<Desc/Clms Page number 1>
@ Gegoten putrand met bijbehoorende putdeksel en daarvoor geschikte putrand en putdeksel. @
De uitvinding heeft betrekking op een gegoten rechthoekigen ofvierkanten putrand met 'bijbehoorend putdeksel en een voor deze combinatie van putrand en bijbehoorend deksel geschikte losse putrand resp. los deksel.
Er zijn constructies voor rammelvrije deksels en putranden bekend, waarbij het deksel met vier tot aan het bovenvlak van het deksel doorloopende schuine vlak- ken op eveneens tot het bovenvlak van den putrand door- loopende schuine vlakken rust (zie het Nederlandsche oc- trooischrift 24 207) .
Men heeft ook de deksels gesteund op vier uitste- kende nokken ( zie het Nederlandsche octrooischrift 35 543).
Volgens de uitvinding bezitten putrand en putdeksel aan twee tegenover elkaar gelegen zijden samenwerkende schuine steunvlakken, zijn de beide andere zijden ruw
<Desc/Clms Page number 2>
gelaten, terwijl die andere zijden in verticalen zin niet op elkaar steunen, waarbij zij vrij van elkaar liggen en voorts samenwerkende nokvlakken bezitten, welke het aanliggen der schuine steunvlakken borgen.
Een goede stabiele oplegging van het deksel is daardoor verzekerd. Men kan namelijk bij de fabricage beter twee tegenover elkaar liggende hellende vlakken pas maken, zon- der dat het deksel te diep komt te liggen, dan vier hellen- de vlakken, welke onder verstek liggen. Omhoogschuiven van het deksel bij remmen van een erop staand wiel wordt door de nokvlakken voorkomen.
Bovendien krijgt men door de nokvlakken een goede con- trole op de afwerking van de schuine vlakken. Men kan de nokvlakken rnet hun contravlakken goed passend bewerken en dan als regel in de fabricage vaststellen, dat de schuine vlakken van putrand en deksel niet goed zijn, zoolang de nokvlakken niet goed met de contravakken samenwerken.
Volgens de uitvinding kunnen de nokvlakken gevormd worden door een of meer aan de vrijliggende zijden van den putrand aangebrachte nokken en een of meer daarmede samen- werkende contranokken aan het deksel. Aan een zijrand van het deksel kan bij voorbeeld een nok aanwezig zijn,die goed past tusschen twee aan de binnenzijden van den putrand aan- wezige contranokken.
Volgens de uitvinding kunnen tusschen het bovenvlak en de schuine steunvlakken verticale steunvlakken aange- bracht zijn. Deze verticale steunvlakken vormen een bor- ging tegen uitschuiven van het deksel over de schuine vlak- ken en gaan tevens het afbrokkelen van de randen van het dek- sel en de putranden tegen.
<Desc/Clms Page number 3>
De losse putrand resp. het losse putdeksel volgens de uitvinding vertoonen het kenmerk dat twee tegenover elkaar gelegen zijden schuin naar binnen loopen en van pas- vlakken voorzien zijn, terwijl de beide andere zijden ruw gelaten zijn.
De putrand en het deksel volgens de uitvinding zijn in hoofdzaak bedoeld voor klimschachten voor riolen in straten en verder voor afdekkingen van keldertoegangen, lichtschachten en afvoerkanalen.
De uitvinding zal aan de hand van het op de teekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader worden toegelicht.
Figuur 1 is een bovenaanzicht van het deksel;
Figuur 2 is een bovenaanzicht van den putrand;
Figuur 3 is een doorsnede volgens de lijn III - III van figuur 1;
Figuur 4 is een doorsnede volgens de lijn IV - IV van figuur 1;
Figuur 5 is een detail op grootere schaal. net deksel bestaat uit een gietstuk 1 met ribben 2 en bodem 2a, waartusschen beton of ander materiaal gegoten wordt of houten blokken of tegels worden geplaatst. Er kan ook een massief, genopt of geribd bovenvlak aanwezig zijn, terwijl het deksel ook roostervormig kan zijn.
Slechts aan twee tegenover elkaar liggende zijden van het deksel bevinden zich schuine vlakken 3 en 4. De andere zijden liggen vrij van elkaar. Tutsschen de schuine vlakken 3 en 4 en het bovenvlak van het deksel zijn verticale vlakken 5 en 6 aanwezig (zie ook figuur 5).
De vlakken 3 en 4 rusten op twee overeenkomstige schui- ne vlakken 7 en 8 van den putrand . De vlakken 3, 4,7 en 8
<Desc/Clms Page number 4>
zijn, zooals uit de teekening (figuur 2) blijkt, met zeer langgerekte uitsparingen gegoten, zoodat niet het geheele vlak bewerkt behoeft te worden en een betere passing gewaar- borgd wordt. Ook de putrand vertoont opstaande vlakken 9 en 10 tusschen de schuine vlakken 7 en 8 en het bovenvlak 11.
Het deksel kan in de pijlrichting P volgens figuur 1 worden weggetrokken door haken, die in de openingen 12 grij- pen. Dan glijden de richels 13 en 14 over de niet onder- steunende zijde 15 (figuur 2) van den putrand, welke zijde zooals uit figuur 3 blijkt, eenvoudig als verticale wand is uitgevoerd.
