BE898462A

BE898462A - Kabelvervaardiging.

Info

Publication number: BE898462A
Application number: BE2/60286A
Authority: BE
Inventors: L R Spicer
Original assignee: Int Standard Electric Corp
Priority date: 1982-12-15
Filing date: 1983-12-15
Publication date: 1984-06-15
Also published as: GB2133206A; NO160818B; ES8503161A1; ES528052A0; NO834472L; EP0117943A1; JPS59121710A; DK161862C; DE3342976A1; EP0117943B1; US4600268A; ES8601551A1; AU2195483A; DK161862B; NZ206165A; JPH0410171B2; DE3369227D1; ES528051A0; ES528053A0; DK563583A

Abstract

Kabel bestaande uit een centraal elektrische isolerende samengestelde streng,welke een betrekkelijk hard draadvormig stevigheidsorgaan (8) met daarop een betrekkelijk zachte laag (9) omvat. Vier elektrische of optische geleiders (10) zijn minstens gedeeltelijk in de zachtere laag (9) ingebed en kunnen in aanraking zijn met het stevigheidsorgaan (8). Een polyethyleen mantel (11) is op de streng geextrudeerd. De viergeleider wordt gevormd door de geleiders door middel van een vorminrichting tegen de buitenomtrek van de streng te drukken,zodat deze vervormd en zonder te verwarmen.

Description

UITVINDINGSOKTROOI INTERNATIONAL STANDARD ELECTRIC CORPORATION
KABELVERVAARDIGING De aanvraagster van deze oktrooiaanvraag beroept zich op het recht van voorrang van een oktrooiaanvraag ingediend in Groot-Brittannië op 15 december 1982 onder nummer 8235740 in naam van : STANDARD TELEPHONES & CABLES P. L. C.

Uitvinder : L. R. SPICER

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op de vervaardiging van kabels en in het bijzonder, maar niet uitsluitend, op de vervaardiging van viergeleiders (quads) bestaande uit elektrische geleiders voor telecommunicatiekabels.

Viergeleiders van hoge kwaliteit bestaande uit elektrische geleiders, d. w. z. viergeleiders met goede overspraakniveaus, bijvoorbeeld van de orde van 70 db op 1 kHz, worden gebruikelijk vervaardigd door middel van een meertrapswerkwijze die daarom duur is. Tot tien verschillende bewerkingen kunnen vereist zijn om een viergeleider volgens de gebruikelijke werkwijze te vervaardigen.

In beginsel bestaat de gebruikelijke werkwijze uit de vervaardiging van een centrale isolerende streng, de vervaardiging van geleiderdraad, de vervaardiging van vier afzonderlijke geïsoleerde draden uit de geleiderdraad, het heropwinden en het testen tegen water van de geïsoleerde draden voor het opsporen van isolatiedefekten, het vormen van een viergeleider subgeheel uit de geïsoleerde draden door ze om de centrale streng te vlechten of op deze streng te leggen ; en het aanbrengen op het viergeleider subgeheel van een mantel uit geextrudeerd plastiek materiaal.

De Britse oktrooiaanvrage 783.064 beschrijft een werkwijze voor het maken van een viergeleider door de'geleiders te verwarmen en ze in een matrix (gelijk een vorm) gedeeltelijk in een centrale kern van schuimpolytheen te drukken. Er wordt beweerd dat de werkwijze zodanig wordt bestuurd dat als de kern en de geleiders de matrix verlaten, het tijdelijk zachter ge-

- 3- worden materiaal van de kern weer hard geworden is, zodat de ligging van geleiders t. o. v. elkaar vast is zowel in de radiale als in de omtreksrichting van de kern, in een opstelling die uitsluitend door de positie van groeven in de matrix bepaald wordt.

Wij zijn van mening dat deze kabel nooit met sukses werd vervaardigd. Wij hebben vastgesteld dat de toevoer van warmte om een kern zachter te maken resulteert in een produkt dat niet vlug vervaardigd kan worden en dat geen voldoend nauwkeurig op een afstand van elkaar gelegen geleiders heeft om aanneembare overspraakniveaus te verkrijgen.

