NL8501117A - Carrosserie voor een voertuig, vrachtwagen, aanhanger of dergelijke. - Google Patents

Description

‘4 J

P HP/AB/Macar,1 CARROSSERIE VOOR EEN VOERTUIG, VRACHTWAGEN, AANHANGER OP DERGELIJKE.

De uitvinding heeft betrekking op een carrosserie voor een voertuig, een vrachtwagen, een aanhanger of dergelijke met ten minste een uit twee delen opgebouwde, verticale wand.

5 Bij voertuigen, in het bijzonder vrachtwagens eventu eel voorzien van een aanhanger, zijn zogenaamde koffervormige carrosserieën bekend, die de lading beschermen tegen weersinvloeden. Bovendien is het bekend om de laadvloer vanaf meerdere richtingen toegankelijk te maken ten einde bij-10 voorbeeld een laden met op pallets aangebrachte vracht met behulp van een vorkheftruck mogelijk te maken. Bij deze bekende inrichtingen is de verticale wand van de carrosserie in een horizontaal vlak gedeeld, waarbij de onderwand naar beneden toe wegklapt terwijl de bovenwand naar boven toe 15 wordt verplaatst en eventueel op het dak van de carrosserie wordt weggeklapt.

Bij deze bekende inrichtingen treedt het nadeel op, dat de naar beneden toe weggeklapte onderwand gemakkelijk beschadigd wordt, indien de vorkheftruck tegen het voertuig 20 aanrijdt. Bovendien wordt het onderste deel van de carrosserie ontoegankelijk. Tenslotte is niet te vermijden dat het naar beneden weggeklapte deel van de verticale wand tegen de wielen van het voertuig slaat en hierdoor beschadigd wordt.

De uitvinding heeft ten doel een carrosserie te ver-25 schaffen, waarbij eveneens het onderste deel van het voertuig dat wil zeggen het deel dat onder de laadvloer is gelegen, vrij toegankelijk blijft, geen beschadigingen onder invloed van een vorkheftruck kunnen optreden en het voertuig eveneens rijden kan zonder eerst de wand te sluiten.

30 Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt, door dat een de bovenwand met de onderwand verbindend scharnier dat een omhoogklappen van de onderwand naar de buitenzijde Λ S? ··*; *: 4 «S 7.

-} ij £ j J

4 - 2 - van de bovenwand mogelijk maakt, en ten minste één aan de rugzijde van de bovenwand aangebrachte geleidingshefboom die aan de carrosserie vast en draaibaar gelagerd is en draaibaar gelagerd is verbonden met het ondereinde van de boven-5 wand, alsook een op het dak van de carrosserie aangebrachte geleidingsrail voor een geleidingsstrook die aan het boveneinde van de bovenwand is aangebracht.

Aangezien dergelijke verticale wanden een buitengewoon groot gewicht hebben, en het bedienen van de verticale wan-10 den bij hun naar boven toe wegklappende beweging ook moet worden uitgevoerd door één persoon, stelt de uitvinding een bekrachtigingssysteem voor, dat enerzijds het werk van degene die de wanddelen bedient verlicht, en anderzijds tot een meer zeker hanteren van de wanddelen leidt.

15 De in de onderconclusies en in de beschrijving genoem de veren of veerelementen, kunnen in tegenstelling tot hetgeen in de tekeningen is weergegeven, eveneens zijn uitgevoerd als gasveren, of anderszins verend werkende, bijvoorbeeld elektrisch of pneumatisch of hydraulisch werkende mid-20 delen.

Uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding worden hierna aan de hand van de tekeningen verduidelijkt. In de tekening is:

Pig. 1 een doorsnede door een deel van de carrosserie 25 met een gesloten verticale wand;

Fig. 2 een verticale doorsnede overeenkomstig fig. 1, waarbij de verticale wand ten dele is geopend;

Fig. 3 een aanzicht van een de onderste verticale wand ondersteunend veersysteem; 30 Fig. 4 een variant van fig. 1 en 2; en

Fig. 5 een doorsnede door een stijl.

In de tekening is met 1 de raamconstructie van de laadvloer van een voertuig aangeduid, en met 2 een verticale wand die in een bovenwand 3 en een onderwand 4 is onderver-35 deeld. Bij 5 is de raamconstructie van de carrosserie te zien, die ook vast is aangebracht.

