NL1002869C2 - Inrichting en werkwijzen voor het doorzenden van elektronische boodschappen op basis van transmissieprioriteit; faxvoorblad met trans- missieprioriteitscode en computerinrichting voor genereren van trans- missieprioriteitscode. - Google Patents

Description

Inrichting en werkwijzen voor het doorzenden van elektronische boodschappen op basis van transmissieprioriteit; faxvoorblad met transmis-sieprioriteitscode en computerinrichting voor genereren van transmis-sieprioriteitscode.

5

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het ontvangen en doorzenden van elektronische boodschappen die ieder tenminste een gedeelte met gecodeerde besturingsinformatie en overige informatie omvatten, welke besturingsinformatie tenminste één groep 10 bestemmingsadresinformatie omvat, en welke inrichting is voorzien van: een geheugen; - met het geheugen verbonden decodeermiddelen voor het ontvangen van de elektronische boodschappen en het decoderen van de gecodeerde besturingsinformatie en het per elektronische boodschap opslaan van de 15 gedecodeerde besturingsinformatie tezamen met de overige informatie in het geheugen; - met het geheugen verbonden doorzendmiddelen voor het per elektronische boodschap uitlezen van de gedecodeerde besturingsinformatie tezamen met de overige informatie uit het geheugen en voor het door- 20 zenden van tenminste de genoemde overige informatie van de elektronische boodschap via een communicatieverbinding, geselecteerd op basis van tenminste de ene groep bestemmingsadresinformatie, na een door de doorzendmiddelen automatisch te besturen tijdsduur.

Een dergelijke inrichting is bekend uit de Europese octrooiaan-25 vrage EP-A-0.360.732. In deze Europese octrooiaanvrage wordt een dergelijke inrichting een "store and forward facility" (SAFF) genoemd. Dergelijke inrichtingen staan opgesteld tussen een zendend faxapparaat en een ontvangend faxapparaat. Zendende faxapparaten zenden hun fax-boodschappen aan een dergelijke inrichting, waarna de inrichting de 30 ontvangen faxboodschappen opslaat in een geheugen. De inrichting bepaalt vervolgens de verschillende communicatieverbindingen waarlangs de verschillende faxboodschappen naar ontvangende faxapparaten moeten worden gezonden. De ontvangers van de verzonden faxboodschappen kunnen zelf ook weer dergelijke inrichtingen zijn, die centraal staan opge-35 steld en zijn gekoppeld met verschillende faxapparaten en zijn ingericht voor het verdelen van de ontvangen faxboodschappen naar de diverse ontvangende faxapparaten. Het voordeel van dergelijke inrichtingen tussen zendende faxapparaten en ontvangende faxapparaten is vooral 1002869 2 dat de zendende faxapparaten niet meer vaak tevergeefs bijvoorbeeld lange-afstandsverbindingen bezetten, op momenten dat het ontvangende faxapparaat niet in staat is om een faxboodschap te ontvangen, bijvoorbeeld doordat deze op dat moment reeds een andere faxboodschap van 5 een ander zendend faxapparaat ontvangt. Doordat de inrichtingen tussen de zendende en ontvangende faxapparaten zijn voorzien van geheugens voor het opslaan van diverse faxboodschappen hoeven met name internationale communicatieverbindingen slechts één maal bezet te worden voor het versturen van internationale faxboodschappen. Het risico dat een 10 ontvangend faxapparaat niet in staat is om een faxboodschap te ontvangen uit zich dan slechts via het diverse malen pogen contact te krijgen via een lokale communicatieverbinding, hetgeen goedkoper is dan een internationale communicatieverbinding. Op deze wijze wordt efficiënter gebruik gemaakt van telecommunicatieverbindingen.

15 Van de bekende inrichting voor het ontvangen en doorzenden van faxboodschappen wordt aangegeven, dat deze in staat is om te wachten totdat een geschikte communicatieverbinding beschikbaar is, alvorens de faxboodschap wordt doorgezonden.

Voorts wordt van de bekende inrichting aangegeven, dat het moge-20 lijk is dat een gebruiker daarmee contact legt via een telefoonlijn om een prioriteit aan een bepaalde faxboodschap te geven. De zendende inrichting voor het doorzenden van de betreffende faxboodschap zal dan een prioriteitsniveau toekennen aan de betreffende faxboodschap en dit meedelen aan de ontvangende inrichting voor het doorzenden van fax-25 boodschappen aan de andere kant van de gekozen communicatieverbinding. Het gevolg daarvan is, dat de ontvangende inrichting voor het doorzenden van faxboodschappen de betreffende faxboodschap een hogere prioriteit zal geven dan de reeds wachtende boodschappen voor een bepaald bestemmingsadres. Het meedelen van een dergelijke prioriteit van een 30 faxboodschap heeft noch consequenties voor de keuze van het type communicatieverbinding (welke bijvoorbeeld kan worden onderscheiden wat betreft kosten en kwaliteit) tussen de twee inrichtingen voor het doorzenden van faxboodschappen, noch voor de tijdsduur waarbinnen faxboodschappen van de ene naar de andere inrichting worden verzonden. 35 Het is een doelstelling van de onderhavige uitvinding om middelen te verschaffen waarmee een nog efficiënter gebruik van met name lange-af standsverbindingen voor het verzenden van elektronische boodschappen kan worden bereikt. Elektronische boodschappen omvatten daarbij zowel 1002869 3 faxboodschappen, nadat zij door een faxapparaat zijn ingelezen, als boodschappen in het kader van electronic-mail.

Voor het realiseren van deze doelstelling heeft een inrichting van de bovengenoemde soort het kenmerk, dat de inrichting is ingericht 5 voor het ontvangen van een, aan iedere bestemmingsadresinformatie toegevoegde transmissieprioriteitscode en de doorzendmiddelen, tijdens bedrijf, automatisch tenminste op basis van de transmissieprioriteitscode de communicatieverbinding selecteren uit een veelheid communicatieverbindingen en het tijdstip van doorzenden van de elektronische 10 boodschap bepalen, waarbij het tijdstip ligt binnen een door de transmissieprioriteitscode bepaalde maximale tijdsduur.

De inhoud van een dergelijke transmissieprioriteitscode kan door de gebruiker van het zendende apparaat worden bepaald. De transmissieprioriteitscode kan bijvoorbeeld worden gekozen uit drie opties: 15 laag, normaal, hoog. Ook andere opties zijn mogelijk. Wordt een hoge transmissieprioriteit verlangd, dan zullen de doorzendmiddelen zo snel mogelijk een telecommunicatieverbinding selecteren waarbij op de kosten van het bezetten van een dergelijke communicatieverbinding nauwelijks acht zal worden geslagen. Wordt een normale transmissiepriori-20 teitscode verschaft, dan zullen de doorzendmiddelen een communicatieverbinding selecteren tegen een normaal tarief. Geeft de gebruiker een lage transmissieprioriteit aan, dan zullen de doorzendmiddelen, bijvoorbeeld binnen een vooraf bepaalde tijdsduur, een zo goedkoop mogelijke communicatieverbinding voor het doorzenden van de elektronische 25 boodschap tot stand brengen. Het aangeven van een transmissieprioriteitscode leidt derhalve tot het bezetten van een goedkopere of duurdere communicatieverbinding, hetgeen zichtbaar kan worden gemaakt in de nota voor de afzender van de elektronische boodschap. Elektronische boodschappen die voor de afzender een lage doorzendprioriteit hebben, 30 kunnen door de doorzendmiddelen zolang worden opgeslagen, totdat goedkope communicatieverbindingen beschikbaar zijn. Dit zal leiden tot een efficiënter gebruik van met name internationale communicatieverbindingen. Afzenders van elektronische boodschappen in Europa kunnen bijvoorbeeld met behulp van de transmissieprioriteitscode aangeven, dat 35 elektronische boodschappen bestemd voor bestemmingsadressen in de Verenigde Staten niet voor aanvang van de werkdag in de Verenigde Staten verstuurd hoeven te worden. De doorzendmiddelen zullen doorzending van dergelijke elektronische boodschappen dan vertragen totdat 1002869 i» de werkdag in de Verenigde Staten is begonnen of nog later, hetgeen zal leiden tot een efficiëntere bezetting van intercontinentale tele-communicatieverbindingen tussen Europa en de Verenigde Staten.

In de inrichting volgens de uitvinding maken de doorzendmiddelen 5 dus gebruik van een routeringsalgoritme voor het selecteren van de route van doorzenden van de elektronische boodschap. Daarbij kan de inrichting gebruik maken van verschillende beschikbare, "ongelijksoortige" netwerken met ieder eigen karakteristieke kosten- en snelheids-eigenschappen. Het routeringsalgoritme bepaalt de keuze mede aan de 10 hand van genoemde transmissieprioriteitscode.

In een andere uitvoeringsvorm heeft de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat de inrichting voorts is ingericht voor het ontvangen van een, aan een vooraf bepaalde cliënt toegewezen afzender-cliëntcode en de inrichting, tijdens bedrijf, automatisch een gespeci-15 ficeerde nota opstelt voor de cliënt behorende bij de afzendercliënt-code. Het meesturen van een afzendercliëntcode geeft bijvoorbeeld de mogelijkheid van het opstellen van een nota voor iemand anders dan de afzender van de elektronische boodschap in overeenstemming met van te voren gemaakte afspraken.