Volgens eenaspekt van de onderhavige uitvinding wordt een kabel voor telecommunicatiedoeleinden verschaft) welke bestaat uit een samengesteld centraal strengorgaan dat een betrekkelijk hard binnenste draadvormig stevigheidsorgaan met daarop een betrekkelijk zachte buitenlaag omvat, waar/bij in de buitenlaag van dit strengorgaan een aantal op een afstand van elkaar gelegen elektrische of optische geleiders minstens gedeeltelijk zijn ingebed.

Volgens een ander aspekt van de onderhavige uitvinding wordt bescherming gevraagd voor een werkwijze voor de vervaardiging van een kabel voor telecommunicatiedoeleinden, bestaande in het verschaffen van een samengesteld centraal strengorgaan met een betrekkelijk hard binnenste draadvormig stevigheidsorgaan met daarop een betrekkelijk zachte buitenlaag, en in het persen van elektrische of optische geleiders tegen dit stevigheidsorgaan, teneinde de geleiders minstens gedeeltelijk in de geleiders in te bedden met een voorafbepaalde ligging terwijl de geleiders t. o. v. elkaar en het centraal stevigheidsorgaan op een afstand gelegen zijn.

Volgens nog een ander aspekt van de onderhavige uitvinding wordt een vorminrichting verschaft voor gebruik

- 4bij de vervaardiging van een kabel van elektrische of optische geleiders voor telecommunicatiedoeleinden en door middel waarvan een aantal elektrische of optische geleiders minstens gedeeltelijk kunnen ingebed worden in de omtrek van een samengesteld centraal strengorgaan, dat een betrekkelijk hard binnenste draadvormig stevigheidsorgaan met daarop een betrekkelijk zachte laag omvat, welke vorminrichting een vormdeel omvat met een centrale langsboring voor het samengestelde centrale strengorgaan en met een aantal geleidingen voor de geleiders, welke geleidingen, één voor elke geleider,

bestaan uit respektieve cylindrische boringen waarvan de assen zich over het algemeen naar en onder een hoek met de langsas van de centrale boring uitstrekken, zodat het schroeflijnvormig aanbrengen van de geleiders t. o. v. de langsas van het samengesteld centraal strengorgaan vergemakkelijkt.

De hierboven vermelde en andere doeleinden en kenmerken van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zelf zal het best begrepen worden aan de hand van de hiernavolgende beschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld en van de bijbehorende tekeningen waarin :
Fig. l een dwarsdoorsnede toont van een viergeleider, vervaardigd volgens een uitvoering van de onderhavige uitvinding, in een tussenstap van de vervaardiging ;
Fig. 2 de vervolledigde viergeleider van Fig. 1 toont, hoewel het subgeheel van Fig. 1 op zichzelf een geheel vormt ;
Fig. 3 een ingangseindaanzicht toont van de vorminrichting van Fig. 4, gezien in de zin van pijl A ;

Fig. 4 een langsdoorsnede toont doorheen een uit twee delen bestaande vorminrichting, die gebruikt kan worden om de viergeleider van Fig. 1 en 2 te vervaardigen, en
Fig. 5 schematisch het gebruik toont van de vorminrichting van Fig. 3 en 4 bij de vervaardiging van een viergeleider met schroeflijnvormig aangebrachte geleiders.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een kabelconstructie waarin een samengesteld strengorgaan gebruikt wordt, dat bestaat uit een betrekkelijk hard gericht ééndraadselement met hoge treksterkte (bijvoorbeeld 18 pond) waarop een betrekkelijk zachte plastieklaag is aangebracht, bijvoorbeeld een polyethyleen van lage dichtheid bijvoorbeeld van graad 70. Een voorbeeld van een dergelijke constructie in de vorm van een viergeleider is in Fig. l getoond, na een tussenstap van de vervaardiging.

