NL1002032C2 - Inrichting ter beveiliging tegen verlies of zoekraken van kaartvormige voorwerpen, in het bijzonder bankpassen en creditkaarten. - Google Patents

Inrichting ter beveiliging tegen verlies of zoekraken van kaartvormige voorwerpen, in het bijzonder bankpassen en creditkaarten. Download PDF

Info

Publication number
NL1002032C2
NL1002032C2 NL1002032A NL1002032A NL1002032C2 NL 1002032 C2 NL1002032 C2 NL 1002032C2 NL 1002032 A NL1002032 A NL 1002032A NL 1002032 A NL1002032 A NL 1002032A NL 1002032 C2 NL1002032 C2 NL 1002032C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
card
box
parts
open
spring
Prior art date
Application number
NL1002032A
Other languages
English (en)
Inventor
Franciscus Gerardus Weggelaar
Original Assignee
Adviesbureau F G A Weggelaar B
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Adviesbureau F G A Weggelaar B filed Critical Adviesbureau F G A Weggelaar B
Priority to NL1002032A priority Critical patent/NL1002032C2/nl
Priority to CA002241969A priority patent/CA2241969A1/en
Priority to PCT/NL1996/000489 priority patent/WO1997024947A1/en
Priority to AU11536/97A priority patent/AU1153697A/en
Priority to JP9525094A priority patent/JP2000504241A/ja
Priority to EP96942686A priority patent/EP0959710A1/en
Priority to US08/803,539 priority patent/US5878874A/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1002032C2 publication Critical patent/NL1002032C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A45HAND OR TRAVELLING ARTICLES
    • A45CPURSES; LUGGAGE; HAND CARRIED BAGS
    • A45C11/00Receptacles for purposes not provided for in groups A45C1/00-A45C9/00
    • A45C11/18Ticket-holders or the like
    • A45C11/182Credit card holders
    • A45C11/184Credit card holders with a reminding device, e.g. when the card is not returned into its holder

Landscapes

  • Purses, Travelling Bags, Baskets, Or Suitcases (AREA)

