<Desc/Clms Page number 1>
beschrijving ingediend tot het bekomen van een
UITVINNINGSOCTROOI ten name van Macar Oldenzaal B. V., Marconistraat 10, 7575 AR Oldenzaal, Newt'ana
EMI1.1
./ voor carrosserie voor cen voertuig, vrachtwagen, aanhanger of dergelijke
EMI1.2
* Geraseerd op een recht van voorrang dat berust op de overeenkomstige aanvrage om gebruiksmodel indiend 18 april 1984, in Bondsrepubliek Duitsland onder Nr. 84 12 239.0.
<Desc/Clms Page number 2>
P HP/AB/Macar, 1
EMI2.1
CARP. R ERTIiO, OF DER < ,RLIJKE, HRRCELIJKF.
EMI2.2
ne itvind-Lnq etrekking op een carrosserie voor een voertuig, een vrachtwagen, een aanhanqer of dergelijke met ten minste een uit twee delen opgebouwde, verticale wand.
Raj voertuigen, in het bijzonder vrachtwa ens eventueel voorzien ven een aanhanger, zijn zogenaamde koffervormiqe carrosserieön bekend, die de lading beschermen tegen weersinvioeden. Bovendien is het bekend om de laadvloer van-
EMI2.3
f inqen einde bijf vourbfid n aden ebrachte vracht met behulp een vorkheftruck moqelljk te maken. Ri. kende is de verticale wand van de carrosserie in n tl deeld, naar bereden pt 'and toe wordt op het dak van de carrosserie wordt. . . pt.
<Desc/Clms Page number 3>
r'eprd' ; re richBij deze bekende inrichtingen treedt het nadeel op, dat de naar beneden toe weggeklapte onderwand nemakkelijk beschadigd wordt, indien de vorkheftruck tegen het voertuig aanrijdt.
Bovendien wordt het onderste deel ven d, carrosse- rie ontoeaankelik. Tenslotte is niet te vermijden dat het naar beneden weggeklapte deel van de verticale wand tegen de wielen van het voertuig slaat en hierdoor beschadigd wordt.
De uitvinding heeft ten doel een carrosserie te verschaffen, waarbij eveneens het onderste deel van het voertuig dat wil zeggen het deel dat onder de laadvloer is gelegen, vrij toegankelijk ulijft, geen beschadigingen onder invloed van een vorkheftruck kunnen optreden en het voertuig eveneens rijden kan zonder eerst de wand te sluiten
Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt, doordat een de bovenwand met de onderwand verbindend scharnier dat een omhoogklappen van de onderwand naar de buitenzijde van de bovenwand mogelijk maakt, en ten minste een aan de rugzijde van de bovenwand aangebrachte geleidingehefboom die aan de carrosserie vat en draaibaar gelagerd is en druai- baar gelagerd is verbonden met het ondereinde van de bovenwand,
alsook een op het dak van de carrosserie angebrachte
EMI3.1
geleidingsrail voor een geleidingsstrook die aan het boveneinde van de bovenwand is aanaabracht.
Aangezien dergelijke verticale wanden een buitengewoon groot gewicht hebben, en het bedienen van de verticale wanden bij hun naar boven toe wegklappe"1de beweging ook moet worden uitgevoerd door één persoon, stelt de uitvinding een bekrachtigingssysteem voor, dat enerzijds het werk van degene die de wanddelen bedient verlicht, en anderzijds tot een meer zeker hanteren van de wanddelen leidt.
De in de onderconclusies en in de beschrijving genoemde veren of veerelementen, kunnen in tegenstelling tot hetgeen in de tekeningen is weergegeven, eveneens ziJn uitgevoerd als gasveren, of anderszins verend werkende, biivoorbeeld elektrisch of pneumatisch of hydraulisch werkende middelen.
<Desc/Clms Page number 4>
Uitvoeringsvoorbeeiden van de uitvindinq worden hierna aan de hand van de tekeningen verduidelijkt. In de tekening
EMI4.1
is :
Fig. 1 een doorsnede door een deel van de carrosserie met een Qe6} oten verticalp wand ;
Fig. 2 een verticale doorsnede overeenkomstig fig. 1, waarbij de verticale wand ten dele is geopend ;
Fig. 3 een aanzicht van een de onderste verticale wand ondersteunend veersysteem ;
Fig. 4 een variant van fig. 1 en 2 ; en
Fig. 5 een doorsnede door een stijl.
In de tekening is met 1 de raamconstructie van de laadvloer van een voertuig aangeduid, en met 2 een verticale wand die in een bovenwand 3 en een onderwand 4 is onderverdeeld. Bij 5 is de raamconstructie van de carrosserie te zien, die ook vast is aangebracht.
De bovenwand 3 en de onderwand 4 zijn via een Scharnier 6 onderling verbonden, waarbij het scharnier 6 zodanig is aangebracht, dat een omhoogklappen van de onderwand 4 tegen de buitenzijde van de bovenwand 3 mogelijk ib.
