<Desc/Clms Page number 1>
Er bestaan verschillende vermakelijheidsinrichtingen waarvan het kenmerkende is dat zij bestaan uit een samenstel van aan uitleggers bevestigde - zitplaatsen waarbij de uitleggers om een verticale as draaibaar zijn.
In sommige inrichtingen zijn de zitplaatsen onmiddellijk en onbeweeg- lijk aan de uitleggers bevestigd, zoals in het NederlandOctrooi nr. 82101:
In andere zijn de zitplaatsen bijvoorbeeld in de vorm van imitatie- vliegtuigjes aan de uitleggers opgehangen. In het laatste geval zullen tengevol- ge van de bij het ronddraaien van de carroussel optredende middelpuntvliedende kracht, de vliegtuigjes bij het ronddraaien stijgen, welke stijgende beweging nog kan worden versterkt door de uitleggers naar boven zwenkbaar te maken en tij- dens het draaien naar boven te doen zwenken.
De vliegtuigjes bewegen hierbij onafhankelijk van de wil van de in- zittenden.
Men heeft gezocht naar middelen waardoor de stijgende en dalende beweging van de zitplaatsen door de inzittenden daarvan zou kunnen worden gere- geld.
Men heeft dit o.m. opgelost in de inrichting zoals bekend in het even genoemde Nederlands Octrooi nr. 82101 welke bestaat uit een carroussel met afzonderlijke onafhankelijk van elkaar naar boven en beneden zwenkbare uitleg- gers, die aan een centrale zuil verbonden zijn, waarbij elke uitlegger via een persluohtoylinder tegen hét midden-frame steunt en als persluchtaccumulator is uitgevoerd, zodanig dat de besturing van elke uitlegger kan geschieden doordat vanaf de zitplaats'' door bediening van een kleppenstel de toevoer van perslucht van de persluchtaccumulator naar de perslucht-cylinder en de afvoer van perslucht uit deze cylinder geregeld kan worden.
Aan deze constructie kleven o. a. de navolgende bezwaren : Doordat bij de constructie als bedoeld in octrooi nr. 82101 de gondels direct bevestigd zijn aan de uitleggers en niet onafhankelijk daarvan kunnen bewegen, zal de, tijdens het draaien van de carroussel optredende middelpuntvliedende kracht, de inzittenden van de gondel tegen de buitenkant daarvan drukken.
Bij de inrichtingen, waar vliegtuigjes aan uitleggers zijn opgehangen, zal het instappen bemoeilijkt worden, doordat de vliegtuigjes daarbij in een ' schommelende beweging geraken.
In laatstgemelde inrichtingen zullen de vliegtuigjes, wanneer zij aan kettingen of kables zijn opgehangen, alleen door middelpuntvliedende kracht bewogen worden en bovendien bij optredende onregelmatigheden in de beweging van de carroussel, in een oncontroleerbare, slingerende beweging geraken.
@ Worden de vliegtuigjes zodanig middels pendels opgehangen, dat daar- door buisverbindingen met de carroussel mogelijk zijn, dan laat deze min of meer stijve verbinding slechts een beperkt aantal bewegingen toe.
De onverhavige uitvinding verschaft een verbeterde constructie in de volgende opzichten : Doordat'de centrale zuil op en neer bewogen kan worden, is het mogelijk de vliegtuigjes na de beëindiging van de rit op de vloer van de inrichting te plaatsen, zodat zij bij het instappen onbeweeglijk blijven staan en het'publiek daarbij 'geen hulp' van het bedienend personeel behoeft.
@
Doordat op iedere uitlegger een pneumatische trek- en duwcylinder is aangebracht, kunnen de vliegtuigjes tijdens het draaien een naar buiten en naar binnen zwaaiende beweging maken.
Doordat ieder vliegtuigje afzonderlijk is voorzien van een peumati- sche trek- en duwcylinder, waardoor het draaibaar is om zijn verticale as, kan het synchroon met de naar buiten zwaaiende beweging tevens uitmiddelpuntig afbui-
<Desc/Clms Page number 2>
gen van de omtrekcirkel, waarin de carroussel beweegt.
Op zichzelf is de toepassing van door middel van hydraulische kracht bewogen hefinrichtingen reeds lang bekend.