De bovenwand 3 en de onderwand 4 zijn via een schar- 5301117 ^ c - 3 - nier 6 onderling verbonden, waarbij het scharnier 6 zodanig is aangebracht, dat een omhoogklappen van de onderwand 4 tegen de buitenzijde van de bovenwand 3 mogelijk is.

De onderwand 4 is met een onder veerspanning staande 5 kabel 7 uitgerust, waarbij in fig. 3 de de veerspanning opwekkende veer 8 is weergegeven. Deze veerinrichting heeft ten doel de scharnierbeweging van de onderwand 4 te ondersteunen, zodat degene die de onderwand 4 bedient slechts een deel van het gewicht van de onderwand 4 moet heffen. De rest 10 van het gewicht wordt door de veer 8 overgenomen. Een in de tekening niet weergegeven vergrendeling vergrendelt de onderwand 4 in de neergeklapte stand volgens fig. 1, waarbij de vergrendeling bij voorkeur aan het carrosserieraamdeel 1 plaatsvindt.

15 De bovenwand 3 draagt aan zijn boveneinde een gelei- dingsstrip 9 die een rol 10 omvat, welke in een op het dak 12 van de carrosserie aangebrachte geleidingsrail 11 is geleid. Met behulp van deze als kniehefboom uitgevoerde geleidingsstrip is de bovenwand 3 met de carrosserie verbon-20 den.

Het ondereinde van de bovenwand 3 is gekoppeld met een geleidingshefboom 14, die via een vast en gelagerd draaipunt 15 aan de carrosserie zwenkbaar is gelagerd. Aan het ondereinde van de geleidingshefboom 14 is een sleufgat 16 25 aangebracht, waarin een stift 17 is geleid, die aan de bovenwand 3 is bevestigd.

De geleidingshefboom 14 is voorzien van een exentriek 18, waarover een kabel 19 van een veerelement is geleid. In deze kabel 19 is bij het in fig. 1 en 2 weergegeven uitvoe-30 ringsvoorbeeld een veer 20 opgenomen. Zoals fig. 1 toont, passeert de kabel 19 met de bovenwand 3 in de ruststand, het centrum van het draaipunt 15. Wordt echter, zoals fig. 2 toont, de bovenv/and 3 omhooggeklapt, dan treedt de kabel 19 uit het centrum van het draaipunt 15 en kan de veer in de 35 zin van een heffen van de wand 3 bekrachtigd worden.

Zoals reeds is beschreven, kunnen in plaats van de veren 8 en 20 ook overeenkomstige, andere de vereiste kracht 8 5811 17 - δ - 4 - of druk opbrengende elementen aanwezig zijn, zoals bijvoorbeeld gasveren en/of hydraulische of pneumatische inrichtingen.

De vergrendeling van de bovenwand 3 vindt plaats aan 5 de stijlen van de carrosserie, zodat in de in fig. 1 getoonde, gesloten toestand de beide wanden 3 en 4 geborgd zijn tegen een beweging waardoor de zijwand wordt geopend.

Fig. 4 is een variant van fig. 1. De onderwand 22 is voorzien van over zijn onderlangsrand aangebrachte haakorga-10 nen die met de zijwand in ruststand door de doorgangen 24 tot in een lijst 25 steken. In de lijst 25 is een stang 26 aangebracht, die is voorzien van met het haakorgaan 23 samenwerkende nokken 27 en een via een scharnier 28 daarmee verbonden hefboom 29. Het draaipunt 30 van de hefboom 29 is 15 zodanig ten opzichte van de aslijn 31 van de stang 26 aangebracht, dat in de stand, waarbij de nok 27 rust tegen het haakorgaan 23, het scharnier 28 door een door het draaipunt 30 en de aslijn 31 gaand vlak heen is gebracht tot in de zogenaamde overcenterde stand.

20 De rugzijde 32 van de onderwand 22 is voorzien van een boogvormig orgaan 33, dat kan bewegen rond een aan een stijl 34 bevestigde pen 35. Zodoende is in de in fig. 4 weergegeven stand ter hoogte van het scharnier 6 de onderwand 22 en de bovenwand 36 vergrendeld aan de carrosserie 5.

