NL1002340C2 - Contactdoos. - Google Patents

Description

Contactdoos

De uitvinding heeft betrekking op een contact-doos, voorzien van een aan weerszijden open, met één van de open zijden op een ondergrond te monteren huis en een losneembaar daarin aangebrachte contacthouder, welke 5 contacthouder een met het huis verbonden steundeel en een losneembaar daarin aangebrachte contactdrager omvat. Een dergelijke contactdoos is bekend uit het Europese octrooischrift 0 460 370, en wordt bijvoorbeeld gemonteerd op motorvoertuigen waarachter een aanhanger gekop-10 peld dient te worden.

Deze bekende contactdoos heeft een aantal voordelen ten opzichte van een klassieke contactdoos, waarbij de contacthouder uit één stuk bestaat. Bij deze klassieke contactdoos zijn de afmetingen van de contact-15 houder relatief groot, daar deze een steunende functie heeft, en de bij het insteken van een contactplug optredende krachten moet verdelen over de ondergrond, bijvoorbeeld een met een trekhaak verbonden contactdoosdrager, achterscherm of -bumper van een voertuig waarop de con-20 tactdoos gemonteerd is. Door het daartoe benodigde relatief grote steunoppervlak is de contacthouder niet geschikt om door een opening in deze ondergrond in het daarop gemonteerde huis geschoven te worden. Dit houdt in dat voor het monteren en aansluiten van de contactdoos 25 allereerst de daarop aan te sluiten bedradingen door een relatief kleine opening in de ondergrond getrokken dienen te worden, en vervolgens de afzonderlijke draden verbonden dienen te worden met de overeenkomstige contacten van de contacthouder, waarna de contacthouder en het huis met 30 elkaar verbonden en op de ondergrond bevestigd worden.

Een probleem hierbij is dat het met de contacten verbinden van de afzonderlijke draden, met name in het geval van meerpolige contactdozen, zoals bijvoorbeeld dertien-polige contactdozen voor toepassing bij aanhangers voor 1002340 2 motorvoertuigen zeer tijdrovend is. Hierdoor is een dergelijke klassieke contactdoos in het algemeen niet geschikt om tijdens de produktie van het voertuig op de montagelijn ingebouwd te worden.

5 Dit nadeel wordt weggenomen met de contactdoos als beschreven in het bovengenoemde Europese octrooi-schrift, aangezien daarbij de contacthouder samengesteld is uit een steundeel met relatief grote afmetingen en een daarin opgenomen, relatief kleine contactdrager. Door de 10 geringe afmeting van de contactdrager is deze geschikt om door een opening in de ondergrond in het steundeel geschoven te worden, waarna het steundeel en de contactdrager samen in het huis geschoven kunnen worden en vervolgens de zo gevormde contactdoos in zijn geheel bevestigd 15 kan worden. Hierdoor is het mogelijk de contactdrager vooraf te verbinden met de bedrading in het voertuig, waardoor de montagetijd van de contactdoos aanzienlijk verkort wordt. Met name kan de contactdrager als één geheel met de noodzakelijke bedradingen vervaardigd 20 worden door een toeleverancier, en als compleet en beproefd onderdeel aangeleverd worden.

Bij de bekende contactdoos wordt het steundeel gevormd door een middenring die aan twee zijden via een scharnier verbonden is met een halve ring met overeenkom-25 stige afmetingen, waarbij de beide halve ringen elk twee steunpoten vertonen. De contacthouder wordt nu vervaardigd door de contactdrager door de ring te steken tot een aanslagrand daarvan, en vervolgens de beide halve ringen om de scharnieren naar elkaar toe te zwenken zodat zij om 30 de contactdrager sluiten, waarna de beide halve ringen door middel van een klikverbinding met de middenring van het steundeel verbonden worden. De zo gevormde contacthouder, bestaande uit de contactdrager en het daaromheen "gevouwen" steundeel wordt daarna in het huis opgenomen, 35 waarbij de poten van het steundeel in de gemonteerde toestand samenvallen met de onderrand van het huis. De op de contactdrager uitgeoefende kracht bij het in de contactdoos steken van een contactplug wordt door het steun- 1002340 3 deel verdeeld over de poten, welke deze kracht vervolgens overbrengen naar de ondergrond.