Description

Korte aanduiding: Inrichting ter beveiliging tegen verlies of zoekraken van kaartvormige voorwerpen, in het bijzonder bankpassen en creditkaarten
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting ter beveiliging tegen verlies of zoekraken van kaartvormige voorwerpen, in het bijzonder bankpassen en creditkaarten omvattend twee delen die ten opzichte van elkaar beweegbaar 5 zijn tussen een veilige stand waarin de kaart wordt vastgehouden in zijn opbergruimte en een geopende stand waarin de kaart kan worden uitgenomen, en mechanische middelen die sluiting van de delen tot in de veilige stand verhinderen, en die onwerkzaam kunnen worden gemaakt met behulp van de 10 kaart.
In de loop der jaren is een groot aantal voorstellen gedaan om bankpassen en creditkaarten te beveiligen tegen verlies of zoekraken. Het gaat bij dit probleem niet zozeer om een beveiliging tegen diefstal, maar eerder om een 15 hulpmiddel om te voorkomen dat men een kaart of pas, wanneer die gebruikt is voor het doel waarvoor hij bestemd is, vergeet terug te steken op de juiste plaats in portefeuille of opbergmap. De meeste tot nu toe bekende voorstellen zijn gebaseerd op electrische of electronische maatregelen, 20 veelal leidend tot een of ander geluidssignaal. In de loop der tijden zijn deze beveiligingsschakelingen steeds ingenieuzer, maar tegelijkertijd dikwijls storingsgevoeliger geworden. Stijgende kostprijs is bijna altijd een onvermijdelijk gevolg van deze toenemende graad van ingewikkeld-25 heid.
Er zijn ook mechanische oplossingen voorgesteld, bijvoorbeeld in US-A-3 648 832 waaruit de in de aanhef van conclusie 1 bedoelde inrichting bekend is. Deze oplossing heeft onder andere het bezwaar dat hij uit een groot aantal 30 onderdelen bestaat. Afgezien van het feit dat een uitvoering voor meerdere kaarten de vorm krijgt van een doosje van aanzienlijke dikte, terwijl gebruikers een voorkeur 1 0 0 2 0 3 2 - 2 - hebben voor de portefeuille-vorm, toont deze publikatie geen uitvoering voor een enkele kaart en is het ook een vrij duur produkt.
Gevolg van een en ander is dan ook geweest dat er, 5 ondanks het grote aantal gedane voorstellen, slechts een zeer klein aantal in de praktijk tot toepassing is gekomen.
De uitvinding beoogt in deze problematiek een oplossing te brengen en een inrichting voor het genoemde doel te verschaffen die uitermate eenvoudig is, en daardoor goed-10 koop in grote aantallen kan worden geproduceerd, terwijl hij anderzijds betrouwbaar functioneert. Bovendien wil de uitvinding dit realiseren zowel voor toepassing bij een map of portefeuille als in de vorm van een doosje dat bestemd is voor een enkele kaart.
15 In de grondgedachte bezit de inrichting volgens de uitvinding daartoe het kenmerk dat de mechanische middelen worden gevormd door een ten opzichte van het ene van de genoemde twee delen beweegbaar element dat zich vanuit een ruststand naar een blokkeerstand kan verplaatsen, en een 20 nok aan het andere van de beide delen waartegen het genoemde element stuit.
De toepassing van enerzijds het beweegbare element en anderzijds de nok vormt de sleutel tot de eenvoudige uitvoering.
25 Binnen deze gedachte zijn de twee genoemde uitvoe ringsvormen mogelijk.
De eerste uitvoeringsvorm is ontwikkeld voor toepassing bij een map of portefeuille die voorzien is van vakjes waarin de kaarten worden bewaard. Hij is gekenmerkt doordat 30 hij omvat twee in hoofdzaak platte, nabij een eindrand van elk scharnierend met elkaar verbonden delen, waarbij het eerste deel nabij de scharnieras voorzien is van een naar de eindrand van het deel open kamer waarin zich, zwenkbaar om een as die de scharnieras loodrecht kruist, het genoemde 35 zich verplaatsende element bevindt in de vorm van een grendelhefboom, dat het tweede deel voorzien is van een eerste aangevormde vinger die tot aanligging komt tegen de grendelhefboom aan één zijde van de zwenkas ervan, zodanig 1002032 - 3 - dat bij openklappen van de beide delen de grendelhefboom zal zwenken en het andere einde ervan terechtkomt in de bewegingsbaan van een tweede, aan het tweede deel aangevormde vinger in de kamer, waardoor een sluitende beweging 5 van het tweede deel wordt geblokkeerd, en dat het materiaal dat de scharnieras draagt ten minste een kaartdikte hoger ligt dan het binnenvlak van het tweede deel waardoor een spieetvormige ruimte ontstaat om - in de in hoofdzaak opengeklapte stand daarvan -, door het insteken van een 10 kaart door de tussenruimte in de kamer de grendelhefboom terug te zwenken om de blokkering van het tweede deel op te heffen.
In het licht van de gestelde doelstelling is de constructie eenvoudig, maar ook de werking is eenvoudig. Het 15 eerste deel wordt in een bestaande map of portefeuille gestoken in het bovenste vakje. Het tweede deel dekt alle kaarten af, wordt opengeklapt wanneer er een kaart nodig is en kan niet weer worden gesloten, tenzij men gebruik gemaakt heeft van de kaart om de blokkering op te heffen.
20 De tweede uitvoeringsvorm maakt deel uit van een houder voor het bewaren van een enkele kaart, gevormd doordat twee ten opzichte van elkaar beweegbare delen gezamenlijk een ruimte begrenzen waarin de kaart kan worden ondergebracht.
25 In dat geval gaat men verder zo te werk dat het ene deel een bodemvlak omvat met opstaande kanten aan twee tegenover elkaar liggende zijden en ten minste een stootrand voor de kaart aan een van de andere zijden, 30 - dat het bodemvlak voorzien is van ten minste één verend element dat door een aanwezige kaart in het bodemvlak kan worden gedrukt en bij afwezigheid van een kaart uit dat vlak zal opveren, terwijl het tweede deel voorzien is van een aanslagnok 35 voor het verende element, op een zodanige plaats dat, na een relatieve beweging van beide delen tot de geopende stand waarin de kaart kan worden uitgenomen, terugbeweging van de beide delen naar de gesloten, veilige stand wordt 1002032 -3a- 5 verhinderd.
Deze uitvoeringsvorm van de uitvinding is realiseerbaar als schuifdoosje of als draaidoosje.
