waarbij het projectiel beter geleid en gestabiliseerd en met een eventueel variabel snelheidsprofiel 5 door toevoer van transportenergie tijdens zijn beweging door het weefvak, kan worden geleid.
Ter bereiking van het beoogde doel vertoont de weefinrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat althans een aantal van de genoemde geleidingen is uitgevoerd 10 als holle mediumblazer waaraan een medium onder druk kan worden toegevoerd en welke voorzien zijn van één of meer uitstroomopeningen, welke zodanig zijn gericht dat het uitstromende medium tegen een wand van een te geleiden projectiel treft, dat voorzien is van trefvlakken voor de 15 betreffende mediumstromen.
Bij de inrichting volgens de uitvinding zijn tenminste een aantal van de genoemde geleidingen uitgevoerd als holle mediumblazers. Het medium kan daarbij zowel gasvormig, bijv. lucht zijn, maar ook kan wel een vloeistof als water als 20 medium worden toegepast. De mediumblazers zijn daarbij voorzien van een aantal uitstroomopeningen, die zodanig zijn gericht, dat het daaruit uitstromende medium treft tegen een over de geleidingen te transporteren projectiel. Het tegen de trefvlakken van het projectiel aanstromende medium draagt 25 daarbij transportenergie over aan het projectiel, zodat de snelheid van het projectiel door deze mediumblazers wordt ondersteund. Dit betekent dat de energie nodig voor het transporteren van het projectiel door het weefvak, niet allemaal aan het begin van het weefvak aan het projectiel 30 behoeft te worden meegedeeld. Het betekent tevens, dat, doordat tijdens het transport van het projectiel door het weefvak voortdurend transportenergie door de mediumblazers aan het projectiel wordt meegedeeld, de breedte van het weefvak in feite onbeperkt kan zijn. Behalve voor het 35 transport van het projectiel, zorgt het uitstromende medium voor een goede geleiding van het projectiel, omdat als het ware een mediumlaag en de wrijving daardoor verminderd wordt tussen de geleiding en het projectiel wordt gecreëerd. Op 1004173 3 deze wijze is een weefinrichting verkregen, waarbij het projectiel met zeer weinig wrijving en met een constante snelheid, of indien gewenst met een gecontroleerd gevarieerde snelheid door het weefvak kan worden bewogen. Een 5 gecontroleerd gevarieerde snelheid kan worden bereikt door regeling van het aan de hulpblazers toegevoerde medium en/of door variatie van de blaasinrichting. Omdat bij de inrichting volgens de uitvinding nu niet meer alle energie nodig voor het transport van het projectiel door het weefvak aan het 10 begin van het weefvak aan het projectiel behoeft te worden meegedeeld, zullen de in de inslagdraad optredende spanningen beperkt blijven. De positie van de mediumblazers en daarmee dus de baan welke het pojectiel volgt door het weefvak kan optimaal worden gekozen ten opzichte van de andere 15 weefparameters.
Teneinde continu over de gehele breedte van het weefvak energie aan het projectiel te kunnen meedelen, vertoont een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat de als mediumblazer uitgevoerde 20 geleidingen op een onderlinge afstand van elkaar zijn geplaatst, welke hoogstens gelijk is aan de lengte van een te geleiden projetiel. Bij deze uitvoering zal dus steeds minstens een als mediumblazer uitgevoerde geleiding samenwerken met het projectiel, zodat continu 25 transportenergie aan het projectiel kan worden meegedeeld.
Bij een verdere uitvoeringsvorm is elk van de als mediumblazer uitgevoerde geleidingen, gevormd door een basisdeel, dat op de lade is bevestigd en daar aansluit op een mediumtoevoer en door een kopdeel, dat in het vak kan 30 worden gebracht en in een dwarsdoorsnede op het vak een in hoofdzaak cirkelvormige vorm vertoont, waarbij een hol projectiel met een inwendige doorsnede die nagenoeg overeenkomt met de vorm van genoemd kopdeel over dit kopdeel kan worden geleid, waarbij het kopdeel, althans in een van 35 zijn zijvlakken is voorzien van één of meer uitstroomopeningen, die ten opzichte van zijn hartlijn naar buiten zijn gericht, zodat een uitstromend medium tegen de binnenwand van een daarover geleid projectiel is gericht, 1004173 4 waarbij de binnenwand van het te geleiden projectiel is voorzien van ringvormige uitsparingen met elk, althans één wand, die in de transportrichting gezien een voorste begrenzing van de betreffende uitsparing vormt.