Hoewel deze contactdoos een aanzienlijke verbetering vormt op de hierboven beschreven klassieke con-5 tactdoos, vertoont hij toch enkele nadelen. Zo is het tot een contacthouder samenvoegen van de contactdrager en het steundeel relatief omslachtig, doordat de beide halve ringen om de contactdrager heen gezwenkt en vervolgens met de middenring van het steundeel verbonden dienen te 10 worden. Daarnaast neemt het steundeel, dat de contactdrager geheel omsluit relatief veel ruimte in in het naar de ondergrond gerichte deel van het huis, welke ruimte met name in het geval van een meerpolig contact juist van groot belang is voor het opnemen van de bedrading. Ook 15 vertoont deze bekende contactdoos geen voorzieningen voor het richten van het steundeel. Daardoor kan het voorkomen dat bij het monteren van de contacthouder in de contactdoos de poten in register komen te staan met een opening, bijvoorbeeld een draaddoorvoer, in de wand van de doos, 20 waardoor de poten onvoldoende steun vinden en hun kracht-overdragende functie niet kunnen vervullen.

De uitvinding beoogt dus een contactdoos te verschaffen van de in de aanhef beschreven soort, waarbij deze nadelen zich niet voordoen. Dit wordt volgens de 25 uitvinding bereikt, doordat het steundeel de gedaante heeft van een vormvaste ring met ten minste één in hoofdzaak concentrisch ten opzichte van de langshartlijn van de ring aangebracht, een steunvlak bepalend been en een aantal verdeeld over de omtrek van de ring aangebrachte, 30 met de contactdrager samenwerkende klemorganen. Door gebruik te maken van een vormvaste steunring met een aantal verdeeld aangebrachte klemorganen kan de contactdrager eenvoudig in de steunring gestoken en vastgeklemd worden, zonder dat daarbij afzonderlijke handelingen 35 nodig zijn. Bovendien is het ruimtebeslag van de klemorganen relatief gering.

1002340 4

Voorkeursuitvoeringen van de contactdoos volgens de uitvinding vormen de materie van de volgconclu-sies 2 tot 6.

De uitvinding betreft ook een contacthouder, 5 een steundeel en een huis voor toepassing in een contactdoos als hiervoor beschreven.

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een voorbeeld, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin: 10 fig. IA een gedeeltelijk weggebroken perspecti visch aanzicht met uiteengenomen delen is van een con-tactdrager voor toepassing in een contactdoos volgens de uitvinding,· fig. 1B een gedeeltelijk weggebroken perspecti-15 visch aanzicht is van een steundeel en een huis van de contactdoos volgens de uitvinding, en fig. 2 een dwarsdoorsnede is door de contactdoos volgens de uitvinding in gemonteerde toestand, waarbij een opnameruimte voor een bevestigingselement van 20 de contactdoos over 60° verdraaid is weergegeven.

Een contactdoos 1 (fig. 2) is voorzien van een huis 2 dat aan weerszijden open is en dat met één van de open zijden 8 op een ondergrond 4 gemonteerd kan worden. In het huis 2 is een losneembare contacthouder 3 aange-25 bracht, welke bestaat uit een met het huis 2 verbonden steundeel 6 en een losneembaar in het steundeel 6 aangebrachte contactdrager 5. Het huis 2 is door middel van schroeven 7 op de ondergrond 4, welke bijvoorbeeld het achterscherm of de achterbumper van een voertuig kan 30 zijn, bevestigd. De van de ondergrond 4 afgekeerde open zijn 9 van het huis 2 wordt wanneer de contactdoos 1 niet in gebruik is afgesloten door een deksel 10, dat zwenk-baar is rond een met het huis 2 verbonden scharnieras ll, en door middel van een veer 12 voorgespannen wordt naar 35 zijn gesloten stand.