Er is nog een gunstige uitvoeringsvorm die teruggaat tot de gedachte om de mechanische middelen te laten vormen 10 door een zich vanuit een ruststand naar een blokkeerstand verplaatsend element en een nok aan een van de beide delen die stuiten tegen het genoemde element. Die uitvoeringsvorm is realiseerbaar als klapdoosje, en hij bezit dan het kenmerk dat hij omvat 15 - een doosdeel, zo gedimensioneerd dat zich in de inwen dige ruimte ervan een kaart en een veer kunnen bevinden, en 1002032 - 4 - van welk doosdeel een gedeelte van een van de grote vlakken vast is en een gedeelte open is en een daarop aansluitende kopzijde eveneens open is, een dekseldeel, in hoofdzaak zo gedimensioneerd dat 5 het het genoemde open gedeelte van het doosdeel kan afsluiten, waarbij het scharnierend is aangebracht in hoofdzaak ter plaatse van de eindrand van het vaste bovendeel, waarbij het dekseldeel aan de kopzijde over een deel van de breedte voorzien is van tenminste één grijprand voor 10 de kaartrand, dat zich in het gesloten einde van het doosdeel een veer bevindt die door een ertegenaan gedrukte kaart onder spanning wordt gebracht, en dat het bodemvlak van het doosdeel aan de open 15 kopzijde en/of het dekseldeel naast de grijprand voor de kaart voorzien is/zijn van een uitsparing over een diepte die minstens overeenkomt met de inveerdiepte van de veer bij in de houder geplaatste kaart.
De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand 20 van de bijgaande tekeningen waarin vier uitvoeringsvormen zijn weergegeven.
Figuren 1 t/m 5 hebben betrekking op de eerste uitvoeringsvorm;
Fig. IA t/m D tonen schetsmatig, gedeeltelijk wegge-25 sneden, perspectivisch achtereenvolgens fig. IA de gesloten toestand, fig. 1B de geopende toestand, fig. 1C de geblokkeerde situatie en fig. 1D het ontgrendelen;
Fig. 2 toont de inrichting in bovenaanzicht in gesloten toestand; 30 Fig. 3 toont afzonderlijk het eerste deel in bovenaan zicht, waarbij fig. 3A en 3B doorsneden laten zien resp. volgens de pijlen A-A en B-B en fig. 3C een eindaanzicht is.
Fig. 4A en 4B tonen respectievelijk een bovenaanzicht 35 en een vooraanzicht van de grendelnok;
Fig. 5 toont het tweede deel in bovenaanzicht, waarbij fig. 5A, 5B en 5C resp. een doorsnede volgens de pijlen A-A en aanzichten volgens de pijlen B en C zijn; 1002032 - 5 -
Fig. 6 toont in gemonteerde en gesloten toestand van de onderdelen een bovenaanzicht van het eerste deel met weglating van het tweede, dus een bovenaanzicht, gedeeltelijk doorsnede, volgens de pijlen VI-VI in fig. 6B, terwijl 5 fig. 6Ά en 6B respectievelijk doorsneden zijn volgens de pijlen A-A en B-B in fig. 6.
Fig. 7 t/m 10 tonen een tweede uitvoeringsvorm in de vorm van een schuifdoosje, bestemd voor het opnemen van een enkele kaart.
10 Fig. 7 toont isometrisch, gedeeltelijk opengesneden, een schuifdoosje in een gedeeltelijk geopende stand, waarin de kaart kan worden uitgenomen;
Fig. 8A t/m 8C tonen langsdoorsneden door het doosje ter plaatse van een verende lip, en wel respectievelijk in 15 de gesloten stand en de gedeeltelijk geopende stand volgens fig. 7, en tenslotte in de maximaal geopende stand;
Fig. 9 toont een bovenaanzicht van het schuifdeel,
Fig. 9A een doorsnede volgens de pijlen A-A in fig. 9, Fig. 9B een zijaanzicht tegen de lange zijde, fig. 9C en 9D 20 eindaanzichten tegen de korte zijden;
Fig. 10 toont een onderaanzicht van het hulsdeel, Fig. 10A een doorsnede volgens de pijlen A-A in fig. 10, Fig. 10B een zijaanzicht tegen de lange zijde, fig. 10C en 10D eindaanzichten tegen de korte zijden.
25 Fig. 11 t/m 15 stellen een derde uitvoeringsvorm voor, in de vorm van een draaidoosje;
Fig. 11 geeft isometrisch een schets die het principe van de blokkering laat zien, waarbij een helft van het dekseldeel is weggelaten; 30 Fig. 12 toont het bijbehorende bovenaanzicht in de zelfde stand van de delen, echter met volledig deksel getekend;
Fig. 13 toont het doosdeel in bovenaanzicht en
Fig. 13A is hierbij een langsdoorsnede volgens de 35 pijlen A-A in fig. 13;
Fig. 14 toont een onderaanzicht van het dekseldeel en
Fig. 14A is een bijbehorende middenlangsdoorsnede volgens de pijlen A-A in fig. 14; 1002032 - 6 -
Fig. 15 toont de beide delen gemonteerd tot een gesloten doosje, waarbij
Fig. 15A een middenlangsdoorsnede is volgens de pijlen A-A in fig. 15, fig. 15B een dwarsdoorsnede volgens de 5 pijlen B-B en fig. 15C een zijaanzicht volgens de pijl C.
Fig. 16 t/m 20 tonen een vierde uitvoeringsvorm;
Fig. 16 toont het doosje schetsmatig perspectivisch met uiteengenomen onderdelen;
Fig. 17 t/m 17D hebben betrekking op het onderste 10 deel,
Fig. 18 t/m 18E hebben betrekking op het vaste bovendeel ;
Fig. 19 t/m 19E hebben betrekking op het beweegbare bovendeel of deksel, en 15 Fig. 20 t/m 20C tonen het doosje (kaarthouder) in gesloten stand.
Men ziet in fig. IA de gesloten toestand van de inrichting. Hij bestaat uit een eerste deel of onderste deel 1 dat in verhouding tot het nog te beschrijven tweede deel 20 betrekkelijk kort is, en dat bestemd is om te worden ingestoken in een map of portefeuille van bekend type, voorzien van vakjes waarin bankpassen en kredietkaarten worden bewaard; dat insteken geschiedt in het bovenste vakje. De achterzijde van deel l kan voorzien zijn van een eenvoudige 25 lijmlaag waarmee de inrichting, na verwijdering van een stukje folie, in voldoende mate kan worden vastgeplakt.
Het tweede of bovenste deel 2 is langer dan het eerste en is bestemd om over alle kaartvakjes te liggen.
De delen 1 en 2 zijn nabij hun bovenranden onderling 30 scharnierend om een as 3 (zie fig. 1D), zodat de inrichting vanuit de gesloten stand van fig. IA geopend kan worden, zoals geschetst in fig. 1B, aangeduid door pijl PI.
Het onderste deel 1 is voorzien van een naar de eind-rand open kamer 4. Daarin bevindt zich, zwenkbaar om een as 35 5 (zie fig. 1C) die de scharnieras 3 loodrecht kruist, een grendelnok 6.
Het tweede deel 2 is nabij de scharnieras 3 voorzien van een aangevormde vinger 7 die, bij openen van het boven- 1002032 - 7 - ste deel 2, tot aanligging komt tegen de grendelnok 6 waardoor deze, bij verder openklappen, in de kamer 4 zal zwenken om de as 5; deze zwenkbeweging is in fig. 1B aangeduid door de pijl P2. De verschillende standen van de nok 6 5 blijken bij vergelijking van fig. IA en 1B, maar voral uit fig. 2.
Aan het tweede deel 2 is een tweede vinger 8 aangevormd die in fig. 1C zichtbaar is, en die zich tijdens het weer sluiten (ook uiteraard tijdens het openen) door de 10 kamer 4 moet bewegen, maar die bij de sluitende beweging gehinderd wordt doordat het deel 6' van nok 6 aan de andere zijde van zwenkas 5 in de bewegingsbaan van vinger 8 terechtgekomen is. Daardoor wordt een sluitende beweging van deel 2 ten opzichte van deel 1 geblokkeerd, zoals weergege-15 ven in fig. 1C.