Hij bestaat uit een elektrisch isolerend ééndraadselement 8 vervaardigd uit bijvoorbeeld methylpenteen, of polyethyleenglycolterphtalaat, of polyetheleen van hoge dichtheid, met daarop een laag 9 van polyethyleen van graad 70, of een ander betrekkelijk zachte plastieklaag, waarin niet geïsoleerde geleiders 10 minstens gedeeltelijk zijn inge-

bed door ze daartegëhen daarin te duwen zonder de laag 9 of de geleiders 10 voor te verwarmen. In Fig. 1 en 2 worden de geleiders 10 voorgesteld als zijnde nagenoeg maar nog niet volledig in contact (aanslag) met het stevigheidsorgaan 8.

In plaats van elektrische geleiders zouden ook optische geleiders gebruikt kunnen worden.

Nogal onverwacht hebben wij gevonden dat als de laag 9 bestaat uit een geschikt vervormbaar materiaal een verwarming niet noodzakelijk is, hoewel er daardoor een zeker mechanisch voordeel kan worden verschaft. Zoals getoond in Fig. 2 is de mantel 11, die uit polyethyleen van hoge dichtheid bestaat, aangebracht op de samengestelde centrale streng 8,9 in wiens buitenomtrek de geleiders 10 zijn ingebed.

De uit twee delen bestaande vorminrichting van Fig. 3 en 4 verzekert dat de geleiders nauwkeurig t. o. v. elkaar en van de centrale streng zijn aangebracht. Deze tweedeelsvorminrichting is gemakkelijk te vervaardigen en is aan geen belangrijke sleet onderhevig.

De in Fig. 3 en 4 getoonde vorminrichting bestaat uit een eerste of vormingsdeel 12 en uit een tweede of afwerkingsdeel 13. Het vormingsdeel 12 heeft een centrale boring 14 met een diameter, die zodanig is dat de samengestelde centrale streng 8,9 er gemakkelijk doorheen getrokken kan worden, en vier boringen of geleidingen 15 voor de geleiders, waarbij deze geleidingen convergeren in de richting van de uitgang van het vormingsdeel 12, zoals uit Fig. 5 blijkt. De geleidingen 15 maken ook een hoek met de as van de boring 14, zoals blijkt uit Fig. 4. Voor elektrische geleiders is o bijvoorbeeld gelijk aan 170 en maken de geleiders 15 een hoek van 170 in twee vlakken.

Het afwerkingsdeel 15 is nagenoeg cylindrisch en voorzien van een centrale boring 16 met een diameter die groter is dan deze van de boring 14, maar kleiner is dan de som van de diameter van de boring 14 en tweemaal de geleiderdiameter, zodanig dat de geleiders 10 die door

de geleidingen 15 van de vorm 12 geleid worden naar en in sommige gevallen in contact met het stevigheidsorgaan 8 geduwd worden en aldus minstens gedeeltelijk in de laag 9 ingebed worden gedurende de doorgang door de vorm 13.

De vorminrichting, die in Fig. 3 en 4 is getoond, kan gebruikt worden in een vlechtinrichting, zoals getoond in Fig. 1. Het vormingsdeel 12 is draaibaar om zijn langsas gemonteerd, d. w. z. om de langsas van boring 14, terwijl het afwerkingsdeel 13 dicht daarbij vast gemonteerd is, d. w. z.
EMI7.1
gemonteerd dat het om zijn langsas kan draaien. Het vormingsdeel 12 ontvangt de geleiders 10 en het samengesteld strengorgaan 8,9 respektievelijk vanaf de toevoerhaspels 25 en vanaf een strengtoevoerhaspel, gemonteerd in een gebruikelijke draadvlechter 23 en tezamen met de vorm 12 verdraaibaar.

