NL1001009C2

NL1001009C2 - Transportinrichting voorzien van een detectie-inrichting van tot schade leidende situaties.

Info

Publication number: NL1001009C2
Application number: NL1001009A
Authority: NL
Inventors: Tim Van Tilburg
Original assignee: Soltec Bv
Priority date: 1995-08-18
Filing date: 1995-08-18
Publication date: 1997-02-20
Also published as: US5845763A; DE19633075C2; DE19633075A1

Description

5

Transportinrichting voorzien van een detectie-inrichting van tot schade leidende situaties

De uitvinding heeft betrekking op een transportinrichting voor het transporteren van hoofdzakelijke platte onderdelen, bijvoorbeeld aan een soldeerbewerking te onderwerpen printplaten, waarbij de transportinrichting omvat: 10 - twee zich onderling parallel in de transport- richting uit strekkende geleidebanen,· - langs elk van de geleidebanen geleide, in de transportrichting aangedreven dragers; en - aan de dragers elastisch bevestigde klemelemen-15 ten voor het vastklemmen van de te transporteren onderdelen.

Dergelijke transportinrichtingen zijn, bijvoorbeeld voor soldeermachines, algemeen bekend, zoals bijvoorbeeld uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8600324.

Bij dergelijke transportinrichtingen, die in het 20 bijzonder geschikt zijn voor het transporteren van printplaten of andersoortige hoofdzakelijk platte onderdelen, doet zich het probleem voor, dat als gevolg van een obstakel of wanneer bijvoorbeeld de geleidebanen zich niet zuiver parallel aan elkaar uitstrekken, de te transporteren onderdelen 25 uit de klemelementen dreigen te vallen. Wanneer dit werkelijk gebeurd, ontstaat aanzienlijke schade, omdat bijvoorbeeld bij een soldeermachine de desbetreffende printplaten in het algemeen als verloren moeten worden beschouwd, en veelal ook andere, verder of minder ver in het produktiepro-30 ces gelegen printplaten verloren gaan. Hun bewerking is immers niet voltooid, zodat zij veelal onbruikbaar zijn geworden. Verder kan het voorkomen dat bij niet geheel juiste aanvoer van de printplaten, zij scheef door de kleme-lementen worden opgevangen, en er vervolgens uitvallen.

35 Bovendien leidt een dergelijk incident tot produktiestil-stand en daardoor tot produktieverlies.

De onderhavige uitvinding poogt dit bovengenoemde nadeel te vermijden door een detectie-inrichting voor het 100 1 0 09 2 detecteren van een ongebruikelijke positie van ten minste één van de klemelementen ten opzichte van de bijbehorende drager.

De ervaring heeft geleerd, dat het uit de trans-5 portinrichting vallen van een onderdeel veelal vooraf wordt gegaan door het scheef of op een andere onjuiste wijze in de klemelementen aanwezig zijn van de onderdelen. Wanneer aldus een dergelijke ongebruikelijke positie kan worden gedetecteerd, kan op tijd worden ingegrepen, voordat er schade 10 ontstaat.

Een dergelijke scheve of anderszins ongebruikelijke positie van de printplaten heeft een ongebruikelijke positie van ten minste één van de klemelementen ten opzichte van de bijbehorende drager tot gevolg. Aldus voorziet de 15 onderhavige uitvinding in een detectie-inrichting voor het detecteren van een ongebruikelijke positie van ten minste één van de klemelementen ten opzichte van de bijbehorende drager.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de 20 detectie-inrichting een isolerend ten opzichte van de drager opgestelde, elektrisch geleidende strook die door een zich in een ongebruikelijke positie bevindend klemelement wordt geraakt, evenals een detectieschakeling voor het detecteren van elektrisch contact tussen de geleidende strook en de elk 25 geleidend met elkaar verbonden klemelementen.

Dit leidt tot een bijzonder eenvoudige, en dus aantrekkelijke uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen, waarin voor-30 stellen:

Fig. 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een transportinrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 een dwarsdoorsnede-aanzicht van één van beide geleidebanen van de in fig. 1 afgebeelde transportin-35 richting; en

Fig. 3 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch detailaanzicht van de in fig. 1 afgebeelde transportinrichting .