De contactdrager 5 wordt gevormd door een klemdeksel 13 en een opnamedeel 21 (fig. IA). Het klem-deksel 13 is daarbij voorzien van een aantal openingen 14 1002340 5 waardoor de afzonderlijke contacten 17 gestoken kunnen worden. Elke opening 14 wordt aan zijn naar het opname-deel 21 gerichte uiteinde afgesloten door een aantal cirkelsegmentvormige veerkrachtig buigzame nokken 15, die 5 om een versmald deel 16 van elk contact 17 grijpen. De nokken 15 zijn naar hun vrije einden toe enigszins afge-schuind (fig. 2), waardoor een centrerende zelfwerking bereikt wordt. Met elk contact 17 is een draad 19 verbonden, waarvan een uiteinde 18 in een opnameruimte 64 van 10 het contact 17 gestoken is, en daarin vastgeklemd is door het samendrukken van het versmalde deel 16. Elk contact 17 omvat verder een aan zijn van de draad 19 afgekeerde uitmondende opnameruimte 20 waarin een (hier niet getoond) been van een contactplug wordt opgenomen.

15 Het opnamedeel 21 van de contactdrager 5 is voorzien van een aantal doorgaande openingen 22 voor het opnemen van de contacten 17. Deze openingen monden uit in het eindvlak 24 van het opnamedeel 21. In zijn voorvlak is het opnamedeel 21 voorzien van een tweetal richtpennen 20 23, die samenwerken met (hier niet getoonde) richtopenin- gen in het klemdeksel 13, waardoor dit deksel 13 slechts op één manier op het opnamedeel 21 geschoven kan worden. Hierdoor wordt een juiste positionering van de contacten 17 in de contactdrager 5 gewaarborgd. De openingen 22 25 vertonen een enigszins verwijde hals, waarin de veernok-ken 15 van het klemdeksel 13 passen (fig. 2). Daarbij worden de veernokken 15 door de openingen 22 zodanig omsloten, dat zij niet uit elkaar gedrukt kunnen worden en dus de contacten 17 in het deksel 13 opgesloten worden 30 zodra het deksel 13 en het opnamedeel 21 met elkaar verbonden zijn. Het opnamedeel 21 vertoont een schouder 25 waarvan de functie hierna duidelijk zal worden. Uit de schouder 25 steekt een aantal klemarmen 26, die elk voorzien zijn van een ribsegment 27, welke ribsegmenten 35 27 met een omlopende ribbe 28 op een insteekdeel 29 van het klemdeksel 13 een klikverbinding vormen wanneer het klemdeksel 13 en het opnamedeel 21 in elkaar geschoven worden. Dit in elkaar schuiven van deze beide delen kan 1002340 6 pas plaatsvinden nadat contactpennen 17 allen in de ope-ningen 14 van het deksel 13 zijn aangebracht. Voor het afdichten van de verbinding tussen het deksel 13 en het opnamedeel 21 is dit laatste nog voorzien van een O-ring 5 62. Het opnamedeel 21 is verder voorzien van een cen- treergroef 30, die samenwerkt met een centreernok 31 (fig. 1B) van het steundeel 6.

