BE881607A - Werkwijze voor het vervaardigen van een kozijnelement en bevestigingsinrichting voor een kozijnelement - Google Patents

Description

  Werkwijze voor het vervaardigen van een kozijn-

  
 <EMI ID=1.1>  De uitvinding heeft betrekking op een

  
 <EMI ID=2.1> 

  
verplaatsing weer samen te voegen. 

  
Een dergelijke werkwijze is bekend uit

  
het Nederlandse octrooischrift 84927. Bij deze werkwijze wordt een van de delen ten einde krom trekken van het uiteindelijke element te beperken, in de lengte gekeerd, en vervolgens met het andere deel samengevoegd, wat een omslach-

  
 <EMI ID=3.1>  zwaar te vermijden waartoe men een balk in de lengte in

  
de richting van de kleinste afmeting deelt in twee ongelijke, in dwarsdoorsnede L-vormige delen, welke elk met een been evenwi jdig naast elkaar en met de andere benen in eikaars verlengde liggend, van e lkaar gekeerd zijn en in twee restdelen, de L-vormige delen met de van elkaar gekeerde benen naar elkaar keert, zodanig dat de beide andere, de koplat-

  
 <EMI ID=4.1> 

  
elkaar gekeerde benen met elkaar verbindt en het breedste restdeel ten dele uitstekend voorbij hét vrije einde van het kortste been van de beide naar elkaar gekeerde benen op dat been bevestigt op de van de koplatdelen afgekeerde zijde daarvan.

  
Op deze wi j ze te werk gaand wordt tevens

  
 <EMI ID=5.1> 

  
zicht komende oppervlakken van het kozijnelement bewerkt kunnen worden, tot welk doel dan tevens bij voorkeur het breedste restdeel voor bevestiging een halve slag ge-

  
 <EMI ID=6.1> 

  
de kans op kromtrekken verkleind.

  
 <EMI ID=7.1> 

  
restdeel en het ene L-vormige deel een gemakkelijke fixering op een vaste plaats wordt verkregen en tevens de ontstane

  
 <EMI ID=8.1> 

  
in het betreffende been van het L-vormlge deel een sponning aan te brengen en daarin dat restdeel te bevestigen, bijvoorbeeld door lijmen, nieten of spijkeren.

  
Bij de hiervoor beschreven werkwijze wordt

  
 <EMI ID=9.1> 

  
uit de naden in het zicht komt.

  
 <EMI ID=10.1> 

  
 <EMI ID=11.1> 

  
diging van een kozijnelement in dwarsdoorsnede.

  
Fig. 3 en 4 tonen twee manieren voor het bevestigen van een kozijnelement op een muur.

  
 <EMI ID=12.1> 

  
door een balk 1 aangegeven met daarin getekend de wi j ze van verdelen van die balk. Deze balk wordt in de lengte in vier

  
 <EMI ID=13.1> 

  
elk met een been 4,5, dat het koplatdeel zal gaan vormen, evenwijdig naast elkaar liggen en met de andere benen

  
 <EMI ID=14.1>   <EMI ID=15.1>  8, 9 voorzien. 

  
Tussen de beide benen van elke L-vormig deel resteert een

  
 <EMI ID=16.1> 

  
j een van het koplatdeel 5 afgekeerde sponning 12 voorzien, i waarin een aan de binnenwaarts gerichte lange zijde van het

  
 <EMI ID=17.1> 
16 en eventueel het been 6 van het grootste L-vormige deel 

  
 <EMI ID=18.1>  zijn.

  
Voor het bevestigen aan de muur kunnen twee verschillende methoden worden toegepast.

  
Bij een inbouwkozijn, zoals weergegeven in fig. 3 wordt een van een buitenwaartse flens of stelplaat 24 voorziene, holle pijp 23 met uitwendige schroefdraad vanaf de muurzijde in de bus 19 geschroefd. Tijdens het stellen van het kozijn wordt de inwendige ten dele zeskantige pijp 23 met behulp van een inbussleutel zover in- of uitgedraaid dat de stelplaat tegen de muur 17 rust en het kozijn element zijn juiste stand inneemt. Door de pijp wordt nu een gat in de muur 17 geboord, waarin een plug 26 voor het bevestigen van een door de pijp 23 gaande schroef 25 aangebracht wordt. Tenslotte wordt de dop 22 in de bus 19 geschroefd, waarna

  
 <EMI ID=19.1> 

  
len ervan stevig verenigd zijn.

  
Bij gebruik als inmetselkozijn worden de delen 2,3 van het element eerst op de gewenste onderlinge afstand gebracht, van het gat 18 voorzien en in de gewenste onderlinge stand gefixeerd door het op de hiervoor beschreven wijze aanbrengen van de bus 19 met de plaat 20 en de dop 22. In de omgezette randen 21 van de plaat 20 wordt een muuranker 28 met buitenwaartse uitsteeksels 27 gehaakt, waarna het kozijn wordt gesteld en in die stand wordt verbonden met de muur 17 door het muuranker 28 in te metselen.

  
De uitvinding heeft tevens betrekking op de hiervoor beschreven bevestigingsinrichting bestaande uit ten minste een van inwendige schroefdraad voorziene bus, die aan een einde een plaatvormig uitsteeksel met haakvormig omgezette randen draagt, en een in de schroefdraad van de bus passende dop met een zijwaarts uitstekende kop. Naar wens kan deze inrichting gecompleteerd worden door een in de draad van de bus passende holle pijp met uitwendige schroef&#65533; draad, die aan een einde een buitenwaartse flens draagt en inwendig een veelhoekig gat heeft, of door een muuranker met buitenwaartse uitsteekse ls die passen in de haaksvormig omgezette randen van het plaatvormige uitsteeksel.

Claims (7)

Conclusies

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een kozijnelement door een balk in de lengte te delen en deze delen na onderlinge verplaatsing weer samen te voegen, met het kenmerk, dat men een balk in de lengte in de richting van de kleinste afmeting deelt in twee ongelijke, in dwarsdoorsnede L-vormige.delen, welke elk met een been evenwijdig naast elkaar en met de andere benen in elkaars verlengde liggend, van elkaar gekeerd zijn en in twee rest-delen, de L-vormige delen met de van elkaar gekeerde benen naar elkaar keert, zodanig dat de beide andere, de koplatde len vormende benen in de zelfde richting wijzen, de naar elkaar gekeerde benen met elkaar verbindt en het breedste restdeel ten dele uitstekend voorbij het vrije einde van het kortste been van de beide naar elkaar gekeerde benen op dat been bevestigt op de van de koplatdelen afgekeerde zijde daarvan.

2. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat men de twee naar elkaar gekeerde benen verbindt door tijdene de bewerking van de balk even brede groeven in de einden van de van elkaar gekeerde benen aan te brengen, <EMI ID=20.1>

aan het kleinste L-vormige deel.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat men het breedste restdeel voor bevestiging een halve slag draait om de lengteas ervan.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat men het breedste restdeel bevestigt in een in het betreffende been aangebrachte sponning.

5. Werkwi jze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat men als veer een strook schilhout aanbrengt.

6. Kozijnelement verkregen door toepassing van de werkwijze volgens een van de conclusies 1-5.

7. Bevestigingsinrichting voor een kozijnele-

<EMI ID=21.1> <EMI ID=22.1>

met haakvormig omgezette randen draagt, en van een in de

<EMI ID=23.1>

i