NL192929C

NL192929C - Bekledingsmat voor dijktaluds, bodem- en/of wandbescherming voor waterlopen of dergelijke; alsmede werkwijze voor het vullen van een dergelijke bekledingsmat.

Info

Publication number: NL192929C
Application number: NL8900290A
Authority: NL
Original assignee: Gouderak B V
Priority date: 1989-02-06
Filing date: 1989-02-06
Publication date: 1998-05-07
Also published as: NL8900290A; NL192929B

Description

1 192929

Bekledingsmat voor dijktaluds, bodem- en/of wandbescherming voor waterlopen of dergelijke; alsmede werkwijze voor het vullen van een dergelijke bekledingsmat

De uitvinding heeft betrekking op een bekledingsmat voor dijktaluds, bodem- en/of wandbescherming voor 5 waterlopen of dergelijke, bestaande uit een rechthoekige onderwand, een rechthoekige bovenwand, die langs één rand met elkaar zijn verbonden en langs een aantal evenwijdige naden loodrecht op de genoemde rand, zodat de mat bestaat uit aan één einde afgesloten evenwijdige banen, die met behulp van een vulpijp of -slang gevuld kunnen worden met zand, grint of dergelijke, waarbij de onderwand zich uitstrekt over het gehele oppervlak van de mat.

10 Een dergelijke bekledingsmat is bekend uit Europese octrooiaanvrage EP-A-0.138.259. Deze mat bestaat uit een veelheid evenwijdige slangen, die aan hun benedeneind zijn afgesloten en aan hun boveneind open zijn. De evenwijdige slangen worden daarbij door middel van een pomp gevuld met een geschikt materiaal. Dit materiaal kan daarbij in de evenwijdige slangen worden ingespoten of ingeblazen.

Hoe het in de evenwijdige slangen inbrengen van materiaal precies plaatsvindt, wordt in de Europese 15 octrooiaanvrage EP-A-O.138.259 verder niet beschreven.

Een bekledingsmat van de hierboven aangegeven soort is ook bekend uit de praktijk en wordt daarbij vervaardigd in een bepaalde breedte, gemeten loodrecht op de langsrichting van de banen, van bijvoorbeeld 5000 mm. De lengte van de bekledingsmat is daarbij afhankelijk van de toepassing. Een aantal van dergelijke matten van passende lengte wordt in breedterichting op de werkplaats genaaid en gevuld met 20 zand, grint of dergelijke. De onderwand en bovenwand van de mat bestaan daarbij uit weefsels van polypropyleen of polyethyleen. Aan één zijde zijn de banen afgesloten.

Bij het gebruik van dergelijke bekende matten wordt in de praktijk gebruik gemaakt van lange vulbuizen. Bij het begin van het vullen moet het afvoereind van de vulbuis door de gehele baan heen tot nabij het afgesloten einde worden ingebracht. Naarmate het vullen vordert moet hetzij de vulbuis, hetzij de mat 25 worden teruggetrokken om de gehele baan te vullen met zand, grint of dergelijke. Dit vullen kan dan gebeuren door luchtdruk of dergelijke door het zandbed te blazen, dan wel door water toe te voegen, waarna het vullen met een soort betonpomp kan plaatshebben. Het gebruik van een lange vulbuis levert echter veel weerstand bij het vullen van de mat tijdens het vullen daarvan. Verder kost ook het verplaatsen van de mat tijdens het vullen veel inspanning.

30 De onderhavige uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een verbeterde bekledingsmat, welke in het bijzonder beter en gemakkelijker is te vullen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de bovenwand in de langsrichting van iedere baan is verdeeld in een reeks in hoofdzaak evenlange deelbovenwanden, waarbij aangrenzende einden van twee opvolgende banddelen bepalende deelbovenwanden elkaar steeds overlappen waarbij telkens het van het 35 afgesloten einde afgekeerde einde van ieder deelbovenwand ligt boven het naar het afgesloten einde toegekeerde einde van het volgende baandeel. Op deze wijze wordt iedere baan voorzien van meerdere vulopeningen, in hoofdzaak gelijkmatig verdeeld over de lengte van iedere baan. Daar de vulbuis slechts een deel van iedere baan behoeft te vullen, kan zij veel korter zijn, dus minder weerstand. Tussen de elkaar overlappende einden van de deelbovenwanden bevindt zich steeds een vulopening. Door de kortere 40 vulbuizen is het zelfs mogelijk de banen met handkracht te vullen, waarbij gedacht wordt aan toepassing in ontwikkelingslanden.