Het steundeel 6 heeft daarbij de gedaante van een vormvaste ring 32 met een aantal, in het getoonde 10 voorbeeld twee concentrisch ten opzichte van een langs-hartlijn van de ring 32 aangebrachte benen 35. Elk been 35 bepaalt daarbij een steunvlak 36 dat in de gemonteerde toestand van de contactdoos l afsteunt op de ondergrond 4 (fig. 2). Het steundeel 6 vertoont verder een aantal, in 15 het getoonde voorbeeld drie verdeeld over zijn omtrek aangebrachte klemorganen 38, welke samenwerken met de contactdrager 5. In het getoonde voorbeeld hebben de klemorganen 38 de gedaante van haakarmen, waarvan haakneuzen 39 naar de langshartlijn van de ring 32 gericht 20 zijn en achter het klemdeksel 13 van de contactdrager 5 grijpen wanneer deze in het steundeel 6 aangebracht is. Tussen de benen 35 zijn uitsparingen 37 aangebracht, welke kunnen dienen als kabeldoorvoer in het geval dat de bedrading niet door de ondergrond, maar naar een zijde 25 van het huis 2 geleid dient te worden. De haakarmen 38, die veerkrachtig buigzaam zijn, vertonen elk een aandruk-vlak 40, dat tegengesteld gericht is aan de haakneus 39, en uitsteekt buiten de omtrek van de steunring 32. Deze aandrukvlakken 40 zijn bedoeld om samen te werken met 30 hierna te bespreken delen van het huis 2, teneinde de haakarmen 38 tegen uitbuigen te borgen wanneer de contactdrager 5 in het steundeel 6 vastgeklikt is. Ter plaatse van de haakarmen 38 is het steundeel 6 verder voorzien van klemnokken 41, waarmee het steundeel 6 in 35 het huis 2 vastgeklemd kan worden. Daarnaast vertoont het steundeel 6 een uitstekende centreernok 42 voor samenwerking met een in het huis aangebrachte centreergroef, waardoor het steundeel slechts op één manier in het huis 1002340 7 2 kan worden opgenomen. Ter afdichting is het steundeel 6 nog voorzien van een rubber afdekring 43, welke een opening 63 vertoont die met de opening 33 van het steundeel 6 in register ligt. De contactdrager 5 kan dus door 5 het steundeel 6 en de afdichtingsring 43 gestoken worden tot zijn schouder 25 met de rand van de opening 33 van het steundeel 6 in aangrijping geraakt, waarbij dan de haakarmen 38, die door het contact met de schouder 25 zijn uitgebogen juist met hun haakneuzen 39 juist voorbij 10 het eindvlak van het klemdeksel 13 liggen, en derhalve terugveren waardoor de contactdrager 5 in het steundeel 6 vastgeklemd wordt.

Het huis 2 is voorzien van een drietal cilindrische wanden 46, die opnameruimten 45 bepalen voor de 15 bevestigingselementen of schroeven 7. De positie van deze opnameruimten is genormeerd. De positie van de haakarmen 38 in het steundeel 6 is daarbij zo gekozen, dat deze juist met de cilinderwanden 46 in register liggen. Daarbij verkeren de aandrukvlakken 40 met de wanden 46 in 20 aangrijping, waardoor de haakarmen 38 tegen uitbuigen geborgd zijn. Rond één van de cilinderwanden 46 is een tweetal centreerribben 47 aangebracht, die tezamen een centreergroef 48 bepalen. In deze centreergroef 48 wordt de uitstekende centreernok 42 vna het steundeel 6 opgeno-25 men, waardoor de contacthouder 3, die gevormd wordt door de contactdrager 5 en het steundeel 6 slechts op één wijze in het huis 2 kan worden opgenomen, en daarin bovendien rotatievast geborgd wordt. Het huis 2 omvat verder een zijn opening 9 omgevend manchet 44, dat voor-30 zien is van een naar binnen uitstekende aanslagrand 49 waartegen het steundeel 6 in de gemonteerde toestand komt te rusten. Tussen het manchet 44 en de buitenzijde van het huis 2 is er een vrije ruimte 50, waarin een elektrische schakeleenheid 57 kan worden opgenomen, waardoor 35 bijvoorbeeld de mistachterlichten van het voertuig waarop de contactdoos 1 aangebracht is, automatisch uitgeschakeld kunnen worden wanneer daarachter een aanhanger gekoppeld wordt. Daartoe zijn in de ruimte 50 twee lagere 1002340 8 bokken 51 aangebracht, waarin een tuimelaar 52 zwenkbaar gelagerd kan worden. De tuimelaar 52 vertoont een lip 53 die uitsteekt door een opening 54 in het manchet 44 tot in de opening 9 van het huis 2. De tuimelaar 52 vertoont 5 verder een bedieningsdeel 55 dat samenwerkt met een microschakelaar 56, die in een huis 57 van de schakeleen-heid is opgenomen. Het huis 57 met de microschakelaar 56 worden daarbij in de vrije ruimte 50 geklemd in de nabijheid van de tuimelaar 52. Daartoe is het schakelhuis 57 10 voorzien van een nok 58, welke in een uitsparing 59 in het manchet 44 valt. Wanneer nu een contactplug in de opening 9 gestoken wordt, wordt de in de opening 9 stekende lip 53 van de tuimelaar 52 naar buiten gedrukt, waardoor de tuimelaar 52 rond zijn as 60 zwenkt en het 15 bedieningsdeel 55 naar de microschakelaar 56 bewogen wordt en deze bediend. Hierdoor kan dan de stroomtoevoer naar bijvoorbeeld de mistachterlichten van het voertuig onderbroken worden. Door de schakeleenheid 57 gedeeld uit te voeren kan de microschakelaar indien nodig eenvoudig 20 vervangen worden.

