NL1003592C1 - Inrichting voor het tot stand brengen van een verbinding tussen een op een vaartuig, zoals een baggervaartuig, aanwezige leiding en een in het water drijvende leiding. - Google Patents

Inrichting voor het tot stand brengen van een verbinding tussen een op een vaartuig, zoals een baggervaartuig, aanwezige leiding en een in het water drijvende leiding. Download PDF

Info

Publication number
NL1003592C1
NL1003592C1 NL1003592A NL1003592A NL1003592C1 NL 1003592 C1 NL1003592 C1 NL 1003592C1 NL 1003592 A NL1003592 A NL 1003592A NL 1003592 A NL1003592 A NL 1003592A NL 1003592 C1 NL1003592 C1 NL 1003592C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
pipe
vessel
counter
cable
receiving element
Prior art date
Application number
NL1003592A
Other languages
English (en)
Inventor
Theo Schut
Machiel Jakobus Marckmann
Original Assignee
Ihc Holland Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ihc Holland Nv filed Critical Ihc Holland Nv
Priority to NL1003592A priority Critical patent/NL1003592C1/nl
Priority to BE9700601A priority patent/BE1010507A6/nl
Priority to DE29712429U priority patent/DE29712429U1/de
Application granted granted Critical
Publication of NL1003592C1 publication Critical patent/NL1003592C1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B27/00Arrangement of ship-based loading or unloading equipment for cargo or passengers
    • B63B27/24Arrangement of ship-based loading or unloading equipment for cargo or passengers of pipe-lines
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F7/00Equipment for conveying or separating excavated material
    • E02F7/10Pipelines for conveying excavated materials
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L37/00Couplings of the quick-acting type
    • F16L37/62Couplings of the quick-acting type pneumatically or hydraulically actuated

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Pressure Vessels And Lids Thereof (AREA)
  • Filling Or Discharging Of Gas Storage Vessels (AREA)

