BE899816A - Inrichting en werkwijze voor het reinigen van een videorecorder. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het reinigen van een videorecorder. Download PDF

Info

Publication number
BE899816A
BE899816A BE0/213060A BE213060A BE899816A BE 899816 A BE899816 A BE 899816A BE 0/213060 A BE0/213060 A BE 0/213060A BE 213060 A BE213060 A BE 213060A BE 899816 A BE899816 A BE 899816A
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
cleaning
ribbon
cleaning device
capstan
pressure roller
Prior art date
Application number
BE0/213060A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Allsop Inc
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Allsop Inc filed Critical Allsop Inc
Publication of BE899816A publication Critical patent/BE899816A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B29WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
    • B29CSHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
    • B29C45/00Injection moulding, i.e. forcing the required volume of moulding material through a nozzle into a closed mould; Apparatus therefor
    • B29C45/03Injection moulding apparatus
    • B29C45/04Injection moulding apparatus using movable moulds or mould halves
    • B29C45/06Injection moulding apparatus using movable moulds or mould halves mounted on a turntable, i.e. on a rotating support having a rotating axis parallel to the mould opening, closing or clamping direction
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B5/00Recording by magnetisation or demagnetisation of a record carrier; Reproducing by magnetic means; Record carriers therefor
    • G11B5/41Cleaning of heads
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/02Containers; Storing means both adapted to cooperate with the recording or reproducing means
    • G11B23/04Magazines; Cassettes for webs or filaments
    • G11B23/049Cassettes for special applications not otherwise provided for

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Manufacturing & Machinery (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Impression-Transfer Materials And Handling Thereof (AREA)
  • Accessory Devices And Overall Control Thereof (AREA)
  • Ink Jet (AREA)
  • Glass Compositions (AREA)
  • Liquid Crystal Substances (AREA)
  • Feeding And Guiding Record Carriers (AREA)

Abstract

Een cassette-achtig huis met een daarin gemonteerd en op een paar stoelen gewikkeld reinigingslint. Het huis kan in een afspeellocatie van een conventionele recorder worden geplaatst teneinde werkzaam in aangrijping te komen met de videokop en andere onderdelen van de recorder om deze te reinigen. Aangebracht is een reinigingspatroon voor het reinigen van de kaapstander en drukrol van de recorder, en deze patroon kan in twee afzonderlijke posities worden bewogen. In één positie bevindt het lint zich tussen de kaapstander en drukrol, en in de andere positie strekt dit zich op een afstand van de kaapstander en drukrol uit. Ook is een spiegelinrichting aangebracht voor het activeren van het uitschakelmechanisme.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 
 EMI1.1 
 



  BESCHRIJVING ------------ 
 EMI1.2 
 ingediend tot het bekomen van een   u i t v i n ding s o c t r ooi    op naam van Allsop Inc. te Bellingham, Verenigde Staten van Amerika voor "Inrichting en werkwijze voor het reinigen van een videorecorder. 



  Gebaseerd op een recht van voorrang dat berust op de overeenkomstige aanvrage om octrooi, ingediend op 3 juni 1983, in de Verenigde Staten van Amerika, onder nummer 500.852. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 
 EMI2.1 
 Inrichting en werkwijze voor het reinigen van een videorecorder. videorecorder. 



   De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting en werkwijze voor het reinigen van de werkende componenten van een videorecorder. 



   Bij videorecorders is een roterende videokop aanwezig die signalen op het videogedeelte van een magneetband opneemt of daarvan weergeeft, een audiokop, een wiskop, en mogelijk andere componenten die met de band in contact komen. Voor een goede werking van de recorder is het gewenst dat de oppervlakken van deze componenten periodiek worden gereinigd. 



   Er zijn verscheidene cassette-achtige inrichtinqen bekend welke reinigingselementen hebben die de werkende componenten van audio-of videorecorders aangrijpen. Sommigen van deze gebruiken heen en weer bewegende of roterende reinigingsorganen. Anderen bewegen een lint langs de verscheidene componenten. 



   In veel videorecorders heersen omstandigheden die het reinigen gecompliceerd maken. Sommige van de werkende componenten zijn bijvoorbeeld zo geplaatst dat de band door geleidingsorganen bewogen moet worden over een relatief grote afstand tot in het werkzame gebied van de eenheid voor het in contact komen met de werkende componenten. De drijfmechanismen die de spoelen van de cassette waarop de band gewikkeld is roteren, werken verschillend afhankelijk van het merk of model van de inrichting. Bij sommige van deze apparaten is bijvoorbeeld een kaapstander en drukrol aanwezig die de band aangrijpen om deze met de juiste snelheid door de inrichting 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 te bewegen. In het algemeen zijn er bepaalde automatische uitschakelmechanismen die in werking treden wanneer de verscheidene werkende componenten niet op de juiste wijze functioneren. 



   Met het oog hierop is het een doel van de onderhavige uitvinding een werkwijze en inrichting te verschaffen voor het reinigen van een videorecorder, welke werkwijze en inrichting doeltreffend en betrouwbaar werkzame componenten kan   rei-   nigen, en toch aangepast kan worden voor de variaties die op kunnen treden bij de werkzame componenten en/of de uitschakelmechanismen van de inrichting. 



   De reinigingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding is geschikt voor het reinigen van een afspeel-en/of opneeminrichting omvattende een een werklocatie bepalende constructie voor het opnemen van een bandcassette in een werkzame positie in de werklocatie, ten minste één koporgaan dat een kopoppervlak heeft, dat blootstaat aan verontreiniging, geleidingsmiddelen die een band van de bandcassette aan kunnen grijpen op een bandaangrijpingsplaats en deze band buitenwaarts kunnen bewegen naar een kopaangrijpingsplaats, een kaapstander en drukrol voor het aangrijpen van de band en het door de afspeel-en/of opneeminrichting bewegen van de band, en aandrijfspillen voor het aangrijpen van spoelen van de bandcassette teneinde deze te doen roteren. 



   De reinigingsinrichting omvat een cassettehuis dat geschikt is om in de werklocatie van de afspeel-en/of opneeminrichting gepositioneerd te worden. Het cassettehuis heeft een vooreinde, een achtereinde, en eerste en tweede zijdelen. 



   Er is een reinigingslint aanwezig dat een langsas heeft en zodanig in het cassettehuis is gepositioneerd dat dit een geleiding aangrijpend lintdeel heeft dat, wanneer het cassettehuis in een werklocatie in de inrichting is geplaatst, zodanig is gepositioneerd dat dit door de geleidingsmiddelen aangegrepen kan worden en uit het cassettehuis in een reinigingsstand bewogen kan worden. In de reinigingsstand is het lint met ten minste de kop in aangrijping en het lint is zo gemonteerd dat dit in en uit het cassettehuis kan bewegen volgens een baan in de langsrichting van het lint. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



   In het cassettehuis is een kaapstander-en drukrolreinigingsinrichting gemonteerd met een eerste reinigingspositie waarin de kaapstander en drukrol reinigend aangegrepen worden. 



  De reinigingsinrichting is beweegbaar naar een tweede plaats die op een afstand ligt van de plaats van de kaapstander en drukrol. 



   Verder zijn plaatsbepalingsmiddelen voor het lint aanwezig met een eerste plaatsbepalingstoestand waarin het lint in een baan wordt geleid die de kaapstander en drukrol op een afstand passeert. Deze middelen hebben ook een tweede plaatsbepalingstoestand waarin het lint tussen de kaapstander en drukrol wordt geplaatst. 



   Wanneer de reinigingsinrichting zich in zijn eerste reinigingspositie bevindt en de plaatsbepalingsmiddelen voor het lint zich in de eerste plaatsbepalingstoestand bevinden, kan met deze constructie de reinigingsinrichting in reinigingsaangrijping verkeren met de kaapstander en drukrol, terwijl het lint zich op een afstand van de kaapstander en drukrol bevindt. Wanneer de reinigingsinrichting zich in zijn tweede positie bevindt en de plaatsbepalingsmiddelen voor het lint zich eveneens in de tweede stand bevinden, wordt het lint door de kaapstander en drukrol aangegrepen teneinde door deze voortbewogen te worden in de bewegingsbaan in de langsrichting van het lint. 