5 Bij een verdere uitvoeringsvorm is het kopdeel van elke mediumblazer dat in het vak kan worden gebracht, voorzien van een opening waardoorheen een projectiel kan worden geleid, waarbij dit kopdeel, althans in één van zijn zijvlakken, is voorzien van één of meer uitstroomopeningen, welke schuin 10 naar de centrale lijn van de openingen zijn gericht, zodat het uitstromende medium, wanneer een projectiel passeert, tegen een buitenwand daarvan treft, waarbij de buitenwand van elk projectiel is voorzien van ringvormige uitsparingen met elk, althans één wand, die in de transportrichting gezien een 15 voorste begrenzing van de betreffende uitsparing vormt.
Bij de hiervoor genoemde uitvoeringsvormen volgens de uitvinding treft het uit de als mediumblazer uitgevoerde geleidingen stromende medium tegen trefvlakken van het projectiel, welke zijn verkregen door in de betreffende wand 20 van het projectiel ringvormige uitsparingen aan te brengen waarvan, althans één wand, een begrenzing vormt die in de transportrichting vooraan is gelegen. Het tegen de trefvlakken aanstromende medium zal daarbij energie overdragen aan het projectiel. Om deze energieoverdracht nog 25 meer te bevorderen is bij een verdere gunstige uitvoeringsvorm elk van de ringvormige uitsparingen in de binnen- resp. buitenwand van een te geleiden projectiel voorzien van een aantal doorboringen waardoor het tegen de genoemde trefwand aanstromende medium naar buiten resp.
30 binnen kan stromen, waarbij de genoemde doorboringen schuin tegen de transportrichting in verlopen, zodat het aanstromend medium wordt omgebogen. Door de genoemde trefvlakken en de daarop aansluitende boringen een vorm te geven, welke ook wel wordt toegepast bij bijvoorbeeld turbineschoepen wordt een 35 maximale energieoverdracht van het uitstromende medium aan het projectiel bereikt. Op deze manier wordt dus een besparing aan energie verkregen.
Bij een verdere gunstige uitvoeringsvorm zijn de als 100417& 5 mediumblazer uitgevoerde geleidingen, behalve op een van hun zijvlakken, ook op hun als geleidingsvalk voor een te geleiden projectiel dienende omtreksvlak, voorzien van mediumuitstroomopeningen. Het uit deze openingen stromende 5 medium verschaft een goede ondersteuning en stabilisatie van het projectiel zodat dit met weinig wrijvingsverlies over de geleidingen zal bewegen.
Bij een uitvoering van de inrichting waarbij een hol projectiel met zijn binnenzijde over daartoe geëigende 10 geleidingen wordt geleid, is volgens een verdere uitvoeringsvorm de voor- en achterzijde van deze projectielen voorzien van flexibele wanddelen, welke de binnenruimte afdichten en een passeren van het projectiel over de geleidingen toelaten. Op deze wijze zal het uit de 15 mediumblazers uittredende en tegen de trefvlakken van het projectiel aanstromende medium vrijwel niet de gelegenheid hebben uit het binnenste van het projectiel te ontsnappen, behalve door de boringen welke op de ringvormige uitsparingen van het projectiel aansluiten. Hierdoor wordt een zeer goede 20 ondersteuning van het projectiel verkregen en een optimale overdracht van het zich in het medium bevindende energie naar het projectiel toe bereikt.
Bij een verdere uitvoeringsvorm is elk van de als mediumblazer uitgevoerde geleidingen via een bestuurbaar 25 ventiel verbonden met een mediumtoevoer en is verder een besturing aanwezig, welke alleen de ventielen van die geleidingen, welke zich in het bereik van een te geleiden projectiel bevinden, geopend houden. Op deze wijze wordt voorkomen dat mediumblazers, welke zich niet in het bereik 30 van een projectiel bevinden, toch van een medium zouden worden voorzien, hetwelk dan als het ware verloren zou gaan.