Description

Inrichting voor het tot stand brengen van een verbinding tussen een op een vaartuig, zoals een baggervaartuig, aanwezige leiding en een in het water drijvende leiding.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor 5 het tot stand brengen van een verbinding tussen een op een vaartuig, zoals een baggervaartuig, aanwezige leiding en een in het water drijvende, in het algemeen flexibele, afvoer-leiding waarbij is voorzien in een tweedelige koppeling voor het met elkaar verbinden van de leidingen, welke koppeling 10 een opneem-element omvat dat is verbonden met de ene leiding en een contra-element dat is verbonden met de andere leiding.
Het is bekend om de genoemde verbinding tot stand te brengen door kabels en/of kettingen te verbinden roet het 15 contra-element van de in het water drijvende afvoerleiding zodat met behulp van de kabels dit contra-element kan worden aangetrokken tegen het opneem-element dat is verbonden met de op het vaartuig aanwezige leiding. Daarna moet het contra-element vast met opneem-element worden verbonden.
20 Ter wille van de duidelijkheid is gesproken over een afvoerleiding daar in het beschreven geval deze leiding zal dienen om baggerspecie vanuit het vaartuig naar een bepaalde plaats af te voeren. Het zal duidelijk zijn dat ook andere toepassingen mogelijk zijn.
25 De uitvinding beoogt nu een inrichting te verschaffen waardoor deze werkzaamheden gemakkelijker en sneller kunnen worden uitgevoerd.
De inrichting volgens de uitvinding is daartoe gekenmerkt door: van het vaartuig af- en daar buiten stekende, 30 zich op enige horizontale afstand van elkaar bevindende, armen, een tussen deze armen aangebrachte en draaibaar daardoor ondersteunde, in hoofdzaak ringvormige, ophangbeugel die op zijn beurt dient voor het draaibaar ondersteunen van twee poten zodanig dat deze verzwenkbaar zijn om in lijn met 35 elkaar liggende assen, die haaks staan op de as waar omheen de ophangbeugel kan verdraaien, welke poten in ruststand naar beneden toe zijn gericht en aan de ondereinden met elkaar zijn verbonden door een in hoofdzaak ringvormig 1003592 2 verbindingsorgaan dat zich uitstrekt in een vlak haaks op de lengte richting van de poten, waarbij zich door de ophang-beugel heen een flexibel leidingdeel uitstrekt waarvan het ene einde is verbonden met de van het vaartuig afkomende 5 leiding en het andere einde roet een vast ten opzichte van het ringvormig orgaan opgestelde bus die het opneem-element draagt, waarbij over de omtrek van het opneem-element verdeeld een aantal drukmedium cilinders zijn aangebracht waarvan de hartlijnen in hoofdzaak evenwijdig lopen met die 10 van het opneem-element en waarvan de zuigerstangen van het flexibele leidingdeel af zijn gericht en elk aan hun vrije einde zijn voorzien van een scharnierpunt waarmee een, aan zijn vrije einde van een haak voorziene, zwenkarm is verbonden zodanig dat deze vanuit een stand in het verlengde van 15 de zuigerstang van het opneem-element weg kan zwenken in een vlak gaande door de hartlijn van het opneem-element, waarbij is voorzien in middelen voor het doen verzwenken van de zwenkarmen zodat, wanneer de arm in het verlengde van de zuigerstang ligt, de haak ervan samen kan werken met een 20 naar buiten toe gerichte flens van het contra-element, waarbij de afvoerleiding op afstand van dit contra-element is voor-zien van tenminste één hijspunt waarmee een kabel dan wel ketting kan worden verbonden die loopt door een met het contra-element verbonden en daar buiten liggend geleidings-25 orgaan en zich verder uitstrekt binnen het ringvormig verbindingsorgaan, langs het opneem-element en het flexibele leiding deel en over een, op een vaste plaats van het vaartuig opgestelde, rol naar een op het vaartuig geplaatste lier, waarbij het ringvormig verbindingsorgaan en het con-30 tra-element zijn voorzien van centreerorganen voor het geleiden van het contra-element naar het opneem-element toe.