   In de voorkeursuitvoeringsvorm zijn de kaapstanderen drukrolreinigingsinrichting en de plaatsbepalingsmiddelen voor het lint aan een montage-orgaan gemonteerd, dat weer beweegbaar gemonteerd is in het cassettehuis. Het montage-orgaan is beweegbaar tussen eerste en tweede standen teneinde de reinigingsinrichting tussen de eerste en tweede positie te bewegen en de plaatsbepalingsmiddelen voor het lint eveneens tussen de eerste en tweede posities te bewegen. Het montageorgaan en het cassettehuis hebben samenwerkende positioneringsmiddelen met sleuf en pen, waardoor het montage-orgaan tussen zijn eerste en tweede positie bewogen kan worden langs de positioneringsmiddelen.

   Meer in het bijzonder omvatten de positioneringsmiddelen met pen en sleuf een eerste sleuf die in het cassettehuis is gevormd en zich in een zijdelingse 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 richting uitstrekt en een tweede sleuf die in het cassettehuis is gevormd en zich eveneens in het algemeen in een zijdelingse richting uitstrekt. Het montage-orgaan heeft eerste en tweede pennen die samenwerken met de eerste en tweede sleuven. 



   De eerste en tweede sleuven zijn op gewenste wijze aan weerszijden van de kaapstander-en drukrolreinigingsinrichting geplaatst, en ten minste één van de sleuven loopt schuin ten opzichte van een dwarsas teneinde rotatie van het montage-orgaan te veroorzaken wanneer dit tussen zijn eerste en tweede positie wordt bewogen. Ten minste één van de pennen is aan een meegevend orgaan gemonteerd dat eerste en tweede plaatsbepalingsuitsparingen in het cassettehuis aan kan grijpen voor het in zijn eerste en tweede positie positioneren van het montage-orgaan. 



   Bij voorkeur zijn de eerste en tweede sleuf voorzien van een einddeel dat ten opzichte van het cassettehuis open is, waardoor het montage-orgaan gebruikt kan worden als een verwijderbare patroon die in het cassettehuis gestoken en daaruit verwijderd kan worden. 



   In de voorkeursuitvoeringsvorm kan de reinigingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding gebruikt worden bij een afspeel-en/of opneeminrichting die een uitschakelmechanisme heeft dat eerste en tweede, op een afstand van elkaar liggende uitschakelinrichtingen omvat. Eén van de uitschakelinrichtingen is een licht uitzendend orgaan, en het andere van de uitschakelinrichtingen is een lichtgevoelig orgaan. De uitschakelinrichting is zodanig gepositioneerd dat, wanneer de bandcassette zich in de werklocatie bevindt, de band zodanig wordt gepositioneerd dat een lichtstraal wordt onderbroken in een lichtstraalbaan tussen de eerste en tweede uitschakelinrichtingen. Wanneer een uitschakel-aanloopstrook van de band zich in de lichtstraalbaan bevindt, wordt het uitschakelmechanisme geactiveerd. 



   De reinigingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding heeft een schermorgaan met een lichtstraal-onderbrekende positie voor het onderbreken van de lichtstraalbaan tussen de uitschakelinrichtingen, en een straal-doorlatende positie voor het doorlaten van de straal in de lichtstraalbaan tussen 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 de uitschakelinrichtingen. De reinigingsinrichting omvat verder een overbrenging die geschikt is om in aangrijping te verkeren met één van de aandrijforganen van de weergeef-en/of opneeminrichting teneinde het scherm tussen zijn eerste en tweede positie te bewegen. De reinigingsinrichting kan dus door een reinigingscyclus worden bewogen wanneer de overbrenging het scherm uit de eerste naar de tweede eindstanden beweegt. 



   Het schermorgaan omvat op gewenste wijze een roteerbaar orgaan dat gepositioneerd is om één van de uitschakelinrichtingen, en de overbrenging omvat een vertragingsdrijfwerk voor het met een rotatiesnelheid roteren van het scherm die lager ligt dan de rotatie van het aandrijforgaan waarmee de overbrenging werkzaam is gekoppeld. De overbrenging omvat bij voorkeur een vertragingsdrijfwerk dat werkzaam gekoppeld is tussen het scherm en het aandrijforgaan. 



   In de voorkeursuitvoeringsvorm omvat de reinigingsinrichting verder een paar in het cassettehuis gemonteerde spoelen waarop het lint gewikkeld kan worden. Ten minste één van de spoelen is voorzien van drijfwerkmiddelen voor het werkzaam aangrijpen van de overbrenging. Rotatie van de spoel voor het bewegen van het lint heeft dus rotatie van het scherm tot gevolg. In de voorkeursuitvoeringsvorm zijn eveneens spiegelmiddelen aanwezig voor het in een niet-lineaire baan tussen de eerste en tweede uitschakelinrichtingen reflecteren van de lichtstraal. Verder zijn lensmiddelen aanwezig in de lichtstraalbaan voor het tot een voldoende intensiteit concentreren van de lichtstraal voor het activeren van het uitschakelmechanisme. 



   Andere kenmerken zullen duidelijk worden uit de volgende gedetailleerde beschrijving. 



   Fig.   l   is een bovenaanzicht dat de inrichting volgens de uitvinding toont, waarbij een gedeelte van het bovendeksel daarvan voor de duidelijkheid is weggenomen, en waarbij eveneens bepaalde componenten van de inrichting worden getoond waarbij deze wordt toegepast, waarbij de componenten die componenten zijn waarmee de onderhavige uitvinding bij zijn werking direkter samenwerkt. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 



   Fig. 2 is een doorsnede volgens lijn 2-2 in fig. 1, en toont het vertragingsdrijfwerk voor het bedienen van het aanslagmechanisme van de onderhavige uitvinding. 



   Fig. 3 is een met fig. 1 overeenkomend aanzicht dat echter het reinigingslint van de onderhavige uitvinding toont terwijl dit in zijn reinigingspositie is bewogen bij het begin van een reinigingscyclus, terwijl eveneens de kaapstanderen drukrolreinigingsinrichting in zijn reinigingsstand wordt getoond. 



   Fig. 4 is een met fig. 3 overeenkomend aanzicht dat het aanslagmechanisme toont in de positie aan het einde van de reinigingscyclus van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding. 



   Fig. 5 is een met fig. 1 overeenkomend aanzicht dat echter de kaapstander-en drukrolreinigingsinrichting en de patroon waarop deze gemonteerd is toont, terwijl deze in een tweede bedrijfstoestand is bewogen. 



   Fig. 6 is een met fig. 3 overeenkomend aanzicht dat echter het reinigingslint toont in zijn bedrijfsstand waarbij de kaapstander-en drukrolpatroon zich in de in fig. 5 getoonde stand bevindt. 



   Fig. 7 is een bovenaanzicht van de cassettereiniger volgens de onderhavige uitvinding, waarbij de wijze wordt getoond waarop een een spoel met een reinigingslint daarop bevattende patroon en de kaapstander-en drukrolreinigingspatroon in het cassettehuis gestoken kunnen worden. 



   Fig. 8 is een onderaanzicht dat de beide spoelen op hun plaats in het cassettehuis toont en de wijze weergeeft waarop het reinigingslint uit de kaapstander-en drukrolreinigingspatroon verbonden wordt met de spoel die zich nabij de kaapstander-en drukrolreinigingspatroon bevindt. 



   Fig. 9 is een met fig. 7 overeenkomend aanzicht dat toont hoe de reinigingspatroon in het cassettehuis wordt gestoken. 



   Fig. 10 is een met fig. 9 overeenkomend aanzicht dat de reinigingspatroon toont terwijl deze geheel op zijn plaats is aangebracht in de linker positie. 



   Fig. 11 is een aanzicht volgens lijn 11-11 in fig. 7. 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 



   Fig. 12 is een aanzicht volgens lijn 12-12 in fig. 10. 



