<Desc/Clms Page number 1>
BESCHRIJVING voor een aanvraag van een UITVINDINGSOKTROOI op naam van
STANDARD S. A. voor "Debietregelaar voor vloeistoffen".
De uitvinding betreft een betrekkelijk kompakte debietregelaar voor vloeistoffen waarvan het debiet tussen een betrekkelijk lage en hoge waarde kan worden geregeld en waarvan de uitstroomsnelheid praktisch konstant is. Deze debietregelaar kan bijvoorbeeld worden toegepast in een beveiligingsinrichting voor waterleidingen.
Volgens het voornaamste kenmerk der uitvinding, bestaat de debietregelaar in hoofdzaak uit een gesloten huis, een toevoeropening aan één einde van genoemd huis, een uitstroomopening aan het andere einde van het huis, een draaibare as axiaal aangebracht in genoemd huis, een regelknop bevestigd op het uit het huis stekend einde van genoemde draaibare as om deze te verdraaien, een schaalverdeling bevestigd op genoemd huis om het door de regelknop ingestelde debiet af te lezen, een reeks op
<Desc/Clms Page number 2>
een afstand van elkkar dwars in genoemd huis vast opgestelde schijven waardoorheen genoemde as vrij loopt, een tweede reeks verdraaibare schijven aangebracht tussen genoemde vaste schijven en vastgezet op genoemde draaibare as, een doorstroomopening voorzien in elke schijf van één der twee reeksen schijven,
een labyrintkanaal voorzien in elk van de twee vlakken van elke schijf van de andere reeks schijven, en een doorstroomopening die beide genoemde labyrintkanalen verbindt, welke labyrintkanalen en doorstroomopeningen door verdraaiing van genoemde verdraaibare as ten opzichte van elkaar worden verplaatst om de lengte van de loopweg van de vloeistof en bijgevolg het vloeistofdebiet te wijzigen.
Door de loopweg van de vloeistof in de debietregelaar te regelen, wordt de weerstand van de vloeistof in de debietregelaar gewijzigd en bijgevolg eveneens het vloeistofdebiet.
Door de grote turbulentie van de vloeistof die ontstaat in de labyrintkanalen, blijft de uitstroomsnelheid van de vloeistof, ondanks de wisselende druk op de in-en uitgang van de debietregelaar, echter nagenoeg konstant.
Als voorbeeld, zonder enig begrenzend karakter, volgt hierna een beschrijving van een verkozen uitvoeringsvorm van de debietregelaar volgens de uitvinding. Deze beschrijving verwijst naar bijgevoegde tekeningen, waarin : fig. l een langsdoorsnede voorstelt van de debietrege- laar ; fig. 2 een dwarsdoorsnede voorstelt volgens de lijn IIII van fig. 1, gezien op de waterzeef ; fig. 3 een dwarsdoorsnede voorstelt volgens de lijn III-
<Desc/Clms Page number 3>
III van fig. 1, gezien op één der vaste schijven ; fig. 4 een dwarsdoorsnede voorstelt volgens de lijn IVIV van fig. 1, gezien op de voorzijde van één der labyrintschijven ; fig. 5 een dwarsdoorsnede voorstelt volgens de lijn V-V van fig. 1, gezien op de achterzijde van één der labyrintschijven.
In deze figuren bemerkt men dat de debietregelaar een huis 1 heeft dat langs één einde een toevoeropening 2 en toevoerkanaal 3 heeft dat uitgeeft in een cylindrische ruimte 4 van het huis 1. Het andere open einde van het huis 1 is afgesloten door een deksel 5 dat door middel van schroeven 6 op het huis 1 is vastgezet en waterdicht is afgesloten door een tussen het huis 1 en het deksel 5 aangebrachte dichtingsring 7. In dit deksel is een uitstroomopening 8 en een afvoerkanaal 9 voorzien dat vertrekt vanuit genoemde cylindrische ruimte 4 van het huis i. In dit huis is een verdraaibare as 10 aangebracht, waarvan de twee einden cylindervormig zijn en het middelste gedeelte een vierkante dwarsdoorsnede heeft.
Eén der einden van deze as 10 draagt in een ronde opening 11 van het deksel 5 en is voor de waterdichte afsluiting voorzien van een dichtingsring 12. Op het uit het deksel stekende einde van de as 10 is door middel van een schroef 13 een regelknop 14 bevestigd voor het instellen van het gewenste debiet en die samenwerkt met een op het huis 1 bevestigde schaalverdeling 15 voor het aflezen van het ingestelde debiet. Het andere cylindervormige einde van de as 10 draagt in een centrale opening 16 van een waterzeef 17 die van zeefopeningen 18 en van twee diame-
<Desc/Clms Page number 4>
traal gelegen nokken 19 is voorzien, welke laatsten in twee diametraal voorziene groeven 20 van het huis 1 zijn aangebracht, om het draaien van de waterzeef 17 te beletten.
