NL1002277C2

NL1002277C2 - Langwerpige flexibele houder.

Info

Publication number: NL1002277C2
Application number: NL1002277A
Authority: NL
Inventors: Anton Daniel Kempers
Original assignee: Nicolon Nv
Priority date: 1996-02-08
Filing date: 1996-02-08
Publication date: 1997-08-11
Also published as: WO1997029246A1; AU1674997A; KR100515269B1; AU720998B2; US6186701B1; KR19990082408A

Description

Langwerpige flexibele houder

Voor het op een gekozen positie aanbrengen van een relatief zwaar en vervormbaar lichaam, dat in staat is zich te voegen naar de vorm van de ondergrond verschaft de uitvinding een langwerpige flexibele houder, 5 in overwegende mate bestaande uit een textiel weefsel, voor het uitsluitend via ten minste één vulopening opnemèn van los of weinig samenhangend vast materiaal, zoals zand of ander grondmateriaal, voor het vormen van een lichaam, bijvoorbeeld ten gebruike als kern of basis 10 van een dijklichaam, een perskader, een oeverbescherming, pier of strekdam, voor het opvullen van holtes of uitsparingen, bijvoorbeeld in de bodem van een watergang, of voor het verpakken en opslaan van vervuild materiaal, welke houder ten minste één zich aan de bovenzijde 15 bevindende vulopening bevat, waarbij zich aan de onderzijde een zich in de langsrichting van de houder uitstrekkende naainaad bevindt die de naar de elkaar gerichte randzones van het textiele weefsel met elkaar verbindt.

20 Doordat de flexibele houder, die in voldoende mate treksterk en slijtvast is, een zich aan de bovenzijde bevindende vulopening en een zich aan de onderzijde bevindende naainaad bevat, kan het vaste vulmateriaal vanaf de bovenzijde via de vulopening in de 25 houder gestort worden. Door dit storten van los of weinig samenhangend vast materiaal wordt de zich aan de onderzijde op de bodem bevindende naainaad door het stortmateriaal afgedekt, waardoor deze naainaad en het daaraan grenzende weefsel geleidelijk en in toenemende 30 mate wordt afgedekt door een massa van het vulmateriaal, dat het weefsel en de naainaad samen met het bodemmateriaal geheel opsluit. Hierdoor wordt effectief bereikt, dat het weefsel in kwestie en daarmee de naainaad niet meer of althans in volstrekt 10 02277.· 2 verwaarloosbare mate, onderworpen is aan trekkrachten die de neiging zouden hebben, de naainaad open te trekken.

Opgemerkt wordt, dat in aanvraagsters octrooiaanvrage "flexibele houder", die op de zelfde dag als de 5 onderhavige aanvrage werd ingediend, een houder is beschreven en getekend, die over zijn gehele oppervlak is voorzien van op onderlinge afstand van elkaar geplaatste doorgaande gaten, die met gaas zijn afgedekt. Hierdoor kunnen lucht en water passeren, maar wordt het vaste 10 stortmateriaal in houder vastgehouden. Dergelijke afgedekte gaten kunnen met voordeel ook op de langwerpige flexibele houder volgens de onderhavige uitvinding worden toegepast. Daarop heeft deze uitvinding evenwel op zichzelf geen betrekking.

15 Een variant vertoont het kenmerk dat de houder een aantal in de langsrichting aan elkaar grenzende en door naainaden met elkaar verbonden delen omvat, welke naainaden zich in hoofdzaak dwars op de langsrichting uitstrekken. Begrepen dient te worden, dat de 20 trekkrachten zich in hoofdzaak uitstrekken in een tangentiële richting in het textiele weefsel, die zich dwars op de langsrichting van de houder uitstrekt.

Doordat de naainaden in de beschreven variant zich in deze genoemde dwarsrichting uitstrekken, worden ze niet 25 of slechts in verwaarloosbare mate belast op trekkrachten, die de naainaden zouden kunnen doen scheuren.

Bijvoorbeeld om een zo goed mogelijke homogene vulling te bewerkstelligen kan de houder zijn gekenmerkt 30 door een aantal verspreid over de gehele lengte van de houder aangebrachte vulopeningen, bijvoorbeeld met regelmatige onderlinge afstanden van bijvoorbeeld ongeveer 25 m.

Een voorkeursuitvoering vertoont de 35 bijzonderheid dat de of elke vulopening een flexibele buis omvat.

10 02277.

3

Deze laatste variant vertoont bij voorkeur de bijzonderheid dat de buis een lengte van 0,5-3 m en een diameter van 0,20-0,70 m bezit.

Een specifieke uitvoering vertoont het kenmerk 5 dat het textiele weefsel waterdoorlatend is.