   Zoals eerder werd opgemerkt is de onderhavige uitvinding in het bijzonder geschikt voor het reinigen van de werkzame componenten van een videorecorder die een in een cassette opgenomen band op kan nemen. Aangenomen wordt dat een beter begrip van de onderhavige uitvinding verkregen zal worden wanneer eerst enige van de werkzame componenten van een conventionele videorecorder worden beschreven, voor welke recorder de onderhavige uitvinding in het bijzonder geschikt is om te gebruiken. 



   In de volgende beschrijving zal de videoweergeef/opneemeenheid 10"de videorecorder"of eenvoudig"de recorder" worden genoemd. 



   In de fig. 1 en 3-6 zijn slechts enige van de belangrijkste werkzame componenten van de videorecorder 10 in bovenaanzicht en tamelijk schematisch getoond. Het huis, de schakelingen, de bedieningsknoppen en enige andere componenten van de videorecorder 10 worden niet getoond, aangezien het tonen hiervan niet vereist is voor een goed begrip van de   onderhavi-   ge uitvinding. In plaats daarvan worden slechts die werkzame componenten getoond die direkt worden   beïnvloed   door de werking van de onderhavige uitvinding. De recorder 10 omvat een huis 12 met een plaats of holte, aangegeven met 14, voor het opnemen van een cassette. Slechts een zeer klein gedeelte van het huis 12 is getoond. Een conventionele (hier niet getoonde) bandcassette die normaal in de holte 14 past omvat een cassettehuis met een in het algemeen rechthoekige vorm.

   In het huis zijn twee spoelen roteerbaar gemonteerd en op deze spoelen is een magneetband gewikkeld die zich langs de voorzijde van het cassettehuis uitstrekt. In bedrijf zijn geleidingsmiddelen van de inrichting 10 in aangrijping met de magneetband en wordt deze uit het cassettehuis naar buiten bewogen naar zijn werkzame positie. 



   De werkzame componenten van de videorecorder 10 omvatten drie magnetisch werkzame componenten die ofwel reageren op de magnetische signalen op de magneetband, de signalen op de band   beïnvloeden,   of dit beide doen. Deze componenten zijn : een wiskop 16, een roterende videokop 18, en een audiokop 20. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 



  Zoals de naam aangeeft, kan de wiskop 16 gebruikt worden voor het wissen van de magnetische signalen op de magneetband. De videokop 18 kan zowel als weergeefkop als als opneemkop worden gebruikt. De videokop 18 heeft in het algemeen de vorm van een cirkelvormige schijf (dat wil zeggen een cilinder met een geringe hoogte), en heeft een cilindervormig werkzaam omtreksoppervlak 22. Op dit oppervlak 22 zijn één of meer aftastelementen 24 aangebracht, en de kop 18 roteert om de centrale hartlijn 16 van het cilindrisch oppervlak 22. De kop 18 staat enigszins schuin ten opzichte van de horizontaal zodat de centrale hartlijn 26 licht helt ten opzichte van een lijn loodrecht op het vlak van de bandcassette die door de recorder 10 wordt afgespeeld. Ook is een stationair geleidingsorgaan 27 aanwezig. 



   De audiokop 20 werkt op het audiogedeelte van de magneetband teneinde ofwel audiosignalen weer te geven of audiosignalen op te nemen wanneer de recorder 10 in zijn opneemstand verkeert. De audiokop 20 kan in bepaalde gevallen ook een wisfunctie hebben. 



   De recorder 10 omvat verder een kaapstander 28 en een drukrol 30. Zoals in fig. 1 wordt getoond, ligt de drukrol 30 op een afstand van de kaapstander 28. Bij de werking van de recorder 10, beweegt de drukrol 30 naar een positie nabij de kaapstander 28 teneinde de magneetband daartussen aan te grijpen, waarbij de rotatie van de kaapstander 28 tot gevolg heeft dat de magneetband met een beheerste snelheid door de inrichting 10 beweegt. 



   Er zijn zes beweegbare geleidingsorganen die respectievelijk aangegeven zijn met 32-42. Het geleidingsorgaan 32 bevindt zich in zijn niet-werkzame positie enigszins naar links ten opzichte van de linker voorhoek van de cassette-opneemholte 14. Drie van de geleidingsorganen 34,36 en 38 zijn gepositioneerd nabij het linker voorste gedeelte van de cassetteholte 14. De overige twee geleidingsorganen 40 en 42 bevinden zich in het middelste voorste gebied van de cassetteholte 14.

   Wanneer in de holte 14 een conventionele bandcassette wordt geplaatst, en de recorder 10 wordt bediend teneinde de conventionele magneetband in zijn werkzame positie te bewe- 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 gen, grijpen deze vijf geleidingsorganen 34,36, 38,40 en 42 het achteroppervlak van de magneetband aan en bewegen deze naar buiten tot in contact met de componenten 16,18 en 20, en het geleidingsorgaan 32 beweegt enigszins naar rechts. Dit wordt in fig. 3 getoond. 



   De reinigingsinrichting 44 van de onderhavige uitvinding omvat een in het algemeen rechthoekig cassettehuis 46 met dezelfde algemene vorm van het huis van een conventionele bandcassette die in de recorder 10 wordt gebruikt. Aanwezig is een reinigingslint 48 dat gewikkeld is op een paar linker en rechter spoelen 50 respectievelijk 52. Deze spoelen 50 en 52 zijn in het algemeen op dezelfde wijze gepositioneerd als de spoelen van een conventionele bandcassette, teneinde de linker en rechter aandrijfspillen 54 en 56 aan te grijpen die een onderdeel vormen van de conventionele recorder 10. 



   De reinigingsinrichting 44 omvat verder een stopmechanisme 58 dat dient om de werking van de recorder 10 te stoppen aan het einde van een reinigingscyclus. Ten slotte is een instelbare reinigingspatroon 60 aanwezig die de kaapstander 28 en drukrol 30 reinigt. Zoals nog uitgebreider beschreven zal worden heeft deze patroon 60 twee werkzame posities ter aanpassing aan variaties in de bedrijfsomstandigheden van de speciale recorder 10 waarin deze wordt gebruikt. 



   Het cassettehuis 46 heeft een voorste wanddeel 62, een achterste wanddeel 64, linker en rechter wanden 66 respectievelijk 68, een bodemwand 70 en een bovenwand 72. Dit huis 46 kan op geschikte wijze uitgevoerd worden als bovenste en onderste secties, die met elkaar zijn verbonden door schroeven of andere bevestigingsmiddelen op plaatsen zoals aangegeven bij 74 en 76. Het huis 46 heeft eveneens geschikte openingen, zoals bij 78, voor het opnemen van plaatsbepalingsorganen of andere bestaande componenten van de recorder 10. Het huis 46 kan op verschillende plaatsen versterkingsribben 80 hebben. 



   Eén einde van het lint 48 is op de linker spoel 50 gewikkeld en strekt zich uit van de linker zijde daarvan naar voren om een plaatsbepalingsrol 82 nabij de linker voorhoek van het huis 46 en vervolgens langs de voorzijde van het huis 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 nabij 84. Het lint strekt zich vervolgens uit om een tweede plaatsbepalingsrol 86 en vervolgens naar achteren naar de rechter zijde van de rechter spoel 52 teneinde daarop gewikkeld te kunnen worden. Deze rechter plaatsbepalingsrol 86 is aan de reinigingspatroon 60 gemonteerd teneinde met deze mee beweegbaar te zijn. Dit speciale kenmerk is van belang voor de werking van de onderhavige uitvinding en zal nog gedetailleerder worden beschreven. 



   Het stopmechanisme 58 omvat een in het algemeen cilindrisch scherm 88 en een vertragingsoverbrenging 90. Het scherm 88 past over een lichtbron 92 die reeds in de recorder 10 aanwezig is als onderdeel van het bestaande uitschakelmechanisme van de recorder 10. Bij de normale werking van een conventionele bandcassette bevindt zich aan elk einde van de magneetband een gedeelte doorzichtige aanloopstrook. Wanneer deze doorzichtige aanloopstrook zich van één van de bandspoelen afwikkelt, kan de lichtbron 92 hier doorheen schijnen teneinde een linker uitschakelinrichting 94 dan wel een rechter uitschakelinrichting 96 te activeren, waarbij deze inrichtingen 94 en 96 bestaande onderdelen van de recorder 10 zijn. 