De geleiders 10 en de streng 8,9worden doorheen de vormen 12 en 13 door een kaapstaander of aangedreven opwindhaspel (niet getoond) getrokken. De mantel 11 (Fig. 3) kan op het viergeleider subgeheel geextrudeerd worden, rechtstreeks na de vorm 13, door middel van een extrudeerinrichting (niet getoond) die in tandem met de vlechtinrichting 23 is opgesteld ; alternatief kan een lengte van een viergeleider subgeheel van een mantel voorzien worden tijdens een afzonderlijke bewerking na op een opwindhaspel te zijn opgeslagen. De mantel 11 kan zich al of niet aan de rest van de omtrek van de streng vasthechten, afhankelijk van het gebruikte materiaal en de aangewende temperaturen.

Als resultaat van een doorgang door de draaiende vorm 12 en de niet-draaiende vorm 13 worden de geleiders schroefvormig in de omtrek van de samengestelde streng ingebed tengevolge van de vervorming van de buitenlaag 9 daarvan. De vervorming wordt gedurende de doorgang door de vorm 13 verwezenlijkt. De geleiders 10 verlaten de geleidingen 15 vooraleer de geleiders met de laag 9 in aanraking komen. De schroeflijnvormige ligging van de geleiders bewerkstelligt dat de betrekkelijke stand van de geleiders behouden blijft als een

viergeleider subgeheel volgens Fig. 1 vóór een mante1-extrusie op een opwindhaspel gewonden wordt.

Het vervaardigen van viergeleiders, zoals getoond in Fig. 2, vereist dus in beginsel slechts drie stappen, namelijk de vervaardiging van de samengestelde centrale streng, de vervaardiging van de geleiders indien nodig, bijvoorbeeld door vlechten (bijvoorbeeld een zevendraads vlecht) en een werkwijze waarin de geleiders in de buitenomtrek van de samengestelde streng worden ingebed en dan voorzien worden van een mantel, hoewel de mantelextrusie indien nodig als een afzonderlijke bewerking kan worden uitgevoerd. De vorminrichting 12 en 13, die gebruikt wordt om de geleiders in de streng in te
EMI8.1
bedden is kritisch in zoverre dat zij moet bewerkstelligen dat su de vier geleiders t. o. v. elkaar in nagenoeg perfekte symmetrie worden vastgehouden, dit opdat ze goede overspraakniveau's zouden geven.

De snelheid van de produktie van viergeleiders, die van een dergelijke vorminrichting gebruik maakt, is zeer hoog in vergelijking met gebruikelijke werkwijzen en ook veel eenvoudiger, met als resultaat een belangrijke kostenbesparing vooral wat betreft fabrieks-en energievereisten.

Hoewel de uitvinding tot nog toe werd beschreven met betrekking tot kabels die viergeleiders omvatten, is ze eveneens toepasselijk bij de vervaardiging van kabels die andere aantallen geleiders omvatten, bijvoorbeeld zes geleiders, mits een passende wijziging van het vormdeel 12 om zes geleidingen 15 te verschaffen, enz. In dit geval kan het gebeuren dat overspraakbeschouwingen niet toepasselijk zijn. Er kunnen dus kabels verschaft worden met een aantal geleiders, die t. o. v. elkaar in een gewenste opstelling en op een gewenste afstand gehouden worden, door middel van een vervaardigingswijze die een minimum aantal bewerkingen omvat. De uitvinding is ook niet beperkt tot kabels met elektrische geleiders gezien hij eveneens toepasselijk is op kabels met optische vezels (op-

tische geleiders) in plaats van met elektrische geleiders 10.

De vezels kunnen primair of secondair beklede vezels zijn, waarbij laatstgenoemde hedendaags de voorkeur genieten. Voor optische vezels zou de leghoek voor schroef- lijnvormig ingebedde vezels van de orde van 50 zijn, terwijl voor elektrische geleiders de leghoek van de orde van 17 tot 25 graden zou zijn, hoewel deze hoek zo klein als 10 of 12 graden mag zijn.

Typische afmetingen van een miniatuur viergeleider getoond in Fig. 2 zijn als volgt.