10 0 1 0 0 9 3

De in fig. 1 afgeheelde transportinrichting 1 omvat twee geleidebanen 2,3. De geleidebanen strekken zich parallel aan elkaar uit. Elk van de geleidebanen 2,3 rust op beide steunen 4,5. Door middel van een spil 6, waaraan een 5 handwiel 7 bevestigd is, is de baan 3 in de richting loodrecht op zijn longitudinale richting verplaatsbaar. De evenwijdigheid wordt gehandhaafd, doordat de spil 6 door middel van een verbindingsas 8 verbonden is met de tweede spil 9.

10 Aan elk van de geleidebanen 2,3 zijn aangrijpele- menten 10 bevestigd, die zoals vervolgens zal worden toegelicht in longitudinale richting worden aangedreven.

Verder is een aanloopbaan ll aangebracht, die verbonden is met de steun 4 voor het toevoeren van de te 15 solderen printplaten 12. Het is echter ook mogelijk, dat een voorgaande machine aansluit op de transportinrichting. Deze worden vervolgens opgepakt door de klimelementen 10 en langs de geleidebanen 2,3 getransporteerd.

Een dergelijke inrichting is in zijn geheel boven 20 de soldeertoren geplaatst. Het zal duidelijk zijn, dat in dergelijke transportinrichting boven andere bewerkingsmachi-nes kan worden geplaatst. Deze kan zelfs zuiver als transportinrichting gebruikt worden.

Zoals in fig. 2 getoond is, worden de geleidebanen 25 2,3 gevormd door een profiel 13. Aan beide zijden is het profiel 13 voorzien van een sponning 14, waarin dragers 15 in longitudinale richting beweegbaar zijn. Zoals in fig. 3 is afgebeeld, worden de dragers 15 gevormd door de schalmen 16 van een kettingtransporteur, die zich in zijn geheel in 30 de aan de ene zijde aangebrachte sponning 14 en door de in de andere zijde aangebrachte sponning 14 heen uitstrekt, en aldus rondom loopt. Er wordt er hierbij op gewezen, dat een dergelijke constructie bekend is uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8600324.

35 De kettingschalmen worden onderling verbonden door pennen 17, waarbij zowel tussen het bovenste paar schalmen 16, als tussen het onderste paar schalmen 16 rollen 18 op de pennen 17 zijn aangebracht.

1001009 4

Een dergelijke kettingconstructie zal ook beschreven kunnen worden als twee afzonderlijke kettingen, waardoor de pennen zich door beide kettingen heen uitstrekken.

Tussen de aldus beschreven beide kettingen, zijn 5 op de pennen klemelementen 10 aangebracht, die van openingen 19 zijn voorzien waar de pennen 17 zich doorheen uitstrekken. Aldus zijn de klemelementen 10 op de pennen 17 opgesloten .

Elk van de klemelementen wordt aldus gevormd door 10 een bij een vouw 20 gevouwen plaat 21, waarbij het omgevouwen deel verdeeld is in twee vingers 22. De einden van beide vingers 22 zijn omgevouwen, zodat zij haken 23 omvatten voor het aangrijpen van de te transporteren printplaten.

Tenslotte is aan het hoofdzakelijk horizontale 15 deel 24 van elk van de klemelementen 10 een strook 25 aangebracht. Deze omgevouwen strook strekt zich enigszins naar boven uit, tot in de nabijheid van een tegen de zijde van het profiel 13 isolerend aangebrachte contactstrook 26. De contactstrook 26 is onder tussenvoeging van een isolerende 20 laag 27 bevestigd op het profiel 13.

Voor de werking van de transportinrichting wordt overigens wederom verwezen naar de Nederlandse octrooiaanvrage 8600324.

De werking van de beveiligingsinrichting is zoda-25 nig, dat tussen de contactstrook 26 en de van geleidend materiaal vervaardigde ketting die gevormd wordt door de metalen schalmen die verbonden zijn door de metalen pennen 17, een potentiaal wordt aangelegd. Bij voorkeur vindt dit plaats door het aanleggen van een potentiaal tussen de 30 contactstrook 26 en het profiel 13. Tussen deze beide geleidende delen zijn zowel een spanningsbron als een stroomdetector aangebracht.