   Bij de onderhavige uitvinding dient het cilindrische scherm 88 voor het afsluiten van de lichtbron 92, met die uitzondering dat een lichtstraal doorgelaten wordt door een in de zijwand van het scherm 88 gevormd venster 98. Zoals hierna nog gedetailleerder beschreven zal worden bevindt het scherm 88 in de positie van fig. 1 zich in de positie voor het begin van een reinigingscyclus, terwijl het scherm 88 in fig. 4 zodanig gepositioneerd is dat dit een lichtstraal van de lichtbron 92 naar de uitschakelinrichting 94 doorlaat waardoor de reinigingscyclus van de reinigingsinrichting 44 wordt gestopt. 



   Het eerder genoemde vertragingsdrijfwerk 90 omvat een eerste tandwiel 100 dat in aangrijping is met een tandwiel 102 dat als een deel van de bovenste ringvormige flens 104 van de rechter spoel 52 is gevormd. Zoals in fig. 2 wordt getoond is het tandwiel 100 vast verbonden met een kleiner tandwiel 110, waarbij de beide tandwielen 100 en 110 roteerbaar gemonteerd zijn op een as 112. Het tandwiel 110 is in aangrijping met een groter tandwiel 114 dat weer vast bevestigd is 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 aan een kleiner tandwiel 116, terwijl de tandwielen 114 en 116 roteerbaar gemonteerd zijn op een tweede as 118. Het kleinere tandwiel 116 is weer in aangrijping met een groter tandwiel 120 dat vast verbonden is met een kleiner tandwiel 122, waarbij de tandwielen 120 en 122 roteerbaar gemonteerd zijn op de as 112.

   Het kleinere tandwiel 122 is in aangrijping met een groter tandwiel 124 dat weer vast verbonden is met een tandwiel 126, terwijl beide tandwielen 124 en 126 roteerbaar gemonteerd zijn op de as 118. Het tandwiel 126 is in aangrijping met een kleiner tandwiel 128 dat weer vast verbonden is met een tandwiel 130, waarbij beide tandwielen 128 en 130 roteerbaar om een as 132 zijn gemonteerd. Ten slotte is het tandwiel 130 in aangrijping met een tandwiel 134 dat uitgevoerd is als een deel van het scherm 88 en zich aan het bovenste gedeelte daarvan bevindt. Het uiteindelijke effect van het vertragingsdrijfwerk 90 is ervoor te zorgen dat het scherm 88 met ongeveer 10% van de rotatiesnelheid van de rechter spoel 52 roteert. 



   De eerder genoemde reinigingspatroon 60 heeft twee functies. In de eerste plaatst positioneert dit door middel van zijn plaatsbepalingsrol 86 op juiste wijze het reinigingslint 48 in één van twee bedrijfsstanden. Op de tweede plaats heeft de patroon 60 een reinigingskussen 136 dat, in één bedrijfstoestand, zowel de kaapstander 28 als de drukrol 30 kan reinigen. Zoals getoond, is dit reinigingskussen 136 vervaardigd van één enkel langwerpig kussenelement dat samengevouwen is en een eerste naar voren stekende vinger 138 vormt voor het aangrijpen van de drukrol 30 en een tweede naar voren stekende vinger 140 voor het aangrijpen van de kaapstander 28. 



  Het kussen 136 is op geschikte wijze opgenomen in een U-vormig positioneringsorgaan 142. Het lint 48 strekt zich uit tussen de plaatsbepalingsrol 86 en het kussen 136. 



   De reinigingspatroon 60 heeft twee bedrijfsposities, waarvan de eerste in de fig.   l,   3 en 4 wordt getoond, en de tweede wordt getoond in de fig. 5 en 6. In de eerste positie kan het kussen 136 de kaapstander 28 en de drukrol 30 in een reinigend contact aangrijpen, en bevindt de plaatsbepalingsrol 86 zich links van de kaapstander 28, zodat het reinigings- 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 lint 48 de kaapstander 28 en drukrol 30 op een afstand passeert en zich direkt uitstrekt van de plaatsbepalingsrol 86 naar de spoel 52. In de tweede positie (getoond in de fig. 5 en 6) bevindt de patroon 60 zich verder naar rechts, en is het kussen 136 niet langer in een positie waarin dit de kaapstander en drukrol 30 aan kan grijpen.

   De plaatsbepalingsrol 82 is echter verder naar rechts gepositioneerd, zodat het voorste gedeelte 84 van het reinigingslint zich tussen de kaapstander 28 en drukrol 30 in bevindt. 



   De reden voor het verschaffen van de twee posities van de patroon 60 is dat de reinigingsinrichting 44 hierdoor zo veelzijdig wordt, dat deze gecombineerd kan worden met verschillende aandrijfmechanismen van de recorder 10. Dit zal uitgebreider hierna worden beschreven wanneer de gehele werking van de reinigingsinrichting 44 gedetailleerder wordt gepresenteerd. Om de reden voor deze opstelling echter kort aan te geven, bij sommige recorders wordt een automatisch uitschakelmechanisme in werking gesteld wanneer de kaapstander 28 en drukrol 30 niet in contact zijn met de magneetband van een bandcassette of een ander voorwerp dat een magneetband simuleert. Voor deze recorders wordt de patroon 60 in de meest rechtse positie geplaatst, zoals getoond in de fig. 5 en 6. 



  Door de patroon 60 in de linker positie te plaatsen, zoals getoond in de fig.   l,   3 en 4 is het anderzijds mogelijk om het stationaire reinigingskussen 136 in reinigingsaangrijping te brengen met de kaapstander 28 en drukrol 30, teneinde de reiniging van deze componenten 28 en 30 te verbeteren. 



   Om de patroon 60 in deze twee posities te monteren, heeft de patroon 60 een paar bovenste en onderste linker plaatsbepalingspennen 144 respectievelijk 146, en een paar bovenste en onderste rechter plaatsbepalingspennen 148 respectievelijk 150. De twee linker pennen 144 en 146 grijpen in een paar passende bovenste en onderste linker sleuven, die beide zijn aangegeven met 152, en die respectievelijk gevormd zijn in de bovenste en onderste cassettehuiswanden 72 en 70. 



  De rechter plaatsbepalingspennen 148 en 150 komen in aangrijping met een paar rechter bovenste en onderste sleuven 154a en 154b. 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 



   Het linker paar sleuven 152 strekt zich uit van een meer naar achteren liggend linker einde daarvan bij 156, in een gelijkmatige voorwaartse schuine richting en opent zich bij 158 aan de voorzijde van het cassettehuis 46. De rechter sleuven 154a en 154b strekken zich van een achtereinde 160 rechts uit naar links en schuin naar voren, tot aan een plaats 162 aan het linker einde. Van de plaats 162 is nog een derde paar bovenste en onderste sleuven 164 dat zich naar voren uitstrekt en uitkomt aan het vooreinde van het cassettehuis 46 bij 166. 



   Om de patroon 60 stevig in één van zijn twee werkposities vast te zetten, is de onderste rechter plaatsbepalingspen 150 gemonteerd aan een veer-achtige arm 168, welke de onderste rechter plaatsbepalingspen 150 naar beneden dwingt. De onderste rechter sleuf 154b heeft aan zijn rechter einde een doorgaande opening 170 in de onderwand 70 van het cassettehuis 46, en een tweede linker doorgaande opening 172 aan het linker einde van de onderste rechter sleuf 154b (dat wil zeggen, daar waar de onderste sleuf 154b en de onderste sleuf 164 bij elkaar komen). 



   Wanneer de reinigingspatroon 60 zich in de linker positie van fig. 1 bevindt, reikt de onderste rechter plaatsbepalingspen 150 in de linker opening 172 (zoals getoond in fig. 



  12) teneinde de patroon 60 in die positie te houden. Wanneer het gewenst is om de patroon 60 uit de linker positie van fig. 