Voorbeeld 1
Diameter van het eendraadselement 8 = 0,46 mm
Dikte van de geëxtrudeerde laag 9 (voor het persen in de geleiders) = 0,125 mm
Totale diameter van de samengestelde centrale streng = 0,71 mm
Totale diameter van de centrale streng met ingebedde geleiders is nagenoeg = 1, 00 mm
Diameter van geleiders 10 = 0,25 mm
Diameter van kabel voorzien van mantel = 1, 35 mm
De uitvinding is echter niet beperkt tot minia- tuurkabels en kan ook gebruikt worden voor grotere kabels met de volgende afmetingen Voorbeeld 2
De diameters zijn als volgt :

Eéndraadselement 8 = 0,9 mm
Van laag voorzien ééndraadselement = 1,54 mm
Geleiders = 0,64 mm
Subgeheel van Fig. 1 = 2,18 mm
Totale diameter zoals getoond in Fig. 2 = 2,82 mm
Het polyethyleen van graad 70 is op zichzelf zacht genoeg opdat de geleiders daarin zouden kunnen worden ingebed eenvoudig door vervorming daarvan op omgevingstemperatuur bij het daartegen drukken van de geleiders, in het bijzonder door

de aanwezigheid van het hardere stevigheidsorgaan welke daaronder gelegen is.

Andere geschikte zachte materialen, die bij omgevingstemperatuur vervormbaar zijn door het uitoefenen van een druk, zijn celvormig polytheen of andere celvormige plastiek, PVC, enz., in welk geval het centraal ééndraadselement vergelijkingsgewijs veel kleiner kan zijn of zelfs volledig kan worden weggelaten teneinde de diëlektrische eigenschappen van celvormige materialen te benutten.

Indien de mantel 11 geëxtrudeerd wordt uit polyethyleen van hoge dichtheid zal hij gemakkelijk hechten aan een samengestelde streng waarvan de buitenomtrek uit polyethyleen van graad 70 bestaat. Een dergelijke buitenmantel van polyethyleen van hoge dichtheid zou elektrische isolatie, mechanische bescherming en vochtbescherming verschaffen. Nochtans kunnen andere mantelmaterialen gebruikt worden en het is niet noodzakelijk dat streng-en mantelhechting optreden.

De geleiders dienen enkel gedeeltelijk in het strengmateriaal te zijn ingebed gezien ze door het buitenmantelmateriaal worden beschermd. Terwijl in de gebruikelijke vervaardigingswijze een band om de vier geleiders gewonden kan worden om ze in hun relatieve stand te houden, is een dergelijke band in de vervaardigingswijze volgens de onderhavige uitvinding niet vereist.

De overspraak gemeten bij 1 kHz op de kabel van Voorbeeld 1 was gelijk aan 67 dB. Met tandemextrusie van de eindlaag zal dit cijfer verbeteren.

In het geval van de vervaardiging van viergeleiders met elektrische geleiders in het bijzonder, zijn de voornaamste voordelen van de onderhavige uitvinding de produktiesnelheid en het feit dat viergeleiders van hoge kwaliteit en van zeer kleine afmetingen vervaardigd kunnen worden.

Een 4800 paar telefoniekabel met paren gemaakt volgens gebruikelijke werkwijzen heeft een diameter van nagenoeg 3,5 duim,

terwijl met de werkwijze volgens de uitvinding deze diameter tot nagenoeg 1,5 duim verkleind kan worden door het gebruik van fijne draden of optische vezelgeleiders, die van vergelijkbare diameter zijn.

Een bijzondere kabelconstructie kan 720 miniatuur viergeleiders omvatten die samen gekabeld zijn, d. w. z. in opeenvolgende lagen rond een centrale viergeleider zijn aangebracht, teneinde een eenheid te vormen met een diameter gelijk aan slechts één duim. Indien nodig kan deze eenheid dan voorzien worden van een mantel en van een uitwendig stevigheidsorgaan in de vorm van een aantal schroeflijnvormig aangebrachte staaldraden of van synthetische elementen met hoge treksterkte.

