NL9301898A - Inrichting voor het opbergen en/of presenteren van kaarten. - Google Patents

Description

Inrichting voor het opbergen en/of presenteren van kaarten

De onderhavige aanvrage heeft betrekking op een in¬richting voor het opbergen en/of presenteren van kaarten,zoals visitekaarten, credietkaarten, chipkaarten en derge¬lijke. Een dergelijke inrichting is in het bijzonder bestemdom de kaarten in op te kunnen bergen en te kunnen uitnemenof te presenteren, waarbij de inrichting gemakkelijk in dekleding of in een tas van de gebruiker kan worden meegeno¬men.

Er zijn reeds inrichtingen van dit type bekend. Zotoont de Europese octrooiaanvrage 0 286 713 een apparaat,dat bestemd is om een aantal credietkaarten op te nemen. Ditapparaat bevat een huis, waarin een aantal kaarthouders dieelk één kaart kunnen bevatten verschuifbaar zijn aange¬bracht. Het huis bevat tevens een door drukknoppen bediendveer-palmechanisme, met behulp waarvan steeds naar wens éénvan de kaarthouders gedeeltelijk uit het huis naar buitenwordt gedrukt en de hierin aanwezige kaart vervolgens kanworden uitgenomen. Een dergelijke inrichting kan maar eenbeperkt aantal kaarten opnemen, en is ten opzichte van hetaantal opgenomen kaarten nogal volumineus.

De Nederlandse octrooiaanvrage 8802679 toont nog eeninrichting voor het opbergen van kaarten, waarbij een aantalkaarthouders ten opzichte van elkaar waaiervormig kunnenworden verdraaid. Deze inrichting heeft in feite dezelfdenadelen als de hiervoor ten aanzien van EP-A-0 286 713 be¬schreven inrichting.

De onderhavige uitvinding beoogt nu een inrichting teverschaffen voor het opbergen en/of uitnemen van kaarten,waarin een groot aantal kaarten van verschillende typenkunnen worden opgeborgen, die weinig ruimte in beslag neemten gemakkelijk is te hanteren en/of is mee te nemen. Dezeoogmerken worden volgens de uitvinding bereikt, door middel van een inrichting, die de in conclusie 1 aangegeven kenmer¬ken heeft.

De onderconclusies 2-8 geven verdere doelmatige ont¬wikkelingen en details van de uitvinding weer.

De uitvinding zal hierna meer in detail worden be¬schreven aan de hand van de bijgaande tekening, waarin eenvoorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is weergegeven.Hierbij toont:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van de inrichtingvolgens de uitvinding, met de kaarthouder inde opgeklapte stand en de lade in de geopendestand;

Fig. 2 een zijaanzicht van de inrichting uit figuur lgezien op de zijde waar de lade zich bevindt?

Fig. 3 een schematisch bovenaanzicht van de inrich¬ting uit fig. 1, met de kaarthouder in inge¬klapte toestand?

Fig. 4 op grotere schaal een doorsnede volgens delijn IV-IV in fig. 3, waarbij de verschillendeonderdelen uit elkaar zijn genomen;

Fig. 5 een zijaanzicht van de lade? en

Fig. 6 een bovenaanzicht van een gedeelte van de ladeuit fig. 5.

Zoals duidelijk zichtbaar is in de figuren 1 en 2,bestaat de inrichting uit een huis 1, dat in bovenaanzichtde vorm heeft van een rechthoek en een relatief kleine hoog¬te heeft, waardoor het huis een in het algemeen platte,rechthoekige vorm krijgt, en zodoende gemakkelijk in dekleding van de gebruiker kan worden opgeborgen en kan wordenmeegenomen. Een lade 2 is in de lengterichting van het huis1 verschuifbaar in het huis aangebracht, welke lade bestemdis om (niet weergegeven) kaarten op te nemen.

Het bovenoppervlak 3 van het huis 1 bevat een uitne¬ming 4, waarin een kaarthouder 5 scharnierend is bevestigddoor middel van een aan één zijde hiervan aangebrachtescharnieras 6. De kaarthouder 5 bestaat uit twee evenwijdigeop een geringe afstand van elkaar gelegen platen van door¬ zichtige kunststof, welke platen, met uitzondering van detegenover de scharnieras 6 gelegen zijde, langs de zijrandenmet elkaar zijn verbonden. Via deze open zijde kan zodoendeeen kaart tussen de beide platen worden gestoken, waarbij indeze zijde tevens een inham 7 is gevormd om de ingestokenkaart te kunnen vastgrijpen en weer te kunnen uitnemen. Iningeklapte toestand ligt de kaarthouder 5 geheel verzonkenbinnen de uitneming 4. De kaarthouder 5 en de lade 2 kunnenelk worden bediend met behulp van een veer-palmechanisme,dat hierna nader zal worden beschreven aan de hand van defig. 3-6.