  1 naar de rechter positie in fig. 5 te bewegen, is het slechts nodig om een potlood of een ander smal voorwerp nabij de bodemhuiswand 70 te positioneren en de pen 150 naar binnen te drukken teneinde deze uit de opening 172 te bewegen. Vervolgens kan de patroon 60 naar rechts worden bewogen, waarbij het rechter stel pennen 148 en 150 in hun respectieve sleuven 154a en 154b verschuiven en de twee linker plaatsbepalingspennen 144 en 146 in hun sleuf 152 verschuiven. Wanneer de reinigingspatroon 60 de rechter positie van fig. 5 heeft bereikt, valt de onderste rechter pen 150 in de rechter opening 170, waardoor de patroon 60 in de rechter positie wordt vastgehouden.

   Om de patroon 60 uit deze rechter positie te bewegen, wordt weer een potlood of een ander puntig voorwerp tegen de 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 rechter plaatsbepalingspen 150 aan gedrukt teneinde deze uit de opening 170 te bewegen waarna de patroon 60 naar links wordt bewogen. 



   De patroon 60 kan ook uit het cassettehuis 46 worden bewogen vanaf de linker positie van fig. 1. Dit geschiedt weer door gebruik te maken van een potlood of een ander scherp voorwerp om de pen 50 uit aangrijping met de opening 172 te bewegen, waarna de twee plaatsbepalingspennen 148 en 150 naar voren schuiven door de bovenste en onderste voorsleuven 164. Tegelijkertijd worden de twee linker plaatsbepalingspennen 144 en 146 naar rechts verschoven in hun sleuven 152 en vervolgens uit het vooreinde 158 van de sleuven 152 verwijderd. 



   De reinigingsinrichting 44 is zo uitgevoerd dat het reinigingslint 48 en eveneens de reinigingspatroon 60 op geschikte wijze in het cassettehuis 46 kunnen worden vervangen, en dit zal verder uiteen worden gezet aan de hand van de fig. 



  7-10. De linker spoel 50 is uitgevoerd als een verwijderbare patroon 174 met een bovenwand 176 en vier grendellippen 178 die aangebracht zijn aan de omtrek van de bovenste cirkelvormige wand 176. De patroon 174 heeft een geschikte omhullingsconstructie voor het ondersteunen van de spoel 50 zelf, zodat deze binnen de patroon 174 kan roteren. In het bijzonder heeft de patroon 174 een zijwand 180 met een uitsparing 182 waardoorheen het lint 48 zich van de spoel 50 naar buiten uit kan strekken. De onderwand 70 van het huis 46 heeft een cirkelvormige plaatsbepalingsrib 184 voor het in de juiste positie opnemen van de patroon en een centrale opening 186 teneinde de linker spoel 50 door de aandrijfspil 54 aan te laten grijpen. 



   Om de patroon 174 met de spoel 50 te monteren en eveneens de reinigingspatroon 60 te monteren, wordt het lint 48 eerst van de spoel in de patroon 174 afgewikkeld zodanig dat dit zich uitstrekt door de cirkelvormige cassette-opneemopening 188 die gevormd is in de bovenwand 72 van het cassettehuis en   buitenwaarts'van   de linker voorhoek van het cassettehuis 46, zodat dit zich uitstrekt om de linker voorste geleidingsrol 82. Het lint wordt vervolgens door de reinigingspa- 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 troon 60 gestoken en om de rechter plaatsbepalingsrol 86 aangebracht, teneinde zich tussen de rol 86 en het reinigingskussen 136 voor de kaapstander en drukrol te bevinden. 



   Vervolgens wordt het einde 190 van het lint 48 verbonden met de rechter spoel 52. Om dit uit te voeren is de bodemwand 70 van het cassettehuis 46 voorzien van een uitsparing 192 die zich radiaal uitstrekt van een onderwandopening 194, welke aangebracht is voor het opnemen van de rechter aandrijfspil 56. Deze uitsparing 192 en de opening 194 laten een roteerbaar verbindingsorgaan 196 vrij dat verdraaid kan worden teneinde het einde 190 van het lint 48 stevig vast te maken. 



   De patroon 174 wordt stevig in het cassettehuis 46 gemonteerd door de patroon 174 naar beneden te drukken in de opening 188 van de bovenwand. Deze opening 188 is voorzien van vier uitsparingen 198 die overeenkomen met de plaatsing van de grendellippen 178. Wanneer de bovenwand 176 van de patroon in de opening 188 is geplaatst, kan deze patroon 174 enigszins in de richting van de klok worden geroteerd zodat de grendellippen 178 de lip nabij de opening 188 aangrijpen en de patroon 174 dus stevig op zijn plaats houden. 



   Vervolgens kan de kaapstander-en drukrolreinigingspatroon 60 stevig in het cassettehuis 46 worden gemonteerd door eerst de twee linker plaatsbepalingspennen 144 en 146 in de sleuven 152 te steken en deze pennen 144 en 146 naar links te bewegen, zoals weergegeven in fig. 9. Vervolgens worden de rechter plaatsbepalingspennen 148 en 150 bewogen teneinde in aangrijping te komen met de zich naar voren uitstrekkende sleuven 164a en 164b en naar achteren bewogen naar de plaats van de linker opening 172, welke de plaats van samenkomst is van het rechter paar sleuven 154a en 154b met het voorste paar sleuven 164. 



   De werking van een reinigingscyclus van de reinigingsinrichting 44 die aldus gemonteerd is, zal nu worden beschreven. De reinigingsinrichting 44 wordt in fig. 1 getoond in een positie waarin deze een reinigingscyclus kan beginnen. 



  Het cassettehuis 46 wordt aangebracht in de bestaande afspeellocatie of holte 14 van de recorder 10. Het reinigingslint 48 is voor het grootste gedeelte op de linker spoel 50 gewikkeld 

 <Desc/Clms Page number 17> 

 en aan de rechter spoel 52 bevestigd maar daar niet in belangrijke mate op opgewikkeld. Het stopscherm is zodanig gepositioneerd dat de lichtstraal van de lichtbron 92 met een lichte achterwaartse hoek naar rechts is gericht. Het lint 48 bevindt zich in zijn teruggetrokken positie zodat het voorste lintdeel 84 zich langs de voorzijde van het cassettehuis 46 uitstrekt en zich voor de vijf geleidingsorganen 34-42 van de bestaande recorder 10 bevindt. Verder bevindt de kaapstanderen drukrolreinigingspatroon 60 zich in zijn linker positie zodat het lint 48 zich niet tussen de kaapstander 28 en de drukrol 30 uitstrekt. 



   Wanneer de reinigingsinrichting 44 aldus is gepositioneerd, wordt de starttoets of-knop van de recorder 10 in zijn bedrijfspositie bewogen, waardoor bij de normale werking van de recorder 10 de magneetband uit zijn huis getrokken zou worden en in contact bewogen zou worden met de verschillende bedrijfscomponenten van de recorder 10. Bij de onderhavige uitvinding heeft het inschakelen van de recorder 10 tot gevolg dat de vijf geleidingsorganen 34-42 de achterzijde van het voorste lintgedeelte 84 aangrijpen en het lint naar buiten bewegen zodat dit in contact komt met de wiskop 16, het geleidingsorgaan 27, de videokop 18, en de audiokop 20. Deze 
 EMI17.1 
 werkzame toestand wordt in fig. 3 getoond.

   De drukrol 30 be- , weegt eveneens naar achteren naar de kaapstander 28 toe, zo- als getoond in fig. 3, waarbij de kaapstander 28 in contact komt met de vinger 138 van het kussen en de drukrol 30 in contact komt met de andere vinger 140 van het reinigingskussen. 



  De rotatie van de kaapstander 28 en de drukrol 30 heeft een reinigingswerking van hun oppervlakken tegen de kussenvingers 138 en 140 tot gevolg. 



   Ten gevolge van de normale werking van de recorder 10 beginnen tegelijkertijd de rechter en linker aandrijfspillen 54 en 56 in de richting van de klok te roteren teneinde het reinigingslint 48 langs de lintbaan zoals getoond in fig. 3 te bewegen waardoor deze dus in vegend contact komt met de componenten 16,18, 20 en 28 van de recorder 10. Terwijl de rechter spoel 52 roteert, doet deze via de tandwieloverbrenging 90 het scherm 88 met een relatief geringe snelheid rote- 

 <Desc/Clms Page number 18> 

 ren.