Deze blokkering kan als volgt worden opgeheven. In de volledig of vrijwel volledig geopende stand van deel 2 ten opzichte van deel 1 (fig. 1D) bevindt zich boven deel 2 en onder de scharnieras 3 een spieetvormige ruimte als deel 20 van de open zijde van de kamer 4. Deze spieetvormige ruimte 9 is minstens zo hoog als een kaart 10 dik is. Met de punt 10' van een kaart is door de spleet 9, ongeveer bij de overgang van deel 6 naar deel 6' de grendelnok bereikbaar ~>m deze grendelnok weer terug te zwenken naar de beginstand 25 en de in fig. 1C geschetste blokkering op te heffen. Deze ontgrendelbeweging van de kaart wordt aangeduid door pijl P3 in fig. ID. Fig. 1D is getekend in de stand waarin de nok 6 juist door de kaartpunt 10' teruggedrukt is. Hierna kunnen de delen 1 en 2 dus weer gesloten worden.
30 Het beveiligingsprincipe is dat men de inrichting alleen kan sluiten met behulp van de uitgegeven kaart. Zolang die niet terugontvangen is blijft de inrichting open staan en kan hij niet verder gesloten worden dan tot in de stand van fig. 1C. Daardoor kan ook de portefeuille niet 35 worden gesloten en opgeborgen. Na het opheffen van de blokkering (fig. 1D) kan de gebruiker de kaart weer in het ervoor bestemde vakje opbergen en kan de inrichting worden dichtgeslagen en de portefeuille opgeborgen. Het blokke- 1002032 - 8 - ringsmechanisme bevindt zich dan vanzelf weer in de begin-stand, klaar voor hernieuwd gebruik.
Verdere bijzonderheden blijken uit figuren 3 tot en met 6.
5 In fig. 3A en 3B ziet men dat het onderste deel 1 niet volledig plat is, d.w.z. van gelijkmatige dikte, doch in de richting van de scharnieras een in geringe mate toenemende dikte heeft om er de naar het einde open kamer 4 voor de grendelnok in onder te brengen. Dit deel is loodrecht op 10 het hoofdvlak voorzien van een doorlopende boring 11 (zie fig. 3 en 3C) , bestemd voor het opnemen van een als afzonderlijk onderdeel vervaardigde zwenkas voor de grendelnok. Verder zijn, alleen in de onderwand van de kamer 4, twee kleine boringen 12, 13 aangebracht. Deze dienen om rustpun-15 ten te vormen voor de grendelnok 6 (zie fig. 4A, 4B) door dat een aan de grendelnok 6 gevormde verdikking 14 in de ruststand kan insnappen in boring 12, en in de blokkeer-stand tegen sluiting kan insnappen in boring 13.
Grendelnok 6 bevat ook weer een doorboring 15 voor het 20 doorsteken van de niet-weergegeven zwenkas. Verder ziet men in fig. 4A en 4B dat de plaats waar vinger 7 van het tweede deel tegen grendelnok 6 aandrukt, gevormd wordt door een lip 16. Deze heeft niet dezelfde dikte als de rest van grendelnok 6, doch is zoveel dunner gemaakt dat hij gemak-25 kelijk kan veren. Dit is noodzakelijk omdat bij het sluiten van de inrichting, wanneer weliswaar de blokkering van de tweede vinger 8 vrijgemaakt is, ook de eerste vinger 7 weer naar zijn beginstand moet terugzwenken, gereed voor hernieuwd gebruik; bij laatstgenoemde beweging verbuigt hij 30 dan de lip 16 die, als gevolg van het vrijmaken van de blokkering voor de tweede vinger 8, een plaats heeft ingenomen waarin hij een blokkering zou vormen voor de teruggaande beweging van vinger 7 als hij niet, op de aangegeven wijze, verend was uitgevoerd om vinger 7 te kunnen laten 35 passeren.
In fig. 5 en 5C ziet men de juiste ligging van de nokken 7 en 8 die aan deel 2 zijn aangevormd. Ze komen terecht binnen blokvormige opstanden 17 en 18 aan deel 1.
1002032 - 9 -
Er tussenin ligt een materiaalhoeveelheid 19 waar de schar-nieras doorheen loopt. Fig. 5A en 5B tonen de juiste vorm van de nokken 7 en 8, gezien in de richting van de schar-nieras 3: nok 7 werkt bij het openklappen en doet de gren-5 delnok zwenken, en vinger 8 wordt bij een poging tot sluiting in zijn bewegingsbaan gehinderd door het andere einde 6' van de grendelnok 6.
Men ziet in fig. 5B ook nog dat het bovenste deel 2 voorzien is van een aantal inkepingen zoals 20, waardoor 10 het makkelijk is om delen van de lengte van deel 2 af te breken om de maat ervan aan te passen aan de concrete maat van de portefeuille waarin hij zal worden toegepast.
Fig. 6, 6A en 6B, laten tenslotte de combinatie van de onderdelen zien, getekend in de gesloten stand van de 15 inrichting. Daaruit zal duidelijk worden dat nok 7 pas tegen lip 16 van de grendelnok komt te liggen om de grendelnok te doen zwenken na een openende beweging van deel 2 ten opzichte van deel 1 over ongeveer 90°. Die beweging is te klein om een kaart te kunnen uitnemen; dat kan pas 20 wanneer deel 2 praktisch over 180° wordt opengeslagen en dan is in de tweede helft van die beweging het grendelme-chanisme in werking getreden.
Bij de uitvoeringsvorm van fig. 7 t/m 10 is het eerste deel 21 een schuifdeel en het tweede deel 22 een hulsdeel. 25 Het schuifdeel wordt gevormd door een bodemvlak 23 met opstaande kanten 24, 25 aan twee tegenover elkaar liggende lange zijden en een stootrand 26 aan de ene korte zijde die binnen het hulsdeel ligt. Aan de vierde korte zijde zijn, aan weerszijden van een halfronde uitsparing 27 in het 30 bodemvlak, twee verhoogde stootkanten 28, 28' aangebracht. Door de genoemde stootkanten wordt een ruimte begrensd waarin de kaart kan worden neergelegd, en de stootkanten 28, 28' zijn zoveel hoger dan de andere stootkanten dat deze bij inschuiven tegen de korte kant 29 van het doosdeel 35 terechtkomen zodat ze de gesloten stand van het schuifdoosje bepalen.
Het hulsdeel 22 wordt gevormd door een bovenvlak 30 dat voorzien is van randen zoals 31 aan de twee tegenover 1 0 0 2 0 3 2 - 10 - elkaar liggende lange zijden die over de opstaande kanten 24, 25 aan het schuifdeel 21 en om de randen van het bodem-vlak 23 daarvan heen grijpen, zoals in fig. 7 bij 32 zichtbaar gemaakt is door ter wille van de tekening een uitsnij-5 ding uit het hulsdeel te maken.
Het bodemvlak 23 van het schuifdeel bevat twee verende lippen 33 en 34. De naar het schuifdeel gekeerde zijde (binnenzijde) van het hu/sdeel is voorzien van twee aan- > slag nokken 35 en 36 op overeenkomstige plaatsen. In de 10 uitgetrokken stand zoals die in fig. 7 getekend is, stuiten de verende lippen 33, 34 tegen die aanslagnokken 35 en 36 zodat verder inschuiven niet mogelijk is. Dit is nader weergegeven in fig. 8b, die de twee delen van het schuifdoosje in dezelfde stand toont als fig. 7. De blokkeerstand 15 kan slechts worden opgeheven door met behulp van een in het schuifdeel 21 teruggeschoven kaart de verende lippen 33, 34 naar beneden terug te drukken, in hoofdzaak tot in het vlak van het bodemdeel 2b. Om te bereiken dat de verende lippen ver genoeg naar beneden gedrukt worden, zijn op korte 2 0 afstand v6ór de aanslagnokken 35, 36 nog aandruknokken 37 geplaatst. Die geleiden de ingestoken kaart om op de eerste plaats te voorkomen dat de kaart zelf nog tegen de aanslagnokken 35, 36 terechtkomt en inschuiven van het schuifdeel verhindert, maar verder drukken ze, zoals gezegd, de veren-25 de lippen 33, 34 voldoende ver naar beneden zodat deze de aanslagnokken 35, 36 weer passeren kunnen.