Door de constructie van armen, ophangbeugel en poten wordt een cardanische ophanging verkregen zodat het met de flexibele leiding verbonden opneem-element zich kan richten 35 naar het contra-element wanneer de afvoerleiding met behulp van de kabel omhoog wordt gehesen.
Wanneer het contra-element voldoende dicht bij het opneem-element is gebracht zullen de van de haken voorziene zwenkarmen naar binnen toe worden gezwenkt om onder de flens 1003592 3 van het contra-element te grijpen. Gelijktijdig zullen de zwenkarmen door middel van de zuigerstangen het contra-ele-ment naar het opneem-element toe trekken zodat een verbinding tussen de beide delen wordt verkregen en de leiding in 5 gebruik kan worden genomen.
Bijzonder gunstig is het wanneer het hijspunt van de afvoerleiding is aangebracht aan een deel van de afvoerlei-ding dat met het contra-element is verbonden door middel van een flexibel leidingdeel. Hierdoor zal bij het omhoog trek-10 ken van de kabel het leidingdeel tussen de hijspunten en het contra-element een gebogen vorm aan gaan nemen waardoor het de vlakken van opneem-element en contra-element, die tegen elkaar aan moeten komen te liggen, een minder schuine stand ten opzichte van elkaar in zullen nemen.
15 In het bijzonder zal er in worden voorzien, dat de kabel is voorzien van een aanslagorgaan dat samen kan werken met het, met het contra-element verbonden, geleidingsorgaan zodanig dat wanneer de afvoerleiding een zekere mate van kromming heeft verkregen het aanslagorgaan tegen het gelei-20 dingsorgaan aan komt te liggen en de trekkracht van de kabel slechts op het contra-element inwerkt.
Bij voorkeur zal de afvoerleiding zijn voorzien van twee ter weerszijden van de leiding aangebrachte hijspunten die liggen in een vlak gaande door de hartlijn van de leiding, 25 met welke hijspunten de kabel door middel van een V-vormig deel wordt verbonden.
Ook dit zal er toe bijdragen dat de vlakken van opneem-element en contra-element dichter bij elkaar komen te liggen bij het ophijsen van de afvoerleiding.
30 De middelen voor het ver zwenken van de zwenkarmen kun nen in het bijzonder worden gevormd doordat de ondersteu-nings-constructie van het opneem-element bij elke zwenkarm is voorzien van een geleider die zich direct naast de zwenkarm en aan de buitenzijde daarvan bevindt, terwijl de zwenk-35 arm bij zijn scharnierpunt met de zuigerstang is voorzien van een naar buiten toe stekende nok die samen kan werken met de geleider zodat wanneer de zuigerstang nagenoeg geheel naar buiten toe is geschoven de nok in aanraking komt met de geleider en de zwenkarm naar buiten toe wordt gezwenkt.
1003592 4
Het verzwenken van de zwenkarmen naar de beide standen toe geschiedt dus geheel automatisch bij het bedienen van de drukmedium cilinders. Bij het weer intrekken van de zuiger-stang zal namelijk de zwenkarm door de geleider weer naar de 5 uitgangsstand, in het verlengde van de zuigerstang, worden toe gedrukt.
De centreerorganen zullen in het bijzonder worden gevormd doordat het aanlegvlak van het opneem-element zich op enige afstand boven het ringvormige verbindingsorgaan belt) vindt en dit orgaan is voorzien van schuin naar boven toe lopende platen terwijl het contra-element is voorzien van een centreerpoot die zich naar buiten toe uitstrekt vanaf het geleidingsorgaan waar de hijskabel door heen loopt en in aanraking kan komen met een deel van het ringvormige verbin-15 dingsorgaan.