20 Als alternatief of in aanvulling daarop kan de inrichting op basis van de afzendercliëntcode automatisch een, aan de cliënt toegewezen terugmeldtelefoonnummer bepalen voor het automatisch verschaffen van terugmeldberichten. Dergelijke terugmeldberichten kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op foutmeldingen, maar ook op een weigering 25 een elektronische boodschap door te zenden.

Een dergelijke afzendercliëntcode kan ofwel door de afzender op een faxvoorblad worden ingevuld ofwel standaard voor de betreffende cliënt op zijn faxvoorblad zijn afgedrukt. Ook is het denkbaar dat een afzendercliëntcode op enigerlei andere wijze op het faxvoorblad voor 30 de betreffende afzender is aangegeven.

Als bijvoorbeeld de nota wordt opgesteld in afhankelijkheid van de afzendercliëntcode, zal de afzender geïnteresseerd zijn in tegenmaatregelen tegen diefstal van, van een dergelijke afzendercliëntcode voorziene faxvoorbladen. Ter verschaffing van een dergelijke beveili-35 ging kan een inrichting volgens de uitvinding bijvoorbeeld het kenmerk hebben, dat de inrichting voorts is ingericht voor het ontvangen van het telefoonnummer van een afzenderapparaat en de inrichting, tijdens bedrijf, controleert of genoemd telefoonnummer correspondeert met de 1002809 5 afzendercliëntcode en, zo niet, de ontvangen elektronische boodschap niet doorstuurt. Met een dergelijke maatregel kunnen de elektronische boodschappen slechts worden verstuurd vanuit één vooraf bepaald apparaat, waarvan het telefoonnummer correspondeert met de afzenderdi-5 entcode. Het gebruik van faxvoorbladen op een ander afzenderapparaat heeft dan tot gevolg, dat doorzending van de betreffende elektronische boodschap wordt geweigerd.

In voomoemd geval kan nog wel worden gefraudeerd door diegenen die zonder daartoe gerechtigd te zijn faxboodschappen met een bepaald 10 faxvoorblad van het bijbehorende afzenderapparaat versturen. Dit probleem wordt opgelost in een volgende uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarin de inrichting voorts is ingericht voor het ontvangen van een Persoonlijk Identificatie Nummer (PIN) en de inrichting, tijdens bedrijf, controleert of genoemde afzendercliëntcode correspondeert met 15 het Persoonlijk Identificatie Nummer en, zo niet, de ontvangen elektronische boodschap niet doorstuurt. In dat geval heeft diefstal van faxvoorbladen geen zin meer, omdat een dief in het algemeen het bij de faxvoorbladen behorende Persoonlijke Identificatie Nummer niet zal kennen. Een dergelijk Persoonlijk Identificatie Nummer kan bijvoor-20 beeld kenbaar worden gemaakt aan de inrichting, doordat een gebruiker na het intoetsen van het telefoonnummer van de inrichting voor het leggen van een communicatieverbinding tussen de inrichting en het afzenderapparaat, het Persoonlijk Identificatie Nummer eveneens intoetst.

25 Als alternatief, of in aanvulling daarop kan de inrichting ook zijn ingericht voor het ontvangen van een volgnummercode, waarbij de inrichting, tijdens bedrijf, controleert of de bij de volgnummercode behorende elektronische boodschap mag worden doorgezonden en zo niet, doorzending daarvan blokkeert. Een dergelijke volgnummercode kan bij-30 voorbeeld afkomstig zijn van een faxvoorblad, waarbij de volgnummercode het faxvoorblad op eenduidige en unieke wijze identificeert. Aldus kan bijvoorbeeld gebruik van gestolen faxvoorbladen worden geblokkeerd door de volgnummercodes daarvan te melden aan de beheerder van de inrichting.

35 Een verdere verbetering van het rendabel gebruik van met name lange-afstandscommunicatieverbindingen wordt in een verdere uitvoeringsvorm bereikt, waarin de inrichting voorts is ingericht voor het ontvangen van een transmissiekwaliteitscode en de doorzendmiddelen, 1002869 6 tijdens bedrijf, tenminste de overige informatie doorzenden met een door de transmissiekwaliteitscode bepaalde kwaliteit. Indien een gebruiker bijvoorbeeld niet geïnteresseerd is in het afleveren van een elektronische boodschap met de best mogelijke kwaliteit, voorziet hij 5 zijn elektronische boodschap van een transmissiekwaliteitscode die een geringe transmissiekwaliteit aanduidt. De doorzendmiddelen zullen dan een wijze van doorzending van de elektronische boodschap bepalen, die mogelijk een geringere kwaliteit van de afgeleverde elektronische boodschap verschaft. Daarvoor zal in het algemeen een communicatiever- 10 binding kunnen worden gelegd die een mindere kwaliteit garandeert, maar die derhalve wel goedkoper is. Dergelijke lagere kosten kunnen aan de klant worden doorberekend, zodat deze daarvan ook voordeel heeft.

In een verdere uitvoeringsvorm heeft de inrichting het kenmerk, 15 dat de inrichting voorts is ingericht voor het ontvangen van een afle-verwijzecode, geselecteerd uit een van de volgende opties: - een "directe-afleverwijze-code”, die de doorzendmiddelen bestuurt om tenminste de overige informatie direct door te zenden aan een ont-vangerapparaat behorend bij de bestemmingsadresinformatie; 20 - een "centrale-afleverwijze-code", die de doorzendmiddelen be stuurt om tenminste de overige informatie door te zenden aan een centrale verdeelinrichting voor het verdelen van elektronische boodschappen aan in de buurt daarvan opgestelde ontvangerapparaten, welke centrale verdeelinrichting door de doorzendmiddelen wordt geselecteerd op 25 basis van de afstand tot het adres behorende bij de bestemmingsadresinformatie ; - een "post-afleverwijze-code", die de doorzendmiddelen bestuurt om tenminste de overige informatie, al dan niet via een centrale verdeelinrichting, door te zenden aan een ontvangerapparaat van een postkan- 30 toor, dat door de doorzendmiddelen wordt geselecteerd op basis van de afstand tot het adres behorende bij de bestemmingsadresinformatie.

Een dergelijke afleverwijze-code kan bijvoorbeeld door de gebruiker op het voorblad van een faxboodschap worden ingevuld. Andere afle-verwijze-codes zijn denkbaar.

35 In sommige gevallen zal een afzender bijvoorbeeld niet willen, dat de ontvanger van de verzonden elektronische boodschap een kopie krijgt van het door hem ingevulde voorblad. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn, indien de afzender op het voorblad meer dan één geadres- 10 0 2 8 ’*} 0 7 seerde heeft aangegeven en hij niet wil, dat de verschillende geadresseerden van elkaar weten, dat zij een exemplaar van de elektronische boodschap hebben ontvangen. Dit kan eenvoudig worden opgelost in een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting die het kenmerk heeft, dat 5 de inrichting voorts is ingericht voor het ontvangen van een voorblad-opmaak-code, en de doorzendmiddelen, tijdens bedrijf, tenminste de overige informatie doorzenden voorzien van voorbladinformatie, waarbij de doorzendmiddelen de inhoud van de voorbladinformatie bepalen in afhankelijkheid van de voorblad-opmaak-code. Na ontvangst van een 10 dergelijke voorbladopmaak-code zullen de doorzendmiddelen zelf, in overeenstemming met vooraf bepaalde instructies, als het ware een nieuw voorblad samenstellen, dat met de overige informatie van de elektronische boodschap wordt doorgezonden. Bij het samenstellen van een nieuw voorblad kunnen dan bepaalde gegevens worden weggelaten of 15 juist worden toegevoegd.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft deze het kenmerk, dat de decodeermiddelen "Optical Character Recognition" (OCR) middelen omvatten. Dergelijke Optical Character Recognition middelen kunnen met voordeel worden gebruikt, 20 wanneer de gebruiker zelfstandig, bijvoorbeeld met balpen, de bovengenoemde verschillende codes op een faxvoorblad aanbrengt. Dergelijke Optical Character Recognition middelen kunnen dan de door de gebruiker zelf gemaakte codes decoderen, waarvan de inhoud de doorzending van de elektronische boodschap bestuurt. Het voordeel is voorts dat bestaande 25 faxapparaten dan voor de uitvinding niet verder hoeven te worden aangepast. Het verschaffen van de codes gebeurt dan via het weergeven daarvan op het faxvoorblad, dat op de normale gebruikelijke wijze door een afzenderapparaat wordt ingelezen en verstuurd.