Het beveiligingsprincipe bij deze uitvoeringsvorm is dus dat het doosje niet gesloten kan worden zonder dat de kaart zich erin bevindt. Het geopende doosje, met werkzame 30 blokkering tussen schuifdeel 21 en hulsdeel 22, is aanzienlijk langer dan het in gesloten toestand is. Normaal gesproken zal de gebruiker het doosje in die bijzondere toestand niet onopgemerkt opbergen maar zal hij dat pas doen nadat de kaart erin teruggestoken is om het doosje 35 weer te kunnen sluiten.
Dit doosje past ook in een portefeuillevakje.
Fig. 8C laat nog zien dat, weer verder naar voren aan de onderzijde van het bovenvak 30 van het hulsdeel, nog 1 0 0 2 0 3 2 - 11 - minstens een blokkeernok 39 aangebracht is. Daartegen stuit de stootkant 26 aan de eindrand van het schuif deel, waardoor het schuifdeel het hulsdeel niet meer kan verlaten. Bij de montage vormt deze nok 39 geen hinder, omdat de 5 stootkant 26 dan langs de hellende zijde van nok 39 zal schuiven, onder vervorming van het hulsdeel; pas bij de teruggaande beweging komt stootrand 26 tegen de rechte kant van blokkeernok 39.
Verdere bijzonderheden blijken uit figuren 9 en 10. In 10 fig. 9 ziet men dat de verende lippen 33, 34 in het bodem-vlak 23 zijn gemaakt door het aanbrengen van U-vormige uitsparingen zoals 40. De gebogen vorm van de verende lippen kan uiteraard bij spuitgieten met kunststof rechtstreeks verkregen worden, terwijl de U-vormige uitsparingen 15 dan ruimte geven voor ongehinderd doorbuigen in hoofdzaak tot in het bodemvlak 23 onder invloed van een ingelegde kaart.
Fig. 10, die een onderaanzicht tegen het hulsdeel 22 vormt, laat de plaatsen zien waar de verschillende nokken 20 zijn aangebracht. De aanslagnokken 35, 36 worden bij voorkeur uitgevoerd als opstaande kanten met een zodanige lengte in dwarsrichting dat er een aanzienlijk deel van de breedte van de verende lippen 33, 34 tegen stuit. De aan-druknokken 37, 38 lopen, uiteraard in het licht van hun 25 functie van kaartgeleiders, in lengterichting. De blokkeer-nokken 39, 39' kunnen ook in lengterichting lopen, want korte kanten zijn voldoende om de stootkant 2 6 van het schuifdeel tegen te houden. Tenslotte ziet men de nog niet besproken onderdelen 42, 43. Dit zijn nog twee snapnokken 30 van geringe hoogte die werkzaam zijn in de geheel ingeschoven stand om de stootkant 26 van het schuif deel tegen te houden en te voorkomen dat het schuifdeel 21 onbedoeld uit het hulsdeel gaat schuiven.
Tenslotte ziet men in fig. 10A, 10C en 10D nog de 35 grijpranden 32, 32' aan de lange zijden van het hulsdeel, die bestemd zijn om te grijpen om de rand van het bodemvlak 23 van het schuifdeel 21.
In de derde uitvoeringsvorm volgens fig. 11 t/m 15 is 1002032 - 12 - het eerste deel of bodemdeel 41 weer voorzien van een bodemvlak 43 met opstaande kanten 44 en 45 aan de lange zijden en opstaande kanten 46 aan hun korte zijde. Aldus wordt weer een ruimte gevormd voor het inleggen van een 5 kaart. In het midden van die korte zijde is een draaias 47 aanwezig waarmee het tweede deel of dekseldeel 42 ten opzichte van het bodemdeel kan zwenken.
Het bodemdeel is weer voorzien van een verende lip 48, in dit geval een enkele verende lip in het midden, maar 10 weer gevormd op dezelfde wijze als in de vorige uitvoeringsvorm, met een U-vormige uitsnijding 49 in het bodemvlak 43.
Het dekseldeel 42 is aan de onderzijde voorzien van een hoefijzervormige aanslagnok 50. Wanneer zich een kaart 15 in het doosje bevindt is de verende lip 48 naar beneden gedrukt en schuift de aanslagnok 50 over het kaartoppervlak wanneer het deksel wordt gezwenkt om het doosje te openen. Na verwijderen van de kaart springt de veer 48 naar boven tot in de stand die in fig. 11 getekend is. De aanslagnok 20 50 verhindert daardoor terugzwenken van het deksel. Het doosje kan pas weer gesloten worden nadat de veer 48 neergedrukt is doordat de kaart weer op zijn plaats gelegd is. Het beveiligingsprincipe is dus wederom dat het doosje niet gesloten kan worden zonder dat de kaart zich erin bevindt. 25 In de geopende stand is het doosje aanzienlijk groter en opvallender dan in gesloten toestand, en in die stand zal men het dan ook niet weer opbergen. De compacte opbergstand is die waarin men zeker weet dat de kaart er weer in geplaatst is.
30 Fig. 13 toont het enkele doosdeel. In fig. 13A ziet men de omhooggebogen stand van verende lip 48. Verder ziet men daaruit dat een kaartgeleider 51, waarvan er twee aanwezig zijn, in fig. 13 aangeduid door 51 en 52, aangevormd 'aan de opstaande kanten 45 resp. 44, maar zo hoog dat 35 een in te steken kaart er onderdoor kan schuiven. Hierdoor wordt zekergesteld dat de verende lip 48 voldoende ver in het bodemvlak 43 gedrukt zal worden terwijl de aanslagnok 50 een hoogte heeft die overeen zal komen met de hoogte van 1002032 - 13 - de kaartgeleidingen waardoor hij ongehinderd over het kaartoppervlak kan bewegen.
Fig. 14 en 14A tonen verdere bijzonderheden van het dekseldeel. De aanslagnok 50 is nabij de beide einden 5 afgeschuind, zoals aangeduid bij 51. Deze afschuining heeft ten doel de lip te geleiden en zo te voorkomen dat het dekseldeel bij blokkeren over de aanslagnok 50 heen zal kunnmen schieten. Verder is hij in doorsnede tandvormig, zoals in fig. 14A aangeduid bij 52, voor de juiste samen-10 werking met de schuine eindkant van de lip. Vervolgens ziet men een aan het hoofdvlak aangevormde blokkeerpen 53. Deze dient om de maximale zwenkbeweging van het dekseldeel 42 ten opzichte van het doosdeel 41 te beperken, zoals weergegeven in fig. 12. Een eenvoudige indrukking 54 dient voor 15 het inleggen van een duim of vinger bij het openen van het doosje. De eindrand 55, die evenals de eindrand 56 van het doosdeel 41 gebogen is met een krommingsmiddelpunt dat ligt ter plaatse van de draaias 47 van de beide delen, grijpt om die eindrand 56 en onder het bodemvlak 43 van het doosdeel 20 41. Daarbij kan een kleine verdikking 57 in het inwendige van de omgezette rand 55 van het dekseldeel snappend terechtkomen in een in het langsmiddenvlak van het doosdeel 41 aanwezige uitsparing 58 (zie fig. 13) om de gesloten ruststand te markeren en onbedoeld openen te voorkomen, 25 zodat slechts bij het uitoefenen van enige kracht de twee delen kunnen openzwenken tot in de in fig. 12 weergegeven stand waarin de kaart kan worden uitgenomen.