De uitvinding heeft verder ook betrekking op een werkwijze voor het vullen van een bekledingsmat volgens de uitvinding, waarbij gebruik wordt gemaakt van een vulpijp of -slang waardoor onder druk iedere baan met zand, grint of dergelijke wordt gevuld, via een van het afgesloten einde afgekeerde opening met 45 het kenmerk, dat voor het achtereenvolgens vullen van het aan het afgesloten einde grenzende baandeel en telkens het opvolgende van de reeks haandelen, telkens het einde van de vulpijp of -slang wordt gestoken door de opening in de bovenwand tussen het van het afgesloten einde afgekeerde einde van het bijbehorende deelbovendeei en het naar het afgesloten einde toegekeerde einde van het opvolgende baandeel. Opgemerkt wordt daarbij dat het uit de praktijk bekend is om voor het vullen van dergelijke banen 50 een in de baan gestoken vulpijp te gebruiken. Verder wordt opgemerkt dat de Japanse octrooiaanvrage JP-5.898.526 een werkwijze voor het met beton vullen van een zak openbaart, waarbij een vulpijp vanaf een open boveneind tot beneden in de te vullen zak wordt gestoken.

De genoemde en verdere voordelen en kenmerken blijken uit de nu volgende beschrijving, waarin de 55 uitvinding aan de hand van de tekening nader zal worden toegelicht.

Figuur 1 toont een talud of dergelijke tijdens het vullen van de bekledingsmat volgens de uitvinding, waarbij het vullen van de banen met handkracht gebeurt; 192929 2 figuren 2 en 3 tonen een langsdoorsnede door een baan van de mat tijdens het vullen op grotere schaal en ten opzichte van figuur 1 over 180° gedraaid; en figuur 4 toont schematisch een inrichting voor het vullen van de banen en het leggen van de mat op een meer gemechaniseerde wijze.

5

Iedere uit evenwijdige banen bestaande bekledingsmat volgens de uitvinding bestaat uit een flexibele onderwand 1, die zich over de gehele breedte van het te bekleden oppervlak uitstrekt, dus in de langs-richting van de banen.

In de richting loodrecht op de banen heeft de mat een zekere breedte van bijv. 5000 mm ter plaatse 10 worden stukken mat van bijv. 5000 mm aan elkaar genaaid. De banen verlopen meestal loodrecht op de lengterichting van de waterloop.

Bij de mat volgens de uitvinding is de bovenwand 2 onderverdeeld in deelbovenwanden 2a, 2b, 2c enz., waarbij de aangrenzende randen elkaar overlappen, d.w.z. in figuur 3 ligt de rechtereindrand van de baan 2b aan tegen de binnenzijde van de linker eindrand van de baan 2a.

15 Voor het vullen van de banen 4 wordt op conventionele wijze gebruik gemaakt van een vulpijp 6, bijv. van kunststof, maar dan veel korter dan gebruikelijk.

Bij het begin van het vullen van het onderste baandeel van baan 4 wordt het rechtereinde van de vulpijp 6 gestoken in de opening tussen de deelwanden 2a en 2b en wordt zand, grint of dergelijke onder druk ingevoerd.

20 Aanvankelijk ligt het rechtereinde van de vulpijp 6 dicht bij het gesloten einde 5 van de baan 4. Naarmate het vullen van het eerste baandeel tussen de wanden 1 en 2a, vordert, wordt de pijp 6 naar links getrokken, of eventueel de mat naar rechts.

Wanneer de pijp 6 de in figuur 2 getoonde stand ten opzichte van de mat heeft bereikt, wordt het vullen gestopt en wordt het rechtereinde van de pijp 6 gestoken in de opening gevormd tussen de deelboven-25 wanden 2b en 2c, zie figuur 3. Het vullen wordt dan weer gestart, waarbij automatisch de deelbovenwand 2b weg beweegt van de onderwand 1 en de eerst voor het vullen gebruikte opening tussen de bovenwand-delen 2a en 2b zich sluit onder invloed van het onder druk toegevoerde zand of grint.