Een borging van het aanliggen der schuine vlakken wordt gevormd door aan het deksel aanwezige nokken 17, die goed passen tusschen aan de niet-ondersteunende zijde 18 van den putrand aanwezige nokken 19 en 20. Aan beide niet on- dersteunde randen van het deksel kunnen dergelijke nokken 17 en 17a aanwezig zijn (zie figuur 3). Dit is nuttig, omdat dan de werkman niet erop behoeft te letten, welke zijde -;an het deksel hij naar voren schuift bij het weer aanbrengen van een af genomen deksel.
De nok 17 kan ook direct in een opening of uitsparing in den putrand grijpen. Ook kunnen de nokken 19 en 20 aan het deksel en de nok 17 aan den putrand aanwezig zijn.
De in figuur 4 gestippeld geteekende nokvlakken 5a kunnen aanwezig zijn inplaats van de opstaande wanden 5 om verschuiven van het deksel langs de schuine oplegvlakken te voorkomen.
<Desc / Clms Page number 1>
@ Cast well edge with associated well cover and suitable well edge and well cover. @
The invention relates to a cast rectangular or square well edge with associated well cover and a loose well edge, respectively, suitable for this combination of well edge and associated cover. loose lid.
Constructions for rattle-free covers and well edges are known, in which the cover rests with four oblique surfaces extending up to the top surface of the cover on oblique surfaces that also extend to the top surface of the well edge (see Netherlands Patent Specification 24 207). ).
The covers have also been supported on four protruding cams (see Netherlands Patent Specification 35 543).
According to the invention, the gully rim and gully cover have co-acting oblique supporting surfaces on two opposite sides, the other two sides are rough
<Desc / Clms Page number 2>
while those other sides do not support each other in the vertical sense, they lie free from each other and furthermore have cooperating cam surfaces which secure the abutment of the oblique supporting surfaces.
A good stable support of the lid is thus ensured. In fact, it is better during manufacture to make two opposite inclined surfaces without the cover becoming too deep, than four inclined surfaces, which are mitered. The cam surfaces prevent the cover from sliding up when braking a wheel standing on it.
Moreover, the ridge surfaces provide good control over the finish of the sloping surfaces. The ridge surfaces with their counter surfaces can be machined to fit well and then it is generally established in the manufacture that the sloping surfaces of the well rim and cover are not good as long as the cam surfaces do not cooperate well with the counter surfaces.
According to the invention, the cam surfaces may be formed by one or more cams provided on the exposed sides of the well edge and one or more countercocks on the cover cooperating therewith. On a side edge of the cover, for example, a cam may be present which fits well between two counter-cocks located on the inner sides of the well edge.
According to the invention, vertical supporting surfaces may be arranged between the top surface and the oblique supporting surfaces. These vertical support surfaces provide a security against sliding of the cover over the inclined surfaces and also prevent chipping of the edges of the cover and the well edges.
<Desc / Clms Page number 3>
The loose pit edge resp. the loose manhole covers according to the invention have the feature that two opposite sides run obliquely inwards and are provided with fitting surfaces, while the two other sides are left rough.
The well edge and cover according to the invention are mainly intended for climbing shafts for sewers in streets and further for covers of cellar entrances, light wells and drainage channels.
The invention will be explained in more detail with reference to the exemplary embodiment shown in the drawing.
Figure 1 is a top view of the lid;
Figure 2 is a top view of the well edge;
Figure 3 is a section on the line III - III of Figure 1;
Figure 4 is a section on the line IV - IV of Figure 1;
Figure 5 is a detail on a larger scale. The cover consists of a casting 1 with ribs 2 and bottom 2a, between which concrete or other material is poured or wooden blocks or tiles are placed. There may also be a solid, studded or ribbed top surface, and the lid may also be grid-shaped.
Inclined surfaces 3 and 4 are only on two opposite sides of the cover. The other sides are free from each other. From the oblique surfaces 3 and 4 and the top surface of the lid, vertical surfaces 5 and 6 are present (see also figure 5).
The faces 3 and 4 rest on two corresponding sloping faces 7 and 8 of the well edge. The faces 3, 4,7 and 8
<Desc / Clms Page number 4>
As can be seen from the drawing (figure 2), are cast with very elongated recesses, so that the entire surface does not have to be machined and a better fit is ensured. The well edge also has upright surfaces 9 and 10 between the oblique surfaces 7 and 8 and the top surface 11.
The cover can be pulled out in the direction of the arrow P according to figure 1 by hooks which engage in the openings 12. Then the ridges 13 and 14 slide over the unsupported side 15 (figure 2) of the well edge, which side, as appears from figure 3, is simply designed as a vertical wall.
The abutment of the oblique surfaces is secured by lugs 17 present on the cover which fit well between lugs 19 and 20 present on the non-supporting side 18 of the well edge. Such lugs 19 and 20 present on both unsupported edges of the cover. cams 17 and 17a are present (see figure 3). This is useful because then the workman does not have to pay attention to which side of the cover he slides forward when reattaching a removed cover.
The cam 17 can also engage directly with an opening or recess in the well edge. The projections 19 and 20 can also be present on the cover and the projection 17 on the well edge.
The cam surfaces 5a shown in dotted lines in Figure 4 may be present instead of the upright walls 5 to prevent sliding of the lid along the oblique bearing surfaces.