Tenslotte geven tig. 15 t/m 15C het complete doosje in gesloten stand weer, doch zonder kaart. Uit de doorsneden 30 van fig. 15A en 15C ziet men in het bijzonder de wijze waarop de hoefijzervormige aanslagnok 50 om de verende lip 48 ligt, hoewel dit slechts een theoretische stand is want zonder een kaart zouden de aanslagnok en verende lip het doosje gesloten houden en zou het nooit meer kunnen worden 3 5 geopend.
De vierde uitvoeringsvorm is afgeheeld in figuren 16 t/m £20; dat is een uitvoering als klapdoosje. Het bestaat < uit een doosdeel 61 en een dekseldeel 62. Het doosdeel is 1 0 0 2 0 3 2 - 14 - samengesteld uit een onderste deel 63 en een vast daarop aan te brengen bovenste deel 64. Het daarna resterende open gedeelte van de doos wordt afgesloten door het dekseldeel 62.
5 Het dekseldeel wordt door twee kleine veertjes 65 rond de scharnieras 66 naar de open stand gedrukt. Grijpranden 67, 68 zorgen ervoor dat het deksel 62 gesloten blijft wanneer zich in het doosje een kaart bevindt.
Daartoe is nabij het gesloten einde 69 van het doos-10 deel een platte draadveer 70 in het inwendige van het doosje opgenomen. De inwendige lengte van het doosje komt overeen met een kaartlengte plus de effectieve maat van de op te nemen veer 70. Deze inwendige lengte wordt dan gerekend tot de punten 71 en 72 waar het vaste bodemdeel 63 de 15 grootste lengte heeft. Buiten de punten 71, 72 is het bodemvlak van het vaste bodemdeel 63 voorzien van hoekuit-sparingen 73 resp. 74, van zodanige vorm dat daarin de twee grijpranden 67 en 68 terecht kunnen komen. Tussen de punten 71 en 72 van het doosdeel en tussen de grijpranden 67 en 68 20 van het dekseldeel zijn vingeruitsparingen 75 resp. 76 aangebracht.
Wanneer een kaart in het doosje wordt gelegd, met het einde tegen veer 70 aanliggend doch de veer niet indrukkend, zullen de twee hoeken van de kaart uitsteken in de 25 uitsparingen 73 en 74. Wanneer men dan probeert het deksel te sluiten zullen de grijpranden 67, 68 weer boven op die hoekzones van de kaart terechtkomen, zodat ze de eindstand niet kunnen bereiken. Dit kan pas doordat men de bij de uitsparingen 75 en 76 zichtbare kaartrand enigszins naar 30 binnen drukt, tegen de werking van de veer 70 in. Daardoor verlaten de kaarthoeken het gebied van de uitsparingen 73 en 74 en kan het dekseltje verder naar beneden worden gedrukt. Wanneer men het doosje dan gesloten houdt terwijl men anderzijds de kaart weer laat terugveren onder invloed 35 van veer 70, zullen de kaarthoeken in het inwendige van de grijpranden 67, 68 terechtkomen. Daardoor wordt het dekseltje gesloten gehouden.
Het openen van het doosje geschiedt dan door de kaart 1002032 - 15 - in het gebied van de uitsparingen 75, 76 naar binnen te drukken; daardoor komen de kaarthoeken vrij van de grijp-randen 67, 68 en zal het dekseltje vanzelf open springen onder invloed van de dekselveertjes zoals 65.
5 Het beveiligingsprincipe is dus dat het dekseltje niet gesloten gehouden kan worden zonder dat de kaart zich in het doosje bevindt. Het openstaande en niet te sluiten dekseltje trekt in hoge mate de aandacht, zodat men feitelijk niet in staat is om het doosje in die toestand onopge-10 merkt op te bergen; men kan dit pas doen nadat de tijdelijk uitgenomen kaart er weer in geplaatst is.
De veer 70 heeft een centrale bocht die aan weerszijden met in haaks daarop gerichte delen 70' overgaat in twee lager gelegen eindstukken 70". Daardoor ligt de veer in 15 verticale richting vast en drukt de kaart altijd tegen de verticale delen 70'
Fig. 17 t/m 17D tonen verdere bijzonderheden van het onderste deel 63 van het doosdeel 61. Het is weer voorzien van twee opstaande kanten 77 en 78 aan de lange zijden en 20 een opstaande eindkant 79, waardoor in wezen de inwendige ruimte wordt bepaald voor het onderbrengen van de kaart. Aan de binnenzijde zijn de opstaande kanten 77, 78 beide voorzien van een in het inwendige stekende kaartgeleider zoals 80. Deze is bovenaan geplaatst zoals blijkt uit de 25 doorsnede van fig. 17A, zodat de kaart er onderdoor gestoken kan worden. De belangrijkste functie is echter om de kaart naar beneden gedrukt te houden in de gesloten stand van het doosje, waarin immers de veren van het dekseldeel dat de kaarthoeken grijpt, de neiging zullen hebben om de 30 kaart naar boven te trekken.
Op het bodemvlak 63 liggen drie nokken zoals 81 die, samen met nog te beschrijven nokken aan het vaste bovendeel dat er bovenop komt te liggen, de verticale speelruimte voor de kaart beperken en verhinderen dat de erachter te 35 plaatsen veer 70 (fig. 16) uit het doosje geraakt. De opstaande eindkant 79 is verder voorzien van verschillende uitsparingen zoals 82. Deze zijn bestemd voor het opnemen van uitsteeksels aan het nog te beschrijven vaste bovendeel 1 0 0 2 0 3 2 - 16 - dat er op gelijmd wordt.
Fig. 18 t/m 18E geven de bijzonderheden van het vaste bovendeel 64. De eindkant 83 komt aan de buitenzijde tegen de opstaande eindkant 69 van het onderste deel 63 te lig-5 gen. Aan de korte zijden zijn twee dubbel omgezette kanten zoals 84 aangebracht, die bestemd zijn om te grijpen om de opstaande kanten 77, 78 van het vaste bodemdeel 63 over een deel van de lengte ervan. Daartoe wordt het vaste bovendeel 64 vanaf het uiteinde met die grijpranden om en over het 10 bodemdeel 63 geschoven en vastgelijmd. Kleine verhogingen zoals 85 komen daarbij terecht in de openingen zoals 62 (fig. 17) in het vaste bodemdeel 63. Nokken zoals 86 komen daarbij te liggen tegenover nokken zoals 81 (fig. 17) op het vaste bodemdeel voor het reeds genoemde doel: het 15 beperken van de bewegingsmogelijkheid van de kaart en voorkomen dat de veer 70 verloren raakt.
Fig. 19 t/m 19E tonen de bijzonderheden van het beweegbare bovendeel of het deksel 62. Het hoofdvlak 87 ervan is aan twee tegenover elkaar liggende zijden voorzien van 20 opstaande, of beter gezegd afhangende kanten 88, 89 (zie in het bijzonder fig. 19B) die bestemd zijn om te komen liggen buiten de opstaande kanten 77, 78 aan de lange zijden van het vaste onderste deel 63. In dezelfde fig. 19B ziet men in aanzicht het dwarsprofiel van de grijpranden 67 en 68. 25 Het doorsnedeprofiel van deze grijpranden in langsrichting ziet men uit de middenlangsdoorsnede van fig. 19A. Door het schuine verloop zal de kaart naar boven schuiven waardoor het dekseldeel, als reactie, naar beneden gedrukt wordt en goed zal sluiten.
30 Fig. 20 t/m 20C tonen tenslotte de drie delen van het doosje in gemonteerde staat. Het grootste deel daarvan zal duidelijk zijn. Er wordt nog gewezen op de twee nokken 81 en 86. Uit deze figuur zal de bewegingsbeperkende functie van deze nokken duidelijk zijn, om zeker te stellen dat de 35 inliggende kaart in hoogterichting centraal tegen de veer komt te liggen.
1 0 0 2 0 3 2