   Op het moment dat de twee spoelen 50 en 52 ongeveer vier vijf omwentelingen hebben voltooid, is het scherm 88 over nagenoeg een halve omwenteling geroteerd naar de in fig. 4 getoonde positie, zodat een lichtstraal (getoond bij 200) die door het venster 98 is gericht, de linker uitschakelinrichting 94 raakt waardoor het automatische uitschakelmechanisme van de recorder 10 in werking wordt gesteld. Het   reiniging-   lint 48 is vervaardigd van een vezelachtig materiaal dat een enigszins open vezelachtige structuur heeft zodat, hoewel de lichtstraal 200 enigermate wordt gedempt, een groot gedeelte van de lichtenergie door het lint 48 kan passeren. 



   Wanneer de uitschakelinrichting 194 wordt geactiveerd reageert de recorder 10 door automatisch in zijn terugspoeltoestand te gaan. Hierdoor bewegen de geleidingsorganen 32-42 terug naar de in fig. 1 getoonde teruggetrokken positie, terwijl eveneens de linker spoel 50 begint te roteren in de richting tegen de klok in, teneinde het reinigingslint 48 daarop op te wikkelen. Terwijl de twee spoelen 50 en 52 verder roteren zorgt de tandwieloverbrenging 90 ervoor dat het lichtscherm 88 in een richting tegen de klok in roteert, terug naar de positie van fig. 1. Wanneer het scherm 88 de positie van fig. 1 heeft bereikt en verder roteert in de richting tegen de klok in, zorgt het venster 98 van het scherm 88 ervoor dat de lichtstraal (aangegeven met 200a) door een lens 202 wordt gericht die zich direkt aan de rechter zijde van het scherm 88 bevindt.

   Aangebracht is een paar spiegels 204 en 206 dat de straal 200a door een rechter opening 208 stuurt teneinde de rechter uitschakelinrichting 96 te activeren. 



  Meer in het bijzonder is de spiegel 204 juist rechts en achter de plaats van de opening 170 aangebracht. Deze spiegel 204 bevindt zich ongeveer onder een hoek van   45    ten opzichte van een zich van voren naar achteren uitstrekkende hartlijn van het cassettehuis 46, zodat de lichtstraal 200a die van de lens 202 loopt in een dwarsrichting naar rechts gereflecteerd wordt in een voorwaartse richting bij 200b. De andere spiegel 206 bevindt zich voorwaarts van de spiegel 204 en het reflecterende oppervlak daarvan is naar achteren gericht onder 45  ten opzichte van de van voren naar achteren verlopende hart- 

 <Desc/Clms Page number 19> 

 lijn van het cassettehuis 46. Hierdoor wordt de lichtstraal bij 200b naar rechts bij 200c gereflecteerd, zodat deze door de rechter opening 208 kan vallen en de rechter uitschakelinrichting 96 kan activeren. 



   De reden voor het aanbrengen van de lens 202 en de spiegels 204 en 206 is dat de plaatsing van de kaapstanderen drukrolreinigingspatroon 60 de normale baan van de lichtstraal vanaf de lichtbron 92 naar de rechter uitschakelinrichting 96 belemmert, in het bijzonder wanneer de reinigingspatroon 60 zich in de rechter positie van fig. 4 bevindt. De lens 202 concentreert de lichtstraal zodanig dat deze een grotere intensiteit krijgt. Wanneer de straal 200a gereflecteerd wordt door de twee spiegels 204 en 206 (en dus intensiteit verliest door het afleggen van een langere weg, en bovendien doordat deze wordt gereflecteerd), heeft de straal dus een voldoende intensiteit voor het activeren van de uitschakelinrichting 96. 



   Zoals eerder werd aangegeven wordt bij sommige recorders 10 van het algemene hierboven beschreven type de automatische uitschakelinrichting geactiveerd wanneer de kaapstander 28 en de drukrol 30 niet in contact zijn met het lint 48 en het lint niet door de recorder 10 bewegen. De reden hiervoor is dat de rechter opneemspoel van de conventionele bandcassette dan de totale kracht op moet wekken die noodzakelijk is voor het door de recorder 10 trekken van het lint 48. Wanneer deze kracht te groot is, wordt het uitschakelmechanisme van de recorder 10 geactiveerd. 



   Wanneer deze situatie optreedt wordt de reinigingspatroon 60 voor de kaapstander en drukrol naar de in fig. 5 getoonde rechter positie bewogen op de boven beschreven wijze. 



  Om dit kort te herhalen, een potlood of een ander scherp voorwerp wordt nabij de bodemwand 70 van het huis 46 geplaatst teneinde de onderste rechter plaatsbepalingspen 150 naar boven te bewegen uit de opening 172. Hierdoor kan de patroon 60 zijdelings worden bewogen naar de positie van fig. 5. 



   Nadat de patroon 60 aldus is gepositioneerd wordt de reinigingsinrichting 44 weer in de afspeellocatie of holte 14 van de recorder 10 gestoken, met het resultaat dat niet al- 

 <Desc/Clms Page number 20> 

 leen het lint 84 zich voor de geleidingsorganen 34-42 uitstrekt maar dat bovendien een extra voorste lintgedeelte zich bij 84a voor de kaapstander 28 uitstrekt. Wanneer de starttoets van de recorder 10 dus in zijn werkzame stand wordt bewogen, bewegen de geleidingen 34-42 niet alleen het lint 84 naar zijn reinigingspositie zoals getoond in fig. 6, maar grijpen de kaapstander 28 en de drukrol 30 ook nog het reinigingslint 84 tussen zich in. Het tussen de kaapstander 28 en drukrol 30 door bewegen van het lint 84 geeft een zekere reinigingswerking van deze oppervlakken tijdens de reinigingssituatie. 



   Indien het ondanks een op de bovenbeschreven wijze functionerende automatische uitschakelinrichting toch gewenst is om de reinigingswerking van het stationaire kussen 136 op de kaapstander 28 en drukrol 30 uit te laten voeren, kan de patroon 60 naar de in fig. 1 getoonde linker positie terug bewogen worden. In het algemeen zullen de kaapstander 28 en de drukrol 30, nadat de recorder 10 is gestart, gedurende een korte tijd roteren voordat het automatische uitschakelmechanisme wordt geactiveerd. Door de recorder 10 verscheidene malen achter elkaar te starten telkens nadat de uitschakeling opgetreden is, zal een voldoende veegwerking van de kaapstander 28 en drukrol 30 tegen de vingers 138 en 140 van het kussen optreden om een voldoende reiniging te verkrijgen. 



   Het huis 46 en de bovenwand 176 van de patroon 174 hebben vier stellen toegangsopeningen 210. Elk stel openingen 210 bevindt zich nabij   n van de twee spoelen 50 en 52 op de plaats waar het lint 48 op de spoel 50 of 52 is gewikkeld. 



  Elk stel openingen 210 is ongeveer 180  ten opzichte van elkaar verschoven, ten opzichte van de omtrek van de spoel 50 of 52. Door bepaalde gaten 210 kan een geschikte reinigingsvloeistof worden ingebracht voor het bevochtigen van het lint 48 op op een afstand van elkaar liggende plaatsen langs de lengte daarvan. 



   In de voorkeursuitvoeringsvorm heeft het lint 48 een lengte die enige malen groter is dan de lengte die vereist is om het lint 48 door   n enkele reinigingscyclus te laten bewegen. Nadat   n deel van het lint 48 dus een aantal malen 

 <Desc/Clms Page number 21> 

 wordt gebruikt, is het mogelijk om het lint 48 verder van   n spoel 50 of 52 naar de andere te bewegen teneinde een nieuw deel van het lint 48 te kunnen gebruiken voor het reinigen van de componenten van de recorder 10. Dit kan op geschikte wijze geschieden door de twee spoelen 50 en 52 met de hand te roteren door deze door de openingen in de bodemwand 70 heen vast te grijpen. 