In een verdere uitvoeringsvorm heeft de inrichting het kenmerk, 30 dat de doorzendmiddelen, tijdens bedrijf, verschillende elektronische boodschappen rangschikken in groepen, geselecteerd op basis van hun bestemmingsadresinformatie en hun transmissieprioriteitscode en de groepen elektronische boodschappen automatisch in de vorm van aaneengesloten blokken doorzenden. In het algemeen zal de bestemmingsadres-35 informatie van verschillende elektronische boodschappen bestaan uit telefoonnummers van ontvangerapparaten. Aangezien een inrichting volgens de uitvinding op een bepaald moment vele elektronische boodschappen in zijn geheugen kan hebben, zal deze kunnen worden ingericht om 1 0 0 «i 8 6 9 8 groepen elektronische boodschappen te vormen, waarvan de bestemmings-telefoonnummers aangeven, dat deze in hetzelfde land of dezelfde plaats moeten worden afgeleverd. Deze groepen kunnen dan tegelijkertijd, tenminste langs een gedeelte van de communicatieverbinding, 5 worden verstuurd als de inrichting een geschikte communicatieverbinding tegen een acceptabel tarief heeft gelegd. Dit kan bijvoorbeeld betekenen, dat voor bijvoorbeeld tien verschillende elektronische boodschappen slechts één keer een intercontinentale verbinding hoeft te worden gelegd, hetgeen tot grotere efficiency van het telecommuni-10 catienetwerk leidt.

In een verdere uitvoeringsvorm kunnen de doorzendmiddelen de communicatieverbinding automatisch selecteren uit bijvoorbeeld één van de volgende mogelijke communicatieverbindingen: een telefoonverbin ding, een ISDN-verbinding, een electronic-mail-verbinding, en wille-15 keurige combinaties daarvan.

Een verdere doelstelling vein de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een faxvoorblad waardoor inrichtingen van de bovengenoemde soort op efficiëntere wijze (internationale) communicatieverbindingen kunnen leggen. Derhalve voorziet de uitvinding tevens in een 20 faxvoorblad voor samenwerking met een inrichting zoals hierboven gedefinieerd, welk faxvoorblad is voorzien van een groep van tenminste één groep elektronisch herkenbare bestemmingsadresmerktekens en een groep van tenminste één elektronisch herkenbaar transmissieprioriteitsmerk-teken, één voor elke groep bestemmingsadresmerktekens, waarbij iedere 25 groep bestemmingsadresmerktekens een bestemmingsadres identificeert en ieder transmissieprioriteitsmerkteken een transmissieprioriteit naar het respectieve bestemmingsadres identificeert. Een dergelijk trans-missieprioriteitsmerkteken op het faxvoorblad wordt door de afzender zelf aangebracht. Het transmissieprioriteitsmerkteken kan bijvoorbeeld 30 worden gekozen in overeenstemming met lage, normale, of hoge prioriteit voor het afleveren van de betreffende elektronische boodschap bij de geadresseerde, zoals hierboven is toegelicht.

In een verdere uitvoeringsvorm is het faxvoorblad tevens voorzien van elektronisch herkenbare afzendercliëntmerktekens voor het iden-35 tificeren van een afzendercliënt. Dergelijke afzendercliëntmerktekens kunnen, zoals hierboven reeds is opgemerkt, worden gebruikt door de inrichting voor het doorzenden van elektronische boodschappen voor het opstellen van nota's en voor het vaststellen van een terugmeldtele- 1 0 0 Ά ή 9 9 foonnummer, bijvoorbeeld voor het verschaffen van foutmeldingen. De afzendercliëntmerktekens kunnen bijvoorbeeld van te voren zijn aangebracht.

Voorts kan het faxvoorblad worden voorzien van respectievelijk 5 een elektronisch herkenbaar transmissiekwaliteitsmerkteken, aflever-wijzemerkteken en/of voorbladopmaakmerkteken. Deze merktekens corresponderen met respectievelijk de eerder genoemde transmissiekwaliteits-code, de afleverwijzecode en de voorbladopmaak-code.

De onderhavige uitvinding vindt niet alleen toepassing in situa-10 ties, waarin originelen in de vorm van papier door een afzenderfax-apparaat worden uitgelezen en aan de inrichting voor het doorzenden van elektronische boodschappen worden toegestuurd. In plaats daarvan kan de hoofdgedachte van de uitvinding ook worden toegepast daar, waar de te verzenden boodschap in een computergeheugen aanwezig is. Feite-15 lijk heeft de elektronische boodschap dan betrekking op electronic-mail.

Derhalve heeft de onderhavige uitvinding ook betrekking op een computerinrichting voorzien van invoermiddelen, weergeef middelen en een processor, die zowel met de invoermiddelen als de weergeefmiddelen 20 is verbonden en kan worden aangesloten op een invoer/uitvoerverbinding voor het verzenden en ontvangen van gegevens, waarbij de processor is voorzien van middelen voor: het ontvangen van via de invoermiddelen ingevoerde boodschappen, die tenminste besturingsinformatie en overige informatie omvatten, 25 welke besturingsinformatie tenminste één groep bestemmingsadresinformatie en voorts tenminste één bij iedere groep bestemmingsadresinformatie behorende transmissieprioriteitscode omvat voor het aangeven van de prioriteit, waarmee de boodschap moet worden verzonden, en het opmaken van tenminste één elektronisch voorblad en het weer-30 geven daarvan op de weergeefmiddelen, welk tenminste ene elektronische voorblad tenminste een deel van de besturingsinformatie omvat.

In verdere uitvoeringsvormen is de computer ingericht met middelen voor het opmaken van het elektronische voorblad en het weergeven daarvan op de weergeefmiddelen, waarbij de diverse eerder genoemde 35 codes worden gegenereerd. Deze codes kunnen bijvoorbeeld door een gebruiker via een toetsenbord worden ingevoerd.

De uitvinding betreft tevens werkwijzen, zoals geclaimd in werk-wijzeconclusies 25 en 26. Zij maken duidelijk, dat de essentie van de 1 o 0 " 8 5 9 10 uitvinding ook belichaamd kan zijn in geschikte software-pakketten.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht onder verwijzing naar enkele tekeningen, die slechts bedoeld zijn ter illustratie van de uitvinding en niet ter beperking ervan.

5 Figuur 1 toont schematisch, gedeeltelijk in blokschema, twee inrichtingen voor het doorzenden van elektronische boodschappen, die ofwel met behulp van een faxapparaat, ofwel met behulp van een (personal) computer zijn gegenereerd;

Figuur 2 toont in blokschema een aantal elementen van een inrich-10 ting voor het doorzenden van elektronische boodschappen;

Figuur 3 toont schematisch een mogelijke opmaak van een faxvoor-blad, dat kan worden gebruikt bij de inrichting volgens de uitvinding;

Figuur 4 toont een computeropstelling voor het genereren van een elektronisch voorblad in overeenstemming met de onderhavige uitvin-15 ding.

Figuur 1 toont een inrichting 20 voor het doorzenden van elektronische boodschappen, die via een communicatieverbinding 23 is verbonden met een faxapparaat 21. In de praktijk zal de inrichting 20 verbonden zijn met meerdere faxapparaten, maar omwille van de duidelijk-20 heid is er slechts één weergegeven.

Via een verdere communicatieverbinding 2k is de inrichting 20 verbonden met een computerinrichting 22, die een personal computer kan zijn. De inrichting 20 kan met meerdere computers zijn verbonden, maar voor de duidelijkheid is er slechts één weergegeven.

25 De communicatieverbindingen 23 en 2k zullen in het algemeen kor- te-afstandsverbindingen zijn, via welke tegen locaal of nationaal tarief telecommunicatieverbindingen kunnen worden gelegd.

Via een communicatieverbinding 25 kan de inrichting 20 elektronische boodschappen doorzenden en ontvangen van een verder faxapparaat 30 26. In het algemeen zal dit plaatsvinden door tussenkomst van een tweede inrichting 30 voor het doorzenden vein elektronische boodschappen. De inrichting 30 voor het doorzenden van elektronische boodschappen kan identiek zijn aan inrichting 20. Inrichting 30 is via een communicatieverbinding 28 verbonden met het faxapparaat 26.

35 De inrichting 30 kern via een communicatieverbinding 29 zijn ver bonden met een computerinrichting 27, die een personal computer kan zijn.

In het algemeen zullen de communicatieverbindingen 28, 29, net 1002869 11 als de communicatieverbindingen 23, 24 korte-afstandsverbindingen zijn. De communicatieverbinding 23 daarentegen tussen de inrichtingen 20 en 30 zal in het algemeen een lange-afstandsverbinding zijn, bijvoorbeeld een intercontinentale telecommunicatieverbinding tussen 3 Europa en de Verenigde Staten.

Figuur 2 toont een mogelijke constructie voor de inrichting 20. Inrichting 30 kan op dezelfde wijze zijn geconstrueerd.

Inrichting 20 omvat decodeermiddelen 31, bijvoorbeeld OCR (= Optical Character Recognition) middelen. De decodeermiddelen 31 zijn 10 voorzien van een ingang die kan worden gekoppeld met communicatieverbindingen 23, 24. De decodeermiddelen 31 zijn voorzien van een eerste uitgang, die is verbonden met een ingang van geheugen 32, en een tweede uitgang, die is verbonden met een terugmeldinrichting 34.

Het geheugen 32 is bijvoorbeeld via een bidirectionele verbinding 15 verbonden met doorzendmiddelen 33· Opgemerkt wordt dat het begrip "geheugen" breed dient te worden geïnterpreteerd. Het kan bijvoorbeeld functioneel soms slechts doorgeefluik zijn, bijvoorbeeld wanneer alleen van een POTS-telefoonlijn naar een ISDN-lijn wordt geconverteerd.

