<Desc/Clms Page number 1>
"Inrichting voor het verdraaien van op een toevoertransportbaan verplaatste voorwerpen"
Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verdraaien van op een toevoertransportbaan verplaatste voorwerpen zoals kisten, pakken en dozen. In deze aanvraag bedoelt het begrip transportbaan of toevoertransportbaan zowel de transportband als de rollerband.
Voorwerpen zoals kisten, pakken en dozen en dergelijke die op een transportbaan worden aangevoerd, moeten in vele gevallen onder een bepaalde hoek worden verdraaid zodat zij dan alle volgens een welbepaald patroon, bijvoorbeeld op paletten, kunnen gestapeld worden.
Het doel van de uitvinding is een inrichting te ontwerpen die een gecontroleerde verdraaiing bij hoge snelheid en een in continue doorstroming (flow) van bedoelde voorwerpen mogelijk maakt, in het bijzonder om kisten, pakken of dozen op een transporteur aan een automatische pallet bestapelingsmachine toe te voeren. Bedoeling is daarbij dat deze verdraaiing plaatsvindt zonder de voorwerpen door een bruusk contact te beschadigen of te vervormen.
Om dit volgens de uitvinding mogelijk te maken, bevat de inrichting transportmiddelen die in het verlengde van genoemde transportbaan opgesteld zijn om genoemde voorwerpen aan een eerste snelheid voort te bewegen, langsheen genoemde transportmiddelen opgestelde draaimiddelen voorzien van minstens een vinger om genoemde voorwerpen plaatselijk aan een
<Desc/Clms Page number 2>
tweede snelheid die groter is dan de genoemde eerste snelheid verder te duwen ten einde genoemde voorwerpen reeds gedeeltelijk te verdraaien, en aligneermiddelen die zieh volgens een voorafbepaalde hoek dwars over de transportmiddelen uitstrekken en die voorzien zijn om genoemde voorwerpen over genoemde transportmiddelen aan een derde snelheid, die eveneens groter is dan genoemde tweede snelheid,
verder te duwen nadat de voorwerpen reeds gedeeltelijk door genoemde draaimiddelen verdraaid zijn, zodanig dat deze voorwerpen verder draaien terwijl zij tegen de duwmiddelen komen te liggen.
Steeds volgens de uitvinding worden genoemde transportmiddelen gevormd door een transportbaan.
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm zijn genoemde draaimiddelen met genoemde vinger langsheen een zijde van de transportmiddelen opgesteld terwijl er naast de toevoertransportbaan een bestuurbare deflector is opgesteld die in uitgeklapte toestand de verplaatste voorwerpen van genoemde zijde wegduwt zodanig dat ze niet door genoemde vinger verdraaid worden, doch wel door genoemde aligneermiddelen gericht worden.
Andere details en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een inrichting voor het verdraaien van op een toevoertransportbaan verplaatste voorwerpen zoals kisten, pakken en dozen, volgens de uitvinding.
Deze beschrijving wordt uitsluitend bij wijze van voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet. De verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.
Figuur 1 is een perspectivische voorstelling van de inrichting volgens de uitvinding
<Desc/Clms Page number 3>
herleid tot zijn essentiële onderdelen.
Figuren 2 tot 7 illustreren zes achtereenvolgende standen van een rechthoekig voorwerp, bijvoorbeeld een doos, tijdens het verplaatsen hiervan op een transportbaan.
Figuren 8 en 9 hebben betrekking op details van de uitvinding.
Figuur 10 is een perspectivische voorstelling van de inrichting volgens de uitvinding.
De inrichting door figuur 1 voorgesteld bestaat uit twee op elkaar volgende transportbanen. Duidelijk kunnen hier een of meer transportbanen 1 en 2 achter elkaar zijn opgesteld en worden opgevolgd door een transportbaan 3 die liefst een rollentransportbaan
EMI3.1
is.
In principe kunnen de verschillende transportbanen van hetzelfde type zijn. De zin waarin zich de transportbanen verplaatsen, wordt door pijlen P duidelijk gemaakt.
Figuren 2 tot en met 7 hebben betrekking op het gedeelte van de inrichting waar het verdraaien van de voorwerpen op een en dezelfde transportbaan plaatsvindt. In figuren 8 en 9 zijn minstens twee transportbanen achter elkaar opgesteld.
Een voorwerp dat, wanneer het het einde van de transportbaan nadert of bereikt, volgens een gegeven patroon moet gealigneerd worden, draagt de verwijzing 4 (figuren 1 - 7). In figuren 8 en 9 wordt een dergelijk voorwerp met de verwijzing 5 aangeduid.
In de hiernavolgende beschrijving wordt met het woord "voorwerp" een doos, een kist of dergelijk bedoeld.
Wanneer er gesproken wordt over een patroon volgens hetwelk de voorwerpen aan het einde van een transportbaan moeten worden gealigneerd, wordt bedoeld dat de rechthoekige voorwerpen met hun smalle
<Desc/Clms Page number 4>
of hun korte zijde haaks ten opzichte van de verplaatsingszin van de transportbaan 3 moeten komen te staan. De detectie van de juiste of onjuiste positie van een voorwerp op een transportbaan kan door electronische middelen worden uitgevoerd. Dit gedeelte van de inrichting vormt geen deel van de uitvinding.