Wanneer door een ongebruikelijke positie van de klemelementen de strook 25 van het desbetreffende klemele-35 ment in contact komt met de contactstrook 26 wordt de desbetreffende stroomkring gesloten, en zal een stroom gaan lopen, dat door het stroomdetectie-element wordt gedetecteerd. Hierbij kan gedacht worden aan een relais of aan een 1001009 5 elektronische stroomdetectie-inrichting. Het van deze stroomdetectie-inrichting afkomstige signaal kan worden gebruikt voor het doen stoppen van het transport, het geven van een waarschuwingssignaal, en het doen stoppen van het 5 soldeerproces. Uiteraard is het mogelijk uit deze mogelijkheden een keus te maken of om het detectiesignaal voor andere de veiligheid bevorderende doeleinden te gebruiken.

Het zal duidelijk zijn, dat er andere elektrische oplossingen mogelijk zijn voor een dergelijke detectie.

10 Verder is het uiteraard mogelijk andere mechanische oplossingen te kiezen. Er wordt hierbij op gewezen, dat in het bijzonder wanneer een printplaat aanloopt tegen een obstakel, bijvoorbeeld een op een onjuiste plaats terechtgekomen soldeerklont het transport van de printplaat wordt opgehou-15 den waardoor deze scheef tussen beide geleide-elementen en aldus tussen beide klemelementen 10 wordt geplaatst. Hierdoor zal het klemelement 10 verschuiven om een horizontale as, bijvoorbeeld parallel aan de transportrichting of loodrecht op de transportrichting. Rotatie in beide gevallen zal 20 tot gevolg hebben, dat de strook 25 de contactstrook 26 een waarschuwingssignaal wordt gegeven met het hierboven aangegeven effect.

Het zal duidelijk zijn, dat de uitvinding op diverse wijze kan worden aangepast zonder van de uitvin-25 dingsgedachte af te wijken.

1001000

Claims

1. Transportinrichting voor het transporteren van hoofdzakelijk platte onderdelen, omvattende: - twee zich onderling parallel in de transport-richting uitstrekkende geleidebanen; 5. langs elk van de geleidebanen geleide, in de transportrichting aangedreven dragers; - aan de dragers elastisch bevestigde klemelemen-ten voor het vastklemmen van de te transporteren onderdelen; gekenmerkt door een detectie-inrichting voor het detectie 10 van een ongebruikelijke positie van tenminste een van de klemelementen ten opzichte van de bijbehorende drager.

2. Transportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de detectie-inrichting een isolerend ten opzichte van de geleidebanen opgestelde, elektrisch gelei- 15 dende strook omvat die door een zich in een ongebruikelijke positie bevindend klemelement wordt geraakt, en een detec-tieschakeling voor het detecteren van elektrisch contact tussen de geleidende strook en de elk geleidend met elkaar verbonden klemelementen.

3. Transportinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat elk van de klemelementen tenminste twee vingers omvat, die elk aan hun onderzijde van een aangrij-pingsdeel voorzien zijn, en waarbij een ongebruikelijke positie tenminste rotatie van het klemelement om een hori- 25 zontale as loodrecht op de transportrichting omvat.

4. Transportinrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat een ongebruikelijke positie van het klemelement tenminste rotatie van het klemelement om een horizontale as parallel aan de transportrichting omvat.

5. Transportinrichting volgens een van de vooraf gaande conclusies, met het kenmerk, dat het klemelement door middel van rotatie om tenminste twee horizontale assen toelatende veren met de drager is verbonden.

6. Transportinrichting volgens conclusie 5, met 35 het kenmerk, dat de dragers elk worden gevormd door de 1001009 schalmen van een transportketting die in een alurainiumpro-fiel wordt geleid.

7. Transportinrichting volgens conclusie 6, met 5 het kenmerk, dat elk van de schalmen twee elementen omvat, welke door zich tot in de schalmen uitstrekkende pennen worden verbonden, dat elk van de klemelementen van tenminste twee openingen is voorzien waar de pennen zich doorheen uitstrekken, en dat tussen een van de schalmdelen en het 10 klemelement een zich rondom de pen uitstrekkende schroefveer is aangebracht.

8. Transportinrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat het klemelement van een contactlip is voorzien. 1001009