Het textiele weefsel van de houder dient een voldoend hoge sterkte te bezitten om, in het bijzonder tijdens het vullen, zijn integriteit niet te verliezen. In verband daarmee vertoont een voorkeursuitvoering de 10 bijzonderheid dat het weefsel in beide hoofdrichtingen een treksterkte van meer dan 80 kN/m bezit.

Een specifieke uitvoering vertoont de bijzonderheid dat het weefsel in hoofdzaak uit PP (polypropeen) bestaat.

15 Een alternatief vertoont de bijzonderheid dat het weefsel in hoofdzaak uit een polyester en PE (polyetheen) bestaat.

Verder strekt de uitvinding zich uit tot een werkwijze voor het vullen van een flexibele houder van 20 het beschreven type, waarvan de of elke vulopening een flexibele buis omvat. Deze werkwijze volgens de uitvinding omvat de stappen: het via de flexibele buis tot in de houder brengen van een vormvaste toevoerbuis; 25 het tijdelijk door een klemband of dergelijke aan de toevoerbuis koppelen van de flexibele buis; het via de toevoerbuis pompend toevoeren van een stroom materiaal, eventueel met water; het ontkoppelen van de toevoerbuis en de 30 flexibele buis; en eventueel het in de houder brengen van de flexibele buis.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen van enkele 35 uitvoeringsvoorbeelden. In de tekening tonen: figuur 1 een gedeeltelijk weggebroken, gedeeltelijk perspectivisch aanzicht van een langwerpige flexibele houder; 10 02 277.

4 figuur 2 een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht van een variant; figuur 3 een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht van weer een andere uitvoering; en 5 figuur 4 een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht van een deel van de houder volgens figuur 3.

Figuur 1 toont een langwerpige flexibele houder 1, in dominerende mate bestaande uit een textiel weefsel. De houder is gevormd door het textiele weefsel door 10 middel van een naaizone 2 met zijn langsranden met elkaar te verbinden voor het vormen van de in figuur 1 getoonde buisvormige structuur. De naaizone 2 omvat twee naainaden 3, 4 aan de onderzijde van de houder 1, die in de in figuur 1 getoonde situatie is gevuld met los of weinig 15 samenhangend vast materiaal 5. Opgemerkt wordt, dat niet is getekend, dat zich aan de bovenzijde van de houder 1 één of meer vulopeningen bevinden. Dit aspect zal aan de hand van figuur 3 nog worden besproken. Figuur 1 toont een belangrijk aspect van de uitvinding. Daar de naaizone 20 2 zich aan de onderzijde van de houder bevindt, is hij geheel ingebed tussen het zich aan de bovenzijde bevindende vulmateriaal en het zich aan de onderzijde bevindende grondmateriaal 6. Anders dan het geval zou zijn, wanneer de naainaad of naainaden zich aan de 25 bovenzijde zouden bevinden, wordt op deze wijze de naaizone 2 effectief op trek in dwarsrichting ten opzichte van de langsrichting van de houder 1 ontlast.

Dit verzekert een zeer lange levensduur van de houder, terwijl de naainaden 3, 4 relatief zwak kunnen zijn 30 uitgevoerd.

Figuur 2 toont een uitvoering, waarin een houder 7 een zich aan de onderzijde bevindende, zich in langsrichting uitstrekkende naainaad 3 vertoont. De houder 7 is opgebouwd uit een aantal in de langsrichting 35 aan elkaar grenzende en door naaizones 8, 9, 10, .....

met elkaar verbonden delen 11, 12, 13, 14,......... welke naaizones 8, 9, 10 elk twee alle met 15 aangeduide 10 02277.

5 naainaden omvatten en zich dwars op de langsrichting uitstrekken.

Figuur 3 toont een uitvoering, waarin een houder 15, evenals de houder 7 volgens figuur 2, een zich 5 aan de onderzijde bevindende naainaad 3 omvat. Aan de bovenzijde is de houder 15 voorzien van een aantal verspreid over de hele lengte van de houder 15 aangebrachte flexibele vulbuizen 16, 17, 18, ...... Deze vulbuizen zijn op regelmatige onderlinge afstanden van 10 bijvoorbeeld ongeveer 25 meter aangebracht. Opgemerkt wordt, dat tijdens het vullen met vast materiaal via een vulbuis de niet-gebruikte buizen niet onwerkzaam te hoeven worden gemaakt maar kunnen dienen als overdruk-en/of overstortventielen. Na het vullen kunnen de 15 vulbuizen 16, 17, 18,...... in de gevulde houder worden gebracht, waardoor als het ware een natuurlijke afdichting wordt verkregen.