De onderhavige toepassing, waarbij door middel van een hydraulische pomp het centrale draaiwerk van een carroussel naar believen ook tijdens het draaien omhoog gebracht kan worden en bij het einde van de rit zodanig naar be- neden gebracht dat de zitplaatsen, in casu de vliegtuigjes, op de grond komen te staan, is nog onbekend. Daarnaast is de toepassing van door samengeperste lucht bediende pneumatische servoinrichtingen bij carroussels e.d. niet onbekend, gezien het Nederlands Octrooi nr. 82101 als gemeld en de octrooiaanvrage nr.
204.808, doch bij eerstgenoemde uitvinding is slechts alleen de stijghoogte van de op en neer zwenkbare uilegger vanaf de zitplaatsen en daarpaast centraal vanuit de bedieningschaine regelbaar, terwijl in laatstgenoemde uitvinding de pneu- matische inrichting dient om trekkracht te leveren, teneinde de middelpuntvlie- dende kracht, waaraan de wagentjes zijn blootgesteld, te beïnvloeden. Bij de onderhavige toepassing wordt het naar buiten en naar binnen zwaaien van de vlieg- tuigjes niet overgelaten aan de middelpuntvliedende kracht, doch de werking daar- van geheel uitgeschakeld en vanuit de vliegtuigjes geregeld, terwijl daarnaast door middel van een in de vliegtuigjes gemonteerde trek- en duwcylinder de vlieg- tuigjes tijdens de rit en synchroon met het naar boven zwenken uitmiddelpuntig van de omtrekcirkel afbuigen,
waardoor voor de inzittenden de sensatie van het vrij in de lucht stijgen en dalen nog meer wordt benaderd. '
De uitvinding zal aan de hand van schematisch gehouden tekeningen worden toegelicht.
Figuren 1A 1B en 1C geven, samengevoegd, een globaal beeld van de inrichting. Een centrale zuil 1 die door een drijfwerk 2 wordt rondgedraaid, kan door middel van een door een electromotor aangedreven hydraulische pomp 3 opren neer worden bewogen.
Als onderdeel van deze centrale zuil 1 is daaraan bevestigd een ge- meenschappelijk aangrijpingspunt 4 waaraan uitleggers 2 verbonden zijn.
Op iedere uitlegger 5 is een dubbelwerkende 1'uchtoylinder 6 gemonteerd, waarvan de luchttoevoer door een electrisch bestuurbaar ventiel vanuit het aan de uitlegger opgehangen vliegtuigje 7 kan worden geregeld.
Een luctocompressor 8 -zorgt voor de toevoer van lucht naar de lucht- cylinder 6 en de in de vliegtuigjes gemonteerde luchtcylinder 16.
Figuren 2A en 2B geven, samengevoegd, een schema van de lucht- en stroomleidingen. Vanuit de bedieningscainb 9 wordt door middel van een schake- laar 10 stroom aan de vliegtuigjes gegeven en afgesloten.
In ieder vliegtuigje bevindt zich een bedieningsschakelaar 11 waarmede het electrisch bestuurbaar luchtventiel 12 van de op de uitlegger gemonteerde dubbelwerkende luchtcylinder 6 wort bediend.
Vanuit een luchtaccuinulator 13 die in verbinding staat met een com- pressor 8 wordt de lucht door een luchtleiding 14 via het ventiel 12 naar de op de uitlegger gemonteerde luchtcylinder 6 gevoerd. Een aftakking van de lucht- leiding 15 voert perslucht naar de cylinder 16 in het vliegtuigje.
Middels de bedieningsschakelaar 11 in het vliegtuigje wordt een elec- trisch bestuurbaar ventiel bediend 17.
Schakelaar 21 geeft stroom aan ventiel 12 waardoor het mogelijk is in cylinder 6 luchtdruk te geven. Wanneer dan tegelijkertijd door schakelaar 10 de stroom naar het vliegtuigje wordt uitgeschakeld is dit voor de inzittenden niet meer bestuurbaar. Door de luchtdruk in cylinder 6 wordt de zuigerstang 24 naar buiten gedrukt, welke beweging door het draaipunt 22 overgebracht wordt
<Desc/Clms Page number 3>
op pendel 23, zodat het vliegtuigje naar binnen wordt gedrukt.