Doorzendmiddelen 33 hebben een eerste uitgang die kan worden 20 gekoppeld met de communicatieverbinding 25 en een tweede uitgang die is gekoppeld met de terugmeldinrichting 34.

Terugmeldinrichting 34 heeft een verdere ingang die kan worden gekoppeld met de communicatieverbinding 25. Tevens is de terugmeldinrichting 34 voorzien van een uitgang, die kan worden gekoppeld met de 25 communicatieverbindingen 23, 24.

Opgemerkt wordt, dat de in figuur 2 gegeven structuur slechts een voorbeeld betreft. De organisatie van inrichting 20 hoeft bijvoorbeeld niet te zijn geconstrueerd met behulp van fysiek gescheiden elementen. De diverse elementen kunnen ook in de vorm van een computer zijn vorm 30 gegeven, bijvoorbeeld in de vorm van een geschikt software-pakket. Van belang zijn slechts de verschillende functies, die door de elementen in samenhang kunnen worden uitgeoefend. Deze functies zullen later in de beschrijving worden toegelicht.

Figuur 3 toont een opmaak van een faxvoorblad, dat met voordeel 35 bij een inrichting volgens de onderhavige uitvinding kan worden gebruikt. Het faxvoorblad 1 bevat een herkenningsteken 18, dat bijvoorbeeld in de linker bovenhoek is aangebracht. Het herkenningsteken 18 kan voor verschillende doeleinden worden gebruikt. Allereerst kan het 1002869 12 herkenningsteken 18 worden gebruikt voor het op de juiste wijze positioneren van het faxvoorblad 1 ten opzichte van het faxapparaat 21. Ten tweede kan het herkenningsteken 18 worden gebruikt als referentiepunt voor andere codes, die op het faxvoorblad 1 zijn aangebracht en 5 die hieronder verder zullen worden besproken.

Het faxvoorblad 1 is verder voorzien van het briefhoofd van de afzender, dat eventueel in code kan zijn aangegeven, bijvoorbeeld in de vorm van een voorgedrukte streepjescode.

Onder het briefhoofd 2 bevindt zich een ruimte 3, waarin een 10 afzendercliëntnummer kan worden opgenomen. Het afzendercliëntnummer kan worden aangebracht in speciaal daarvoor voorgedrukte vakjes 3(i). i = 1, 2, ..., I. De code in de vakjes 3(i) identificeren de afzender op eenduidige wijze en kunnen voorgedrukt zijn. Anderzijds kunnen faxvoorbladen 1 ook zodanig ter beschikking worden gesteld, dat de 15 vakjes 3(i) oorspronkelijk blanco zijn en door de afzender zelf moeten worden ingevuld.

Onder vakje 3 bevindt zich een vakje 4, waarin een volgnummercode k(l), ..... 4(N) is voorgedrukt. De daarin voorgedrukte code is uniek en hoort alleen bij één enkel faxvoorblad. Dergelijke unieke codes 20 zijn met hedendaagse middelen en cryptografische methoden eenduidig en betrouwbaar te identificeren. Zij kunnen worden gebruikt om fraude tegen te gaan. De inrichting 20 kan bijvoorbeeld zijn ingericht om een ontvangen volgnummercode 4(n) te vergelijken met een ontvangen afzen-dercliëntcode 3(i)- Indien geen tevoren vastgestelde relatie wordt 25 vastgesteld, wordt doorzenden van de faxboodschap geweigerd. Ook kan zijn voorzien, dat eenmaal gebruikte faxvoorbladen (en dus gebruikte volgnummers) niet nogmaals mogen worden gebruikt, zodat diefstal van gebruikte faxvoorbladen zinloos is. Voorts kan een cliënt gebruik van faxvoorbladen laten blokkeren, als zij gestolen zijn. Wel moet hij dan 30 de volgnummers van de gestolen faxvoorbladen aan de beheerder van de inrichting 20 melden.

In ruimte 5 is een boodschap weergegeven "Sent by Fax Factory®, The Netherlands", hetgeen erop duidt dat het faxvoorblad 1 wordt gebruikt voor het verzenden van faxboodschappen via de inrichting 20 35 voor het doorzenden van elektronische boodschappen.

Onder ruimte 5 beschikt het faxvoorblad 1 over diverse ruimtes 6( j), j = 1, 2, .... J, voor het opnemen van één of meer geadresseerden van de faxboodschap. Een afzender kan per geadresseerde in spe- 1002869 13 ciaal daarvoor bestemde vakjes 7(J) het faxnummer van geadresseerde j opnemen. Voorts is er ruimte voor het invullen van de naam van de geadresseerde en het adres.

Elk vakje 6(j) omvat tenminste één vakje 8(j) voor het weergeven 5 van de transmissieprioriteit. Deze transmissieprioriteit dient door de afzender zelf te worden ingevuld. Per geadresseerde j kan de afzender een verschillende transmissieprioriteit 8(j) invullen. Een dergelijke transmissieprioriteit kan bijvoorbeeld worden gekozen uit drie opties: laag, normaal, hoog. Geeft de afzender een lage prioriteit aan, bij-10 voorbeeld met een code L, dan betekent dit dat de betreffende geadresseerde j de betreffende faxboodschap niet per se direct hoeft te ontvangen, maar dat er, wat de afzender betreft, diverse uren mogen verstrijken alvorens geadresseerde j de betreffende faxboodschap ontvangt. Het aangeven van een lage prioriteit zal overeenstemmen met 15 geringere kosten voor het verzenden van de fax aan geadresseerde j. Dit zal hieronder nog nader worden toegelicht.

Een andere geadresseerde, bijvoorbeeld geadresseerde j+1, krijgt bijvoorbeeld een normale prioriteit, bijvoorbeeld aangegeven met N, toegewezen. Dit betekent dat geadresseerde j+1 de betreffende faxbood-20 schap binnen een normale tijdsperiode moet ontvangen. Dit zal in het algemeen gekoppeld zijn met een normaal tarief voor het verzenden van de faxboodschap.

Geeft de afzender daarentegen in een van de vakjes 8(j+2) aan, dat een hoge transmissieprioriteit, bijvoorbeeld aangegeven met H, is 25 gewenst, dan betekent dit dat de betreffende faxboodschap zo spoedig mogelijk aan de betreffende geadresseerde j+2 moet worden verzonden. In het algemeen zal deze faxtransmissie dan gepaard gaan met de hoogste kosten voor de afzender.

In plaats van het aangeven van de transmissieprioriteit met be-30 hulp van drie codes, dat wil zeggen laag, normaal, hoog, kunnen ook andere codes voor de transmissieprioriteit 8(j) worden gebruikt. Zo is het ook mogelijk, dat de gebruiker in ieder van de vakjes 8(j) een cijfer 1, 2, 3. ···. invult. Indien een gebruiker bijvoorbeeld "4" invult in vakje 8(j), dan betekent dit dat de betreffende geadresseer-35 de j de betreffende faxboodschap binnen vier uur dient te ontvangen. Het systeem krijgt dan de flexibiliteit om binnen die vier uur naar de meest, dat wil in het algemeen zeggen de meest goedkope, communicatie-route te zoeken voor het verzenden van de betreffende faxboodschap. In 1002869 H* het algemeen zullen de aan de afzender doorberekende kosten lager kunnen zijn, indien de afzender een hoger aantal uren ter beschikking stelt voor het doorsturen van de betreffende faxboodschap.

Verder is het denkbaar, dat alleen een indeling wordt gemaakt 5 tussen nacht- en dagtarief.

Ook is het mogelijk, dat een gebruiker een vakje 8(j) open laat, hetgeen door de inrichting 20 zal worden opgevat als "default"-waarde, bijvoorbeeld duidend op een normale transmissieprioriteit.

De inrichting 20 bepaalt aan de hand van een routeringsalgoritme 10 de meest aangewezen route wat betreft kosten en kwaliteit binnen de door de transmissieprioriteitscode 8(j) bepaalde, maximale tijdsduur.

Onder de ruimten 6(j) voor het aangeven van de geadresseerden, bevindt zich een ruimte 9 voor het weergeven van ontvangstbevestiging. In vakje 10 kan de afzender daarvoor door middel van een code aangeven 15 of hij bevestiging van de ontvangst van de betreffende faxboodschap wil ontvangen.

Onder ruimte 9 bevindt zich een ruimte 11, met vakjes 11(1), 11(2) voor het weergeven van het verzonden aantal bladzijden. Ondanks dat twee vakjes zijn aangegeven, kunnen er uiteraard meer vakjes zijn 20 voorzien. De vakjes 11(1), 11(2) moeten door de afzender worden ingevuld. Het door de afzender ingevulde aantal verzonden bladzijden kan eventueel door de inrichting 20 worden gebruikt om te controleren of alle bladzijden zijn ingelezen en in de inrichting 20 aanwezig zijn om op een geschikt moment te worden doorgezonden. Zo niet, dan kan de 25 inrichting 20 eventueel een foutmelding geven.

