<Desc/Clms Page number 1>
Beschrijving ingediend tot het bekomen van een invoeroctrooi op naam van
Alro Aluminium B. V. te Rotterdam, Nederland voor : "Dakrandbedekking, en binnen-en/of buitenprofielen daarvoor" Gebaseerd op de aanvrage om octrooi, ingediend op 25 oktober 1985, in Nederland onder nummer 85.02926.
<Desc/Clms Page number 2>
Dakrandbedekking, en binnen-en/of buitenprofielen daarvoor
EMI2.1
----------------------------------------------------------
De uitvinding betreft een dakrandbedekking zoals aangeduid in de aanhef van conclusie l.
Een dergelijke dakrandbedekking is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 2488902. In de figuren 3 en 4 van dit Amerikaanse octrooischrift wordt de strook dakbedekkingsmateriaal echter vanaf een door het binnenprofiel en het buitenprofiel begrensde spleet door een uitstekende flens van het binnenprofiel naar een te bedekken dakvlak geleid en wordt bij die geleiding door die uitstekende flens ondersteund. Bij deze bekende dakrandbedekking uit de figuren 3 en 4 treedt toch nogal eens lekkage op, ondanks de extra voorziening van het samenstel van dakrandprofielen die de rand van de strook afdekkingsmateriaal op een zorgzame wijze tussen zich opnemen. Lekkage vanwege het in het gebouw binnendringend regenwater veroorzaakt verrotting van dakdelen en wanddelen van het gebouw en veroorzaakt bovendien intern vochtplekken in wand en plafond.
Het onder de dakbedekking door buitenwaarts afvloeiende regenwater veroorzaakt donkere aftekeningen op de buitenzijde van de gevel.
Doordat bij de dakrandbedekking volgens de figuren 1 en 2 van het Amerikaanse octrooischrift 2488902 de onderbocht zich vrij van de beide profielen neerwaarts uitstrekt, is deze onderbocht vrij beweeglijk. Dit wil zeggen dat de onderbocht niet plaatselijk wordt vastgehouden. Hierdoor worden lokale spanningen in de strook, die het gevolg zijn van uitzettings-en inkrimpingsverschillen van het dak, de dakrand en/of profielen enerzijds ten opzichte van de strook anderzijds geëlimineerd. Het elimineren van lokale spanningen is zeer belangrijk, daar juist de lokale spanningen in de strook bij bekende dakrandbedekkingen van de onderhavige soort het scheuren van de strook en/of van de daaraan klevende dakbedekking veroorzaken.
<Desc/Clms Page number 3>
De dakrandbedekking van de figuren 1 en 2 van het genoemde Amerikaanse octrooischrift is geschikt voor een waterdichte afdichting van een dakrand, die van de buitenrand van het gebouw af vrijwel horizontaal op hetzelfde niveau ligt. Voor een dakrand die een op hoger niveau gelegen buitenrand heeft en waarbij het dakvlak zich achter die buitenrand neerwaarts hellend uitstrekt, is de in de figuren 1 en 2 van het genoemde Amerikaanse octrooischrift getoonde dakrandbedekking niet geschikt.
De onderhavige uitvinding heeft ten doel een dakrandbedekking te verschaffen, waarvan dezelfde profielen geschikt zijn voor een adequeate toepassing bij zowel daken, waarbij geen of nauwelijks niveauverschil aan de dakrand aanwezig is, als bij daken, waarbij een opstaande buitenrand boven een schuin neerwaarts hellend dakrandstuk uitsteekt.
Daartoe heeft volgens de uitvinding een bovenflens van het binnenprofiel aangrenzend aan een in hoofdzaak vertikale flens een op een horizontaal vlak steunend steundeel.
<Desc/Clms Page number 4>
Indien het buitenprofiel zich neerwaarts uitstrekt tot voorbij de onderrand van het binnenprofiel, kan het binnenprofiel gebruikt worden om twee aangrenzende einden van stukken van het buitenprofiel op eenvoudige wijze zonder toepassing van andere koppelingsmiddelen in één en hetzelfde vertikale vlak te houden.
De uitvinding betreft en verschaft tevens een binnenprofiel respectievelijk een buitenprofiel, die kennelijk bestemd zijn om te worden toegepast voor het realiseren van een dakrandbedekking volgens de uitvinding.
De uitvinding zal in de hierna volgende beschrijving aan de hand van een tekening worden verduidelijkt.
In de tekening stellen schematisch voor : figuren 1 en 2 een voorkeursuitvoeringsvorm van een dakrandbedekking volgens de uitvinding, toegepast bij een smalle respektievelijk brede horizontale dakrand, en figuur 3 een ten dele weggebroken perspektivisch aanzicht van de dakrandbedekking van figuur 2.
Bij de dakrandbedekking 31 van figuur 1 is een dak 1 met een dakrand 2 bedekt door een dakbedekking 3. Daarop is een benedenrand 4 van een buigzame strook 5 van dakbedekkingsmateriaal door middel van een kleeflaag 6 vastgeplakt.