Teneinde een projectiel in beide richtingen door een weefvak te kunnen transporteren is bij een verdere gunstige uitvoeringsvorm elk van de als mediumblazer uitgevoerde 35 geleidingen voorzien van een tussenschot waardoor twee mediumkanalen worden gevormd. Waarbij elke mediumblazer aan beide zijden is voorzien van uitstroomopeningen een en ander zodanig dat een te geleiden projectiel in beide richtingen 1004173 6 door het vak kan worden getransporteerd. Uiteraard dienen bij deze uitvoeringsvorm de aan beide zijden van het schot gelegen delen van de mediumblazer aan te sluiten op gescheiden mediumtoevoeren, zodat alleen medium kan worden 5 toegevoerd aan dat deel van de mediumblazer dat gelegen is aan die zijde van het schot, dat in verbinding staat met uitstroomopeningen, welke in de gewenste transportrichting blazen.
In plaats van de hiervoor genoemde tweezijdige 10 mediumblazers, kunnen om een projectiel in twee richtingen door het weefvak te transporteren, de in het weefvlak aanwezige mediumblazers zo zijn geplaatst, dat deze om en om in de ene en de andere richting blazen. Eventueel kunnen ook mediumblazers worden toegepast welke roteerbaar op de lade 15 zijn bevestigd zodat hun blaasrichting naar wens kan worden gekozen.
Een verdere energetisch gunstige uitvoeringsvorm vertoont het kenmerk, dat het basisdeel van een mediumtoevoerkanaal is voorzien dat zich rechtlijnig voortzet 20 in het kopdeel en daar op de omtrek van het kopdeel uitmondt. Bij deze uitvoeringsvorm behoeft dus de mediumstroom in de mediumblazer niet omgeleid te worden, maar kan rechtlijnig stromen van de toevoer naar de uitstroomopening. Daar bij elke ombuiging van een mediumstroom energieverlies optreedt, 25 zal duidelijk zijn dat deze uitvoeringsvorm in energetisch opzicht optimaal is.
Hoewel in het voorgaande alleen gesproken is over als mediumblazers uitgevoerde geleidingen, welke zich in het inslagvak bevinden, zijn bij een verdere gunstige 30 uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, ook het aan één of beide zijden van het inslagvak opgestelde inbreng- resp. afremstation, voorzien van een aantal als mediumblazers uitgevoerde geleidingen. Het inbrengen, resp. afremmen van het projectiel aan beide zijden van het 35 inslagvak wordt bij deze uitvoering eveneens verzorgd door mediumblazers van dezelfde vorm en constructie als de mediumblazers, welke in het inslagvak zijn opgesteld. Op deze wijze is het mogelijk het inbrengen resp. afremmen van het 1004173 7 projectiel geleidelijk te doen verlopen, zodat grote piekspanningen in de inslagdraad worden vermeden.
De uitvinding betreft verder een projectiel dat in het bijzonder geschikt is om te worden toegepast bij de hiervoor 5 beschreven weefinrichting en waarvan de kenmerken in de conclusies nader zijn aangeduid.
De uitvinding zal verder aan de hand van de tekening, waarin een aantal uitvoeringen als voorbeeld zijn weergegeven, nader worden toegelicht.
10 Figuur 1 toont schematisch en niet op schaal een weefinrichting volgens de uitvinding.
Figuur 2 toont een doorsnede van de inrichting volgens figuur 1 over de lijn II-II.
Figuur 3a en 3b tonen in resp. twee aanzichten een van 15 de geleidingen zoals toegepast in de inrichting volgens figuur 1.
Figuur 4 toont in twee onderling loodrechte doorsneden een projectiel dat kan worden geleid op de geleiding van figuur 3.
20 Figuur 5a en 5b tonen in twee onderling loodrechte doorsneden schematisch een geleiding en een daarover te geleiden projectiel van een andere uitvoeringsvorm dan die volgens figuur 4.
Figuur 6a en 6b tonen in twee onderling loodrechte 25 doorsneden schematisch een geleiding en een daarover te geleiden projectiel, waarbij de geleiding voorzien is van een opening, waardoor het projectiel geleid kan worden.
Figuur 7 toont schematisch in doorsnede een mediumblazer welke door een tussenschot in twee delen is gedeeld.