In ruimte 12 kan de afzender, in een vakje 13, met behulp van een code de transmissiekwaliteit aangeven. Daartoe kan de gebruiker bijvoorbeeld kiezen uit een lage, normale en hoge transmissiekwaliteit. Hoe lager de gewenste transmissiekwaliteit, hoe lager de kosten kunnen 30 zijn, die de afzender in rekening worden gebracht. In het algemeen betekent een lagere transmissiekwaliteit een minder hoge bezettingsgraad van communicatieverbindingen, zodat het verschaffen van deze keuzemogelijkheid een verdere verhoging van het rendabel gebruik van communicatieverbindingen mogelijk maakt. Immers hoe lager de gewenste 35 transmissiekwaliteit hoe meer ruimte er over zal blijven op communicatieverbindingen voor andere elektronische boodschappen.

In ruimte 14 is de mogelijkheid verschaft, via een vakje 15. voor de afzender om de wijze van afleveren van de betreffende faxboodschap 1 0 0 2 ö o d 15 te bepalen. De afzender kan bijvoorbeeld kiezen uit drie verschillende vormen van afleveren: het direct afleveren van de faxboodschap via het faxapparaat 26 van de geadresseerde, het afleveren via de computer 27 van de geadresseerde, of het afleveren via het dichtstbijzijnde post-5 kantoor bij de geadresseerde, eventueel aangetekend of per expres. Indien de afzender gebruik wenst te maken van deze laatste mogelijkheid, moet hij voor de betreffende geadresseerde in de betreffende vakjes 7(j) bijvoorbeeld niet het faxnummer van de geadresseerde j invullen maar een telefoonnummer daarvan. De inrichting 30, die is 10 ingericht voor het verdelen van ontvangen faxboodschappen aan de diverse faxapparaten 26 en de computers 27, constateert dan automatisch, dat met het opgegeven faxnummer geen faxapparaat correspondeert, maar een telefoonnummer. Deze informatie kan de inrichting 30 vervolgens gebruiken om het faxnummer van het dichtstbijzijnde postkantoor vast 15 te stellen. Vervolgens zendt de inrichting 30 de betreffende faxboodschap naar het betreffende postkantoor met de mededeling, dat de betreffende- faxboodschap vervolgens via de normale postkanalen bij de geadresseerde j moet worden afgeleverd. Uiteraard zullen hiervoor extra kosten in rekening worden gebracht. Ook andere vormen van afle-20 verwijzen zijn denkbaar. Bijvoorbeeld dat de inrichting 30 de betreffende faxboodschap in zijn eigen geheugen opslaat en wacht, totdat de geadresseerde j een teken geeft, dat de betreffende faxboodschap naar zijn faxapparaat 26 kan worden doorgestuurd.

Onder ruimte 14 bevindt zich tenslotte een ruimte 16 met een 25 vakje 17. De afzender kan in vakje 17 te kennen geven, of hij het faxvoorblad 1, zoals weergegeven in figuur 3. wenst door te zenden aan alle geadresseerden, of dat hij wil dat de inrichting 20 een stan-daard-faxvoorblad opmaakt voor iedere geadresseerde. De inrichting 20 kan dan zo zijn geprogrammeerd, dat, indien deze een standaard-fax-30 voorblad opmaakt, de gegevens van de overige geadresseerden worden weggelaten. Een geadresseerde weet dan niet welke andere geadresseerden tevens de betreffende faxboodschap hebben ontvangen, hetgeen soms van voordeel kan zijn.

De afstand van ieder van de vakjes 3(i), 7(j). 8(j), 10. 11(1), 35 11(2), 13, 15. 17 tot het herkenningsteken 18 is vooraf gedefinieerd.

Indien een faxapparaat 21 het betreffende faxvoorblad uitleest, betekent dit dat de stroom van informatie die via communicatieverbinding 23 aan de inrichting 20 wordt verstuurd, informatie uit deze vakjes 1 o 0 2 η 1 9 16 bevat, die zich in de tijd op een vooraf bepaalde afstand ten opzichte van het herkenningsteken 18 bevinden. Derhalve weet de inrichting 20 welke informatie overeenstemt met door de afzender in de betreffende vakjes ingevulde codes.

5 Als alternatief wordt ieder van de vakjes 3(i), 7(j), 8(j), 10, 11(1), 11(2), 13, 15 en 17 voorzien van een OCR-identificatiecode, die ieder van deze vakjes op unieke wijze identificeert. Dan is herkenning van de afstand tot herkenningsteken 4 niet meer nodig.

Hoewel hierboven is beschreven dat de vakjes 9, 12, 14 en 16 10 slechts één maal voorkomen, is het mogelijk dergelijke vakjes per geadresseerde op te nemen.

De inrichting volgens figuren 1 en 2 werkt bijvoorbeeld als volgt. De decodeermiddelen 31 ontvangen de faxboodschap zoals ingelezen door het faxapparaat 21. Allereerst ontvangen de decodeermiddelen 15 het in elektrische signalen omgezette faxvoorblad 1. In een uitvoeringsvorm is er in voorzien, dat de afzender met behulp van karakters de diverse vakjes 3(i) ··· 17 invult. In dat geval omvatten de decodeermiddelen 31 OCR-middelen voor het herkennen van de genoemde karakters. Het is echter ook denkbaar, dat bijvoorbeeld het cliëntnummer 3 20 in de vorm van een streepjescode is voorgedrukt op het bij de betreffende cliënt horende faxvoorblad 1. In dat geval moeten de decodeermiddelen 31 ook middelen voor het analyseren van streepjescodes omvatten.

De decodeermiddelen 31 decoderen de informatie uit de vakjes 25 3(i), *»(η), 7(j). 8(j), 10, 11(1), 11(2), 13. 15 en 17- De inhoud van de daarin neergeslagen code is de controle- en besturingsinformatie voor de inrichting 20. Na het decoderen daarvan, wordt deze besturingsinformatie tezamen met de rest van de faxboodschap opgeslagen in het geheugen 32. Het geheugen 32 is van zodanige omvang, dat een grote 30 hoeveelheid faxboodschappen daarin kan worden opgeslagen. De decodeermiddelen 31 kunnen zodanig zijn uitgerust, dat zij in staat zijn om diverse verbindingen met diverse faxapparaten gelijktijdig te onderhouden en gelijktijdig de diverse daardoor verzonden faxboodschappen in het geheugen 32 op te slaan. Dat voorkomt dat een communicatiever-35 binding naar de decodeermiddelen 31 een grote kans op bezet-zijn heeft.

De doorzendmiddelen 33 lezen het geheugen 32 uit en stellen de transmissieprioriteit, zoals weergegeven via de vakjes 8(j), vast per geadresseerde van iedere faxboodschap. In inrichtingen 20 volgens de 10028' 1 17 stand van de techniek selecteren de doorzendmiddelen 33 de communicatieverbinding 25 in overeenstemming met het door de afzender per geadresseerde j aangegeven faxnummer 7(j)· Het tijdstip van verzenden van de betreffende faxboodschap kan in een inrichting 20 volgens de 5 stand van de techniek worden vertraagd, totdat een geschikte communicatieverbinding 23 beschikbaar is. In overeenstemming met de onderhavige uitvinding bepalen de doorzendmiddelen 33· tijdens bedrijf, zowel de communicatieverbinding als het tijdstip van doorzenden van de betreffende faxboodschap automatisch op basis van de betreffende 10 transmissieprioriteit 8(j), zoals ingevuld door de afzender behorend bij geadresseerde j. In het stelsel volgens de uitvinding heeft de afzender dus de mogelijkheid het doorzenden van de betreffende faxboodschap te beïnvloeden. De afzender verschaft daartoe via het vakje 8(j) de besturingsinformatie.

15 Heeft een afzender bijvoorbeeld voor geadresseerde j een lage transmissieprioriteit aangegeven via het betreffende vakje 8(j), dan wordt dit bijvoorbeeld door de doorzendmiddelen 33 vertaald in een besturingsinstructie, die correspondeert met de noodzaak van versturing van de betreffende faxboodschap aan de betreffende geadresseerde 20 j binnen een vooraf bepaalde tijdsduur, bijvoorbeeld tien uur. De doorzendmiddelen 33 bepalen dan binnen die tien uur wanneer de betreffende faxboodschap het goedkoopst kan worden verstuurd naar geadresseerde j. Dit geeft de doorzendmiddelen tien uur de tijd om een geschikte communicatieverbinding 25 te selecteren uit diverse beschik-25 bare communicatieverbindingen, die zich onderscheiden in kosten en kwaliteit. Dit geeft de doorzendmiddelen 33 de mogelijkheid om het doorzenden van faxboodschappen op efficiënte wijze in de tijd te verdelen. Dit betekent een efficiënter gebruik van de communicatieverbinding 25. Daardoor zal minder snel de behoefte worden gevoeld aan het 30 uitbreiden van communicatieverbindingen 25.

Heeft een afzender daarentegen een hoge prioriteit ingevuld in vakje 8(j) van geadresseerde j, dan wordt dit door de doorzendmiddelen 33 vertaald in de instructie om de betreffende faxboodschap zo spoedig mogelijk, ongeacht de daarvoor noodzakelijke kosten, door te zenden. 35 Dit kan betekenen, dat de doorzendmiddelen 33 de betreffende faxboodschap via een zeer dure communicatieverbinding 25, bijvoorbeeld van het ISDN-netwerk, aan geadresseerde j doorzenden.