In de cylindrische ruimte 4 van het huis 1 zijn op een afstand van elkaar meerdere vaste schijven 1 opgesteld. Elke schijf is voorzien van een centrale opening 22 waardoorheen vrij het vierkant gedeelte van
EMI4.1
10 de as 10 loopt, van een ronde doorstroomopening 23 aangebracht tegenaan de omtrek van de schijf en van twee diametraal gelegen nokken 24 die in twee diametraal gelegen langsgroeven 25 van het huis 1 zijn aangebracht om het verdraaien van de schijf 21 te beletten. Tussen ieder paar schijven 21, is een cirkelvormige labyrintschijf 26 aangebracht met vierkante centrale opening 27, waarmee de schijf klemmend over het vierkant gedeelte van de as 10 is vastgezet. De omtrek van iedere labyrintschijf 26 sluit passend tegen de binnenwand van de cylindrische ruimte 4 van het huis 1 aan.
Iedere labyrintschijf 26 is voorzien van een doorstroomopening 28 die het in beide zijden van de labyrintschijf voorziene labyrintkanaal 29 met elkaar in verbinding
EMI4.2
stelt. Deze labyrintkanalen zijn begrensd door labyrintwanden 30 die tegen de vaste schijven 21 aanliggen. De doorstroomope-' ningen 28 in de labyrintschijven 26 zijn derwijze aangebracht, dat zij bij verdraaien van de as 10 in een rechte lijn achter elkaar kunnen worden opgesteld en dat eveneens de doorstroomopening 28 van de eerste labyrintschijf 26 over de doorstroomopening 23 van de eerste vaste schijf 21 en de doorstroomopening 28 van de laatste labyrintschijf 26 over de invoeropening van het afvoerkanaal 9 kunnen komen te liggen, zoals is voorgesteld in fig. l.
Eveneens kunnen bij verdraaien van de la-
<Desc/Clms Page number 5>
byrintschijven 26, de doorstroomopeningen 23 van de vaste schijven 21, in verbinding worden gesteld met gelijk welke plaats van de labyrintkanalen 29.
Wanneer na een bepaalde verdraaiing van de as 10, alle doorstroomopeningen 23 en 28 zich in een rechte lijn achter elkaar bevinden, zoals voorgesteld in fig. 1, is de door de vloei stof in de debietregelaar af te leggen weg het kleinst en bijgevolg het vloeistofdebiet het grootst. In dit geval stroomt de vloeistof het toevoerkanaal 3 binnen en stroomt zij rechtstreeks via de waterzeef 17 en de doorstroomopeningen 23-28 van de vaste-en verdraaibare schijven 21-26 naar het afvoerkanaal 9 van de debietregelaar.
Wanneer echter de regelknop 14 de as 10 in een andere bepaalde stand draait, zodat de doorstroomopeningen 23 van de vaste schijven 21 op een grotere afstand van de doorstroomopeningen 28 van de labyrintschijven 26 komen te liggen, stroomt de vloeistof het toevoerkanaal 3 binnen, worden alle onzuiverheden tegengehouden door de waterzeef 17, stroomt de vloeistof via de doorstroomopening 23 van de eerste vaste schijf 21 op een bepaalde plaats het labyrintkanaal 29 binnen van het voorvlak van de eerste labyrintschijf 26 en stroomt de vloeistof via de doorstroomopening 28 van deze schijf naar het labyrintkanaal 29 van het achtervlak van genoemde labyrintschijf, vanwaar de vloeistof via de doorstroomopening 23 van de volgende vaste schijf 21 naar de volgende labyrintschijf 26 stroomt en achtereenvolgens op dezelfde wijze alle vaste schijven 21 en labyrintschijven 26 passeert,
om uiteindelijk via een betrekkelijk lange weg het afvoerkanaal 9 van de debietregelaar te
<Desc/Clms Page number 6>
bereiken. Hierbij wordt de stroomsnelheid in de debietregelaar gewijzigd en verkleint het vloeistofdebiet aanzienlijk.
Hoe verder de doorstroomopeningen 23 en 28 van de schijven 21 en 26 van elkaar worden gedraaid, hoe groter wordt de door de vloeistof in de debietregelaar af te leggen weg en hoe kleiner wordt het vloeistofdebiet.
Met deze debietregelaar is het aldus mogelijk een debiet te bekomen van bijvoorbeeld 1 tot 250 liter/uur, alhoewel het maximum te bereiken debiet zal afhangen van het aantal vaste schijven 21 en labyrintschijven 26, die in de debietregelaar worden opgesteld.
Het spreekt vanzelf dat de vorm en de afmetingen van de hiervoor beschreven onderdelen kunnen verschillen, evenals de onderlinge opstelling ervan, mits binnen het kader der uitvinding te blijven. Zo zouden bijvoorbeeld de labyrintschijven kunnen vastgezet en de andere schijven verdraaibaar kunnen worden opgesteld in het huis van de debietregelaar.