25 Ten opzichte van fig. 1 en 2 is de bovenlijst 37 ten opzichte van de onderlijst 25 inspringend aangebracht, zodat de geleidingshefboom 38 met de bovenlijst 37 niet in conflict kan komen en de boven en onderwand 22 en 36 in hun samengeklapte toestand tot op het dak kunnen worden gebracht. 30 Voorts kan de geleidingsstrip 9 nu als een recht stuk worden uitgevoerd. Een additioneel voordeel hierbij is, dat de laadruimte volledig vrij is en tijdens het verladen de vracht niet meer in contact kan komen met de weggeklapte boven- en onderwand.

35 Tevens toont fig. 4 een andere uitvoeringsvorm van het exentriek 39 dat in dit geval is uitgevoerd als een haspelvormig orgaan dat is voorzien van een dwarsinsnijding 40, 85 0 1 1 £ $ - 5 - waarin in de rusttoestand de ketting 41 is gelegen. De vorm van de vlakken 42 en 43 van het exentriek 39 zijn zodanig gekozen, dat tijdens het openen en sluiten van de zijwand slechts een geringe additionele kracht daarop behoeft te 5 worden uitgeoefend.

Zoals fig. 5 meer in detail toont, is de stijl 34 opgebouwd uit een rondgezet profiel 46 en een sluitplaat 45, terwijl een sleuf 44 is vrijgelaten voor de geleidingshef-boom 38.

10 650 1 1 1 7

Claims (10)

1. Carrosserie voor een voertuig, een vrachtwagen, een aanhanger of dergelijke met ten minste een uit twee delen opgebouwde, verticale wand, gekenmerkt door een de bovenwand (3) met de onderwand (4) verbindend scharnier (6) dat een 5 omhoogklappen van de onderwand (4) naar de buitenzijde van de bovenwand (3) mogelijk maakt, en ten minste één aan de rugzijde van de bovenwand (3) aangebrachte geleidingshefboom (14) die aan de carrosserie (5) vast en draaibaar gelagerd is en draaibaar gelagerd is verbonden met het ondereinde van 10 de bovenwand (3), alsook een op het dak (12) van de carrosserie (5) aanngebrachte geleidingsrail (11) voor een gelei-dingsstrook (9) die aan het boveneinde van de bovenwand (3) is aangebracht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat 15 de onderwand (4) aan de bovenzijde van de carrosserie (5) vergrendelbaar is.

3. Inrichting volgens conlusie 1 of 2, met het kenmerk dat de onderwand (4) met een aan de bovenwand (3) aangebrachte veer (8) is verbonden.

4. Inrichting volgens één of een aantal van de voor gaande conclusies, met het kenmerk dat de geleidingshefboom (14) door tussenkomst van een veer (20) met de carrosserie (5) is verbonden.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk dat 25 de veer (20) door tussenkomst van een exentriek (18) zodanig aangrijpt aan de geleidingshefboom (14) dat in de verticale stand van de bovenwand (3) de trekkracht van de veer (20) in hoofdzaak door het draaipunt (15) van de geleidingshefboom (14) gaat.

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclu sies, met het kenmerk dat de aansluiting van de bovenwand (3) aan de geleidingshefboom (14) door tussenkomst van een aan het ondereinde van de geleidingshefboom (14) aangebracht sleufgat (16) plaatsvindt. 850 11 1 7 - 7 -

7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de bovenwand (3) in zijn verticale stand aan stijlen van de carrosserie (5) vergrendelbaar is.

8. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat 5 het exentriek (18) tegen verdraaiing geborgd met de gelei- dingshefboom (14) is verbonden en de veer (20) via een kabel (19) over het exentriek (18) geleid is en met één einde aan het exentriek (18) is vastgemaakt.

9. Inrichting volgens één van de voorgaande conclu-10 sies, met het kenmerk dat de geleidingsstrip (9) door tussenkomst van een rol (10) of wals in de geleidingsrail (11) is geleid.

10. Inrichting volgens conclusie 3 en/of 9, met het kenmerk dat de geleidingsstrip (9) als een kniehefboom is 15 uitgevoerd. 850 1 1 1 7