De centreerpoot vormt tezamen met het ringvormige verbindingsorgaan in wezen een scharnier waarom heen het contra-element naar het opneem-element toe verzwenkt door de kracht die de hijskabel op het contra-element uitoefent 20 wanneer het aanslagorgaan van de hijskabel in aanraking komt met het geleidingsorgaan daarvoor.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, getoond in de tekening, waarin:
Fig. 1 schematisch een zijaanzicht toont van een in-25 richting volgens de uitvinding, een deel van het vaartuig waarop de inrichting is aangebracht en een deel van de afvoerleiding die door middel van de inrichting met een op het vaartuig aanwezige leiding moet worden gekoppeld, waarbij ter wille van de duidelijkheid bepaalde delen zijn 30 weggelaten;
Fig. 2 schematisch een zijaanzicht toont overeenkomstig fig. 1 maar in een verder stadium van het aankoppelen van de leiding;
Fig. 3 schematisch een zijaanzicht toont volgens fig. 2 35 maar in de stand van de leiding waarbij het contra-element tegen het opneem-element aanligt; en
Fig. 4 schematisch een zijaanzicht en gedeeltelijke doorsnede toont, op grotere schaal, over een deel van de inrichting waarbij bepaalde delen zijn weggelaten.
1003592 5
Zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 1 omvat de inrichting volgens de uitvinding een paar armen 1, die zich op enige afstand van elkaar bevinden en op niet nader beschreven wijze zijn verbonden met een vaartuig. Tussen de armen 1 5 in bevindt zich de ophangbeugel 2 die draaibaar is ondersteund in de punten 3. De ophangbeugel 2 dient op zijn beurt voor het ondersteunen van de poten 4 en 5 die draaibaar zijn om de in eikaars verlengde liggende assen 6. De ondereinden 7 van de poten 4 en 5 zijn met elkaar verbonden door een in 10 hoofdzaak ringvormig verbindingsorgaan 8, dat bijvoorbeeld uit een buis kan zijn gevormd.
Met de poot 4 is een console 9 verbonden die allereerst een bus 10 ondersteunt die het opneem-element 11 draagt, dat het ene deel van een tweedelige koppeling vormt. Het andere 15 einde van de bus 10 is verbonden met een flexibele leiding 12, die op zijn beurt is gekoppeld met een leidingdeel 13 dat vast met het vaartuig is verbonden en zich over een deel van het vaartuig uit kan strekken.
De poot 5 is voorzien van een steun 14 die met een van 20 het vaartuig af stekende steun 15 kan worden verbonden bijvoorbeeld wanneer de inrichting niet in gebruik is en het vaartuig vaart.
Over de omtrek van de bus 10 verdeeld zijn een aantal drukmedium bediende cilinders 16 daaraan bevestigd. De 25 zuigerstang 17 daarvan is aan zijn vrije einde voorzien van een scharnierpunt 18 waarmee een zwenkarm 19 is verbonden. Het scharnierpunt is zodanig uitgevoerd dat de zwenkarm slechts naar buiten toe, dus weg van de bus 10 kan zwenken. De zwenkarm 19 is aan zijn vrije einde voorzien van een haak 30 20 die naar de bus 10 is gericht. In figuur 4 bevindt de zuigerstang 17 zich in de ingetrokken stand in de cilinder. Naast de zwenkarm 19 bevindt zich een geleider 21 die vast met de console 9 is verbonden. Zolang de geleider 21 zich naast de zwenkarm 19 bevindt zal deze niet kunnen verzwenken 35 wanneer de zuigerstang 17 naar beneden toe uit de cilinder 16 wordt gedrukt. Wanneer echter het scharnierpunt 18 van de zwenkarm 19 bij de geleider 21 komt te liggen zal door de nok 22, aangebracht aan de zwenkarm 19, de laatste naar buiten toe worden gezwenkt. Deze stand van de zwenkarmen 1003592 6 blijkt in het bijzonder uit de figuren 1 en 2.