Indien een afzender in een vakje 8(j) aangeeft, dat de betreffen- 1002859 18 de faxboodschap met een normale transmlssleprloritelt moet worden verzonden, wordt dit door de doorzendmiddelen 33 bijvoorbeeld geïnterpreteerd als een instructie om de betreffende faxboodschap binnen bijvoorbeeld één uur aan geadresseerde j door te sturen.

5 Aangezien momenteel zeer betrouwbare OCR-middelen op de markt verkrijgbaar zijn, hoeven bestaande faxapparaten 21 voor het systeem volgens de uitvinding niet te worden veranderd. Een afzender kan eenvoudig met balpen, of andere middelen, de gewenste transmissiepriori-teit in de vakjes 8(j) aangegeven, hetgeen met de genoemde OCR-midde-10 len in de inrichting 20 zelf kan worden geanalyseerd. Voor het implementeren van de uitvinding zijn derhalve slechts aanpassingen in de inrichting 20 noodzakelijk.

Indien de doorzendmiddelen 33 op enigerlei wijze een fout constateren, bijvoorbeeld dat het aantal in ruimte 11 opgegeven bladzijden 15 niet correspondeert met het aantal in het geheugen 32 opgeslagen bladzijden, dan geven de doorzendmiddelen 33 een foutmelding aan terug-meldinrichting 34. Op basis daarvan stelt de terugmeldinrichting 34 een foutmelding samen voor de betreffende afzender. De terugmeldinrichting 3^ verzendt deze foutmelding bijvoorbeeld via de communica-20 tieverbinding 23 waarop faxapparaat 21 is aangesloten, zodat de foutmelding in de vorm van een faxboodschap op faxapparaat 21 verschijnt. Ook is het denkbaar, dat de terugmeldinrichting 34 op basis van het cliëntnummer, dat in vakje 3(i) is ingevuld, een telefoonnummer van de afzender bepaalt en vervolgens contact legt met dit telefoontoestel. 25 Met behulp van automatische spraakboodschappen, kan dan via een dergelijk telefoontoestel een foutmelding worden doorgegeven.

Ook reeds in een eerder stadium kunnen fouten optreden. De afzender kan bijvoorbeeld vergeten zijn zijn cliëntnummer in de vakjes 3(i) in te vullen. In dat geval kan dit bijvoorbeeld reeds door de deco-30 deermiddelen 31 worden vastgesteld. De decodeermiddelen 31 zenden vervolgens een foutsignaal naar de terugmeldinrichting 34, die op basis daarvan weer een terugmeldboodschap voor de afzender samenstelt.

In figuur 2 is aangegeven, dat de terugmeldinrichting 34 tevens een ingang heeft die met communicatieverbinding 25 is verbonden. Daar-35 mee is schematisch aangegeven, dat faxboodschappen, die door andere faxapparaten 26 zijn verzonden, door de terugmeldinrichting 34 worden verzameld en op geschikte wijze aan faxapparaat 21 worden doorgezonden. Opgemerkt wordt dat het ontvangen van faxboodschappen via commm- 10 0 2 8c, i) 19 nicatieverbinding 25 en het doorzenden daarvan via communicatieverbinding 23 ook kan geschieden met aparte middelen binnen de inrichting 20. Deze zijn verder niet weergegeven, omdat zij niet wezenlijk zijn voor de onderhavige uitvinding.

5 De inrichting 20 kan het door de cliënt ingevulde of voorgedrukte cliëntnummer, in de vakjes 3(i). gebruiken om een gespecificeerde nota op te stellen voor de betreffende afzender. Deze nota kan dan bijvoorbeeld naar een ander, vooraf af gesproken adres worden toegestuurd dan het adres van de afzender, dat in ruimte 2 op faxvoorblad 1 is aange-10 geven.

De doorzendmiddelen kunnen de aangegeven transmissiekwaliteit in vakje 13 gebruiken om de door te zenden informatiedichtheid te reduceren. Indien een afzender bijvoorbeeld slechts een geringe kwaliteit aangeeft, kunnen de doorzendmiddelen 33 de betreffende faxboodschap 15 zodanig in informatie comprimeren, dat minder ruimte op de communicatieverbinding 25 nodig zal zijn dan voor een faxboodschap die met hoge kwaliteit moet worden doorgezonden. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van elke bekende vorm van datacompressie, zowel voor analoge als digitale gegevensoverdracht. Mede afhankelijk van de gewenste transmissie-20 kwaliteit, kunnen de doorzendmiddelen 33 bijvoorbeeld een keuze maken uit de volgende mogelijke communicatieverbindingen: een gebruikelijke telefoonverbinding, een ISDN-verbinding, een electronic-mail-verbin-ding, of combinaties daarvan.

In plaats van één vakje 13 per faxvoorblad 1 kan ook als altema-25 tief bij elk vak 6(j) een transmissiekwaliteitscode zijn vermeld, zodat de transmissiekwaliteit per geadresseerde kan worden bestuurd.

Uit de in vakje 15 door een afzender ingevulde code leiden de doorzendmiddelen de gewenste afleverwijze af. Een afzender kan bijvoorbeeld kiezen uit drie verschillende manieren van afleveren, ofwel 30 direct aan faxapparaat 26, ofwel indirect via de inrichting 30, die eerst diverse faxboodschappen verzamelt alvorens hen door te zenden, ofwel via het dichtstbijzijnde postkantoor. Dit is hierboven reeds toegelicht.

De doorzendmiddelen 33 zullen de in vakje 17 weergegeven code 35 vertalen in een instructie voor het al dan niet automatisch opmaken van een faxvoorblad voor de betreffende afzender. Daarbij kunnen diverse delen van de informatie op het faxvoorblad 1 worden weggelaten, in overeenstemming met vooraf gemaakte afspraken met de afzender. Ook 100280' 20 verschaft dit de mogelijkheid, dat in ruimte 2 de afzender slechts in de vorm van bijvoorbeeld een streepjescode is weergegeven, hetgeen dan door de doorzendmiddelen 33 in een alfa-numerieke weergave kan worden vertaald.

5 In de uitvoeringsvorm, waarin de inrichting 20 zodanig is gecon strueerd, dat deze op basis van het cliëntnummer, zoals weergegeven in vakjes 3(i) en bijbehorende serial number codes 4(n) ter controle, gespecificeerde nota's voor de afzender opstelt, en het nota-adres wordt afgeleid uit het opgegeven cliëntnummer, vertegenwoordigen fax-10 voorbladen 1 net voorbedrukte cliëntnummers een waarde. In dat geval is het gewenst om te voorzien in een beveiliging tegen diefstal van dergelijke faxvoorbladen. Een dergelijke beveiliging kan bijvoorbeeld zijn, dat de inrichting 20 is ingericht voor het vergelijken van het cliëntnummer met het telefoonnummer van het faxapparaat 21, dat de 15 betreffende faxboodschap verzendt. Er kan bijvoorbeeld een vaste relatie moeten bestaan tussen het cliëntnummer en het faxapparaat 21. Indien deze vaste relatie niet wordt vastgesteld door de inrichting 20, dan beslist de inrichting 20 om de betreffende faxboodschap niet door te zenden. Dit kan met de terugmeldinrichting 3^ aan het afzen-20 dende faxapparaat 21 kenbaar worden gemaakt. Hiermee wordt fraude echter nog niet geheel uitgesloten, omdat een onbevoegde persoon dan nog steeds een faxboodschap kan versturen met het betreffende faxapparaat 21.

Verdere reductie van fraudemogelijkheden wordt verschaft, indien 25 een Persoonlijk Identificatie Nummer (PIN) door de afzender moet worden verschaft. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren doordat de afzender na het invoeren van het telefoonnummer van de inrichting 20 voor het leggen van de communicatieverbinding 23 zijn PIN invoert. Voor een dergelijke uitvoeringsvorm zijn geen wijzigingen aan bestaande faxap-30 paraten noodzakelijk, als de PIN in inrichting 20 wordt gecontroleerd. Als alternatief kunnen bestaande faxapparaten ook zodanig worden aangepast, dat zij magneetkaarten of chipkaarten met de betreffende PIN kunnen uitlezen. Indien de inrichting 20 veiststelt, dat het PIN niet overeenkomt met het verwachte PIN bij het betreffende faxvoorblad 1, 35 dan zal de inrichting 20 het doorzenden van de betreffende faxbood-schap weigeren. Met behulp van terugmeldinrichting 3^ kan dit aan het faxapparaat 21, waar vandaan gepoogd wordt de betreffende faxboodschap te verzenden, kenbaar worden gemaakt.

\ 0 0 l ö ύ J

21

Het voorkomen van fraude na diefstal is verder te realiseren met gebruik van unieke volgnummercodes 4(1), ..... 4(N), zoals eerder is toegelicht.