De essentiële bedoeling van de uitvinding is dat de voorwerpen in hun correcte stand worden gebracht door middelen die in geen geval het voorwerp of de verpakking hiervan kunnen beschadigen.
Volgens de uitvinding wordt dus een gecontroleerde verdraaiing, bij hoge snelheid en in continu, van voorwerpen zoals pakken, dozen of kisten afgezien van hun afmetingen of gewicht bereikt. Dit wordt inderdaad verwezenlijkt door naast een transportbaan 3 draaimiddelen te voorzien. Deze draaimiddelen bestaan uit een eindeloze baan 6 met zijdelings minstens een vinger 7. De snelheid waarmede zich de eindeloze baan 6, en dus de vingers 7, verplaatsen is groter gekozen dan de snelheid waarmede zich de transportbaan 3 verplaatst. Dit heeft als gevolg dat wanneer een voorwerp 4 moet verdraaid worden, dit zal plaatsvinden volgens de sekwentie die geïllustreerd wordt door de opeenvolgende figuren 3,4 en 5.
Het voorwerp 4 zoals dit is afgebeeld op figuur 3 moet uiteindelijk de stand bereiken die is afgebeeld in figuur 7. Dit betekent dat het voorwerp over precies 900 moet worden verdraaid.
Aangezien een bruusk contact noch met deze vingers, noch met een of ander aligneermiddel denkbaar is, werd dus voorgesteld een eerste verdraaiing zacht te laten plaatsvinden doordat de vinger 7 van de eindeloze baan 6, die een hogere snelheid heeft dan de transportbaan 3, in contact komt met het voorwerp 4 en deze progressief verplaatst tot
<Desc/Clms Page number 5>
het voorwerp 4 een stand heeft bereikt die de gewenste ideale positie van dit voorwerp op de transportbaan benadert. Is die toestand eenmaal bereikt, dan schiet de vinger 7 onder het voorwerp 4 (figuur 7). Het aligneermiddel wordt gevormd door een staaf 8 die zieh dwars over de transportbaan 3 uitstrekt en deel uitmaakt van de eindeloze kring 9 die duidelijk in figuur 1 zichtbaar is.
Deze eindeloze kring 9 bestaat bijvoorbeeld uit twee zieh in verticale vlakken uitstrekkende en permanent draaiende kettingen of draden 10 die elk over vier wieltjes 11 worden geleid.
De snelheid waarmede zieh de door de staven 8 gevormde aligneermiddelen verplaatsen, is iets groter dan de snelheid waarmede zieh de voorwerpen over de rollentransportbaan 3 verplaatsen. Dit betekent dat een voorwerp dat bijna de ideale gewenste positie heeft ingenomen (figuur 6) spoedig in de stand volgens figuur 7 kan worden gebracht. In deze laatste stand is een voorwerp 4 ten opzichte van de stand ingenomen door ditzelfde voorwerp in figuur 3 over 90 verdraaid.
Stroomafwaarts van de beschreven inrichting belanden de correct gerichte voorwerpen hetzij op een pallet, hetzij op een ander niet nader beschreven transportmiddel.
Het kan ook gebeuren dat een voorwerp 5 (figuren 8 en 9) de transportbaan 3 nadert in een stand die geen belangrijke verdraaiing ten opzichte van de transportbaan vereist.
De electronische detectiemiddelen die de stand van het voorwerp 5, vóór dit op de transportbaan 3 belandt, opneemt en registreert werkt dan in op een deflector 12 die de voorwerpen 5 buiten het bereik brengt van de vinger 7. Het voorwerp 5 dat in figuur 8 geen belangrijke verdraaiing vergt omdat dit voorwerp 5 de stand moet bereiken die het inneemt
<Desc/Clms Page number 6>
in figuur 9, kan op de juiste wijze worden gealigneerd door een van de staven 8 behorende tot de zopas beschreven aligneermiddelen.
Ook hier worden de voorwerpen in de gewenste uiteindelijke positie gebracht zonder beroep te moeten doen op onderdelen van de inrichting die de voorwerpen bij het aligneren zouden beschadigen.
De deflector 12 kan ook inwerken wanneer de aankomende voorwerpen slechts een kleine verdraaiing nodig hebben om hun uiteindelijke correcte positie te bereiken. In een dergelijk geval is de tussenkomst van de vinger 7 niet gewenst en kan het volstaan met het voorwerp in de juiste richting te brengen door het laten inwerken van de staven 8 van het aligneermiddel.
Uit de hierboven gegeven beschrijving blijkt dus duidelijk dat op zeer efficiënte wijze en met beroep te doen op technisch zeer betrouwbare middelen dozen, kisten en dergelijke perfekt in lijn kunnen worden gebracht volgens een gewenst schema als gevolg van de gecontroleerde verdraaiing, en wel bij hoge snelheden en in continu, dit zonder de minste beschadiging aan deze voorwerpen zelf of hun verpakking en afgezien van hun afmetingen en gewicht.
De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm en vele wijzigingen zouden hieraan kunnen worden aangebracht zonder buiten het raam van de aanvrage te treden.