Zoals in het bijzonder blijkt uit de figuren 1-3 loopt vanaf een op het vaartuig geplaatste, niet in de tekening getoonde, lier een kabel 23 die wordt geleid over de 5 vast met het vaartuig verbonden rol 24 en zich verder uitstrekt langs de flexibele leiding 12, de bus 10 en binnen het ringvormig verbindingsorgaan 8.
Bij het gebruik van de inrichting wordt de kabel 23 gebracht naar een op het water drijvende leiding 25. Zie fig. 10 1. Deze leiding 25 is aan zijn vrije einde voorzien van het contra-element 26 dat een geleidingsorgaan 27 draagt waardoor heen de kabel 23 wordt gevoerd. De kabel 23 wordt door middel van een kettingdeel 28 gesplitst in twee delen die lopen naar hijspunten 29, die op tegenover elkaar gelegen 15 zijden van de leiding 25 zijn aangebracht.
Wanneer nu met behulp van de lier aan de kabel wordt getrokken zal, zoals blijkt uit fig. 2 het deel van de leiding 25, dat zich tussen het geleidingsorgaan 27 en de hijspunten 29 bevindt een gekromde stand in gaan nemen. Daartoe 20 is het deel 30 van de leiding 25 flexibel. De kabel 25 is voorzien van een aanslagorgaan 31 dat zich bij het kettingdeel 28 kan bevinden en dat bij de stand van de leiding getoond in fig. 2 aan ligt tegen het geleidingsorgaan 27. De door de kabel uitgeoefende kracht zal dus nu inwerken op het 25 geleidingsorgaan 27 en daarmee op het contra-element 26.
Het contra-element is verder nog voorzien van een cen-treerpoot 32 die aan het geleidingsorgaan 27 is aangebracht en daar buiten uit steekt. Zoals getoond in fig. 2 komt deze centreerpoot 32 aan te liggen tegen het ringvormig verbin-30 dingsorgaan 8. Bij het verder trekken aan de kabel 23 zal daardoor het contra-element 26 naar het opneem-element ll toe worden getrokken. Voor het geleiden van het contra-element 26 naar het opneem-element 11 toe zullen tussen het opneem-element en het ringvormig-verbindingsorgaan 8 centreer-35 organen 33 worden aangebracht, die bijvoorbeeld de vorm van schuin weg lopende platen kunnen hebben. Zie ook fig. 4.
Fig. 3 toont de stand van de delen wanneer het contra-element 26 zo dicht mogelijk tegen opneem-element 11 aan is getrokken. Zoals getoond in deze figuur 3 zijn in deze stand 1003592 7 van het contra-element 26 de zwenkarmen 19 nog naar buiten toe gezwenkt. Door nu de zuigerstangen 17 van de cilinder 16 naar binnen toe te trekken zullen reeds na een geringe verplaatsing ervan de zwenkarmen 19, door de aanwezigheid van 5 de geleiders 21, naar binnen toe bewegen zodat de haken 20 van de zwenkarmen onder de flens 34 van het contra-element 26 komen te vallen. Door het verder naar binnen toe bewegen van de zuigerstangen 17 wordt het contra-element 26 stevig tegen het opneem-element 11 aangetrokken.
10 Tussen de tegen elkaar aan liggende vlakken van het op neem-element 11 en het contra-element 26 kan een rubber af-dichtingsring zijn opgenomen, die niet nader is aangeduid. Op bekende wijze kan de ring zijn voorzien van een naar buiten toe gerichte lip die onder een bevestigingsring komt 15 te liggen zodat de ring vast met het opneem-element is verbonden. Door middel van de ring kan een vloeistofdichte verbinding tussen de beide delen van de koppeling worden verkregen.
Het zal duidelijk zijn, dat slechts een mogelijke uit-20 voeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding in de tekening is weergegeven en hierboven beschreven en dat vele wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten de uit-vindingsgedachte te vallen.
conclusies 1003592