   Als een verder gunstig kenmerk kan elk van de spoelen 50 en 52 voorzien zijn van een verende arm 212 aan het bovenoppervlak van de spoelen 50 en 52. Deze armen 212 oefenen een geringe benedenwaartse kracht uit op de spoelen 50 en 52 door deze tegen het oppervlak van de constructie direkt daarboven aan te drukken. Dit levert een geringe wrijvingskracht op de spoelen 50 en 52 zodat, wanneer de reinigingsinrichting uit het huis wordt uitgestoten, het lint 48 niet uit de juiste positie, waarin dit nauw tegen de voorwand 62 van het huis 46 aan ligt, wordt gestoten. 



   Het ligt voor de hand dat verscheidene modificaties aan de inrichting en werkwijze volgens de onderhavige uitvinding aangebracht kunnen worden zonder de basiskenmerken daarvan te verlaten.

Claims (13)

  1. EMI22.1
    C CONCLUSIES O N C L U S I E S1. Reinigingsinrichting voor het reinigen van een afspeel-en/of opneeminrichting die omvat : een een bedrijfslocatie bepalende constructie voor het opnemen van een bandcassette in een werkzame positie in de bedrijfslocatie, ten minste één koporgaan met een aan vervuiling blootstaand kopoppervlak, geleidingsmiddelen voor het aangrijpen van een band van de bandcassette op een bandaangrijpingsplaats en het buitenwaarts bewegen van de band naar een plaats in contact met een kop, een kaapstander en drukrol voor het aangrijpen van de band en het door de afspeel-en/of opneeminrichting bewegen van de band, en aandrijfspillen voor het aangrijpen van spoelen van de bandcassette voor het doen roteren hiervan, g e k e nm e r k t door een cassettehuis dat in de bedrijfslocatie van de afspeel-en/of opneeminrichting gepositioneerd kan worden,
    welk cassettehuis een vooreinde, een achtereinde, en eerste en tweede zijdelen omvat, een reinigingslint met een langsas en zodanig in het cassettehuis gepositioneerd dat dit een geleiding aangrijpend lintdeel heeft dat, wanneer het cassettehuis in de bedrijfslocatie is gepositioneerd, door de geleidingsmiddelen aangegrepen kan worden en van het cassettehuis weg bewogen kan worden tot in een reinigingspositie waarin dit in reinigingscontact is met ten minste de kop, welk lint zodanig in het cassettehuis is aangebracht dat dit uit het cassettehuis naar buiten en daarin naar binnen kan bewegen volgens een baan in de langsrichting van het lint, een in het cassettehuis gemonteerde kaapstander-en drukrolreinigingsinrichting met een eerste reinigingspositie voor het reinigend aangrijpen van de kaapstander en drukrol,
    welke reinigingsinrichting beweegbaar is naar een tweede plaats op een afstand van de kaapstander en drukrol, en lintplaatsbepalingsmiddelen met een eerste plaatsbepalingstoestand voor het positioneren van het lint in een baan op een afstand van de kaapstander en drukrol, en een tweede plaatsbepalingstoestand voor het positioneren van het lint tussen de kaapstander en drukrol, zodanig dat wanneer de reinigingsinrichting zich in <Desc/Clms Page number 23> zijn eerste reinigingspositie bevindt en de plaatsbepalingsmiddelen voor het lint in hun eerste plaatsbepalingstoestand verkeren, de reinigingsinrichting in reinigingscontact kan verkeren met de kaapstander en drukrol waarbij het lint op een afstand langs de kaapstander en drukrol beweegt,
    en wanneer de reinigingsinrichting in zijn tweede positie verkeert en de lintplaatsbepalingsmiddelen zich in de tweede plaatsbepalingstoestand bevinden, het lint door de kaapstander en drukrol wordt aangegrepen teneinde door de kaapstander en drukrol bewogen te worden in zijn baan in de langsrichting van het lint.
  2. 2. Reinigingsinrichting volgens conclusie 1, m e t het ken mer k, dat de kaapstander-en drukrolreinigingsinrichting en de lintplaatsbepalingsmiddelen gemonteerd zijn aan een montage-orgaan dat weer beweegbaar opgenomen is in het cassettehuis, waarbij het montage-orgaan beweegbaar is tussen eerste en tweede posities teneinde de reinigingsinrichting tussen zijn eerste en tweede positie te bewegen en de lintplaatsbepalingsmiddelen tussen de eerste en tweede plaatsbepalingstoestanden te bewegen.
  3. 3. Reinigingsinrichting volgens conclusie 2, m e t het ken mer k, dat het montage-orgaan en het cassettehuis samenwerkende sleuf-en-pen-positioneringsmiddelen heeft waardoor het montage-orgaan tussen zijn eerste en tweede positie bewogen kan worden langs de positioneringsmiddeien.
  4. 4. Reinigingsinrichting volgens conclusie 3, m e t het ken mer k, dat de pen-en-sleuf-positioneringsmiddelen een eerste sleuf in het cassettehuis omvatten die zich uitstrekt in een dwarsrichting, en een tweede sleuf in het cassettehuis die zich eveneens in het algemeen in een dwarsrichting uitstrekt, waarbij het montage-orgaan eerste en tweede pennen omvat die passen in de eerste en tweede sleuven.
  5. 5. Reinigingsinrichting volgens conclusie 4, m e t het ken mer k, dat de eerste en tweede sleuf zich aan weerszijden van de kaapstander-en drukrolreinigingsinrichting bevinden en dat ten minste één van de sleuven zich schuin uitstrekt ten opzichte van een dwarsas teneinde rotatie van het montage-orgaan te veroorzaken wanneer dit tussen <Desc/Clms Page number 24> zijn eerste en tweede positie wordt bewogen.
  6. 6. Reinigingsinrichting volgens conclusie 4 of 5, met het ken mer k, dat ten minste één van de pennen aan een meegevend orgaan is gemonteerd dat eerste en tweede plaatsbepalingsuitsparingen in het cassettehuis aan kan grijpen voor het in zijn eerste en tweede positie positioneren van het montage-orgaan. EMI24.1
  7. 7. Inrichting volgens conclusie 4, met ken k, dat de eerste en tweede sleuven voorzien zijn van een vanaf het cassettehuis open einddeel, waardoor het montage-orgaan gebruikt kan worden als een in het cassettehuis te steken en daaruit te verwijderen verwijderbare patroon.
  8. 8. Reinigingsinrichting volgens conclusie 1, m e t het ken mer k, dat de afspeel-en/of opneeminrichting een uitschakelmechanisme omvat met eerste en tweede op een afstand van elkaar liggende uitschakelinrichtingen, waarbij één van de uitschakelinrichtingen een licht-uitzendend orgaan is en de andere uitschakelinrichting een lichtgevoelig orgaan is, welke uitschakelinrichting zodanig gepositioneerd is dat, wanneer de bandcassette in de bedrijfslocatie aanwezig is, de band zodanig is gepositioneerd dat deze een lichtstraal onderbreekt die zich uitstrekt als een lichtstraalbaan tussen eerste en tweede uitschakelinrichtingen, en wanneer een uitschakel-aanloopstrook van de band zich in de lichtstraalbaan bevindt, en het uitschakelmechanisme wordt geactiveerd,
    waarbij de reinigingsinrichting een schermorgaan omvat met een baanonderbrekende positie voor het onderbreken van de lichtstraalbaan tussen de uitschakelinrichtingen, en een straal-doorlatende positie waarin de lichtstraal volgens de lichtstraalbaan tussen de uitschakelinrichtingen uit kan strekken, welke reinigingsinrichting verder een aandrijfoverbrenging omvat die werkzaam aangegrepen kan worden door één van de aandrijforganen van de afspeel-en/of opneeminrichting teneinde het scherm tussen zijn eerste en tweede positie te bewegen, waardoor de reinigingsinrichting gedwongen kan worden door een reinigingscyclus te bewegen wanneer de aandrijftransmissie het scherm uit de eerste naar de tweede eindstand beweegt. <Desc/Clms Page number 25>
  9. 9. Reinigingsinrichting volgens conclusie 8, m e t het ken mer k, dat het schermorgaan een om één van de uitschakelinrichtingen gepositioneerd roteerbaar orgaan omvat en de overbrenging een vertragingsoverbrenging omvat voor het roteren van het scherm met een rotatiesnelheid lager dan de rotatiesnelheid van het aandrijforgaan waarmee de overbrenging werkzaam is gekoppeld.
  10. 10. Reinigingsinrichting volgens conclusie 9, m e t het ken mer k, dat de overbrenging een vertragingstandwieldrijfwerk omvat dat gekoppeld is tussen het scherm en het aandrijforgaan. EMI25.1
  11. 11. Inrichting volgens conclusie 10, met ken k, dat de reinigingsinrichting verder een paar in het cassettehuis gemonteerde spoelen omvat waarop het lint gewikkeld kan worden, waarbij ten minste één van de spoelen voorzien is van tandwielmiddelen voor het werkzaam aangrijpen van de tandwieloverbrenging, waardoor rotatie van de spoel voor het bewegen van het lint een rotatie van het scherm tot gevolg heeft.
  12. 12. Reinigingsinrichting volgens conclusie 1, 9 eken mer k t door spiegelmiddelen voor het in een niet-lineaire baan tussen de eerste en tweede uitschakelinrichtingen reflecteren van de lichtstraal.
  13. 13. Reinigingsinrichting volgens conclusie 12, m e t het ken mer k, dat de inrichting in de lichtstraalbaan gepositioneerde lensmiddelen omvat voor het tot een voldoende intensiteit voor het activeren van het uitschakelmechanisme concentreren van de lichtstraal.
BE0/213060A 1983-06-03 1984-06-04 Inrichting en werkwijze voor het reinigen van een videorecorder. BE899816A (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US06/500,852 US4616283A (en) 1981-12-21 1983-06-03 Apparatus for cleaning a video player/recorder