Claims (9)

1. Inrichting ter beveiliging tegen verlies of zoekraken van kaartvormige voorwerpen, in het bijzonder bankpassen en creditkaarten, omvattend twee delen die ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn 5 tussen een veilige stand waarin de kaart wordt vastgehouden in zijn opbergruimte en een geopende stand waarin de kaart kan worden uitgenomen, en mechanische middelen die sluiting van de delen tot in de veilige stand verhinderen, en die onwerkzaam kunnen 10 worden gemaakt met behulp van de kaart, met het kenmerk dat de mechanische middelen worden gevormd door een ten opzichte van het ene van de genoemde twee delen beweegbaar element dat zich vanuit een ruststand naar een blokkeer stand kan verplaatsen, en een nok aan het 15 andere van de beide delen waartegen het genoemde element stuit.
2. Inrichting volgens conclusie 1, bestemd voor toepassing bij een map of portefeuille die voorzien is van vakjes waarin de kaarten worden bewaard, 20 met het kenmerk dat hij omvat: twee in hoofdzaak platte, nabij een eindrand van elk scharnierend met elkaar verbonden delen (1, 2), waarbij het eerste deel (1) nabij de scharnieras (3) voorzien is van een naar de eindrand van het deel open 25 kamer (4) waarin zich, zwenkbaar om een as (5) die de scharnieras (3) loodrecht kruist, het genoemde zich verplaatsende element bevindt in de vorm van een grendelhef-boom (6), dat het tweede deel voorzien is van een eerste aange-30 vormde vinger (7) die tot aanligging komt tegen de grendel-hefboom (6) aan één zijde van de zwenkas (5) ervan, zodanig dat bij openklappen van de beide delen de grendelhefboom zal zwenken en het andere einde ervan terechtkomt in de bewegingsbaan van een tweede, aan het tweede deel (2) 35 aangevormde vinger (8) in de kamer (4), waardoor een sluitende beweging van het tweede deel wordt geblokkeerd, en dat het materiaal dat de scharnieras (3) draagt ten minste een kaartdikte hoger ligt dan het binnenvlak van het 10 o 2 n v ; -19- tweede deel (2) waardoor een spieetvormige ruimte (9) ontstaat om - in de in hoofdzaak opengeklapte stand daarvan door het insteken van een kaart (10) door de tussenruimte (9) in de kamer de grendelhefboom (6) terug te zwenken 5 om de blokkering van het tweede deel (2) op te heffen (fig. 1-5).
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de grendelhefboom (6) voorzien is van een verende lip (16) waartegen bij openen de eerste vinger (7) komt te liggen 10 terwijl hij bij sluiten door veerwerking die vinger (7) weer laat voorbijgaan.
4. Inrichting volgens conclusie 1, deel uitmakend van een houder voor het bewaren van de kaart, gevormd doordat twee ten opzichte van elkaar beweegbare delen gezamenlijk een 15 ruimte begrenzen waarin de kaart kan worden ondergebracht, met het kenmerk dat het ene deel (21; 41) een bodemvlak (23; 43) omvat met opstaande kanten (24, 25; 44, 45) aan twee tegenover elkaar liggende zijden en ten minste een stootrand (26; 20 46)voor de kaart aan een van de andere zijden, dat het bodemvlak (23; 43) voorzien is van ten minste één verend element (33, 34; 48) dat door een aanwezige kaart in het bodemvlak (23; 43) kan worden gedrukt en bij afwezigheid van een kaart uit dat vlak zal opveren, 25. terwijl het tweede deel (22; 42) voorzien is van een aanslagnok (35, 36; 50) voor het verende element (33, 34; 48), op een zodanige plaats dat, na een relatieve beweging van beide delen tot de geopende stand waarin de kaart kan worden uitgenomen, terugbeweging van de beide delen naar de 30 gesloten, veilige stand wordt verhinderd.
5. Kaarthouder volgens conclusie 4, uitgevoerd als schuifdoosje, met het kenmerk dat het ene deel een schuif deel (21) is dat, behalve de genoemde opstaande kanten (24, 25) en de ene stootkant 35 (26), aan de vierde zijde aan weerszijden van een grijpuit- sparing (27) twee verhoogde stootkanten (28, 28') heeft ter bepaling van de gesloten eindstand, dat het andere deel een hulsdeel (22) is, gevormd door een bovenvlak (30), minstens voorzien van randen (32, 32') 40 aan elk van twee tegenover elkaar liggende zijden die over 1 0 0 2 0 3 2 -20- de opstaande kanten (24, 25) aan het schuifdeel (21) en om de randen van het bodemvlak (23) daarvan grijpen, dat het genoemde verende element (33, 34) zich bevindt in/aan het bodemvlak (30) van het schuifdeel (21) en 5 - dat de aanslagnok f35. 36) aangebracht is aan het hulsdeel (22).
68. Kaarthouder volgens conclusie 5, met het kenmerk dat het schuifdeel uit kunststof is vervaardigd en het bodemvlak (23) ervan voorzien is van twee verende elementen 10 (33, 34) in de vorm van door U-vormige uitsnijdingen (40, 40. gevormde lippen die uit het vlak gebogen zijn gevormd.
7. Kaarthouder volgens conclusie 4, uitgevoerd als draai- doosje, met het kenmerk dat de beide delen (41, 42) ten opzichte van elkaar 15 zwenkbaar zijn om een as (47) aan één (46) van de randen * ervan, dat het tweede deel aan de tegenover de zwenkas (47) liggende zijde voorzien is van een stootrand (55) voor de kaart, en 20. dat een verend element (48) is aangebracht in/aan het bodemvlak (43) van het eerste deel (41) en een ermee samenwerkende aanslagnok (50) aan het tweede deel (42) .
8. Kaarthouder volgens conclusie 1, uitgevoerd als klap-doosje, met het kenmerk dat hij omvat 25. een doosdeel (61), zo gedimensioneerd dat zich in de inwendige ruimte ervan een kaart en een veer (70) kunnen bevinden, en van welk doosdeel een gedeelte van een van de grote vlakken vast is (64) en een gedeelte open is en een daarop aansluitende kopzijde eveneens open is, 30. een dekseldeel (62), in hoofdzaak zo gedimensioneerd dat het het genoemde open gedeelte van het doosdeel (61) kan afsluiten, waarbij het scharnierend (66) is aangebracht in hoofdzaak ter plaatse van de eindrand van het vaste bovendeel (64), 35. waarbij het dekseldeel (62) aan de kopzijde over een deel van de breedte voorzien is van tenminste één grijprand (67, 68) voor de kaartrand, dat zich in het gesloten einde van het doosdeel een veer (70) bevindt die door een ertegenaan gedrukte kaart 40 onder spanning wordt gebracht, 1002032 -21- en dat het bodemvlak (63) van het doosdeel aan de open kopzijde en/of het dekseldeel naast de grijprand voor de kaart voorzien is/zijn van een uitsparing (75 resp. 76) over een diepte die minstens overeenkomt met de inveerdiep-5 te van de veer bij in de houder geplaatste kaart.
9. Kaarthouder volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de veer (70)uit zijn hoofdvlak is gebogen, zodanig dat twee loodrecht op het hoofdvlak staande delen (70') ontstaan tussen eindstukken (70") op verschillende hoogte. 1002032
NL1002032A 1996-01-05 1996-01-05 Inrichting ter beveiliging tegen verlies of zoekraken van kaartvormige voorwerpen, in het bijzonder bankpassen en creditkaarten. NL1002032C2 (nl)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1002032A NL1002032C2 (nl) 1996-01-05 1996-01-05 Inrichting ter beveiliging tegen verlies of zoekraken van kaartvormige voorwerpen, in het bijzonder bankpassen en creditkaarten.
CA002241969A CA2241969A1 (en) 1996-01-05 1996-12-19 Device for securing card-type objects, in particular cheque guarantee cards and credit cards, against being lost or mislaid
PCT/NL1996/000489 WO1997024947A1 (en) 1996-01-05 1996-12-19 Device for securing card-type objects, in particular cheque guarantee cards and credit cards, against being lost or mislaid
AU11536/97A AU1153697A (en) 1996-01-05 1996-12-19 Device for securing card-type objects, in particular cheque guarantee cards and credit cards, against being lost or mislaid
JP9525094A JP2000504241A (ja) 1996-01-05 1996-12-19 カードタイプの物、特に小切手保証カードおよびクレジットカードの紛失または置き忘れを防ぐ装置
EP96942686A EP0959710A1 (en) 1996-01-05 1996-12-19 Device for securing card-type objects, in particular cheque guarantee cards and credit cards, against being lost or mislaid
US08/803,539 US5878874A (en) 1996-01-05 1997-02-20 Device for securing card-type objects, in particular cheque guarantee cards and credit cards, against being lost or mislaid