30 Figuur 1 toont schematisch een weefinrichting met een lade 1 en middelen 2 voor het vormen van een inslagvak 3 van kettingdraden 4 welke draden 4 afkomstig zijn van voorraadspoelen voor de kettingdraden 5. Op de lade 1 zijn aangebracht een groot aantal inslagorganen 6 welke tezamen 35 het zogenaamde "reed" vormen en welke inslagorganen tussen de kettingdraden 4 door beweegbaar zijn. Op de lade 1 zijn tevens bevestigd een aantal geleidingen 7, welke hierna nog nader zullen worden besproken, voor het geleiden van een 1004173 8 projectiel 8 door het inslagvak 3 van de ene zijde naar de andere zijde. Zoals in de figuur is weergegeven bevindt het projectiel 8 zich daar in het aan de linker zijde van het inslagvak gelegen inbrengstation 9, terwijl zich aan de 5 andere zijde van het inslagvak een afremstation 10 bevindt. Met het projectiel 8 kan op een bekende wijze een inslagdraad 11 worden verbonden, welke afkomstig is van een voorraadspoel 12. De geleidingen 7 zijn uitgevoerd als mediumblazers met een kopdeel 15 en een basisdeel 16 dat is bevestigd op de 10 lade 1 en daar aansluit op een mediumtoevoer 17. Elke geleiding 7 kan daarbij via een electromagnetisch ventiel 18 aansluiten op een hoofdmediumtoevoer 19, maar ook kunnen, zoals in de tekening is aangegeven, een aantal naast elkaar gelegen geleidingen 7 aansluiten op een gemeenschappelijke 15 mediumtoevoer 17, welke dan via een ventiel 18 aansluit op de hoofdtoevoer 19. Het kopdeel 15 van de geleidingen 7 is voorzien van mediumuitstroomopeningen 20, welke zijn gelegen in dat zijvlak van elk van de geleidingen 7, welke in de transportrichting is gelegen.
20 De geleidingen 7 kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd zoals schematisch is aangegeven in figuur 3a en b. Daaruit is te zien dat elk van de geleidingen is gevormd door een basisdeel 16 dat kan worden bevestigd op de lade 1 en daar aansluit op de genoemde mediumtoevoer. Verder is het 25 basisdeel 16 aan zijn bovenzijde voorzien van een kopdeel 15 dat is voorzien van een aantal uitstroomopeningen 20. Over het kopdeel 15 dat in de doorsnede dwars op het weefvak cirkelvormig is uitgevoerd kan het projectiel 8 worden geleid, dat hol is uitgevoerd en met zijn binnenwand 30 samenwerkt met de buitenwand van het kopdeel 15. Het projectiel kan daarbij zijn uitgevoerd zoals is aangegeven in figuur 4a en b. Zoals in deze figuur te zien is, is de binnenwand van het projectiel 8 voorzien van een aantal ringvormige uitsparingen 25, die in deze uitvoering 35 zaagtandvormig zijn uitgevoerd met elk een trefvlak 26 voor medium, dat in de transportrichting van het projectiel gezien een voorste begrenzing vormt van de zaagtandvormige uitsparingen. De mediumuitstroomopeningen 20 in het kopdeel 1004173 9 van de geleiding 7 zijn daarbij zo gericht dat het uitstromende medium tegen de trefvlakken 26 van de ringvormige uitsparingen 25 aanstroomt. Hierdoor zal het uitstromende medium energie aan het projectiel 8 meedelen, 5 zodat dit projectiel door het uitstromende medium door het weefvak 3 wordt getransporteerd. Verder zal door de goede omsluiting van het kopdeel 15 door het projectiel 8 een druk opbouw in de ruimtes 25 van de ringvormige uitsparingen plaatsvinden, welke mediumlagen creëeren ter plaatse 30, 10 zodat het projectiel als het ware gelagerd is op deze luchtlagen en dus zeer weinig wrijving zal ondervinden. Eventueel kunnen ook mediumuitstroomopeningen 28 zijn aangebracht in de omtrek van kopdeel 15, waardoor dan het medium direct tegen het projectiel wordt aangeblazen.
15 Hierdoor wordt een goede wrijvingsarme lagering en stabilisatie van het projectiel verkregen.
In figuur 5a en b is een zelfde combinatie van geleiding 7 en projectiel 8 getoond met deze uitzondering dat bij deze uitvoeringsvorm de ringvormige uitsparingen 25 over hun 20 omtrek gezien voorzien zijn van een aantal doorboringen 31 die zo zijn gericht dat het uit de uitsparingen 25 via deze boringen 31 naar buiten tredende medium omgebogen is ten opzichte van de transportrichting van het projectiel, zodat ten opzichte van de uitvoering van figuur 4, meer van de in 25 de uitstromende medium aanwezig energie wordt overgedragen aan het projectiel. In feite werken bij deze uitvoering de trefvlakken 26 en de uitstroomboringen 31 tezamen min of meer als geleidschoepen van een turbine.