De onderwand 4 is met een onder veerspanning staande kabel 7 uitgerust, waarbij in fig. 3 de de veerspanning opwekkende veer 8 is weergegeven. Deze veerinrichting heeft ten doel de scharnierbeweging van de onderwand 4 te ondersteunen, zodat degene die de onderwand 4 bedient slechts een deel van het gewicht van de onderwand 4 moet heffen. De rest van het gewicht wordt door de veer 8 overgenomen. Een in de tekening niet weergegeven vergrendeling vergrendelt de orderwand 4 in de neergeklapte stand volgens fig. 1, waarbij de vergrendeling bij voorkeur aan het carrosserieraamdeel 1 plaatsvindt.
De bovenwand 3 draagt aan zijn boveneinde een geleidingsstrip q die een rol 10 omvat, welke in een op het dak 12 van de carrosserie aangebrachte geleidlngsrail 11 is geleid. Met behulp van deze als kniehefboom uitgevoerde
<Desc/Clms Page number 5>
geleidingsstrip is de bovenwand 3 met de carrosserie verbonden.
Het ondereinde van de bovenwand 3 is gekoppeld met een geleicingshefboom 14, die via een vast en gelagerd draaipunt 15 aan de carrosserie zwenkbaar is gelagerd. Aan het ondereinde van de geleidingshefboom 14 is een sleufgat 16 aangebracht, waarin een stift 17 is geleid, die aan de bovenwand 3 is bevestigd.
De geleidingshefboom 14 is voorzien van een exentriek 18, waarover een kabel 19 van een veerelement is geleid. In deze kabel 19 is bij het in fig. 1 en 2 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld een veer 20 opgenomen. Zoals fig. 1 toont, passeert de kabel 19 met de bovenwand 3 in de ruststand, het centrum van het draaipunt 15. Wordt echter, zoals fig. 2 toont, de bovenwand 3 omhoo-ggeklapt, dan treedt de kabel lZ uit het centrum van het draaipunt 15 en kan de veer in de zin van een heffen van de wand 3 bekrachtigd worden.
Zoals reeds is beschreven, kunnen in plaats van de veren 8 en 20 ook overeenkomstige, andere de vereiste kracht of druk opbrengende elementen aanwezig zijn, zoals bijvoorbeeld gasveren en/of hydraulische of pneumatische inrichtingen.
De vergrendeling van de bovenwand 3 vindt plaats aan de stijlen van de carrosserie, zodat in de in fig. 1 getoonde, gesloten toestand de beide wanden 3 en 4 geborgd zijn tegen een beweging waardoor de zijwand wordt geopend.
Fig. 4 is een variant van fig. 1. De onderwand 22 is voorzien van over zijn onderlangsrand aangebrechte haakorganen die met de zijwand in ruststand door de doorgangen 24 tot in een lijst 25 steken. In de lijst 25 is een stang 26 aangebracht, die is voorzien van met het haakorgaan 23 samenwerkende nokken 27 en een via een scharnier 28 daarmee verbonden hefboom 29. Het draaipunt 30 van de hefboom 2Q is zodanig ten opzichte van de aslijn 31 van de stang 26 aangebracht, dat in de stand, waarbij de nok 27 rust tegen het haakorgaan 23, het scharnier 28 door een door het draaipunt
<Desc/Clms Page number 6>
EMI6.1
30 en de aslijn heen is < t fht in de zo- ll qaand vlakgenaamde overcenterde stand.
De rugzijde 32 van de onderwand 22 is voorzien van een boogvormig orgaan 33, dat kan bewegen rond een aan een stijl
34 bevestigde pen 35. Zodoende is in de in fiq. 4 weergegeven stand ter hoogte van het scharnier 6 de onderwand 22 en de bovenwand 36 vergrendeld aan de carrosserie .
Ten opzichte van fig. 1 en 2 is de bovenlijst 37 ten opzichte van de onderlijst 25 inspringend aangebracht, zodat de geleidingshefboom 38 met de bovenlijst 37 niet in con- flict kan komen en de boven en onderwand 22 en 36 in hun samengeklapte toestand tot op het dak kunnen worden gebracht. Voorts kan de geleidingsstrip 9 nu als een recht stuk worden uitgevoerd. Een additioneel voordeel hierbij is, dat de laadruimte volledig vrij is en tijdens het verladen de vracht niet meer in contact kan komen met de weggeklapte boven- en onderwand.
Tevens toont fig. 4 een andere uitvoeringsvorm van het exentriek 39 dat in dit geval is uitgevoerd als een haspelvormig orgaan dat is voorzien van een dwarsinsnijding 40, waarin in de rusttoestand de ketting 41 is gelegen. De vorm van de vlakken 42 en 43 van het exentriek 39 zijn zodanig qekozen, dat tijdens het openen en sluiten van de zijwand slechts een geringe additionele kracht daarop behoeft te worden uitgeoefend.
Zoals fig. 5 meer in detail toont, is de stijl 34 opgebouwd uit een rondgezet profiel 4 6 en een sluitplaat 45, terwijl een sleuf 44 is vrijqelaten voor de qeleidingshefboom 3A.