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1002032 1996-01-05
NL1002032A NL1002032C2 (nl) 1996-01-05 1996-01-05 Inrichting ter beveiliging tegen verlies of zoekraken van kaartvormige voorwerpen, in het bijzonder bankpassen en creditkaarten.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1002032C2 true NL1002032C2 (nl) 1997-07-09

Family

ID=19762122

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1002032A NL1002032C2 (nl) 1996-01-05 1996-01-05 Inrichting ter beveiliging tegen verlies of zoekraken van kaartvormige voorwerpen, in het bijzonder bankpassen en creditkaarten.

Country Status (7)

Country Link
US (1) US5878874A (nl)
EP (1) EP0959710A1 (nl)
JP (1) JP2000504241A (nl)
AU (1) AU1153697A (nl)
CA (1) CA2241969A1 (nl)
NL (1) NL1002032C2 (nl)
WO (1) WO1997024947A1 (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6184788B1 (en) 1999-12-03 2001-02-06 Raymond Bradley Middlemiss Electronic missing card alert case
US20040169088A1 (en) * 2001-07-20 2004-09-02 Discover Financial Services Non-rectangular shaped credit card with case
US20040148837A1 (en) * 2003-02-05 2004-08-05 Lewis Cameron P. Card holder protective of information bearing surface
US7571752B1 (en) * 2005-06-20 2009-08-11 Joseph Kudla Security wallet insert for thwarting loss of credit cards
US20100011524A1 (en) * 2008-07-21 2010-01-21 Gerald Oliver Roeback Portable multi-function movable, electronic device display screen and glass cleaning accessory
NL2013197B1 (nl) * 2013-07-19 2016-07-19 R J Van Geer Beheer B V Inrichting voor het gescheiden bevatten van kaarten en geld.
US11039671B2 (en) * 2017-09-12 2021-06-22 Todo Bio, S.A. Currency and credit card holder with security system

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3244211A (en) * 1964-04-22 1966-04-05 James L Byers Card holder
US3648832A (en) * 1970-08-21 1972-03-14 David Kirshenbaum Card carrying case
US3688896A (en) * 1970-04-15 1972-09-05 Strohm Newell Card case
US5052328A (en) * 1991-02-28 1991-10-01 Eppenbach Lawrence C Apparatus for preventing credit card loss
FR2669813A1 (fr) * 1990-11-13 1992-06-05 Jouan Pierre Etui porte-carte.

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US591679A (en) * 1897-10-12 Stamp-box
US1658496A (en) * 1926-12-10 1928-02-07 Ernest J Qvarnstrom Receptacle
US4717908A (en) * 1986-11-21 1988-01-05 `Totes`, Incorporated Credit card case with alarm system
US4805820A (en) * 1988-03-22 1989-02-21 Kearney Thomas G Portable receptacle
FR2648331B1 (fr) * 1989-06-20 1991-12-06 Rey Jean Yves Etui memento pour carte de credit ou analogue
JP2554520Y2 (ja) * 1989-12-28 1997-11-17 株式会社ニフコ カードケース
JPH07171014A (ja) * 1993-12-20 1995-07-11 Dainippon Printing Co Ltd カードケース

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3244211A (en) * 1964-04-22 1966-04-05 James L Byers Card holder
US3688896A (en) * 1970-04-15 1972-09-05 Strohm Newell Card case
US3648832A (en) * 1970-08-21 1972-03-14 David Kirshenbaum Card carrying case
FR2669813A1 (fr) * 1990-11-13 1992-06-05 Jouan Pierre Etui porte-carte.
US5052328A (en) * 1991-02-28 1991-10-01 Eppenbach Lawrence C Apparatus for preventing credit card loss

Also Published As

Publication number Publication date
AU1153697A (en) 1997-08-01
CA2241969A1 (en) 1997-07-10
US5878874A (en) 1999-03-09
JP2000504241A (ja) 2000-04-11
WO1997024947A1 (en) 1997-07-17
EP0959710A1 (en) 1999-12-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5470241A (en) Retention mechanism for memory cards
US4697698A (en) Credit and identification card holder
CA2226781C (en) Currency validator with security box
NL1002032C2 (nl) Inrichting ter beveiliging tegen verlies of zoekraken van kaartvormige voorwerpen, in het bijzonder bankpassen en creditkaarten.
KR20010062461A (ko) 수납 케이스
EP1250862B1 (en) Storage case
EP1380517B1 (en) Card storage structure and storage box for vehicle with the structure
RU2006107562A (ru) Устройство, содержащее узел засова, для автоматического банковского аппарата
EP0494503A1 (en) Card reader
NL8503463A (nl) Opbergdoos voor een magneetbandcassette.
NL9301898A (nl) Inrichting voor het opbergen en/of presenteren van kaarten.
US5589681A (en) Card receiver enabling a broken card to be ejected and card reader using it
JP3313924B2 (ja) カードホルダー
JP3884794B2 (ja) 紙幣識別機
US8308055B2 (en) Container for accommodating coins and/or valuable documents
RU2806107C2 (ru) Тара со сдвижной крышкой и запорным механизмом
KR200216872Y1 (ko) 로킹 슬라이더를 가진 디스크 케이스
JP4028494B2 (ja) カードケース
NL1013645C2 (nl) Insteekslot voor aanbrenging in een deur of dergelijke.
NL8302061A (nl) Doos voor het opnemen van bankbiljetten, welke doos in een kassalade kan worden geplaatst.
KR0159266B1 (ko) 고속도로 통행카드 수납장치
JP3743901B2 (ja) 収納ケース
JP2869622B2 (ja) 車両用収納装置の飛び出し防止構造
JP2555421Y2 (ja) タイムカプセル
JP2024007623A (ja) カードリーダのシャッタ構造

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20000801