In figuur 6a en b is in twee onderlinge loodrechte 30 doorsneden een uitvoeringsvorm van de geleiding 7 getekend, waarbij deze geleidingen een basisdeel 32 hebben, dat kan worden bevestigd op de lade 1 en daar aangesloten op een mediumtoevoer en een kopdeel 33 dat nu voorzien is van een opening 34, waarin een projectiel 36 kan worden geleid. Het 35 kopdeel 33 is daarbij wederom voorzien van een aantal mediumuitstroomopeningen 37, welke gericht zijn naar de centrale lijn 38, zodat het uitstromende medium tegen de buitenwand van het projectiel treft. De buitenwand is daarbij 1004173 10 voorzien van ringvormige uitsparingen 39 die elk een trefvlak 39a hebben, welke in de transportinrichting vooraan is gelegen. De werking van deze inrichting is weer dezelfde als bij de vorige uitvoeringen besproken, waarbij de 5 mediumstromen welke uit de openingen 37 treden, treffen tegen de trefvlakken 39a en daarbij transportenergie meedelen aan het projectiel. Teneinde de energieoverdracht vanuit de mediumstromen aan het projectiel nog te vergroten, kunnen evenals bij de uitvoering volgens figuur 5 elk van de ringen 10 39 voorzien zijn van een aantal om de omtrek verdeelde openingen 40, waarvan er enkele in de tekening zijn aangegeven en welke openingen doorboringen vormen vanuit de ringvormige uitsparingen naar het binnenste van het projectiel en daarbij de mediumstroom zodanig omleiden dat 15 een optimale energieoverdracht vanuit de mediumstromen naar het projectiel wordt bereikt. Eventueel kan daarbij ook gebruik gemaakt worden van mediumblazers die roteerbaar op de lade zijn aangebracht, zodat deze naar keuze in de gewenste kunnen blazen. Teneinde mediumuitstroming in beide 20 transportrichtingen op het projectiel te doen inwerken, kan gebruik gemaakt worden van geleidingen, welke op afstand van elkaar zijn geplaatst en om en om in de ene en in de andere richting blazen. Ook is het daarbij mogelijk gebruik te maken van geleidingen, welke zoals in figuur 7 schematisch is 25 aangegeven, voorzien zijn van een tussenschot 50, waardoor het kanaal in deze geleidingen in twee delen 51 en 52 wordt gesplitst, welke kanalen elk zijn aangesloten op een verschillende mediumtoevoer en waarbij de beide zijden van de geleiding voorzien zijn van uitstroomopeningen 53 en 54.
30 Afhankelijk van de richting waarin het projectiel door het vak moet worden getransporteerd kan dan ofwel het kanaal 51 ofwel het kanaal 52 van medium worden voorzien.
Zoals in figuur 1 is aangegeven kunnen zowel het inbrengstation 11 als het afremstation 10 voorzien zijn van 35 een zelfde soort geleidingen als de geleiding 7, waarbij in het inbrengstation 9 de geleidingen 7 medium zullen blazen in de richting waarin het projectiel moet worden getransporteerd, terwijl in het afremstation 10 de 1004173 11 geleidingen 7 medium zullen blazen in de richting waarin het projectiel 8 moet worden afgeremd.
Uit het voorgaande moge duidelijk zijn dat de uitvinding een bijzonder gunstige weefinrichting verschaft waarbij aan 5 het projectiel tijdens zijn vlucht door het weefvak transportenergie kan worden toegevoerd d.m.v. geleidingen die als mediumblazer zijn uitgevoerd. Hierdoor kan de snelheid van het projectiel door het gehele weefvlak constant wordt gehouden. Ook is het mogelijk om, indien gewenst, de 10 mediumtoevoer aan de verschillende mediumblazers zodanig te regelen dat aan het projectiel een gecontroleerd snelheidsprofiel wordt meegedeeld.
Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van een projectiel waarmee een einde van een 15 inslagdraad is verbonden, kan de uitvinding met behoud van dezelfde voordelen ook worden toegepast met projectielen die zijn uitgevoerd als echte schietspoel, welke tijdens hun vlucht door het vak een bepaalde voorraad garenlengte met zich meevoeren.
20 Ook behoeft de baan van het projectiel door het weefvak niet persé rechtlijnig te zijn, maar kunnen ook gekromde, bijvoorbeeld cirkelvormige, worden gevolgd.
1004173