De buigzame strook 5 heeft een S-bocht 7 waarvan de bovenbocht 8 is opgenomen in een overeenkomstig gevormde spleet 9 tussen een kraalrand 10 van een binnenprofiel 11 en een daaromheen grijpende rand 12 van een buitenprofiel 13. Een vrije rand 14 van de strook 5 strekt zich verder tussen het binnenprofiel 11 en het buitenprofiel 13 uit, waarbij het in een flauwe, additionele S-bocht 15 wordt gedrongen door een onderrib 16 van het buitenprofiel 13 en een trap 17 van het binnenprofiel 11.
Het binnenprofiel 11 is in figuur 1 door middel van schroeven 18 in de houten rand 2 van een gebouw vastgeschroefd en wel met zijn horizontale steundeel 19 van een
<Desc/Clms Page number 5>
bovenflens 40 dat aansluit op een in hoofdzaak vertikale flens 20, die tegen de voorzijde 21 van de rand 2 stuit.
Het buitenprofiel 13 heeft aangrenzend op zijn neerwaarts gebogen rand 12 een van de rib 16 voorziene liggende bovenflens 24 en een neerwaarts hangende voorflens 25 met twee binnenribben 26 en 27, waarvan de binnenrib 27 inklikkend samenwerkt met de onderrand 41 van de flens 20 van het binnenprofiel 11. De inklikkende werking wordt gerealiseerd door een elastisch uit elkaar buigen van de bovenflens 24 en de voorflens 25.
Het niet vastgeplakte bovendeel van de strook 5 kan ten opzichte van zijn vastgeplakte benedenrand in dwars op de rand 2 staande richtingen 28 bewegen dankzij de aanwezigheid van de onderbocht 29 die in die richtingen 28 vrij vervormbaar is, doordat deze bocht 29 ten opzichte van de profielen 11 en 13 vrij is. Ook in de langsrichtingrn 30, evenwijdig aan de rand 2, is een vrije beweeglijkheid van het bovendeel van de strook 5 ten opzichte van de profielen 11 en 13 aanwezig. Hierdoor is het scheuren van de strook 5 en in het bijzonder van de daaraan hechtende dakbedekking 3 vermeden en wordt daarmede lekkage voorkomen.
Het buitenprofiel 13 kan om louter esthetische redenen van een extra onderstuk 34 zijn voorzien, slechts in geval men dit fraaier vindt. Verder heeft het dak 1 van figuur 2 een brede rand 2 met een groot horizontaal bovenvlak 35. De dakbedekking 3 loopt althans ten dele tot over het bovenvlak 35 door.
Ankers 37 gevormd door T-vormige profielstukken zijn op flinke onderlinge afstanden op de rand 2 daaraan bevestigd.
Deze ankers 37 vormen draagmiddelen voor het dragen van binnenprofielen 61. Daartoe grijpt telkens een flens 38 van elk anker 37 in een holte 22 van de flens 20 van een binnenprofiel 61. Elk anker 37 heeft een sleufgat 42 en een ruim rond gat 43. Bij de montage van de dakrandbedekking 32 worden de ankers 37, die voorheen in holten 22 van de bijbehorende binnenprofielen zijn geschoven eerst provisorisch met door de sleufgaten 42 gestoken schroeven 18 aan de dakrand 2 vastgeschroefd. Nadat de binnenprofielen 61 in hun correcte
<Desc/Clms Page number 6>
positie zijn gesteld, worden zij in die positie verankerd door middel van schroeven 18 die door de gaten 43 zijn gestoken, terwijl bovendien de schroeven 18 stevig worden vastgeschroefd.
Overigens is het samenstel van profielen 33 en 61 in figuur 2 in principe hetzelfde als dat van de profielen 13 en 11 van figuur 1, omdat eveneens een vrije onderbocht 29 van een S-bocht 7 van de strook 5 is verwezenlijkt.
Zoals figuur 3 toont, bestaat het binnenprofiel 61 uit stukken 48, waarvan einden 49 op geringe afstand van enkele millimeters van elkaar eindigen. Op deze koppelplaats 54 zijn de einden 49 van de stukken 48 onderling gekoppeld, doordat zij met hun holten 22 geschoven zijn op de flens 38 van een gemeenschappelijk anker 37. Verder is in figuur 3 te zien, dat het buitenprofiel 33 uit stukken 50 bestaat, waarvan aangrenzende einden 51 bij elke koppelplaats 55 op onderlinge afstand van enkele millimeters zijn opgesteld. Deze einden 51 worden in een en hetzelfde doorlopende vlak gehouden, doordat zij beide worden vastgehouden door een en hetzelfde, daar ter plaatse doorlopende binnenprofiel 61.
Bij elke koppelplaats 55 kan zeer weinig regenwater naar binnen dringen. Voor zover regenwater terecht komt in de nabijheid van de bovenbocht 8, vloeit het over de strook 5 in de richting naar het dak. Het overige binnendringende regenwater vloeit over de vrije rand 56 van de strook 5 en over de buitenzijde van het binnenprofiel 61 tot op de rand 27 en de onderrand 34 van het buitenprofiel 33 en valt van daaraf buiten het gebouw naar beneden.