Indien zich op een bepaald tijdstip verschillende boodschappen in 5 het geheugen 32 bevinden, kunnen de doorzendmiddelen 33 de faxnummers 7(j). van verschillende faxboodschappen met elkaar vergelijken. De doorzendmiddelen 33 kunnen op basis daarvan groepen te verzenden faxboodschappen samenstellen. Ieder van dergelijke groepen wordt dan samengesteld op basis van het bestemmingsadres, kortom op basis van de 10 geografische plaats van bestemming van de betreffende faxboodschappen. Dit is herkenbaar aan de cijfers van de faxnummers. Zo kunnen de doorzendmiddelen 33 bijvoorbeeld diverse faxboodschappen verzamelen, die binnen een vooraf bepaalde tijd naar de Verenigde Staten moeten worden gezonden vanuit een bepaalde plaats in Europa. Voor deze faxboodschap-15 pen moeten de doorzendmiddelen dan slechts binnen een, door de trans-missieprioriteiten 8(j) bepaalde tijd verstuurd worden. Binnen deze tijd kunnen zij echter als groep worden verzonden, zodra de doorzendmiddelen een communicatieverbinding 25, die voor alle faxboodschappen binnen een bepaalde groep gemeenschappelijk moet worden afgelegd, 20 hebben bezet. Het gemeenschappelijk verzenden van diverse faxboodschappen in blokken via een enkele bezette communicatieverbinding 25 leidt tot een beter rendement vein bestaande communicatieverbindingen. Door het verschaffen van transmissieprioriteiten kunnen de doorzendmiddelen derhalve de communicatieverbindingen 25 nog efficiënter 25 gebruiken.

Het principe van de onderhavige uitvinding is tevens van toepassing op stelsels waarin geen gebruik meer wordt gemaakt van papieren originelen, maar waarin de originelen van een tekst in een computergeheugen zijn opgeslagen en via een telecommunicatienetwerk naar een 30 ander faxapparaat of een andere computer moeten worden verzonden. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een opstelling volgens figuur 4, waarin de (personal) computer 22 schematisch is weergegeven. De computer 22 omvat een processor 42, die via een communicatieverbinding 24 met de inrichting 20 kan worden verbonden. Tevens is de processor 35 42 verbonden met een toetsenbord 40 voorzien van toetsen 4l en met een weergeefeenheid 43· De processor 42 is op gebruikelijke wijze voorzien van een geheugen (niet getoond) waarin geschikte software kan worden opgeslagen. De processor 42 is zodanig geprogrammeerd, dat de gebrui- 1002869 22 ker met behulp van toetsenbord 40 een faxvoorblad op de weergeefmidde-len 43 zichtbaar kan maken en daarop de gewenste coderingen 3(i), 7(j), 8{j), 10, 11{1), 11(2), 13, 15. 17 kan invullen. Derhalve kan de processor 42 voorzien zijn van software voor het opmaken van een elek-5 tronisch voorblad, waarop zich de besturingsinformatie bevindt in de vorm van de bovengenoemde coderingen. Een dergelijk elektronisch voorblad kan worden toegevoegd aan in het geheugen (niet getoond) van de processor opgeslagen informatie, die naar een faxapparaat 26 of een computer 27 moet worden verstuurd via het in figuur 1 getoonde stel-10 sel.

Op het elektronische voorblad vult de gebruiker tenminste een transmissieprioriteitscode 8(j) in. Deze transmissieprioriteitscode 8(j) wordt dan door de inrichting 20 gebruikt voor het zo efficiënt mogelijk gebruiken van, met name internationale, telecommunicatiever-15 bindingen 25, zoals hierboven is toegelicht.

10 0 2 3 : 9

Claims (25)

1. Inrichting (20) voor het ontvangen en doorzenden van elektronische boodschappen die ieder tenminste een gedeelte met gecodeerde 5 besturingsinformatie (3. 7(j), 8(d). 10. 13. 15. 17) en overige informatie omvatten, welke besturingsinformatie tenminste één groep bestemmingsadresinformatie (7(d)) omvat, en welke inrichting is voorzien van: een geheugen (32); 10. met het geheugen (32) verbonden decodeermiddelen (31) voor het ontvangen van de elektronische boodschappen en het decoderen van de gecodeerde besturingsinformatie en het per elektronische boodschap opslaan van de gedecodeerde besturingsinformatie tezamen met de overige informatie in het geheugen (32); 15. met het geheugen (32) verbonden doorzendmiddelen (33) voor het per elektronische boodschap uitlezen van de gedecodeerde besturingsinformatie tezamen met de overige informatie uit het geheugen (32) en voor het doorzenden van tenminste de genoemde overige informatie van de elektronische boodschap via een communicatieverbinding (25), gese-20 lecteerd op basis van tenminste de ene groep bestemmingsadresinformatie, na een door de doorzendmiddelen automatisch te besturen tijdsduur, met het kenmerk, dat de inrichting is ingericht voor het ontvangen van een, aan iedere be-25 stemmingsadresinformatie (7(j)) toegevoegde transmissieprioriteitscode (8(j)) en de doorzendmiddelen (33). tijdens bedrijf, automatisch tenminste op basis van de transmissieprioriteitscode de communicatieverbinding (25) selecteren uit een veelheid communicatieverbindingen en het tijdstip van doorzenden van de elektronische boodschap bepalen, 30 waarbij het tijdstip ligt binnen een door de transmissieprioriteitscode bepaalde maximale tijdsduur.

2. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de inrichting voorts is ingericht voor het ontvangen van een, aan een vooraf bepaalde cliënt toegewezen afzendercliëntcode (3(1). ···. 3(1)) en de 35 inrichting, tijdens bedrijf, automatisch een gespecificeerde nota opstelt voor de cliënt behorende bij de afzendercliëntcode.

3. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de inrichting voorts is ingericht voor het ontvangen van een, aan een vooraf 1002869 bepaalde cliënt toegewezen afzendercliëntcode (3(1)» .... 3(1)) en de inrichting, tijdens bedrijf, automatisch een, aan de vooraf bepaalde cliënt toegewezen terugmeldtelefoonnummer bepaalt op basis van de afzendercliëntcode voor het automatisch verschaffen van terugmeldbe-5 richten.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3 met het kenmerk, dat de inrichting voorts is ingericht voor het ontvangen van het telefoonnummer van een afzenderapparaat (21, 22) en de inrichting, tijdens bedrijf, controleert of genoemd telefoonnummer correspondeert met de 10 afzendercliëntcode en, zo niet, de ontvangen elektronische boodschap niet doorstuurt.

5. Inrichting volgens conclusie 4 met het kenmerk, dat de inrichting voorts is ingericht voor het ontvangen van een Persoonlijk Identificatie Nummer (PIN) en de inrichting, tijdens bedrijf, controleert 15 of genoemde afzendercliëntcode correspondeert met het Persoonlijk Identificatie Nummer en, zo niet, de ontvangen elektronische boodschap niet doorstuurt.

6. Inrichting volgens een van de conclusies 2 tot en met 5. met het kenmerk, dat de inrichting voorts is ingericht voor het ontvangen 20 van een volgnummercode (4(1), ..... 4(N)), en de inrichting (20), tijdens bedrijf, controleert of de bij de volgnummercode behorende elektronische boodschap mag worden doorgezonden en zo niet, doorzending daarvan blokkeert.

7- Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het 25 kenmerk. dat de doorzendmiddelen, tijdens bedrijf, de elektronische boodschap naar meer dan één bestemmingsadres sturen op basis van de bestemmingsadresinformatie.

8. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk. dat de inrichting voorts is ingericht voor het ontvangen van 30 een transmissiekwaliteitscode (13) en de doorzendmiddelen (33). tijdens bedrijf, tenminste de overige informatie doorzenden met een door de transmissiekwaliteitscode bepaalde kwaliteit.

9· Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk. dat de inrichting voorts is ingericht voor het ontvangen van 35 een afleverwijzecode (13). geselecteerd uit een van de volgende opties: een "directe-afleverwijze-code", die de doorzendmiddelen bestuurt om tenminste de overige informatie direct door te zenden asm een ont- 1002869 vangerapparaat (26, 27) behorend bij de bestemmingsadresinformatie; - een "centrale-afleverwijze-code", die de doorzendmiddelen bestuurt om tenminste de overige informatie door te zenden aan een centrale verdeel inrichting (30) voor het verdelen van elektronische bood- 5 schappen aan in de buurt daarvan opgestelde ontvangerapparaten (26, 27), welke centrale verdeelinrichting (30) door de doorzendmiddelen (33) wordt geselecteerd op basis van de afstand tot het adres behorende bij de bestemmingsadresinformatie; - een "post-afleverwijze-code”, die de doorzendmiddelen bestuurt om 10 tenminste de overige informatie, al dan niet via een centrale verdeelinrichting (30), door te zenden aan een ontvangerapparaat van een postkantoor, dat door de doorzendmiddelen (33) wordt geselecteerd op basis van de afstand tot het adres behorende bij de bestemmingsadresinformatie .

10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk. dat de inrichting voorts is ingericht voor het ontvangen van een voorbladopmaak-code (17), en de doorzendmiddelen (33). tijdens bedrijf, tenminste de overige informatie doorzenden voorzien van voor-bladinformatie, waarbij de doorzendmiddelen (33) de inhoud van de 20 voorbladinformatie bepalen in afhankelijkheid van de voorblad-opmaak-code.

11. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk. dat de decodeermiddelen (31) "Optical Character Recognition" (OCR) middelen omvatten.

12. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk. dat de doorzendmiddelen (33). tijdens bedrijf, verschillende elektronische boodschappen rangschikken in groepen, geselecteerd op basis van hun bestemmingsadresinformatie (7(j)) en hun transmissie-prioriteitscode (8{j)) en de groepen elektronische boodschappen auto-30 matisch in de vorm van aaneengesloten blokken doorzenden.

13. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk. dat de doorzendmiddelen (33). tijdens bedrijf, de communicatieverbinding (25) selecteren uit één van de volgende mogelijke communicatieverbindingen: een telefoonverbinding, een ISDN-verbinding, 35 een electronic-mail-verbinding, en willekeurige combinaties daarvan.

14. Faxvoorblad voor samenwerking met een inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, voorzien van een groep van tenminste één groep elektronisch herkenbare bestemmingsadresmerktekens (7(j)) en een 1002869 groep van tenminste één elektronisch herkenbaar transmissiepriori-teitsmerkteken (8(j)), één voor elke groep bestemmingsadresmerktekens (7(j)). waarbij iedere groep bestemmingsadresmerktekens (7(j)) een bestemmingsadres identificeert en ieder transmissieprioriteitsmerk-5 teken 8(j)) een transmissieprioriteit naar het respectieve bestemmingsadres identificeert.

15. Faxvoorblad volgens conclusie 1*1, met het kenmerk, dat het verder is voorzien van elektronisch herkenbare afzendercliëntmerk-tekens (3(i)) voor het identificeren van een afzendercliënt. 10 l6. Faxvoorblad volgens conclusie 1*» of 15, met het kenmerk, dat het voorts is voorzien van een elektronisch herkenbare volgnummercode (4(1), ..... 4{N)) voor het op unieke wijze identificeren van het faxvoorblad.

17. Faxvoorblad volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat 15 het verder is voorzien van een elektronisch herkenbaar transmissiekwa- liteitsmerkteken (13) voor het identificeren van een gewenste trans-missiekwaliteit.

18. Faxvoorblad volgens een van de conclusie 14 tot en met 17, met het kenmerk, dat het verder is voorzien van een elektronisch her- 20 kenbaar afleverwijzemerkteken (15) voor het identificeren van een gewenste afleverwijze, geselecteerd uit een van de volgende opties: een "directe-afleverwijze-code" voor het besturen van de door-zendmiddelen (33) om de boodschap direct door te zenden aan een ont-vangerapparaat (26, 27) behorend bij de bestemmingsadresinformatie; 25. een "centrale-afleverwijze-code" voor het besturen van de door- zendmiddelen (33) om de boodschap door te zenden aan een centrale verdeelinrichting (30) voor het verdelen van elektronische boodschappen aan in de buurt daarvan opgestelde ontvangerapparaten (26, 27), welke centrale verdeelinrichting (30) door de doorzendmiddelen (33) 30 wordt geselecteerd op basis van de afstand tot het adres behorende bij de bestemmingsadresinformatie; een "post-afleverwijze-code" voor het besturen van de doorzendmiddelen (33) om de boodschap, al dan niet via een centrale verdeelinrichting (30), door te zenden aan een ontvangerapparaat van een 35 postkantoor, dat door de doorzendmiddelen (33) wordt geselecteerd op basis van de afstand tot het adres behorende bij de bestemmingsadresinformatie.

19. Faxvoorblad volgens een van de conclusies 14 tot en met 18, 10. r ^ 5 net het kenmerk, dat het verder is voorzien van een elektronisch herkenbaar voorbladopmaak-merkteken (17) voor het aangeven aan de door-zendniddelen (33)· of deze voorbladinformatie moeten samenstellen of niet.

20. Computerinrichting (22) voorzien van invoermiddelen (40), weergeef middelen (43) en een processor (42), die zowel met de invoermiddelen als de weergeefmiddelen is verbonden en kan worden aangesloten op een communicatieverbinding (24) voor het verzenden en ontvangen van gegevens, waarbij de processor (42) is voorzien van middelen voor: 10 - het ontvangen van via de invoermiddelen (40) ingevoerde bood schappen, die tenminste besturingsinformatie (3, 4, 7(j), 8(j), 10, 13, 15· 17) en overige informatie omvatten, welke besturingsinformatie tenminste één groep bestemmingsadresinformatie (7(j)) en voorts tenminste één bij iedere groep bestemmingsadresinformatie (7(j)) beho-15 rende transmissieprioriteitscode (8(j)) omvat voor het aangeven van de prioriteit, waarmee de boodschap moet worden verzonden, - het-opmaken van tenminste één elektronisch voorblad en het weergeven daarvan op de weergeefmiddelen, welk tenminste ene elektronische voorblad tenminste een deel van de besturingsinformatie met de tenmin-20 ste ene transmissieprioriteitscode (8(j)) omvat, en het verzenden van de elektronische boodschap via de communicatieverbinding (24) naar een inrichting volgens een van de conclusies 1 tot en met 13·

21. Computerinrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat 25 de middelen voor het opmaken van het elektronische voorblad en het weergeven daarvan op de weergeefmiddelen een afzendercliëntcode (3(1)) en een bijbehorende serial number code (4(n)) ter controle genereren voor het identificeren van de afzender van de elektronische boodschap.

22. Computerinrichting volgens een van de conclusies 20 of 21, 30 met het kenmerk, dat de middelen voor het opmaken vein het elektronische voorblad en het weergeven daarvan op de weergeefmiddelen een transmissiekwaliteitscode (13) genereren voor het bepalen van de transmissiekwaliteit van de elektronische boodschap.

23. Computerinrichting volgens een van de conclusies 20 tot en 35 net 22, met het kenmerk, dat de middelen voor het opmaken van het elektronische voorblad en het weergeven daarvan op de weergeefmiddelen een afleverwijzecode (15) genereren voor het bepalen van de wijze waarop de elektronische boodschap moet worden afgeleverd op het adres 1002869 corresponderend met de bestemmingsadresinformatie (7(j)).

24. Computerinrichting volgens een van de conclusies 20 tot en met 23, met het kenmerk. dat de middelen voor het opmaken van het elektronische voorblad en het weergeven daarvan op de weergeefmiddelen 5 een voorbladopmaak-code (17) genereren voor het besturen van de opmaak van het faxvoorblad zoals afgeleverd op het adres corresponderend met de bestemmingsadresinformatie (7(j))·

25. Werkwijze voor het ontvangen en doorzenden van elektronische boodschappen die ieder tenminste een gedeelte met gecodeerde bestu- 10 ringsinformatie (3, 4, 7(j), 8(j), 10, 13, 15, 17) en overige informatie omvatten, welke besturingsinformatie tenminste één groep bestemmingsadresinformatie (7(j)) omvat, omvattend de volgende stappen: - het decoderen van de gecodeerde besturingsinformatie en het per elektronische boodschap opslaan van de gedecodeerde besturingsinforma-15 tie tezamen met de overige informatie in een geheugen (32); het per elektronische boodschap uitlezen van de gedecodeerde besturingsinformatie tezamen met de overige informatie uit het geheugen (32) en het doorzenden van tenminste de genoemde overige informatie van de elektronische boodschap via een communicatieverbinding 20 (25), geselecteerd op basis van tenminste de ene groep bestemmings adresinformatie, na een automatisch te besturen tijdsduur, gekenmerkt door het ontvangen van een, asui iedere bestemmingsadresinformatie (7(J)) toegevoegde transmissieprioriteitscode (8(j)) en het automatisch, tenminste op basis van de transmissieprioriteitscode 25 selecteren van de communicatieverbinding (25) uit een veelheid communicatieverbindingen en bepalen van het tijdstip van doorzenden van de elektronische boodschap, waarbij het tijdstip ligt binnen een door de transmissieprioriteitscode bepaalde maximale tijdsduur.

26. Werkwijze voor besturing van een computerinrichting (22) 30 voorzien van invoermiddelen (40), weergeefmiddelen (43) en een processor (42), die zowel met de invoermiddelen als de weergeefmiddelen is verbonden en kan worden aangesloten op een communicatieverbinding (24) voor het verzenden en ontvangen van gegevens, omvattend de volgende stappen: 35. het ontvangen van via de invoermiddelen (40) ingevoerde bood schappen, die tenminste besturingsinformatie (3. 4, 7(d). 8(j), 10, 13, 15, 17) en overige informatie omvatten, welke besturingsinformatie tenminste één groep bestemmingsadresinformatie (7(j)) en voorts ten- 1 0 0 ' - "9 ...... 1 29 minste éèn bij iedere groep bestemmingsadresinformatie (7(J)) behorende transmissieprioriteitscode (8(j)) omvat voor het aangeven van de prioriteit, waarmee de boodschap moet worden verzonden, - het opmaken van tenminste één elektronisch voorblad en het weer-5 geven daarvan op de weergeefmiddelen, welk tenminste ene elektronische voorblad tenminste een deel van de besturingsinformatie met de tenminste ene transmissieprioriteits (8(j)) omvat, en het verzenden van de elektronische boodschap via de communicatieverbinding (24) naar een inrichting volgens een van de conclusies 1 10 tot en met 13· 100,869