Claims (13)

1. Weefinrichting met een lade en middelen voor het vormen van een inslagvak van kettingdraden, waarbij aan een of beide zijden van het inslagvak een inrichting is 5 opgesteld voor het inbrengen, resp. afremmen van een projectiel voor het vanaf een voorradspoel transporteren van een inslagdraad door het vak van de kettingdraden, waarbij op de lade een aantal op afstand van elkaar gelegen geleidingen aannwezig zijn die een geleiding voor het 10 projectiel vormen binnen het vak van de kettingdraden, met het kenmerk, dat althans een aantal van de genoemde geleidingen is uitgevoerd als holle mediumblazers waaraan een medium onder druk kan worden toegevoerd en welke voorzien zijn van een of meer uitstroomopeningen, welke zodanig zijn 15 gericht dat het uitstromend medium tegen een wand van een te geleiden projectiel treft, dat voorzien is van trefvlakken voor de betreffende mediumstromen.
2. Weefinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de als mediumblazer uitgevoerde geleidingen op een 20 onderlinge afstand van elkaar zijn geplaatst, welke hoogstens gelijk is aan de lengte van een te geleiden projectiel.
3. Weefinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat elk van de als mediumblazer uitgevoerde geleidingen is gevormd door een basisdeel dat op de lade is 25 bevestigd en door een kopdeel dat in het vak kan worden gebracht en in een doorsnede dwars op het vak een in hoofdzaak cirkelvormige vorm vertoont, waarbij een hol projectiel met een inwendige doorsnede die nagenoeg overeenkomt met de vorm van genoemd kopdeel over dit kopdeel 30 kan worden geleid, waarbij het kopdeel althans in een van zijn zijvlakken is voorzien van een of meer uitstroomopeningen die ten opzichte van zijn hartlijn naar buiten zijn gericht, zodat een uitstromend medium tegen de binnenwand van een daarover geleid projectiel is gericht, 35 waarbij de binnenwand van het te geleiden projectiel is voorzien van ringvormige uitsparingen met elk althans een wand die in de transportrichting gezien een voorste begrenzing van de betreffende uitsparing vormt. 1004173 Λ
4. Weefinrichting volgens conclusie 1 of 2, roet het kenmerk, dat elk van de als mediumblazers uitgevoerde geleidingen is gevormd door een basisdeel dat op de lade is bevestigd en daar aansluit op een roediumtoevoer en door een 5 kopdeel dat in het vak kan worden gebracht welke kopdeel een opening vertoont waardoorheen een pojectiel kan worden geleid, waarbij het kopdeel althans in een van zijn zijvlakken is voorzien van een of meer uitstroomopeningen welke schuin naar de centrale lijn van de opening zijn 10 gericht zodat het uitstromende medium wanneer een projectiel passeert tegen een buitenwand daarvan treft, waarbij de buitenwand van elk projectiel is voorzien van ringvormige uitsparingen met elk althans een wand die in de transportrichting gezien een voorste begrenzing van de 15 betreffende uitsparing vormt.
5. Weefinrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat elk van de als mediumblazers uitgevoerde geleidingen verder is voorzien is van een of meer mediumuitstroomopeningen in zijn omtreksvlak, dat dient voor 20 het geleiden van een projectiel.
6. Weefinricthing volgens conclusie 3,4 of 5 met het kenmerk, dat elk van de ringvormige uitsparingen in de binnen- resp. buitenwand van een te geleiden projectiel is voorzien van een aantal doorboringen waardoor het tegen 25 genoemde wand aanstromende medium naar buiten resp. binnen kan stromen waarbij de genoemde doorboringen schuin tegen de transportrichting van het projectiel in verlopen zodat het aanstromende medium wordt omgebogen.
7. Weefinrichting volgens conclusie 3 en 5, met het 30 kenmerk, dat de te geleiden projectielen aan hun voor en achterzijde zijn voorzien van flexibele wanddelen welke de binnenruimte afsluiten en passage over de geleidingen toelaten.
8. Weefinrichting volgens een of meer der voorgaande 35 conclusies, met het kenmerk, dat elk van de als mediumblazer uitgevoerde geleidingen via een bestuurbaar ventiel is verbonden met een mediumtoevoer en een besturing aanwezig is welke alleen de ventielen van die geleidingen, welke zich in 1004173 A het bereik van een te geleiden projectiel bevinden geopend houden.
9. Weefinrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk van de als mediumblazers 5 uitgevoerde geleidingen voorzien is van een tussenschot waardoor twee mediumkanalen worden gevormd en elke mediumblazer aan beide zijden is voorzien van uitstroomopeningen een en ander zodanig dat een te geleiden projectiel in beide richtingen door het vak kan worden 10 getransporteerd.
10. Weefinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het basisdeel is voorzien van een mediumtoevoerkanaal dat zich rechtlijnig voortzet in het kopdeel en daar op de omtrek van het kopdeel uitmondt.
11. Weefinrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aan een of beide zijden van het vak opgestelde inbreng- resp. afremstation is uitgevoerde met een aantal als mediumblazer uitgevoerde geleidingen.
12. Projectiel in het bijzonder geschikt om te worden toegepast bij de weefinrichting volgens een of meer de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat dit is uitgevoerd om samen te werken met een aantal als mediumblazers uitgevoerde geleidingen en in zijn buitenwand of binnenwand 25 is voorzien van een aantal ringvormige uitsparingen die althans aan hun in de transportinrichting gezien vooraanliggende zijde zijn voorzien van een trefvlak waartegen het uit de blaasopeningen tredende medium kan aanstromen.
13. Projectiel volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat elk van de genoemde uitsparingen is voorzien van een rij regelmatig over de omtrek verdeelde doorboringen in de wand van het projectiel, welke doorboringen schuin gericht op elk van de trefvlakken aansluiten zodanig dat een tegen het 35 betreffende trefvlak gericht mediumstroom wordt omgebogen en via genoemde doorboringen nagenoeg in tegenstroom verder wordt geleid. 1004173
NL1004173A 1996-10-02 1996-10-02 Weefinrichting. NL1004173C2 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1004173A NL1004173C2 (nl) 1996-10-02 1996-10-02 Weefinrichting.
EP97202936A EP0841419A1 (en) 1996-10-02 1997-09-25 Weaving device
CZ973070A CZ307097A3 (cs) 1996-10-02 1997-09-29 Tkací zařízení
US08/941,029 US6021820A (en) 1996-10-02 1997-09-30 Weaving device with practile fluid handling