Er werd gemeten dat viergeleiders met elektrische geleiders, vervaardigd volgens de uitvinding, zeer goede overspraakwaarden en een uitstekende isolatieweerstand tussen de geleiders vertonen. Een buitenmantel van polyethyleen met hoge dichtheid zal gebruikt worden op een polyethyleenlaag met lage dichtheid van een centrale streng, zodat de afzonderlijke geleiders werkelijk afzonderlijk geïsoleerd zijn en er tussen de geleiders geen vochtwegen gevormd kunnen worden.

Productiesnelheden hoger dan 1000 m/uur zijn mogelijk, waarbij de snelheid groter is voor dikkere kabels.

De in Fig. 5 getoonde machine zou draaien op 3000 toeren/minuut.

Hoewel de principes van de uitvinding hierboven zijn beschreven aan de hand van bepaalde uitvoeringsvormen en wijzigingen daarvan, is het duidelijk, dat de beschrijving slechts bij wijze van voorbeeld is gegeven en de uitvinding niet daartoe is beperkt.

Claims

CONCLUSIES 1. Kabel voor telecommunicatiedoeleinden bestaande uit een samengesteld centraal strengorgaan dat een betrekkelijk hard binnenste draadvormig stevigheidsorgaan met daarop een betrekkelijk zachte buitenlaag omvat, waarbij in de buitenlaag van dit strengorgaan een aantal op een afstand van elkaar gelegen elektrische of optische geleiders minstens gedeeltelijk zijn ingebed.
2. Kabel voor telecommunicatiedoeleinden volgens conclusie 1, waarin de geleiders tegen het binnenste draadvormig stevigheidsorgaan van het centrale strenorgaan nagenoeg aanliggen.
3. Kabel voor telecommunicatiedoeleinden volgens conclusie 1 of 2, waarin de geleiders elektrisch en niet geïsoleerd zijn en uit koper, aluminium of aluminiumlegeringen bestaan en waarin het samengestelde strengorgaan elektrische isoleert.
4. Kabel voor telecommunicatiedoeleinden volgens conclusie 1 of 2, waarin de geleiders secondair beklede optische vezels zijn.
5. Kabel voor telecommunicatiedoeleinden volgens een van de voorgaande conclusies, waarin de buitenlaag van het stevigheidsorgaan uit een polyethyleen met lage dichtheid vervaardigd is.
6. Kabel voor telecommunicatiedoeleinden volgens een van de voorgaande conclusies, waarin het binnenste draadvormig stevigheidsorgaan uit een methylpenteen, polyethyleengly- <Desc/Clms Page number 13> colterephthalaat of polyethyleen met hoge dichtheid vervaardigd is.
7. Kabel voor telecommunicatiedoeleinden volgens een van de voorgaande conclusies, bestaande uit een mantel van polyethyleen welke de laag en de geleiders bedekt
8. Kabel voor telecommunicatiedoeleinden volgens voorgaande conclusies, waarin de ingebedde geleiders zich evenwijdig aan de langsas van het samengestelde strengorgaan uitstrekken.
9. Kabel voor telecommunicatiedoeleinden volgens voorgaande conclusies 1 tot 7, waarin de ingebedde geleiders zich schroeflijnvormig t. o. v. de langsas van het samengestelde strengorgaan uitstrekken.
10. Kabel voor telecommunicatiedoeleinden volgens voorgaande conclusies, waarin er vier geleiders aanwezig zijn.
11. Werkwijze voor de vervaardiging van een kabel voor telecommunicatiedoeleinden, bestaande in het verschaffen van een samengesteld centraal strengorgaan met een betrekkelijk hard binnenste draadvormig stevigheidsorgaan met daarop een betrekkelijk zachte buitenlaag, en in het persen van elektrische of optische geleiders tegen dit stevigheidsorgaan, teneinde de geleiders minstens gedeeltelijk in de geleiders in te bedden met een voorafbepaalde ligging terwijl de geleiders t. o. v. elkaar en het centraal stevigheidsorgaan op een afstand gelegen zijn.
12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarin de geleiders in het centraal strengorgaan geperst worden tot ze nagenoeg in aanraking komen met het binnenste draadvormig stevigheidsorgaan.
13. Werkwijze volgens conclusie 11 of 12, waarin de ingebedde geleiders zich schroefvormig t. o. v. de langsas van het samengesteld centraal strengorgaan uitstrekken. <Desc/Clms Page number 14>
14. Werkwijze volgens conclusie 11 of 12, welke de stap omvat die erin bestaat het samengesteld centraal strengorgaan en de geleiders doorheen een vorminrichting te trekken, welke vorminrichting dient om de geleiders progressief naar het samengestelde strengorgaan te geleiden, en ze terzelfdertijd in de gewenste opstelling t. o. v. elkaar te houden, en om te maken dat de geleiders de buitenlaag van het samengesteld centraal strengorgaan progressief vervormen, zodat de geleiders daarin gedeeltelijk worden ingebed.
15. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies 11 tot 14, welke de stap omvat die erin bestaat een mantel uit isolerend materiaal op de centrale streng en de geleiders aan te brengen, in tandem met de persbewerking of nadat de streng met daarin gedeeltelijk ingebedde geleiders werd opgeslagen.
16. Vorminrichting voor gebruik bij de vervaardiging van een kabel van elektrische of optische geleiders voor telecommunicatiedoeleinden en door middel waarvan een aantal elektrische of optische geleiders minstens gedeeltelijk kunnen ingebed worden in de omtrek van een samengesteld centraal strengorgaan, dat een betrekkelijk hard binnenste draadvormig stevigheidsorgaan met daarop een betrekkelijk zachte laag omvat, welke vorminrichting een vormdeel omvat met een centrale langsboring voor het samengestelde centrale strengorgaan en met een aantal geleidingen voor de geleiders, welke geleidingen, één voor elke geleider, bestaan uit respektieve cylindrische boringen waarvan de assen zich over het algemeen naar en onder een hoek met de langsas van de centrale boring uitstrekken, zodat het schroeflijnvormig aanbrengen van de geleiders t. o. v.