Figuur 4 toont de wijze, waarop een vulbuis met het textiele weefsel 19 van de houder 15 verbonden is.

20 Hiertoe is de naar beneden toe zich verwijdende vulbuis 17 via een naaizone 21, die in dit geval vier naainaden 20 omvat, verbonden met de omtrekszone van een opening 22 in het weefsel 19. Een stijve vulbuis 23 past in het smalste, buitenste deel van de vulbuis 17 en dient voor 25 het door middel van niet-getekende pompmiddelen volgens pijlen 24 in de houder 15 storten van het vaste materiaal. Aangezien op deze wijze een relatieve longitudinale verplaatsingskracht optreedt tussen de flexibele vulbuis 17 en stijve vulbuis 23, wordt van een 30 klemband 25 gebruik gemaakt voor het onderling koppelen van deze buizen. Na het vullen van de houder wordt de klemming door de band 25 ongedaan gemaakt, wordt de buis 23 verwijderd en kan, zoals boven reeds is aangegeven, de vulbuis 17 via de opening 22 worden ingestoken in de 35 gevulde houder.

Opgemerkt wordt, dat de langwerpige flexibele houder volgens de onderhavige uitvinding in het algemeen geschikt is om te worden geplaatst en gevuld op het droge 10 02277.

6 of een relatief geringe diepte op de bodem van een watergang, bijvoorbeeld een diepte van minder dan 3 meter. De houder volgens de reeds genoemde parallelle octrooiaanvrage voor "flexibele houder" wordt in het 5 algemeen gebruikt voor grotere diepten, bijvoorbeeld in de orde van meer dan 4 tot 6 meter.

Verder wordt opgemerkt, dat de figuren 1, 2 en 3 een geïdealiseerde vorm van de gevulde houder weergeven. In het algemeen zal de houder een zekere 10 onregelmatigheid vertonen, ook al, omdat zij zich voegt naar de vorm van de bodem. Verder is de houder volgens de uitvinding geschikt om bijvoorbeeld in bochten te worden gelegd.

10 02 277.

Claims

1. Langwerpige flexibele houder, in overwegende mate bestaande uit een textiel weefsel, voor het uitsluitend via ten minste één vulopening opnemen van los of weinig samenhangend vast materiaal, zoals zand of 5 ander grondmateriaal, voor het vormen van een lichaam, bijvoorbeeld ten gebruike als kern of basis van een dijklichaam, een perskader, een oeverbescherming, pier of strekdam, voor het opvullen van holtes of uitsparingen, bijvoorbeeld in de bodem van een watergang, of voor het 10 verpakken en opslaan van vervuild materiaal, welke houder ten minste één zich aan de bovenzijde bevindende vulopening bevat, waarbij zich aan de onderzijde een zich in de langsrichting van de houder uitstrekkende naainaad bevindt die de naar de elkaar gerichte randzones van het 15 textiele weefsel met elkaar verbindt.

2. Houder volgens conclusie 1, waarbij de houder een aantal in de langsrichting aan elkaar grenzende en door naainaden met elkaar verbonden delen omvat, welke naainaden zich in hoofdzaak dwars op de 20 langsrichting uitstrekken.

3. Houder volgens conclusie 1, omvattende een aantal verspreid over de gehele lengte van de houder aangebrachte vulopeningen, bijvoorbeeld met regelmatige onderlinge afstanden van bijvoorbeeld ongeveer 25 m.

4. Houder volgens conclusie 1, waarbij de of elke vulopening een flexibele buis omvat.

5. Houder volgens conclusie 4, waarbij de buis een lengte van 0,5-3 m en een diameter van 0,20-0,70 m bezit.

6. Houder volgens conclusie 1, waarbij het textiele weefsel waterdoorlatend is.

7. Houder volgens conclusie 1, waarbij het weefsel in beide hoofdrichtingen een treksterkte van meer dan 80 kN/m bezit. 10 02277-.'

8. Houder volgens conclusie 1, waarbij het weefsel in hoofdzaak uit PP (polypropeen) bestaat.

9. Houder volgens conclusie 1, waarbij het weefsel in hoofdzaak uit een polyester en PE (polyetheen) 5 bestaat.

10. Werkwijze voor het vullen van een houder volgens de conclusies 4 of 5, omvattende de stappen: het via de flexibele buis tot in de houder brengen van een vormvaste toevoerbuis; 10 het tijdelijk door een klemband of dergelijke aan de toevoerbuis koppelen van de flexibele buis; het via de toevoerbuis pompend toevoeren van een stroom materiaal, eventueel met water; het ontkoppelen van de toevoerbuis en de 15 flexibele buis; en eventueel het in de houder brengen van de flexibele buis. 10 02272.