Claims (6)

1. Inrichting voor het tot stand brengen van een verbinding tussen een op een vaartuig, zoals een baggervaartuig, aanwezige leiding (13) en een in het water drijvende, in het 5 algemeen flexibele, afvoerleiding (25) waarbij is voorzien in een tweedelige koppeling (11,26) voor het met elkaar verbinden van de leidingen, welke koppeling een opneem-element (11) omvat dat is verbonden met de ene leiding (13) en een contra-element (26) dat is verbonden met de andere leiding 10 (25), gekenmerkt door: van het vaartuig af- en daar buiten stekende, zich op enige horizontale afstand van elkaar bevindende, armen (1), een tussen deze armen aangebrachte en draaibaar daardoor ondersteunde, in hoofdzaak ringvormige, ophangbeugel (2) die op zijn beurt dient voor het draaibaar 15 ondersteunen van twee poten (4,5) zodanig dat deze verzwenk-baar zijn om in lijn met elkaar liggende assen (6), die haaks staan op de as waaromheen de ophangbeugel (2) kan verdraaien, welke poten (4,5) in ruststand naar beneden toe zijn gericht en aan de ondereinden (7) met elkaar zijn ver-20 bonden door een in hoofdzaak ringvormig verbindingsorgaan (8) dat zich uitstrekt in een vlak haaks op de lengte richting van de poten (4,5), waarbij zich door de ophangbeugel (2) heen een flexibel leidingdeel (12) uitstrekt waarvan het ene einde is verbonden met een van het vaartuig afkomende 25 leiding (13) en het andere einde met een vast ten opzichte van het ringvormig orgaan (8) opgestelde bus die het opneem-element (11) draagt, waarbij over de omtrek van het opneeme-lement (11) verdeeld een aantal drukmedium cilinders (16) zijn aangebracht waarvan de hartlijnen in hoofdzaak evenwij-30 dig lopen met die van het opneem-element (11) en waarvan de zuigerstangen (17) van het flexibele leidingdeel (12) af zijn gericht en elk aan hun vrije einde zijn voorzien van een scharnierpunt (18) waarmee een, aan zijn vrije einde van een haak (20) voorziene, zwenkarm (19) is verbonden zodanig 35 dat deze vanuit een stand in het verlengde van de zuiger-stang (17) van het opneem-element weg kan zwenken in een vlak gaande door de hartlijn van het opneem-element (11), waarbij is voorzien in middelen (21,22) voor het doen ver- 1003592 zwenken van de zwenkarmen (19) zodat, wanneer de arm in het verlengde van de zuigerstang (17) ligt, de haak (20) ervan samen kan werken met een naar buiten toe gerichte flens (34) van het contra-element (26) waarbij de afvoerleiding (25) op 5 afstand van dit contra-element (26) is voorzien van tenminste één hijspunt (29) waarmee een kabel (23,28) dan wel ketting kan worden verbonden die loopt door een met het contra-element (11) verbonden en daar buiten liggend geleidingsor-gaan (27) en zich verder uitstrekt binnen het ringvormig 10 verbindingsorgaan (8), langs het opneem-element (11) en het flexibele leiding deel (12) en over een, op een vaste plaats van het vaartuig opgestelde, rol (24) naar een op het vaartuig geplaatste lier, waarbij het ringvormig verbindingsorgaan (8) en het contra-element (26) zijn voorzien van cen-15 treerorganen (32,33) voor het geleiden van het contra-element (26) naar het opneem-element (11) toe.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het hijspunt (29) van de afvoerleiding (25) is aangebracht aan een deel van de afvoerleiding dat met het contra-element 20 (11) is verbonden door middel van een flexibel leidingdeel (30).
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de kabel (23) is voorzien van een aanslagorgaan (31) dat samen kan werken met het, met het contra-element (26) ver- 25 bonden, geleidingsorgaan (27) zodanig dat wanneer de afvoerleiding (25) een zekere mate van kromming heeft verkregen het aanslagorgaan (31) tegen het geleidingsorgaan (27) aan komt te liggen en de trekkracht van de kabel (23) slechts op het contra-element (11) inwerkt.
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de afvoerleiding (25) is voorzien van twee ter weerszijden van de leiding aangebrachte hijspunten (29) die liggen in een vlak gaande door de hartlijn van de leiding, met welke hijspunten (29) de kabel (23) door middel van een V-vormig deel 35 (28) wordt verbonden.
5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de middelen voor het ver zwenken van de zwenkarmen (19) worden gevormd doordat de ondersteunings-constructie van het opneem-element (11) bij elke zwenkarm 1003592 (19) is voorzien van een geleider (21) die zich direct naast de zwenkarm (19) en aan de buitenzijde daarvan bevindt, terwijl de zwenkarm bij zijn scharnierpunt (18) met de zuiger-stang (16) is voorzien van een naar buiten toe stekende nok 5 (22) die samen kan werken met de geleider (21) zodat wanneer de zuigerstang (16) nagenoeg geheel naar buiten toe is geschoven de nok (22) in aanraking komt met de geleider (21) en de zwenkarm (19) naar buiten toe wordt gezwenkt.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met 10 het kenmerk, dat de centreerorganen worden gevormd doordat het aanlegvlak van het opneem-element (11) zich op enige afstand boven het ringvormige verbindingsorgaan (8) bevindt en dit orgaan is voorzien van schuin naar boven toe lopende platen (33) terwijl het contra-element (26) is voorzien van 15 een centreerpoot (32) die zich naar buiten toe uitstrekt vanaf het geleidingsorgaan (27) waar de hijskabel (23) door heen loopt en in aanraking kan komen met een deel van het ringvormige verbindingsorgaan (8). 1 0 035 9 2
NL1003592A 1996-07-15 1996-07-15 Inrichting voor het tot stand brengen van een verbinding tussen een op een vaartuig, zoals een baggervaartuig, aanwezige leiding en een in het water drijvende leiding. NL1003592C1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1003592A NL1003592C1 (nl) 1996-07-15 1996-07-15 Inrichting voor het tot stand brengen van een verbinding tussen een op een vaartuig, zoals een baggervaartuig, aanwezige leiding en een in het water drijvende leiding.
BE9700601A BE1010507A6 (nl) 1996-07-15 1997-07-10 Inrichting voor het tot stand brengen van een verbinding tussen een op een vaartuig, zoals een baggervaartuig, aanwezige leiding en een in het water drijvende leiding.
DE29712429U DE29712429U1 (de) 1996-07-15 1997-07-14 Vorrichtung zur Herstellung einer Verbindung zwischen einer auf einem Fahrzeug, wie ein Baggerfahrzeug, anwesenden Leitung und einer im Wasser schwimmenden Leitung