de langsas van het samengesteld centraal strengorgaan vergemakkelijkt wordt.
17. Vorminrichting volgens conclusie 16, waarin de cylindrische geleidingsboringen zich tussen de in-en uitgang van dit vormdeel uitstrekken, en waarin de vorm- <Desc/Clms Page number 15> inrichting een afwerkingsdeel omvat dat bij het gebruik van de vorminrichting nabij de uitgang van dit vormdeel en dicht bij dit vormdeel is opgesteld, waarbij dit vormdeel bij gebruik dient om de geleiders nabij het strengorgaan aan te brengen en waarbij dit afwerkingsdeel bij gebruik dient om de aldus aangebrachte geleiders in de buitenomtrek van het strengorgaan in te bedden.
18. Kabel van elektrische of optische geleiders voor telecommunicatiedoeleinden, hoofdzakelijk zoals hierin beschreven met verwijzing naar Fig. 3 van de bijbehorende tekeningen.
19. Werkwijze voor de vervaardiging van een kabel van elektrische of optische geleiders voor telecommunicatiedoeleinden, hoofdzakelijk zoals hierin beschreven met verwijzing naar de bijbehorende tekeningen.
20. Vorminrichting voor gebruik bij de vervaardiging van een kabel van elektrische of optische geleiders voor telecommunicatiedoeleinden, hoofdzakelijk zoals hierin beschreven met verwijzing naar en zoals getoond in Fig. 3 en 4 van de bijbehorende tekeningen.
21. Kabel voor telecommunicatiedoeleinden vervaardigd volgens een werkwijze volgens een van de conclusies 11 tot 14 of 19.
22. Kabel hoofdzakelijk zoals hierboven beschreven met verwijzing naar Fig. l of Figs. 1 en 2, van de bijbehorende tekeningen. Zijnde een totaal van 15 bladen