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE899816A true BE899816A (nl) 1984-12-04

Family

ID=23991215

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE0/213060A BE899816A (nl) 1983-06-03 1984-06-04 Inrichting en werkwijze voor het reinigen van een videorecorder.

Country Status (15)

Country Link
US (1) US4616283A (nl)
JP (1) JPS6069809A (nl)
KR (1) KR890003036B1 (nl)
AU (1) AU545853B2 (nl)
BE (1) BE899816A (nl)
DE (1) DE3420582A1 (nl)
DK (1) DK271484A (nl)
FI (1) FI841982A (nl)
FR (1) FR2548421B1 (nl)
GB (1) GB2140962B (nl)
IT (1) IT1177769B (nl)
NL (1) NL8401764A (nl)
NO (1) NO842211L (nl)
SE (1) SE8402920L (nl)
ZA (1) ZA844062B (nl)

Families Citing this family (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
IE840599L (en) * 1984-03-09 1985-09-09 Ryan Plastics Ireland Cleaning apparatus for video player/recorder
JPS61228708A (ja) * 1985-04-02 1986-10-11 Tokyo Keiki Co Ltd 周波数弁別回路
IE60596B1 (en) * 1985-07-26 1994-07-27 Fritsch Joseph Frederick Plastic apparatus
US4811149A (en) * 1986-02-25 1989-03-07 Eivind Clausen Method and apparatus for cleaning operating components of a video player/recorder
EP0263509A3 (en) * 1986-10-08 1989-04-26 Fuji Photo Film Co., Ltd. Cleaning method
US4792876A (en) * 1987-06-08 1988-12-20 Tandy Corporation Capstan cleaner for video cassette player/recorder
GB2209426A (en) * 1987-09-04 1989-05-10 Piers Harry Victor Garner Cassette mechanism cleaner
US5047887A (en) * 1989-12-28 1991-09-10 Tandy Corporation Method and apparatus for cleaning the tape head and tape path of a video cassette recorder using a wetted cleaning tape
JPH06274839A (ja) * 1993-03-23 1994-09-30 Minnesota Mining & Mfg Co <3M> ビデオカセットレコーダ要素クリーニングカセット
JP2656885B2 (ja) * 1993-03-29 1997-09-24 超電導発電関連機器・材料技術研究組合 クローポール型電動機の冷却方法
US5541794A (en) * 1993-05-25 1996-07-30 Griffen; Edward E. Magnetic tape recording head cleaning apparatus
US5461529A (en) * 1994-01-04 1995-10-24 Allsop, Inc. Video player/recorder head drum cleaning device
US5420737A (en) * 1994-06-14 1995-05-30 Allsop, Inc. Cleaning apparatus for a tape drive machine with a mechanism to select between a capstan cleaning configuration and a head cleaning configuration
US5859755A (en) * 1995-06-07 1999-01-12 Geneva Group Of Companies Magnetic tape recording head cleaning apparatus
US6097572A (en) * 1998-01-29 2000-08-01 Geneva Group Of Companies, Inc. Tape drive head cleaning cartridge having a cleaning element with cleaning segments extending above and below a cleaning tape
US6292330B1 (en) 1998-01-29 2001-09-18 Geneva Group Of Companies, Inc. Magnetic head cleaning cartridge with displaceable head receiver
KR100334560B1 (ko) 1999-12-15 2002-05-03 김치경 경혈 지압구

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3931643A (en) * 1973-04-06 1976-01-06 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. Magnetic head cleaning tape cartridge for use in magnetic recording and reproducing apparatus of the rotary head type
JPS54162532A (en) * 1978-06-13 1979-12-24 Mitsubishi Electric Corp Magnetic tape containing device
GB2066999B (en) * 1980-01-04 1984-01-04 Allsop Inc Video player/recorder cleaning apparatus and method
US4454550A (en) * 1982-01-07 1984-06-12 Allsop, Inc. Cleaning cartridge assembly for a cassette cleaner

Also Published As

Publication number Publication date
DE3420582A1 (de) 1984-12-06
SE8402920D0 (sv) 1984-05-30
NL8401764A (nl) 1985-01-02
IT8448286A0 (it) 1984-05-30
FR2548421A1 (fr) 1985-01-04
DK271484A (da) 1984-12-04
AU2808984A (en) 1984-12-20
FR2548421B1 (fr) 1986-10-10
GB2140962B (en) 1986-11-05
GB2140962A (en) 1984-12-05
FI841982A0 (fi) 1984-05-17
KR850000123A (ko) 1985-02-25
ZA844062B (en) 1985-01-30
GB8413135D0 (en) 1984-06-27
IT1177769B (it) 1987-08-26
US4616283A (en) 1986-10-07
NO842211L (no) 1984-12-04
KR890003036B1 (ko) 1989-08-19
FI841982A (fi) 1984-12-04
AU545853B2 (en) 1985-08-01
DK271484D0 (da) 1984-06-01
JPS6069809A (ja) 1985-04-20
SE8402920L (sv) 1984-12-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE899816A (nl) Inrichting en werkwijze voor het reinigen van een videorecorder.
CA1144276A (en) Video player/recorder cleaning apparatus and method
US3764089A (en) Recording and reproducing apparatus using magnetic cassette
US3779498A (en) Magnetic recording and reproducing apparatus
US4941065A (en) Apparatus for cleaning a video player/recorder
US5541794A (en) Magnetic tape recording head cleaning apparatus
US5859755A (en) Magnetic tape recording head cleaning apparatus
NL8200024A (nl) Inrichting en werkwijze voor het reinigen van een video bandopneem/weergeefinrichting.
US4811149A (en) Method and apparatus for cleaning operating components of a video player/recorder
EP0724186B1 (en) Film feeding device
EP0738415B1 (en) Video player/recorder cleaning device
JPH0215408A (ja) テープ駆動装置用の交換可能な掃除/駆動部材
US4602302A (en) Automatic reversing mechanism for cassette tape recording and reproducing apparatus
US3656705A (en) Tape transport assembly
US5021903A (en) Magnetic tape cartridge
US4683511A (en) Head and guide cleaning device for video tape recorder
US4964003A (en) Tape interconnection system
JPH0749640Y2 (ja) テープレコーダの録音/再生切換えスイッチ駆動装置
CA1264374A (en) Method and apparatus for cleaning operating components of a video player/recorder
JP2000123332A (ja) テープ・カセット
JPH0562314A (ja) カセツト装着装置
JPS581909Y2 (ja) テ−プカセツト
GB2272989A (en) Video head cleaner
JPS6212573B2 (nl)
JPH0991810A (ja) 記録媒体ローディング機構

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: ALLSOP INC.

Effective date: 19860630