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1004173 1996-10-02
NL1004173A NL1004173C2 (nl) 1996-10-02 1996-10-02 Weefinrichting.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1004173C2 true NL1004173C2 (nl) 1998-04-06

Family

ID=19763604

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1004173A NL1004173C2 (nl) 1996-10-02 1996-10-02 Weefinrichting.

Country Status (4)

Country Link
US (1) US6021820A (nl)
EP (1) EP0841419A1 (nl)
CZ (1) CZ307097A3 (nl)
NL (1) NL1004173C2 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1026238C2 (nl) * 2004-05-19 2005-11-22 Te Strake Textile B V Drager voor het inbrengen van een inslagdraad in het inslagvak van een weefinrichting.
CN103866475A (zh) * 2014-02-24 2014-06-18 江苏宋和宋智能科技有限公司 一种气梭织机及使用方法

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE19936071C1 (de) * 1999-07-30 2000-09-07 Dornier Gmbh Lindauer Überwachungseinrichtung für Webmaschinen mit flexiblen Druckschläuchen

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3461919A (en) * 1967-09-13 1969-08-19 Crompton & Knowles Corp Stationary filling supply loom
NL7309850A (nl) * 1972-07-24 1974-01-28
US4245677A (en) * 1978-02-10 1981-01-20 Kabushiki Kaisha Toyoda Jidoshokki Seisakusho Method and apparatus for supplying transport fluid to auxiliary jet nozzles in a jet loom
US4304269A (en) * 1979-03-15 1981-12-08 Kabushiki Kaisha Toyoda Jidoshokki Seisakusho Weft guiding comb for a jet loom
US4442871A (en) * 1979-06-30 1984-04-17 Kabushiki Kaisha Toyoda Jidoshokki Seisakusho Weft yarn guide for a fluid jet loom