Figuur 3 geeft een bovenaanzicht van een vliegtuigje 7 waarin aangege- ven de bedieningsschakelaar 11 de luchtcylinder 16 en een doorsnede van de ophang- as 18. No. 16 bis geeft een andere vorm van luchtoylinder.
In stippellijnen is aangegeven de draaibaarheid van het vliegtuigje om de as 18.
Figuur 4 geeft een bovenaanzicht van de in het vliegtuigje gemonteerde luchtcylinder 16. Aan de ophangas 18 is een kettingwiel 19 bevestigd.
In de dubbelwerkende luchtoylinder zijn veren 20 aangebracht die als schokbrekers dienen en het vliegtuigje weer in rechte stand, d.i. loodrecht op de rechte lijn tussen de pendel 18 en het hart van de centrale zuil 1 brengen.
De werking van de carroussel is als volgt
Hierbij wordt aangenomen dat een rit juist is beëindigd, de centrale zuil 1 is in de laagste stand, de vilegtuigjes 7 staan op de vloer, de luohtlei- dingen staan onder druk en de drukstangen 24 van de cylinders 6 houden de pendels 23 naar binnen gedrukt. Nadat het publiek is ingestapt brengt de bedienaar van de carroussel deze door het in werking stellen van de motor van het draaiwerk 2 in draaiende beweging. Tegelijkertijd wordt de pomp, 3 van de hydraulische hefin- richting van de centrale zuil 1 in werking gesteld waardoor deze zuil omhoog gaat.
Wanneer de centrale zuil 1 een zodanige hoogte heeft bereikt dat de vliegtuigjes geen gevaar voor de omstanders opleveren, wordt door middel van schakelaar 21, de stroom aan luchtventiel 12 ontnomen waardoor de perslucht uit cylinder ¯6 kan wegvloeien en de pendel 23 vrij komt te hangen. Daarna wordt door schakelaar 10 stroom gegeven aan schakelaar 11 in het vliegtuigje.
De inzittenden kunnen middels de electrische besturing van luchtven- tiel 12 afwisselend lucht' doen toevloeien naar beide afdelingen van cylinder 6 zodat de trek- en duwstang 24 daarvan in heen- en weergaande beweging wordt ge- bracht, welke beweging middels draaipunt 22,wordt overgebracht op de pendel 23 en het vliegtuigje in een heen en weer zwaaiende beweging komt. Gelijktijdig krijgt de dubbelwerkende cylinder 16 in het vliegtuigje, afwisselend in beide afdelingen, lucht geperst zodat de zuiger in heen- en weergaande beweging komt, en daarmede trekkracht op de om het kettingwiel 19 lopende ketting wordt uitge- oefend en het vliegtuigje om zijn as 18 gaat draaien.
Hierdoor kunnen de inzittenden middels luchtventiel 12 lucht doen toevloeien afwisselend naar beide zijden van de zuiger in cylinder 6, zodat deze de trek- en duwstang 24 in beweging brengt, welke beweging middels draaipunt 22 wordt overgebracht op de pendel 23 waardoor het vliegtuigje een naar binnen en buiten zwaaiende beweging maakt.
Gelijktijdig krijgt de dubbelwerkende cylinder 16 afwisselend aan bei- de zijden van de zuiger lucht, waardoor de trek- en duwcylinder in werking komt en het vliegtuigje om zijn as draait. Dit kan gedurende de rit diverse malen wor- den herhaald.
Bij het einde wordt door bedieningsschakelaar 10 de stroom van de be- clieningsschakelaar 11 in het vliegtuigje uitgeschakeld. Hierdoor wordt de be- stuurbaarheid van de ventielen vanuit het vliegtuigje uitgeschakeld.
Tevens wordt schakelaar 21 ingeschakeld, zodat het luchtventiel 12 zo wordt gesteld dat.lucht wordt toegevoerd naar de onderste helft van cylinder 6 waardoor het vliegtuigje naar binnen wordt geduwd en de pendel een loodrechte stand aanneemt. Dan laat men de olie uit de draaibare zuil wegvloeien waardoor deze naar beneden gaat. Hierna komt de carroussel tot stilstand en komen de vlieg- tuigjes op de grond te staan, waarmede de rit is beëindigd.