Zoals in het bijzonder ook figuur 4 laat zien bestaathet huis 1 uit een bovenste huisdeel 8, dat de uitneming 4bevat voor het opnemen van de kaarthouder 5, en uit eenonderste huisdeel 9, waarin de lade 2 verschuifbaar is. Hetbovenste huisdeel 8 en het onderste huisdeel 9 worden opelkaar geplaatst en op geschikte wijze met elkaar verbonden,onder het hiertussen insluiten van een tussenplaat 10, waar¬van de functie hierna nog ter sprake zal komen. Het bovenstehuisdeel 8 en het onderste huisdeel 9 laten in de op elkaargeplaatste stand een sleufvormige opening 11 vrij langs éénvan de lange zijden van het huis 1, in welke sleuf een vastmet de lade verbonden bedieningsknop 12 is geleid.

De lade 2 is aan de tegenover de bedieningsknop 12gelegen lange zijde voorzien van een pen 13, waarop eenschroef veer 14 is aangebracht (zie fig. 3), welke veer methet andere uiteinde hiervan tegen een binnen het huis gele¬gen wand rust, zodanig dat de veer de lade in de naar buitengeschoven stand tracht te drukken. De lade 2 is aan de zijdevan de bedieningsknop voorzien van een inham 15 (fig. 5, 6),die samenwerkt met een in het huis 1 aangebrachte schuifpal16 (fig. 4). In de naar binnen geschoven stand van de lade 2kan deze schuifpal 16 het naar buiten schuiven van de ladeblokkeren. Een verplaatsing van de schuifpal 16 heeft totgevolg dat deze pal de lade 2 vrijgeeft, zodat de lade 2door de druk van de veer 14 over een bepaalde afstand naarbuiten wordt gedrukt. De afstand waarover de lade naar bui¬ ten kan bewegen wordt hierbij begrensd doordat de bedie¬ningsknop 12 in aanraking komt met het uiteinde van de sleuf11.

De schuifpal 16 wordt in hoofdzaak gevormd door eenlangwerpige schuif, die in een richting loodrecht op debewegingsrichting van de lade 2 verschuifbaar is geleid ineen uitneming 17 in de onderkant van de tussenplaat 10. Aanhet ene uiteinde heeft de schuif 16 een drukknop 18, die ineen uiteinde van de sleuf ll is gelegen, en aan het andereuiteinde een verend orgaan 19, dat via een opening 20 in detussenplaat in aanraking staat met een wand van een kamer 21in het bovenste huisdeel 8. Het verende orgaan 19, waarvande vormgeving met streeplijnen zichtbaar is in fig. 3,tracht zodoende de schuifpal 16 naar buiten te drukken. Deschuifpal wordt echter vastgehouden, doordat deze door deopening 20 in de tussenplaat 10 steekt.

De schuifpal 16 ligt in de naar binnen geschoven standvan de lade in de inham 15, en blokkeert zodoende deze ladetegen het naar buiten schuiven. In de onderkant van deschuifpal is een dwars op de verplaatsingsrichting hiervanstaand sleufvormig kanaal 22 aangebracht. Via dit kanaal kande lade de schuifpal 16 passeren in de richting van het naarbuiten schuiven van de lade 2, als de schuifpal tegen dedruk van het verende orgaan 19 in naar binnen wordt gedrukt.De lade 2 is daarbij in het aan de inham grenzende gedeeltevoorzien van een schuine kant 23 (fig. 6), die bij het metde hand weer naar binnen schuiven van de lade 2 de schuifpal16 tegen de druk van het verende orgaan 19 in opzij kandrukken, zodat de lade via het kanaal 22 de schuifpal 16 kanpasseren, totdat de inham 15 ter hoogte van de schuifpal 16is gekomen en deze pal weer in de inham grijpt.