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1003592 1996-07-15
NL1003592A NL1003592C1 (nl) 1996-07-15 1996-07-15 Inrichting voor het tot stand brengen van een verbinding tussen een op een vaartuig, zoals een baggervaartuig, aanwezige leiding en een in het water drijvende leiding.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1003592C1 true NL1003592C1 (nl) 1998-01-21

Family

ID=19763205

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1003592A NL1003592C1 (nl) 1996-07-15 1996-07-15 Inrichting voor het tot stand brengen van een verbinding tussen een op een vaartuig, zoals een baggervaartuig, aanwezige leiding en een in het water drijvende leiding.

Country Status (3)

Country Link
BE (1) BE1010507A6 (nl)
DE (1) DE29712429U1 (nl)
NL (1) NL1003592C1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2831514B1 (fr) * 2001-10-30 2004-03-12 Eurodim Sa Systeme de transport d'un fluide entre un navire de transport et un poste de stockage tel qu'un navire de stockage
GB2527071A (en) * 2014-06-10 2015-12-16 Techflow Marine Ltd A tensile overload protection system for offloading systems

Also Published As

Publication number Publication date
DE29712429U1 (de) 1997-09-18
BE1010507A6 (nl) 1998-10-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
KR100895345B1 (ko) 이동선박 및 해안설치물 사이의 유체 생산품 운송 시스템
NL194039C (nl) Laadinrichting voor het laden van fluida in een schip op zee.
EP2678216A2 (fr) Systeme de transfert d'un fluide, notamment du gaz de petrole liquefie entre une premiere installation de surface et une deuxieme installation de surface
US4109688A (en) Attitude maintaining mechanism for a marine loading arm
CN107109816A (zh) 桩扶正系统
RU2003134539A (ru) Система для перекачки текучего продукта, в частности природного сжиженного газа, между транспортным средством, таким как судно, и установкой приема или подачи этого продукта
US4092997A (en) Constraint means for flexible elements
NL1003592C1 (nl) Inrichting voor het tot stand brengen van een verbinding tussen een op een vaartuig, zoals een baggervaartuig, aanwezige leiding en een in het water drijvende leiding.
GB1594754A (en) Articulated fluid loading arm
EP3484762B1 (en) Coupling system for transfer of hydrocarbons at open sea
NL8600973A (nl) Afmeersysteem voor het afmeren van een ponton, schip of ander drijfbaar lichaam.
NL8006816A (nl) Werkwijze en inrichting voor het op de bodem van een diep water neerlaten en plaatsen van een buisleiding.
CA2124103A1 (fr) Procede et dispositif de levage de manutention de charge en mer
US4064820A (en) Apparatus for the marine transshipment of a liquid
NL193950C (nl) Koppelinstallatie voor het koppelen van een leiding met een schip.
FR2824528A1 (fr) Systeme de transfert d'un produit fluide, notamment d'un gaz liquefie, entre un vehicule de transport tel qu'un navire et une installation de reception ou de fourniture de ce produit
CN210914937U (zh) 一种随车吊吊具
NL1012070C2 (nl) Slangkoppelsysteem ten behoeve van walpersleiding.
US4269239A (en) Traveling loading arm for marine tankers
CN211225981U (zh) 用于小断面盾构隧道竖井内s弯管的吊装系统
SU1199327A1 (ru) Тяговый барабан стана бухтового волочения труб
NL7908959A (nl) Zuigbaggerinstallatie.
NL1016540C1 (nl) Hijsgerei op een vaartuig voor het aan boord hijsen van lasten, zoals bijvoorbeeld de zuigbuis bij een zuigbaggervaartuig.
RU1779434C (ru) Приспособление к трубоукладчику дл гибки труб
RU2122077C1 (ru) Устройство для монтажа и демонтажа раструбных труб

Legal Events

Date Code Title Description
VD2 Lapsed due to expiration of the term of protection

Effective date: 20020715