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3794274A (en) * 1969-12-19 1974-02-26 O Eknes Aircraft structure to reduce sonic boom intensity
GB1577064A (en) * 1977-05-25 1980-10-15 Bonas Machine Co Loom shuttle
JPS5945773B2 (ja) * 1980-04-11 1984-11-08 日産自動車株式会社 空気噴射式織機の緯入れ装置
JPS5953377B2 (ja) * 1980-08-09 1984-12-25 株式会社豊田自動織機製作所 流体噴射式織機における緯糸案内部材取付け装置
DE9316009U1 (de) * 1993-10-20 1994-01-13 Moser, Josef, 85435 Erding Oberfläche eines fluidumströmten Körpers

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3461919A (en) * 1967-09-13 1969-08-19 Crompton & Knowles Corp Stationary filling supply loom
NL7309850A (nl) * 1972-07-24 1974-01-28
US4245677A (en) * 1978-02-10 1981-01-20 Kabushiki Kaisha Toyoda Jidoshokki Seisakusho Method and apparatus for supplying transport fluid to auxiliary jet nozzles in a jet loom
US4304269A (en) * 1979-03-15 1981-12-08 Kabushiki Kaisha Toyoda Jidoshokki Seisakusho Weft guiding comb for a jet loom
US4442871A (en) * 1979-06-30 1984-04-17 Kabushiki Kaisha Toyoda Jidoshokki Seisakusho Weft yarn guide for a fluid jet loom

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1026238C2 (nl) * 2004-05-19 2005-11-22 Te Strake Textile B V Drager voor het inbrengen van een inslagdraad in het inslagvak van een weefinrichting.
WO2005111286A1 (en) * 2004-05-19 2005-11-24 Te Strake Textile B.V. Carrier for inserting a weft yarn into the shed of a weaving device
CN103866475A (zh) * 2014-02-24 2014-06-18 江苏宋和宋智能科技有限公司 一种气梭织机及使用方法

Also Published As

Publication number Publication date
CZ307097A3 (cs) 1998-04-15
US6021820A (en) 2000-02-08
EP0841419A1 (en) 1998-05-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5353979A (en) Directing apparatus for guiding, deflecting and/or diverting a web of material
US4425719A (en) Compact air bar assembly for contactless web support
US3957187A (en) Methods and apparatus for transporting and conditioning webs
NL1004173C2 (nl) Weefinrichting.
SE454449B (sv) Forfarande och anordning vid press- eller torkpartier i en pappersmaskin
JPH0859016A (ja) 紙葉状材料を非接触に案内する装置
JPH01156263A (ja) ウエブ、特に紙ウエブの走行の安定化のための空気誘導ボックス
US6289607B1 (en) Flotation dryer unit and method of use
US3127080A (en) Web turning device
CA1240504A (en) Device for drying and guiding a web
GB1578627A (en) Apparatus for inserting a weft in a shed of a weaving loom by means of a flowing fluid
US6413470B1 (en) Device for guiding bands in a suspended manner
KR970001786B1 (ko) 금속판의 냉각을 위한 선형 살수장치
GB2060720A (en) Jet looms
JP2011508110A (ja) 抄紙機若しくはその類の乾燥セクションにおける省エネルギのための装置及び方法
NL8001448A (nl) Geleidingskam voor de inslagdraad bij een onder invloed van een fluidumstraal werkende weefinrichting.
US3626603A (en) Means for the contact-free guidance and processing of web-shaped articles
WO1992011194A1 (en) Non-contact web turnbars and reversers with angled holes
GB2384295A (en) A fabric dryer
CS225821B2 (en) The weft picking device of the jet loom
US4585038A (en) Auxiliary blow nozzle for a pneumatic weaving machine
CS219512B1 (en) Picking channel of the jet loom
JP4954439B2 (ja) 空気圧式の枚葉紙案内装置を備える枚葉紙処理機械
US4397367A (en) Lift and propulsion unit of air-cushion transport vehicle
CZ79495A3 (en) Contactless fabric supporting device

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20010501