Op deze wijze wordt iedere baan 4 over de gehele lengte gevuld.

Het onder druk brengen van het vulmateriaal kan op conventionele wijze plaatshebben met behulp van 30 een betonpers of met druklucht.

Door het feit dat de vulpijp zoveel korter kan zijn dan de conventionele vulpijp, die door de gehele baan tot aan het gesloten einde moet doorlopen, is de totale pijpweerstand bij het vullen veel kleiner.

Dit betekent dat het vullen eventueel met handkracht kan geschieden, waarbij de vulpijp 6 aan de bovenzijde voorzien is van een vulopening.

35 Met de schop kan zand of grint via de opening 7 in de buis 6 worden gebracht en met behulp van een ' handstamper 8 worden aangestampt. Een dergelijke wijze van vullen komt in aanmerking voor landen, waar voldoende goedkope werkkrachten beschikbaar zijn.

De bovenkant 2 kan op bekende wijze wat kleur betreft zijn aangepast aan de omgeving, bijvoorbeeld groen zijn. Na verloop van tijd ontstaat er zelfs een zekere begroeiing van de mat, omdat de onder- en 40 bovenwand een weefselstructuur hebben van polypropyleen of polyethyleen.

In figuur 4 is een verder ontwikkelde vultechniek getoond, waarbij de mat met een breedte van bijv. 5000 mm wordt aangevoerd als een rol 9 en gevoerd over een ombuigrol 10, beiden ondersteund door een rupsvoertuig 11.

Het zand of grint is opgeslagen in een bunker 12 en wordt via een transportband 13 toegevoerd aan een 45 toevoertrechter 14 met evenveel vulpijpen of -slangen 15 als er banen 4 zijn.

Beginnend bij het gesloten einde 5 van de banen 4, worden dan de vulpijpen of -slangen 15 ingestoken in de vulopeningen van de onderste haandelen, waarbij de mat via een niet-gebaande trekinrichting langs een met het rupsvoertuig 11 verbonden geleidebaan 16 omlaag wordt getrokken. Een trilmotor 17 kan voor de verdichting zorgen.

50 Op deze wijze kan de mat ter plaatse worden gevuld en worden gelegd.

De matten sluiten koud tegen elkaar dan wel overlappend, waarbij eventueel een speciale flap (niet-getoond) kan worden toegepast.

Claims

3 192929

1. Bekledingsmat voor dijktaluds, bodem- en/of wandbescherming voor waterlopen of dergelijke, bestaande uit een rechthoekige onderwand, een rechthoekige bovenwand, die langs één rand met elkaar zijn 5 verbonden en langs een aantal evenwijdige naden loodrecht op de genoemde rand, zodat de mat bestaat uit aan één einde afgesloten evenwijdige banen, die met behulp van een vulpijp of -slang gevuld kunnen worden met zand, grint of dergelijke, waarbij de onderwand zich uitstrekt over het gehele oppervlak van de mat, met het kenmerk, dat de bovenwand in de langsrichting van iedere baan is verdeel in een reeks in hoofdzaak evenlange deelbovenwanden, waarbij aangrenzende einden van twee opvolgende haandelen 10 bepalende deelbovenwanden elkaar steeds overlappen waarbij telkens het van het afgesloten einde afgekeerde einde van ieder deelbovenwand ligt boven het naar het afgesloten einde toegekeerde einde van het volgende baandeel.

2. Werkwijze voor het vullen van een bekledingsmat volgens conclusie 1, waarbij gebruik wordt gemaakt van een vulpijp of -slang waardoor onder druk iedere baan met zand, grint of dergelijke wordt gevuld via 15 een van het afgesloten einde afgekeerde opening, met het kenmerk, dat voor het achtereenvolgens vullen van het aan het afgesloten einde grenzende baandeel en telkens het opvolgende van de reeks baandelen, telkens het einde van de vulpijp of -slang wordt gestoken door de opening in de bovenwand tussen het van het afgesloten einde afgekeerde einde van het bijbehorende deelbovendeel en het naar het afgesloten einde van het opvolgende baandeel. Hierbij 2 bladen tekening