Een tweede schuifpal 24 is verticaal boven de schuif¬pal 16 en boven de tussenplaat 10 aangebracht. De tweede pal24 is eveneens uitgevoerd als een langwerpige schuif, dieverplaatsbaar in een richting loodrecht op de bewegingsrich¬ting van de lade 2 in het bovenste huisdeel 8 is geleid. Deschuifpal 24 bevat aan het ene uiteinde een in de sleuf 11 gelegen drukknop 25 en aan het andere uiteinde een verendorgaan 26, waarvan de vormgeving overeenkomt met die van hetverende orgaan 19 van de schuifpal 16. Het verende orgaan 26ligt aan tegen een wand van een kamer 27 in het bovenstehuisdeel 8 en tracht deze schuifpal naar buiten te drukken.Het bovenoppervlak van de schuif 24 bevat een hiervan afstaand haakvormig orgaan 28, dat via een opening 29 in debodem van de uitneming 4 kan grijpen achter een rand van eenopening 30 in de kaarthouder 5, zodat de kaarthouder 5 in deingeklapte toestand door dit haakvormige orgaan wordt vast¬gehouden. Doordat het haakvormige orgaan 28 door de opening29 in het bovenste huisdeel 8 steekt, wordt tevens voorkomendat de schuifpal 24 uit het huis kan worden getrokken. Dooreen druk uit te oefenen op de drukknop 25, tegen de druk vanhet verende orgaan 26 in, zal het haakvormige orgaan 28 derand van de opening 30 loslaten en de kaarthouder 5 vrijge¬ven, waardoor deze kaarthouder onder invloed van een verendetong 31, die in de bodem van de uitneming 4 is aangebracht,naar buiten zal klappen om de scharnieras 6. Bij het weermet de hand inklappen van de kaarthouder 5 tegen de druk vande verende tong 31 in, zal het haakvormige orgaan 28 weer inde opening 30 snappen.

Doordat de beide drukknoppen 18 en 25, alsmede debedieningsknop 12 van de lade 2 zich in hoofdzaak binnen desleuf 11 bevinden, heeft de inrichting volgens de uitvindingeen gladde buitenkant zonder hinderlijke uitsteeksels. Ditheeft het extra voordeel dat de inrichting gemakkelijk in dekleding van de gebruiker kan worden opgeborgen resp. weergemakkelijk te voorschijn kan worden gehaald.

Het zal duidelijk zijn dat de onderhavige uitvindingniet is beperkt tot de hier weergegeven en beschreven uit¬voeringsvorm, maar dat voor de vakman een groot aantal vari¬anten voor de hand zullen liggen, die vallen binnen hetkader van de bijgaande conclusies.

Claims (8)

1. Inrichting voor het opbergen en/of presenteren van kaar¬ten, zoals visitekaarten, credietkaarten en dergelijke, ge¬kenmerkt door een huis (1), dat in hoofdzaak de vorm heeftvan een rechthoek met geringe hoogte, in welk huis een lade(2) voor het opnemen van kaarten verschuifbaar is aange¬bracht, vanuit een stand waarin de lade volledig binnen hethuis ligt naar een stand waarin de lade gedeeltelijk buitenhet huis uitsteekt en vice versa, welke lade is voorzien vaneen bedieningsknop (12), die vast met de lade is verbondenen is geleid in een in het huis aangebrachte sleuf (11) voorhet begrenzen van de verplaatsingen van de lade.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat delade (2) onder druk staat van een verend orgaan (14), dat delade in de naar buiten geschoven stand tracht te drukken,waarbij een in het huis (1) geleide schuif pal (16), de lade(2) in de in het huis geschoven stand kan blokkeren resp.kan vrijgeven.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat hetschuifpal (16) enerzijds een drukknop (18) en anderzijds eenverend orgaan (19) bevat en verschuifbaar is in een richtingloodrecht op de bewegingsrichting van de lade, waarbij dedrukknop in een uiteinde van de sleuf (11) is gelegen, enwelke schuifpal samenwerkt met een inham (15) in de lade (2)en wel zodanig dat deze in de ingedrukte toestand de ladevrijgeeft en in de niet ingedrukte stand het naar binnenschuiven van de lade toelaat en deze vervolgens in de inge¬schoven stand blokkeert.

4. Inrichting volgens een of meer van de voorafgaande con¬clusies 1-3, met het kenmerk, dat het huis (l) op tenminsteéén van de grote oppervlakken is voorzien van een kaarthou¬der (5), die langs één van de zijranden hiervan scharnierendmet het huis is verbonden, en vanuit een in het huis verzon¬ ken stand omhoog kan worden geklapt voor het uitnemen resp.insteken van een kaart.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat dekaarthouder onder druk staat van een verend orgaan (31), datdeze omhoog naar buiten tracht te drukken, waarbij de kaart¬houder is voorzien van een blokkeerorgaan (30), dat samen¬werkt met een schuifpal (24), om de kaarthouder in de inge¬klapte stand vast te houden.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat dekaarthouder (5) is aangebracht in een uitneming (4) van hethuis (1), en het verende orgaan (31) bestaat uit een verendetong (31), die in de bodem van deze uitneming is gevormd

7. Inrichting volgens een of meer van de voorafgaande con¬clusies 2-6, met het kenmerk, dat de beide schuifpallen (16,24) elk een drukknop (18, 25) hebben, die boven elkaar ineen uiteinde van de sleuf (11) zijn gelegen.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat dedrukknoppen (18, 25) alsmede de bedieningsknop (12) van delade (2) zich in hoofdzaak binnen de sleuf (11) bevinden.