Het monteren van de contactdoos 1 volgens de uitvinding verloopt dus door de specifieke constructie daarvan buitengewoon snel. Ervan uitgaande dat de con-tactdrager 5 in volledig gemonteerde en met een bedrading 25 verbonden vorm wordt aangeleverd door een toeleverancier, volstaat het om in de ondergrond 4 een opening aan te brengen waardoor de contactdrager 5 gestoken kan worden, waarna deze contactdrager in de steunring 6 geklikt kan worden, en de steunring 6 op zijn beurt vastgeklemd kan 30 worden in het huis 2. Vervolgens wordt het huis 2 door middel van de schroeven 7 op de ondergrond 4 bevestigd, waarbij de steunvlakken 36 van het steundeel 6 met de onderzijde van het huis 2 gelijk op de ondergrond 4 komen te rusten. De kracht die uitgeoefend wordt bij het in de 35 contactdoos 1 steken van een contactplug wordt zo via het steundeel 6 rechtstreeks in de ondergrond 4 geleid.

1002340

Claims (9)

1. Contactdoos (1), voorzien van een aan weerszijden open, met één (8) van de open zijden op een ondergrond (4) te monteren huis (2) en een losneembaar daarin aangebrachte contacthouder (3), welke contacthouder (3) 5 een met het huis (2) verbonden steundeel (6) en een losneembaar daarin aangebrachte contactdrager (5) omvat, met het kenmerk, dat het steundeel (6) de gedaante heeft van een vormvaste ring (32) met ten minste één in hoofdzaak concentrisch ten opzichte van de langshartlijn van 10 de ring (32) aangebracht, een steunvlak (36) bepalend been (35) en een aantal verdeeld over de omtrek van de ring (32) aangebrachte, met de contactdrager (5) samenwerkende klemorganen (38).

2. Contactdoos (1) volgens conclusie 1, met het 15 kenmerk, dat de klemorganen (38) gevormd worden door veerkrachtig buigzame haakarmen.

3. Contactdoos (1) volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elke haakarm (38) een naar de langshartlijn van de ring (32) gerichte haakneus (39) en een tegenge- 20 steld gericht aandrukvlak (40) omvat.

4. Contactdoos (l) volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het aandrukvlak (49) uitsteekt buiten de omtrek van het ringvormig steundeel (32).

5. Contactdoos (1) volgens één der voorgaande 25 conclusies, met het kenmerk, dat het huis (2) een aantal verdeeld aangebrachte opnameruimten (45) voor bevesti-gingselementen (7) vertoont, en tenminste een deel van de klemorganen (38) in register gelegen is met een bevesti-gingselement (7).

6. Contactdoos (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij tussen het huis (2) en de contacthouder (3) een vrije ruimte (50) gevormd wordt waarin een elektrische schakeleenheid (57) met een tenminste ten dele binnen de opening (9) in het huis (2) uitstekend 35 bedieningselement (52) en een daardoor bedienbare micro-schakelaar (56) opgenomen is, gekenmerkt door in de vrije 1002340 ruimte (50) van het huis (2) aangebrachte lagermiddelen (51) voor het zwenkbaar lageren van het bedieningselement (52) , alsmede in de nabijheid van de lagermiddelen aangebrachte klemmiddelen (59) voor het inklemmen van de 5 microschakelaar (56).

7. Contacthouder (3), kennelijk bedoeld voor toepassing in een contactdoos (1) volgens één der voorgaande conclusies.

8. Steundeel (6), kennelijk bedoeld voor toe-10 passing in een contactdoos (1) volgens één der conclusies 1 tot 6.

9. Huis (2), kennelijk bedoeld voor toepassing in een contactdoos (1) volgens conclusie 6. 10023AO